Nota van inspraak. Ontwerp Visserijbeleid voor de Brabantse binnenwateren CONCEPT TER INFORMATIE. 8 april Corsanummer: 13IT011673

Transcriptie

1 Nota van inspraak Ontwerp Visserijbeleid voor de Brabantse binnenwateren TER INFORMATIE 8 april 2013 Corsanummer: 13IT011673

2 Inhoudsopgave Inhoud 1 Inleiding Ingediende zienswijzen... 2 Zienswijze Sportvisserij Zuidwest Nederland, Drimmelen... 2 Zienswijze K.E. Hengelsportvereniging De Kleine Voorn, Etten-Leur... 2

3 1 Inleiding Totstandkoming van het ontwerp visserijbeleid Voor u ligt de inspraaknotitie voor het Brabant brede visserijbeleid, hierna te noemen visserijbeleid. Dit visserijbeleid is een coproductie van de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel en is een uitwerking van het beleid met betrekking tot recreatief medegebruik van sportvisserij op oppervlaktewateren in de betreffende beheergebieden. Het Brabant brede visserijbeleid is na een intensieve periode van samenwerking tussen de betrokken waterschappen, waarin ook de sportvisserij is betrokken, opgesteld. Het concept visserijbeleid is op 26 juni 2012 aan de sportvisserij en natuur- en terreinbeherende organisaties gepresenteerd en is op 12 maart 2013 met medewerkers van Sportvisserij Zuidwest Nederland besproken. Verloop van de inspraak Het visserijbeleid in ontwerp heeft van 6 februari tot en met 20 maart 2013 in de inspraak gelegen. Gedurende deze termijn is het mogelijk geweest voor belanghebbenden om zienswijzen in te dienen. Er zijn twee zienswijzen binnen gekomen bij waterschap Brabantse Delta. Deze zienswijzen zijn beoordeeld en worden hieronder voorzien van een reactie. Inhoud van de nota van inspraak Het dagelijks bestuur heeft in zijn vergadering van 21 mei 2013 de ingediende zienswijzen behandeld. Alle ingediende zienswijzen zijn in overweging genomen. In deze inspraaknota zijn de zienswijzen weergegeven. Onder iedere zienswijze is de reactie van het dagelijks bestuur vermeld. Naar aanleiding van de ingediende zienswijzen is het ontwerp visserijbeleid op onderdelen aangepast. Een ieder die een zienswijze heeft ingediend ontvangt een afschrift van deze inspraaknota. Deze nota van inspraak is door het dagelijks bestuur vastgesteld. 1

4 2 Ingediende zienswijzen Hieronder zijn alle ingebrachte zienswijzen weergegeven. Zienswijze 1 Sportvisserij Zuidwest Nederland, Drimmelen Kenmerk: 13IN Zienswijze: Sportvisserij Zuidwest Nederland (SZWN) heeft in haar zienswijze in totaal 25 punten verwoord en deze naar de drie besturen van waterschappen De Dommel, Aa en Maas en Brabantse Delta gestuurd. Afgezien van de adressering zijn deze zienswijzen identiek. Vandaar ook dat tussen de genoemde waterschappen is afgestemd, hoe op elk van de afzonderlijke punten zal worden gereageerd. Zie hiervoor de tabel in bijlage 1 waarin elke zienswijze apart is opgenomen, met daarbij een afgestemde reactie namens de drie waterschappen. Reactie: Zie bijlage 1. Aanpassingen: Zie bijlage 1. Zienswijze 2 K.E. Hengelsportvereniging De Kleine Voorn, Etten-Leur Kenmerk: 13IN Zienswijze: 1. De vereniging stelt voor om de tekst van blz. 9 onder toelichting uitgangspunt 5 te actualiseren. Dit betreft het voornemen van Ministerie van EL&I om Visserijwet aan te passen en visplannen verplicht te stellen. 2. De vereniging stelt voor om op blz. 10 onder toelichting uitgangspunt 6 toe te voegen: Het waterschap stelt de visrechthuurder tijdig op de hoogte waar en wanneer er door het waterschap een visstandonderzoek gaat plaatsvinden. Omgekeerd zal de visrechthuurder het waterschap tijdig op de hoogte stellen wanneer er een visstandonderzoek in opdracht van de visrechthuurder wordt uitgevoerd. 3. De vereniging stelt voor om de criteria aan te passen waaronder uitzetten van vis wordt toegestaan (bijlage A, geïsoleerde wateren / vennen met functie waternatuur WHP). Door deze tekst aan te passen zoals onze vereniging dat voorstelt wordt in principe aangegeven dat er geen vis uitgezet zal gaan worden, maar mocht dat toch om een of andere reden nodig zijn dat dit dan altijd in goed overleg met het waterschap gaat gebeuren. 4. De vereniging stelt voor om de criteria aan te passen waardoor voeren wordt toegestaan in geïsoleerde wateren / vennen met functie waternatuur WHP. De georganiseerde hengelsport in Nederland is zich heden ten dage zich er ten degen van bewust dat overmatig voeren niet ten goede komt van de waterkwaliteit en niet bijdraagt aan betere vangsten. Daarentegen is een verbod op het gebruik van lokvoer wel een zeer beperkende maatregel die de vangsten en daarmee het genot van de visser niet ten goede komen. Ook zien wij dat de georganiseerde hengelsport zelf goed in staat is door het stellen van vergunningsvoorwaarden en de controle daarop het voeren te beperken. ( ) Tegenwoordig zijn de vissers zich hiervan goed bewust en hoeven onze controleurs hier bijna nooit meer vissers op aan te spreken. 5. Op 1 oktober 2012 zijn er een aantal wijzigingen in de Visserijwet van kracht geworden. Enkele wijzigingen zijn: het vervallen van minimummaten voor bepaalde vissoorten, aanpassingen van de gesloten tijden en wijzigingen m.b.t. de beschermingsstatus van bepaalde vissoorten, zoals de meerval. Onze vereniging ziet graag dat Bijlage B wordt 2

