De Nederlandse box 3 in vergelijking met de Duitse Kapitalertragsteuer
|
|
- Hanne van den Berg
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 De Nederlandse box 3 in vergelijking met de Duitse Kapitalertragsteuer Masterthesis Naam: Kelly Versteegden Anr: Studie: Fiscale Economie Datum: Begeleider Mr. S.M.H. Dusarduijn RB Examencommissie Prof. Dr. P.H.J. Essers Mr. S.M.H. Dusarduijn RB
2 Voorwoord Voor u ligt mijn masterthesis, welke de afsluiting vormt van mijn master Fiscale Economie aan Tilburg University. Na het afronden van het VWO wist ik nog niet heel goed wat ik nu precies wilde gaan doen. Uiteindelijk ben ik op 31 Augustus 2009 begonnen aan de bachelor Bedrijfseconomie. Deze studie was erg breed zodat ik nog alle kanten op kon. Daarnaast sloot deze studie goed aan bij mijn profiel Economie en Maatschappij. Na die eerste collegedag ben ik direct naar de studievereniging Asset gestapt. Hier begon ik aan mijn eerste commissie, de activiteitencommissie. In de afgelopen jaren heb ik hier nog diverse andere commissies gedaan waaronder de lustrumcommissie en de Intercontinental travel committee, waar ik mijzelf op persoonlijk vlak heb ontplooid. Na het eerste jaar van mijn bachelor Bedrijfseconomie heb ik besloten om verder te gaan met de bachelor Fiscale Economie. Vervolgens ben ik in mijn derde jaar een half jaar op exchange naar Madrid geweest wat mijn studententijd zeker heeft verrijkt. Nadat ik daar weer een half jaar bedrijfseconomische vakken heb gevolgd wist is zeker dat mijn studieswitch van Bedrijfseconomie naar Fiscale Economie een goede keuze is geweest. In mijn vierde jaar kreeg ik de mogelijkheid om een jaar op het Fiscaal Instituut Tilburg als student-assistent te werken. Tijdens een van de lunchpauzes vroeg ik aan Professor Rijkers of hij nog een onderwerp voor mijn masterthesis wist. Hij bracht mij toen op het idee om onderzoek naar de Kapitalertragsteuer te gaan doen. Tijdens mijn studie spraken de vakken Grondslagen Inkomstenbelasting en Capita Selecta Belastingheffing Particulieren mij erg aan. Verder leek het mij erg interessant om een rechtsvergelijkend onderzoek te doen. Dit waren voor mij voldoende redenen om het idee van Professor Rijkers ter harte te nemen en mijn masterthesis over box 3 in vergelijking met de Kapitalertragsteuer te schrijven. Het schrijven van mijn thesis was zeker niet altijd even makkelijk. Tijdens de zomervakantie heb ik hard doorgewerkt aan mijn masterthesis. Toch schoot het schrijven in die maanden niet op hetzij door het warme weer hetzij door de vermoeidheid. Het was dan ook erg prettig dat mijn begeleidster, mevrouw Dusarduijn, mij toen heeft weten te motiveren om verder te gaan. Ook bij latere inzinkingen wist zij mij altijd weer moed in te spreken. De persoonlijke manier van begeleiden sprak mij erg aan. Voor deze kundige en prettige begeleiding wil ik mevrouw Dusarduijn dan ook hartelijk bedanken. Daarnaast wil ik ook alle mensen die mijn thesis hebben gecontroleerd op spellingsfouten hartelijk bedanken voor hun moeite. Verder wil ik Robert Creijns bedanken voor onze prettige samenwerking aan het stroomschema. Tot slot wil ik ook mijn ouders hartelijk bedanken. De succes-app jes van mijn moeder voorafgaand aan elk tentamen en de vele bemoedigende woorden wanneer ik vastliep op mijn thesis hebben mij enorm gesteund. Dit alles heeft er toe bijgedragen dat ik nu, 4,5 jaar later, mijn studie Fiscale economie kan afronden. Kelly Versteegden Tilburg, Februari
3 Inhoudsopgave Voorwoord... 2 Lijst van gebruikte afkortingen... 5 HOOFDSTUK Inleiding en probleemstelling Aanzet tot de probleemstelling Draagkrachtbeginsel als basis voor het onderzoek Opzet... 9 HOOFDSTUK Rol van het draagkrachtbeginsel Inleiding De functie van belastingheffing Het draagkrachtbeginsel Moet al het inkomen op dezelfde wijze worden belast? Waaruit bestaat draagkracht bij kapitaalinkomen? Conclusie HOOFDSTUK Heffing over kapitaalinkomen in Nederland Inleiding Van vermogensbelasting naar inkomstenbelasting? De situatie voor De inkomstenbelasting De elementen van de vermogensrendementsheffing Grondslag voor het forfaitaire rendement Onderscheid in roerende en onroerende zaken Waardering onroerende zaken Kosten en schulden in box Vrijstellingen Hoogte van het forfaitaire rendement Hoogte van het tarief Heffingvrij vermogen Peildatumsystematiek Is de vermogensrendementsheffing een inkomstenbelasting? Conclusie HOOFDSTUK Heffing over het inkomen uit kapitaal Inleiding
4 4.2. De situatie voor De Inkomstenbelasting in Duitsland De elementen van de Kapitalertragsteuer De grondslag van de Kapitalertragsteuer Het verschil tussen kapitaalbeleggingen gehouden in het privé- en bedrijfsvermogen Vervreemdingswinsten Inkomsten uit onroerend goed Onderscheid in vervreemdingswinsten Inkomsten uit bepaalde levensverzekeringen Overgangsmaatregelen Verliesverrekening Sparer-Pauschbetrag Het tarief Günstiger-prüfung Conclusie HOOFDSTUK Rechtsvergelijking Nederland Duitsland Inleiding De grondslag Reële of fictieve grondslag Onderdelen van de heffingsgrondslag Onderscheid roerend en onroerend Schulden en kostenaftrek Instrumentele vrijstellingen en het heffingvrij vermogen/bedrag Verliezen Tarief Overzicht HOOFDSTUK Conclusie en aanbevelingen Inleiding Conclusie Aanbevelingen Bijlagen Literatuurlijst
5 Lijst van gebruikte afkortingen Afkorting voluit Equivalent van Art. Artikel BB Betriebs-Berater BB Bedrijfsbelasting BVG Bundesverfassungsgericht Het Hof van Justitie BFH Bundesfinanzhof Minsterie van financien BV Besloten Vennootschap DB Der Betrieb EStG. Einkommensteuergesetz Inkomstenbelasting Ev. En verder FEI Fiscaal Economisch Instituut GG Grundgesetz Grondwet GP Günstiger-Prüfung GW Grondwet HEV Halbeinkünfteverfahren HGB Handelsgesetzbuches HIR Herinversteringsreserve IB 2001 Wet Inkomstenbelasting 2001 KESt Kapitalertragsteuer Box 3 KSt Körperschaftsteuer Vennootschapsbelasting NTFR Nederlands Tijdschrift Fiscaal Recht Nr. Nummer TEV Teileinkunfteverfahren TFO Tijdschrift voor Fiscaal Ondernemingsrecht USRG Unternhemensteuerreformgesetz UStG Umsatzsteuergesetz Omzetbelasting VB Vermogens belasting WEV Waarde in het economisch verkeer WFR Weekblad Fiscaal Recht 5
6 HOOFDSTUK 1 Inleiding en probleemstelling 1.1 Aanzet tot de probleemstelling In 2001 is de Wet Inkomstenbelasting 1964 vervangen door de Wet Inkomstenbelasting Het bronnenstelsel is vervangen door een boxenstelsel en de tariefstructuur is gewijzigd. 1 De meest ingrijpende wijziging was de invoering van een vermogensrendementsheffing. Inkomen uit privévermogen wordt voortaan forfaitair bepaald, een unieke manier van heffen. 2 De wetenschap heeft felle kritiek geuit op de vermogensrendementsheffing, met name vanwege het feit dat deze in strijd zou zijn met het draagkrachtbeginsel. 3 Het volgende voorbeeld toont aan dat de vermogensrendementsheffing niet aansluit bij dit leidende beginsel van de Nederlandse inkomstenbelasting. 4 Stel dat er sprake is van aandelen - niet zijnde aanmerkelijk belang aandelen die in enig jaar op 1 januari , - waard zijn. Het gaat hier om aandelen die privé worden gehouden, de aandelen vallen in box 3. In ditzelfde jaar leveren deze aandelen een rendement op van respectievelijk 4%, 1% en 10%, hetgeen op 31 december daadwerkelijk wordt uitgekeerd. Tabel 1 Verschil in effectieve belastingdruk in box 3. 5 Box 3 Uitgangspunt wetgever Een lager rendement Een hoger rendement (1) Economisch 4000, , , - rendement (2) Heffingsgrondslag , , , - (3) Tarief 30% 30% 30% (4) Verschuldigde 1200, , , - belasting (5) Effectieve belastingdruk 30% 120% 12% Uit deze tabel volgt dat de feitelijk verschuldigde belasting als percentage van het economisch rendement, de effectieve belastingdruk, sterk kan afwijken van het tarief van 30%. Dit heeft niet alleen met het tariefpercentage te maken als wel met de heffingsgrondslag. De wetgever wil met de forfaitaire rendementsheffing zo goed mogelijk aansluiten bij het werkelijk genoten rendement. Het gefingeerd genoten voordeel van 4% is echter enkel bij toeval gelijk aan de realiteit van het subject. 