5 geactualiseerd aan de huidige Visserijwet, zodat het Brabants Visserijbeleid volledig actueel is op het moment dat dit de status definitief heeft gekregen. Reactie: 1. De betreffende tekst is inderdaad niet meer actueel. 2. Het waterschap kan zich vinden in de voorgestelde toevoeging. 3. Hierover heeft afstemming plaats gevonden met de waterschappen De Dommel en Aa en Maas. In viswateren met de functie waternatuur wordt het uitzetten van vis niet toegestaan, tenzij dit door het waterschap noodzakelijk wordt geacht. De voorgestelde wijziging geeft een afzwakking aan die zal leiden tot onduidelijkheid. 4. Hierover heeft afstemming plaats gevonden met de waterschappen De Dommel en Aa en Maas. Het verbod op voeren geldt slechts voor drie watertypen. Voor de overige watertypen gelden algemene criteria die plausibel worden geacht. Zie reactie op zienswijze SZWN (bijlage 1), onder punt o. 5. Het overzicht is inderdaad niet meer actueel. Hoewel boven het overzicht in bijlage B staat dat het dient ter illustratie en er geen rechten aan ontleend kunnen worden, onderschrijft het waterschap dat het visserijbeleid zo actueel mogelijk dient te zijn bij vaststelling. Aanpassingen: 1. Actualiseren van de tekst. 2. De voorgestelde zinsnede zal aan de betreffende tekst worden toegevoegd. 3. Geen aanpassing van het beleid. 4. Geen aanpassing van het beleid. 5. Het overzicht van bijlage B zal worden geactualiseerd. BIJLAGE 1 Zienswijze SZWN, overwegingen daarbij en consequenties voor voorgestelde beleid. 3