7 Zoals in tabel 1 te zien is, wordt onder het huidige stelsel de belastingplichtige die een lager rendement behaald te zwaar belast en wordt de belastingplichtige met een hoger rendement bevoordeeld. Zelfs in jaren dat het reëel genoten 1 MvT, Kamerstukken 1998/1999, , nr Cnossen 2000, p Zie o.a. Dusarduijn & Gribnau 2006, Van der Geld 2006, Kraaipoel 2006 en Herreveld Van Eijk 2005, p Voorbeeld is ontleend aan Van den Dool 2009, p Van algemene vrijstellingen is geabstraheerd ,- x 4% = 4000,-, zie art. 5.2 IB Dusarduijn 2010, p.64. 6
7 rendement nihil is wordt de belastingplichtige aangeslagen. Hierdoor heeft de vermogensrendementsheffing meer weg van een vermogensbelasting dan een inkomstenbelasting. 8 In de situatie dat er slechts een rendement van 1% wordt gerealiseerd moet evenveel belasting worden afgedragen als in de situatie dat een rendement van 10% wordt gerealiseerd. Hieruit blijkt dat de vermogensrendementsheffing niet aansluit bij het draagkrachtbeginsel. Een ander knelpunt van de vermogensrendementsheffing is de tariefmatige spanning, veroorzaakt door het boxenstelsel. 9 Aandelen kunnen in alle boxen vallen. Wanneer aandelen in het ondernemingsvermogen worden gehouden, vallen de aandelen in box 1. De belastingdruk in deze box bedraagt 46,8% indien er rekening wordt gehouden met de MKB winstvrijstelling. Wanneer aandelen een aanmerkelijk belang vertegenwoordigen vallen de aandelen in box 2. De belastingdruk in box 2 bedraagt 25% indien geen rekening wordt gehouden met de eerder geheven vennootschapsbelasting. De belastingdruk in box 3 varieert, zie tabel 1.1. De verschillende tarieven zullen er toe leiden dat vermogensbestanddelen met een hoog rendement zoveel mogelijk worden ondergebracht in box 3 en vermogensbestanddelen met hoge kosten in box Om te voorkomen dat de heffingsgrondslag totaal uitgehold wordt, zijn er antiboxdrainage- bepalingen ingevoerd. Bij onze Oosterburen is het belastingstelsel in 2009 aanzienlijk gewijzigd. 11 Alle kapitaalinkomsten genoemd in 20 EStG. vallen voortaan in de grondslag van de Kapitalertragsteuer (hierna: KESt). Het gaat hier om de werkelijk genoten inkomsten én, sinds 2009, ook de vervreemdingswinsten uit privé gehouden kapitaal ongeacht de bezitsduur voorafgaande aan de vervreemding. 12 Ook in Duitsland is de heffing over kapitaalinkomen onderwerp van discussie. 13 Zo worden niet alle vermogensinkomsten op gelijke wijze belast. Onroerend goed wordt niet tot de grondslag van de KESt maar tot de grondslag van de Duitse inkomstenbelasting gerekend. De KESt kent een proportioneel tarief van 25%, de Duitse inkomstenbelasting daarentegen kent een progressief tarief van maximaal 45%. 14 Bovendien worden weliswaar de vermogenswinsten belast maar zijn de reëele kosten niet aftrekbaar. In plaats daarvan heeft Duitsland een forfaitaire kostenaftrek ingevoerd. Dit is niet in overeenstemming met het draagkrachtbeginsel. Ook wordt kapitaal gehouden in privévermogen anders behandeld dan kapitaal gehouden in het bedrijfsvermogen. Waar kapitaal gehouden in het privévermogen voor de volle 100% in de heffing van de KESt valt en naar het proportionele tarief wordt belast, valt kapitaal gehouden in het bedrijfsvermogen in de heffing van de inkomstenbelasting. Voor deze 8 Herreveld Van Eijk 2005, p Van den Dool 2009, p Per 1 januari van dat jaar is daar de Kapitalertragsteuer ingevoerd, wat ondermeer tot gevolg had dat de strikte scheiding tussen kapitaalinkomen enerzijds en vervreemdingswinsten uit kapitaal anderzijds, verdween. 12 Ashauer- Moll & Rösch 2008, p.20, Hey, BB 2007, S ff : 0%, %, : 42%, > : 45%. Voor partners gelden de dubbele bedragen dus respectievelijk : 0% etc. Hierbij komt nog 5,5% Solidaritätszuschlag bij. Wanneer de belastingplichtige Kirchensteuer verschuldigd is komt deze hier ook nog bij. Het tarief van de kerkbelasting is per kerkgemeenschap verschillend. Berekening van de Kirchensteuer gaat via de volgende formule: E-4q/4+k waarin E de inkomsten uit 20 EStG, q de buitenlandse belasting en k het tarief voor de Kirchensteuer in de regio waarin de belastingplichtige woonachtig is. 7
8 inkomsten geldt een grondslagvrijstelling van 40%. Bovendien zijn de echte kosten hier wel aftrekbaar. Verder zijn verliezen binnen de KESt alleen te verrekenen met positieve inkomsten uit kapitaalvermogen. Voor vervreemdingsverliezen uit aandelen in een AG geldt zelfs een extra beperkte verliesverrekening daar deze verliezen enkel met positieve inkomsten uit AGaandelen verrekend kunnen worden. Toch lijkt het er, ondanks deze kritiekpunten, op dat de Duitse KESt weldegelijk beter is dan de Nederlandse box 3. Zo wordt niet het fictieve rendement maar het reële rendement belast en ook de met het vermogen behaalde vervreemdingswinsten worden in de heffing betrokken. Verder is zijn de kostenaftrek en verliesverrekening dan wel beperkt in Duitsland maar dit is al beter dan het Nederlandse systeem waar kosten niet aftrekbaar en verliezen niet verrekenbaar zijn. In deze thesis zal ik hier verder onderzoek naar doen. 1.2 Draagkrachtbeginsel als basis voor het onderzoek In Nederland is sinds lange tijd het draagkrachtbeginsel het leidende criterium bij de verdeling van de belastingdruk. Een belastingheffing die rust op het draagkrachtbeginsel houdt rekening met de aard en de omvang van het inkomen en de persoonlijke omstandigheden van de belastingplichtigen aldus de wetgever. 15 Het draagkrachtbeginsel ligt besloten in het gelijkheidsbeginsel. De Hoge Raad heeft in BNB 1999/423 besloten dat het draagkrachtbeginsel niet in het non-discriminatiebeginsel van art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR besloten ligt. Toch gaven de oude Grieken al aan de dat de wortels van beide beginselen hetzelfde zijn. 16 Een veel gehanteerde omschrijving van het gelijkheidsbeginsel is die van Aristoteles: Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld worden, en ongelijke ongelijk naar de mate van hun ongelijkheid.. 17 Het gelijkheidsbeginsel ligt verankerd in artikel 1 GW 18 en daarnaast in art. 14 EVRM 19 en art. 26 IVBPR. 20 Het gelijkheidsbeginsel behoort hiermee tot het geschreven recht. Art. 120 GW verbiedt een rechter om wetten in formele zin aan de Grondwet te toetsen. Wetten mogen dus niet getoetst worden aan het gelijkheidsbeginsel van art. 1 GW. Halsema wil hier echter verandering in brengen. Haar voorstel genaamd: Voorstel van wet van het lid Halsema houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van de bevoegdheid tot toetsing van wetten aan een aantal bepalingen van de Grondwet door de rechter moet de rechter het recht verstrekken om wetten aan de grondwet te toetsen. 21 In de eerste lezing is dit voorstel aangenomen door zowel 15 MvT, Kamerstukken 1998/1999, , nr. 3, p Van den Berge Boek V Ethica Nicomachea.(Ik heb dit boek zelf niet gelezen) 18 Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. 19 The enjoyment of the rights and freedoms set forth in this Convention shall be secured without discrimination on any ground such as sex, race, colour, language, religion, political or other opinion, national or social origin, association with a national minority, property, birth or other status. 20 All persons are equal before the law and are entitled without any discrimination to the equal protection of the law. In this respect, the law shall prohibit any discrimination and guarantee to all persons equal and effective protection against discrimination on any ground such as race, colour, sex, language, religion, political or other opinion, national or social origin, property, birth or other status. 21 MvT, Kamerstukken 2011/2012, , nr.6. 8