6 Inspreker Sub nr. Samenvatting zienswijze Overwegingen (beschouwing) waterschap consequentie beleid 1 A Algemeen Er wordt in de nota een beeld geschetst dat de hengelsport een negatief effect heeft op de waterkwaliteit en/of de visstand. B Algemeen Het in de nota verwoorde beleid legt een lastenverzwaring op aan het vrijwillige kader en lokale hengelsportverenigingen. C Algemeen Een koppeling met de doelen voor het watersysteem en visstand ontbreekt. SZWN staat open voor het gezamenlijk opstellen van de doelen. Dit wordt gezien als meerwaarde en kans het draagvlak te vergroten. In overleg heeft met SZWN is tekst aangevuld met aanduiding van gewenste samenwerking. Beleid leidt niet tot onevenredige lastenverzwaring ten opzichte van verkregen visrecht. Is aangegeven in o.a. hoofdstuk 1.2 In de nota geven de waterschappen de spelregels aan die gehanteerd worden in de rol van waterkwaliteitsbeheerder en bij privaatrechtelijk verhuur visrecht eigen wateren in relatie tot het visserijbeheer. In tekst wordt daarnaast aangegeven dat wij er naar streven de komende jaren doelen voor overige wateren uit te willen werken en dat samen willen doen met alle betrokkenen, dus zeker ook met de inbreng van de hengelsport. Tekst hierop aanpassen. Geen aanpassing Tekst op dit punt verduidelijken D Hoofdstuk 1.3 blz. 4 Vermelde uitgangspunten en streefbeelden zijn niet toepasbaar op visvijvers en bepaalde stadswateren vanuit het hengelsportbelang. Vijvers met een belangrijke functie voor hengelsport eigen status geven In overleg met SZWN is bepaald dat tabel bijlage A hierop aanpassing behoeft. Geïsoleerde visvijvers krijgen een aparte status waarbij enkel de landelijke wet- en regelgeving blijft gelden. Voor stadswateren geldt dit niet, maar zullen zoals bij (C) genoemd de streefbeelden in gezamenlijkheid opgesteld worden. Op deze manier behouden stadswateren met een belangrijke functie voor de hengelsport de mogelijkheid om het visserijbeheer op deze functie toe te spitsen. E Uitgangspunt 1 blz.8 Visserijnota toepassen op alle bij waterschap in beheer zijnde wateren is ongewenst, zie onder 1d. F Uitgangspunt 5, blz. 9 Niet duidelijk voor welke wateren verplichting opstellen visplan gaat gelden. Deze verplichting is niet in de visserijwet opgenomen. Vanuit het taakbelang van het waterschap als waterkwaliteitsbeheerder van alle oppervlaktewateren is gekozen voor een totaalbeeld. Als verhuurder van visrecht kunnen waterschappen aanvullende voorwaarden stellen in huurovereenkomst visrecht. Het opstellen visplan is opgenomen vanuit het eigen taakbelang (waterkwaliteit) en in lijn met Rijksbeleid. Min. EZ heeft eerder (2010) de verhuurders van visrecht gevraagd het Rijksbeleid hierin te volgen. Met het Niet aanpassen, voor mogelijk nuancering zie onder 1d. Geen beleidsaanpassing Tekstuele aanpassing ter verduidelijking 1

7 G Uitgangspunt 5, blz. 9. Verplichting opstellen visplan dient te worden gekoppeld aan monitoringsprogramma van het waterschap H Uitzetten van vis, blz. 4 Criteria uitzetten gelden niet voor wateren die belangrijk zijn voor de hengelsport. I Ondanks dat de sportvisserij geen voorstander is van uitzetten van vis dient dit mogelijk te zijn in wateren met een zeer belangrijke functie voor de sportvisserij. Dit omwille van het vergroten van de waarde voor de hengelsport (hengelsport interessante soorten) of omdat vissoort zichzelf niet in stand kan houden (bv kruiskarper). Uitzetten van vis, blz. 12 / Handboek geïsoleerde wateren. Onjuist om handboek dat in conceptfase verkeert (niet gepubliceerd) te hanteren als toetsingskader. Visserijbeleid wordt hieraan invulling gegeven. Visplannen zitten nog in een ontwikkelfase. In VBC-verband worden werkbare afspraken gemaakt over inhoud en termijn van invoeren. De waterschappen zijn een voorstander van een planmatig visserijbeheer. Dit visserijbeheer is gekoppeld aan de uitgifte van visrechten en niet aan het monitoringsprogramma van waterschappen (visrechthebbenden kunnen immers zelf ook onderzoek uitvoeren). Criteria worden bij wateren die enkel een sportvisfunctie hebben hierop aangepast (aanpassing in tabel bijlage A vrij bij sportvisvijvers conform landelijke wet- en regelgeving) (zie ook opmerking onder D). Onjuiste verwijzing. Toepassen na gereedkoming. Verwijzing schrappen tot rapport definitief is. In de nota wordt opgenomen dat we doelen voor overige wateren willen uitwerken en dit samen met onder andere de hengelsport willen doen. Geen aanpassing J Helder en plantenrijk watertype, blz. 12 en bijlage A Voor wateren zonder aangewezen functie dient het toetsingskader meer variatie aan watertypen te bevatten dan enkel snoekblankvoornwatertype. Met verscheidenheid in watertype wordt tegemoetgekomen aan verscheidenheid aan sportvistype Heeft tijdelijk karakter, zie onder I. In tekst duidelijk maken dat waterschap andere watertype niet uitsluit. In tekst benadrukken dat het uitgangspunten zijn voor uitzetten van vissen en dat de visstand zich vervolgens zelf kan ontwikkelen naar de omstandigheden van het water (het is dus geen uiteindelijk streefbeeld voor de visstand in alle wateren). D ZWN K Bijlage D, blz. 18 Citaat uit Basisboek Visstand beheer van Sportvisserij is onjuist ( kg/ha moet Er wordt ten onrechte vanuit gegaan dat de bron voor de draagkracht het Basisboek Visstand beheer is. Hier ook de tijdelijkheid noemen, zoals vermeld in (J). Tekstueel aanpassen en/of verduidelijken 2