9 de Tweede als de Eerste Kamer, maar het voorstel moet nog in de tweede lezing worden aangenomen voordat het voorstel definitief is. De wet mag echter wel getoetst worden aan de discriminatieverboden van art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR. Uit de jurisprudentie blijkt echter dat een wet niet snel in strijd is met het discriminatieverbod, doordat de wetgever een ruime beoordelingsvrijheid heeft. 22 Als een wet al in strijd is met het gelijkheidsbeginsel dan wordt de wet nog vaak gehonoreerd, doordat er volgens de rechter een objectieve en redelijke rechtvaardiging is voor de ongelijkheid. De eenvoud en de doelmatigheid van een wet is al een voldoende rechtvaardigingsgrond. 23 Ook in Duitsland ligt het draagkrachtbeginsel besloten in het gelijkheidsbeginsel. Het gelijkheidsbeginsel is in de Duitse grondwet vastgelegd. 24 Waar het in Nederland verboden is om formele wetten aan de grondwet te toetsen zo kan het Duitse Bundesverfassungsgericht dit wel. De rechter is daar verplicht wettelijke bepalingen van federaal- of deelstaatrecht toe te passen in overeenstemming met de Grondwet. Als hij daarbij stuit op een mogelijke grondwetsschending, dan moet hij het Bundesverfassungsgericht om een oordeel vragen De probleemstelling Daar het gelijkheidsbeginsel door het draagkrachtbeginsel wordt geconcretiseerd in Duitsland 26 en de Nederlandse wetgever de Wet IB 2001 wil afstemmen op het draagkrachtbeginsel 27 neem ik dit beginsel als leidend beginsel in deze thesis. Ik zal zowel de Nederlandse vermogensrendementsheffing als de Duitse KESt aan dit beginsel toetsen. De probleemstelling welke ik zal onderzoeken luidt: In welke opzichten verschillen de Nederlandse box 3 en de Duitse KESt van elkaar? In hoeverre biedt de Duitse wetgeving aanknopingspunten om een betere aansluiting bij het draagkrachtbeginsel tot stand te kunnen brengen voor de heffing over vermogensinkomsten? Om deze probleemstelling te beantwoorden zal ik de volgende deelvragen beantwoorden: 1. Op welke wijze kan een heffing over kapitaalinkomen worden vormgegeven? 2. Voldoet de Nederlandse heffing over kapitaalinkomen aan het draagkrachtbeginsel? 3. Voldoet de Duitse heffing over kapitaalinkomen aan het draagkrachtbeginsel? 4. Wat zijn de voor- en nadelen van de Nederlandse en Duitse stelsels van heffing over kapitaalinkomen? 5. Biedt de Duitse KESt aanknopingspunten aan om een betere aansluiting bij het draagkrachtbeginsel tot stand te kunnen brengen? 1.3 Opzet 22 Dusarduijn 2008, p.3, Dusarduijn 2010, p. 73, BNB 1993/29, BNB 2008/ Dusarduijn 2010, p Art. 33 GG. 25 Art. 100 GG. 26 BVerfG-Urteil van , 2 BvR 400/98, 1735/00, Abs MvT, Kamerstukken 1998/1999, , nr3, p. 5. 9
10 Om de probleemstelling welke ik in paragraaf 1.2 heb geformuleerd te kunnen beantwoorden zal ik de vijf bovenstaande deelvragen gaan onderzoeken. In hoofdstuk twee zal ik gaan onderzoeken wat de richtlijnen zijn voor een gedegen heffing over kapitaalinkomen. In dit hoofdstuk zal duidelijk naar voren komen, dat het wenselijk is om kapitaalinkomen in de heffing te betrekken. Verder zal blijken of een inkomstenbelasting dan wel een consumptiebelasting wenselijk is en of er op basis van het draagkrachtbeginsel een synthetisch of een analytisch inkomensbegrip moet zijn. In hoofdstuk drie zal ik vervolgens gaan onderzoeken hoe Nederland tot zijn huidige vermogensrendementsheffing is gekomen en in hoeverre deze heffing in strijd is met het draagkrachtbeginsel. In hoofdstuk vier zal ik ditzelfde gaan onderzoeken voor Duitsland. Daarna zal ik in hoofdstuk vijf de voor- en de nadelen van deze beide systemen met elkaar vergelijken. Tot slot zal ik in hoofdstuk zes een antwoord geven op mijn probleemstelling en mijn conclusies en algemene aanbevelingen presenteren. 10
11 HOOFDSTUK 2 Rol van het draagkrachtbeginsel. 2.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt onderzocht wat de rol van het draagkrachtbeginsel is. Vervolgens zal ik gaan onderzoeken of arbeidsinkomen en kapitaalinkomen op dezelfde wijze in de heffing betrokken dienen te worden. Tot slot zal ik gaan onderzoeken waaruit draagkracht nu precies bestaat. 2.2 De functie van belastingheffing Daniel Dafoe schreef in 1726: "Things as certain as death and taxes, can be more firmly believed." 28 Iedereen die in Nederland woont of werkt of inkomen uit Nederland heeft is in Nederland belastingplichtig. 29 Ondanks dat de meeste mensen er niet op staan te springen om belasting te betalen, zijn belastingen wel nodig. De primaire functie van belastingen is de budgettaire functie. De belastingen dienen ter bekostiging van de overheidsuitgaven. Een tweede functie van belastingen is de instrumentele functie. De overheid wil door middel van de belastingheffing ook andere doelstellingen bewerkstelligen. Dit wordt de nevenfunctie van belastingen genoemd. 30 De Lange onderscheid een drietal klassieke verdelingsbeginselen van de budgettaire functie te weten het draagkrachtbeginsel, het profijtbeginsel en het beginsel van de bevoorrechte verkrijging. 31 In deze thesis zal het draagkrachtbeginsel het leidende beginsel zijn Het draagkrachtbeginsel Nu ik het draagkrachtbeginsel als leidend beginsel in deze thesis beschouw, lijkt het mij hier de juiste plaats om wat nader op dit begrip in te gaan. Het draagkrachtbeginsel is geen verzinsel uit de 21 e eeuw. Het oudste geschrift dat Grapperhaus over het draagkrachtbeginsel kon vinden stamt uit 1070 en ging over zwijnen. Kloosters mochten in die tijd heffen van de boeren die op hun grondgebieden leefden. De voogd van de abdij in Gent vroeg zich af hoeveel hij nu mocht heffen. De graaf Robrecht van Vlaanderen besliste dat de heffing zo moest worden uitgeschreven dat ieder die daartoe in staat was, moest geven, maar dat degene die echt niets kon geven op geen enkele wijze mocht worden lastiggevallen. 33 Maar wat wordt er dan onder draagkracht verstaan. Van Dale omschrijft het begrip draagkracht als volgt: Vermogen tot het dragen van geldelijke lasten. 28 Daniel Dafoe : The Political History of the Devil, Van Eijk 2005, p Van Eijk 2005, p Zie hoofdstuk Rijkers
12 De vertaalslag naar de fiscaliteit blijkt echter lastig. In de vorige eeuw werd het draagkrachtbeginsel verduidelijkt met een brug die eerst zijn eigen gewicht moest kunnen dragen alvorens andere lasten te kunnen dragen. De essentie van deze beeldspraak is dat er pas sprake is van draagkracht wanneer het inkomen het bestaansminimum overtreft. 34 Deze voorwaarde kan ook worden teruggevonden in het voorbeeld over de zwijnen waar een boer die niets kon geven, niet mocht worden lastiggevallen met een heffing. Het bestaansminimum moet dus in een belastingstelsel dat is gebaseerd op het draagkrachtbeginsel, worden vrijgesteld. De draagkracht voor de IB wordt ook wel omschreven als toename van koopkracht of toename van beschikkingsmacht om goederen en diensten te verkrijgen. 35 Inkomen, vermogen of de consumptie kunnen worden gehanteerd als maatstaven van draagkracht. 36 Door velen wordt inkomen als de belangrijkste maatstaf voor draagkracht gezien 37 maar hierover bestaat geen consensus. 38 Belangrijk voor het draagkrachtbeginsel is in ieder geval dat er een maatstaf van reëel inkomen is en niet van een fictief inkomen. 39 Immers, enkel het reële inkomen weerspiegelt de daadwerkelijke draagkracht van een belastingplichtige. De vraag is of het draagkrachtbeginsel ook iets zegt over het tarief. Stuart stelde dat belasting naar draagkracht wil zeggen gelijkheid van offers. 40 Het is echter onmogelijk - en mijns inziens niet wenselijk - dat de fiscus de psychische pijngrens van de belastingplichtige opzoekt. De fiscus moet kunnen kijken naar eenvoudig meetbare betaalkracht en dat is ook precies wat Adam Smith destijds met het ability to pay principe heeft bedoeld. 