8 zijn kg/ha Enige nuance in tekst aanbrengen m.b.t. relatie met het visserijbeheer. L bijlage D uitzetten vis Er wordt in de formulering voorbij gegaan aan het algemene belang en wensbeeld van de sportvisserij en formeel recht visrechthebbende Zoals SZWN in de zienswijze opmerkt, heeft elk water de visstand die het H uitzettingen, waarna de visstand zich naar omstandigheden kan ontwikkelen. Tekstueel aanpassen dat het snoek-blankvoorntype geen uiteindelijk streefbeeld is, maar een uitgangspunt voor uitzettingen. Tekstueel aanpassen Als verhuurder van visrecht kunnen waterschappen aanvullende voorwaarden stellen in huurovereenkomst visrecht, ook m.b.t. uitzetten vis. M Uitzetten vis / Exoten, blz. 12 punt 6 Uitzetting vis (exoten) niet aan voorkant uitsluiten via toetsingskader. N Uitzetten, blz. 12 punt 7 Hogere karperstand m.b.t. onderhouden dan aangegeven O Voeren, blz. 13 / bijlage A Lokvoer heeft geen significant negatief effect op de waterkwaliteit. In tabel bijlage A kolom voeren n.v.t. met uitzondering van geïsoleerde wateren met zwemfunctie, geïsoleerde wateren/vennen met natuurfunctie. P Bijlage 2, blz. 22 Onderbouwing is onduidelijk bij verbod vissen bij kunstwerken. Tekst verbod vissen bij kunstwerken wijzigen in algemeen verbod op betreden kunstwerken Zin toevoegen dat de waterschappen in zeer specifieke gevallen op verzoek van visrechthebbenden kunnen afwijken en uitzet van exoten, die zich niet kunnen voortplanten in Nederland, toch kunnen toestaan als er een breder belang is en dit zich niet verzet tegen bestaande waterdoelen. De genoemde 15 kg/ha geldt voor spiegelkarperprojecten en heeft al de dus inderdaad hoger zijn. Onder gunstige omstandigheden zal die draagkracht opgevuld worden door individuele groei van karpers. Voor wateren gaan de nog op te stellen streefbeelden gelden, zie opmerkingen onder I en J. Het verbod op voeren geldt slechts op 3 watertypen. Voor de overige gelden de algemene criteria die plausibel zijn. Nuance aanbrengen in algemene criteria en in tabel (bijlage A) voor Elk waterschap had visverboden op of bij kunstwerken, maar de afstanden verschilden. In de algemene voorwaarden kiezen de waterschappen daarom voor eenduidige afstanden. In de eerdere informele bespreking op 6 september 2012 bleek dat de sportvisserij de gekozen afstanden te groot vond. Daarom is naar een nadere onderbouwing en een bijstelling van de visserijvrije zones bij kunstwerken gezocht (* zie onderstaande toelichting). Gezien het grote belang dat de sportvisserij aan dit punt hecht en het Geen aanpassing 3