41 De theorie van het gelijke nutsoffer lijkt mij dan ook niet meer van toepassing. De nutsoffertheorie van Stuart is terug te voeren tot de zogenaamde Edinburgerregel leave them as you find them. Rijkers concludeert hieruit, mijns inziens terecht, dat een progressief tarief feitelijk niets te doen heeft met het draagkrachtbeginsel. 42 Ook de gedachte dat elke euro op dezelfde wijze moet worden belast omdat elke euro dezelfde draagkrachtvermeerdering inhoudt, 43 verwerpt een progressief tarief. Draagkracht in ruime zin kan echter wel leiden tot een progressief tarief maar hier gaat het om een effectief progressief tarief. Dit ontstaat door aftrekposten voor de inkomensbestedende uitgaven die samenhangen met bijvoorbeeld ziekte of ouderdom. Deze progressie is echter niet te vergelijken met de progressie die ontstaat door een louter nominaal progressief tarief. 44 Hofstra 45 is niet zo enthousiast over het draagkrachtbeginsel. Allereerst stelt hij dat een belasting naar draagkracht inhoudt dat ieder een gelijk percentage inlevert en daarmee de 34 Stevens 1980, p Van Kempen, Cursus belastingrecht (Inkomstenbelasting) paragraaf IB Stevens 2007/2008, p. 21, Freudenthal, (Vermogensbelasting) paragraaf VB A.Van Kempen, (Inkomstenbelasting) paragraaf IB Dusarduijn 2010, p Bovenberg & Stevens 2010, p Lang 2005, p Stevens 1980, p Rijkers Rijkers Rijkers 2013, p Dusarduijn & Gribnau Rijkers Hofstra
13 draagkrachttheorie elk overheidsingrijpen verwerpt. Hij acht daarom draagkracht als grondslag niet houdbaar nu de overheid wel ingrijpt. Ik ben het echter niet met hem eens dat het draagkrachtbeginsel elk overheidsingrijpen verwerpt. Draagkracht in ruime zin kan weldegelijk overheidsingrijpen toestaan. Bovendien ben ik het eens met Rijkers dat het draagkrachtbeginsel zich enkel richt op inkomens die het aantreft en dat het irrelevant is of die inkomens al dan niet met overheidsbemoeienis zijn ontstaan. 46 Ook is Hofstra van mening dat het draagkrachtbeginsel een te vaag begrip is dat teveel wordt bepaald door factoren die niet meetbaar zijn. Zoals hiervoor al gezegd ligt er in het ability to pay principe van Adam Smith niet meer besloten dan de meetbare draagkracht. Hierdoor is het draagkrachtbeginsel dus helemaal niet zo vaag als Hofstra impliceert. Zijn bezwaar tegen het draagkrachtbeginsel onderstreep ik dus niet. Zoals hiervoor beschreven is er geen eenduidig beeld over hoe het draagkrachtbeginsel geïnterpreteerd zou moeten worden. Ik interpreteer een heffing naar draagkracht als een heffing die elke euro van het reëel genoten inkomen die boven het bestaansminimum uitkomt op dezelfde wijze in de heffing betrekt. 2.4 Moet al het inkomen op dezelfde wijze worden belast? Moet al het inkomen op dezelfde wijze worden belast? In principe heb ik het antwoord op deze vraag al gegeven in de vorige paragraaf. Een heffing naar draagkracht vereist dat elke euro op dezelfde wijze wordt belast omdat elke euro wordt geacht dezelfde draagkracht op te leveren. In die zin zou er geen onderscheid gemaakt moeten worden tussen een euro verdiend met beleggen of een euro verdiend met arbeid. Een belastingheffing die alle bronnen van inkomen in één belasting samenvoegt en in beginsel op gelijke wijze in de heffing betrekt wordt een synthetisch stelsel genoemd. 47 Bij het analytisch stelsel worden in tegenstelling tot bij het synthetisch stelsel alle inkomsten afzonderlijk belast, elk met een eigen tarief structuur. 48 Ondanks dat het synthetische stelsel superieur wordt geacht aan het analytische stelsel, heeft Grapperhaus in zijn opstel voor de Van Dijck Bundel de voordelen van een analytisch stelsel betoogd. 49 Een van zijn belangrijkste argumenten is dat het naar zijn mening weinig uitmaakt dat een analytisch stelsel inbreuk maakt op het draagkrachtbeginsel, omdat het naar zijn mening tot nu toe niemand is gelukt een tarieflijn te construeren die een belastingheffing naar draagkracht belichaamt. Dit vind ik een weinig overtuigend argument. In een synthetische stelsel gebaseerd op het reële inkomen komt de draagkrachtgedachte wel degelijk tot haar recht. 