9 gegeven dat slechts één studie naar het beschermende effect van visserijvrije zones bij kunstwerken beschikbaar is, besloten de waterschappen de sportvisserij tegemoet te komen en de afstand bij stuwen en gemalen naar beneden bij te stellen (25 i.p.v. 50 m). In de bespreking van de zienswijze gaf de sportvisserij aan dat zij helemaal geen visserijvrije zone bij kunstwerken wil. Wel bood zij een onttrekkingsvrije zone aan. Vanuit het voorzorgsprincipe, een studie van IMARES die pleit voor visserijvrije zones en overwegingen van andere waterschappen handhaven de Brabantse waterschappen toch visserijvrije zones bij kunstwerken. Gekozen wordt voor de naar beneden bijgestelde afstanden en de waterschappen nemen het initiatief om te komen tot landelijke afspraken over visserijvrije zones. Q Algemene opmerkingen Niet relevant voor nota. Leiden niet tot aanpassingen R Blz. 3 Definitie van toevoeging m.b.t. bron. Dit aanpassen. S Blz. 4 Verwijzing naar beleid EZ onjuist. Aanpassen T Enorme (administratieve) last van opstelplicht visplan staat niet in verhouding met vermeende noodzaak. U Blz. 6, alinea 2 / 3 e alinea Aanduiding dat visserijbeleid invloed heeft op visstand en het watersysteem is onjuist. Tekst hierop aanpassen. V Tabel blz. 6 Recht tot visstand onderzoek bij huurder visrecht toevoegen Definitie wordt aangepast. In lijn brengen met actuele situatie Rijksbeleid De waterschappen zijn een voorstander van een planmatig en transparant visserijbeheer. Het waterschap ziet het werken met een visplan, net als voor Rijkswateren, als een goede werkwijze om hier invulling aan te geven. Een visplan in de vorm van een factsheet van twee A4-tjes per water(systeem) zien de waterschappen als een goede methode voor planmatig visserijbeheer. De administratieve last van een dergelijk visplan vinden de waterschappen in balans met het verkrijgen en uitgeven van visrechten. Binnen de VBC worden hierover concrete afspraken gemaakt, onder andere over de fasering van visplannen. Tekstueel voorstel SWZN overnemen. Tekst hierop aanpassen Geen aanpassing Conform voorstel SWZN 4

10 W Fig. blz. 6 bronvermelding Figuur is door toevoeging onjuist. X Blz. 9/10 Toetsing in overeenstemming brengen met toetsingskader Rijksbeleid. Y Blz. 11 en bijlage C indeling doet geen recht aan diversiteit en gebruik wateren. Tekst in figuur hierop aanpassen. Waterschappen hanteren het landelijke toetsingskader en de Brabant brede uitwerking daarvan. De aangewezen gewenste soorten zijn voorbeelden van soorten die bijdragen aan een hogere beoordeling voor de KRW. Tekstueel verduidelijken Tekstueel verduidelijken * Toelichting bij P / verbod op vissen bij kunstwerken (zienswijze f, bijlage 2 Beleid uitgifte van visrechten) Voor het bepalen van het verbod op het vissen bij kunstwerken is een rapport van IMARES (Winter, H.V., Voorkomen en gedrag van trekvissen rondom kunstwerken en consequenties voor de vangkans in vistuigen. IMARES-Rapport C076/09, IJmuiden, 58 pp. ) geraadpleegd. Bij het bepalen van het verbod en de begrenzing daarvan zijn de volgende bevindingen uit Winter (2009) in ogenschouw genomen: bij trekvissen treden verhoogde visconcentraties, zoekgedrag en vangkansen op rondom kunstwerken; de trekvisconcentraties bij kunstwerken maken deze vissen potentieel kwetsbaar voor bevissing en predatie door visetende vogels en roofvis; benedenstrooms van kunstwerken is de concentrerende werking vaak groter dan bovenstrooms van kunstwerken; het instellen van een visserijvrije zone bij kunstwerken voor zowel beroepsvisserij als sportvisserij zal een beschermende werking op trekvissoorten hebben ondanks dat de instelling van een grens voor een visserijvrije zone tot op zekere hoogte arbitrair zal zijn, de resultaten suggereren dat voor Rijkswateren een afstand van 500 m een redelijke orde van grootte lijkt te zijn. Het onderzoek van Winter (2009) gaat over Rijkswateren, maar het is aannemelijk dat ook bij kunstwerken in regionale wateren voor migrerende soorten verhoogde visconcentraties, zoekgedrag en vangkansen optreden. De constatering in de zienswijze de visdichtheid is hier overwegend goed. bevestigt deze aanname. Daarbij is de verwachting dat in de regionale (kleinere) wateren een kleinere afstand tot kunstwerken geldt, waar binnen verhoogde visconcentraties, zoekgedrag en vangkansen optreden. Om na te gaan hoe elders in Nederland hiermee om wordt gegaan zijn andere waterschappen geraadpleegd. Daaruit bleek dat er grote verschillen zijn tussen regionale waterbeheerders (afstanden van 0 tot 300 m) en dat een eenduidige onderbouwing ontbreekt. Het bovenstaande in overweging nemend, zijn wij gekomen tot de afstanden in het Visserijbeleid. Hierbij is er voor gekozen om kleinere zones te nemen dan de door Winter (2009) voorgestelde afstand en dan de maximale afstanden die andere waterschappen hanteren. Daarbij is er naar aanleiding van de formele inspraakreactie voor gekozen om waar mogelijk een kleinere afstand te kiezen dan de eerder gehanteerde afstand (50 m). 5