50 Dit lijkt mij dan ook voldoende reden om een synthetisch stelsel te prefereren boven een analytisch stelsel. Dit houdt in dat arbeidsinkomen en kapitaalinkomen op dezelfde wijze dienen te worden belast. In de literatuur is er echter discussie of kapitaalinkomen niet lager belast zou moeten worden omdat er wordt gemeend dat kapitaalinkomen vluchtig is en arbeidsinkomen veel minder. Ook de wetgever motiveert het vaste tarief van 30% met deze aanname Rijkers 2013, p Stevens 2007/2008, p Stevens 2007/2008, p Grapperhaus 1988, p Dusarduijn & Gribnau MvT, Kamerstukken II 1998/1999, , nr. 3, bijlage 1. 13
14 Met name de beweeglijkheid van vermogen in een toenemend internationale samenleving noodzaakt tot een gewijzigde regelgeving met betrekking tot de belastingheffing ter zake van sparen en beleggen. 52 Toch lijkt de mobiliteit beperkter te zijn dan vaak wordt aangenomen. 53 Er is nooit aangetoond met cijfermateriaal dat een belastingheffing op kapitaal tot kapitaalvlucht zou leiden. 54 Bovendien blijkt dat beleggers hun vermogen liever in eigen land beleggen dan in het buitenland. 55 Onroerende goederen en machines zijn natuurlijk sowieso beperkt mobiel, maar niet-inwoners kunnen door een heffing over deze goederen wel besluiten de goederen te vervreemden of om er niet meer in te investeren. Voor niet-inwoners heeft dit als gevolg dat zij daarna buiten het bereik van de heffing vallen, voor inwoners gaat dit niet op. Daarnaast is niet alleen de inkomstenbelasting van invloed op de kapitaalvlucht maar ook de erfbelasting doet een duit in het zakje. Wanneer de belasting op kapitaal nihil zou bedragen, dan zou vermogen vanwege de erfbelasting toch ondergedoken blijven. 56 Bovendien blijkt dat dat het huidige lage tarief van box 3 ook niet tot een vermindering van zwartspaarders leidt. 57 Tot slot heeft Nederland voldoende andere middelen om belastingontwijking te verminderen, zoals het sluiten van verdragen. Op die manier is het niet langer nodig en wenselijk om middels afwijkende tarieven het vluchtgedrag in de toom te houden. 58 Naar mijn mening zou het arbeidsinkomen en het kapitaalinkomen dan ook gelijk in de heffing moeten worden betrokken. 2.5 Waaruit bestaat draagkracht bij kapitaalinkomen? Draagkracht kan onder meer worden gemeten op basis van in inkomen of bestedingen. 59 Het verschil tussen beide zit hem in het moment waarop de draagkracht in de heffing wordt betrokken. Bij een inkomstenbelasting hangt het moment van heffen doorgaans samen met het moment van de uitkering van het inkomen. Bij een bestedingsbelasting wordt het inkomen pas later in de heffing betrokken, namelijk op het moment dat het inkomen wordt besteed. In de literatuur wordt een bestedingsbelasting onder andere door Bovenberg & Stevens 60 bepleit maar tot een concrete en succesvolle invoering is het tot nu toe nooit gekomen. 61 Ik zal me hier dan ook enkel toespitsen op draagkracht gemeten in inkomen De vervolgvraag is dan wat er onder het inkomen moet worden verstaan. Het breedste inkomensbegrip is het zogenoemde SHS-inkomensbegrip wat vernoemd is naar de grondleggers Schanz, Haig en Simons. 62 Daarnaast kan als inkomen worden aangemerkt, al datgene wat een permanente inkomensstroom oplevert. 63 Dit wordt het bronnenstelsel 52 MvT, Kamerstukken II 1998/1999, , nr. 3, bijlage Kavelaars, TFO 2011/ Dusarduijn 2010, p De Mooij 2003, p Dusarduijn 2010, p Dit blijkt uit het feit dat tussen 2009 en 2011 de zwartspaarders nog 3,1 miljard euro hebben opgebiecht Dusarduijn 2010, p Ook een heffing op basis van vermogen is mogelijk, zoals eerder aangestipt, maar dat laat ik hier onbesproken. 60 Bovenberg & Stevens 2010, p Van den Dool 2009, p Van den Dool 2009, p. 57 & Van den Dool 2009, p
15 genoemd. Bij het bronnenstelsel worden alleen de voordelen die met de bron behaald worden, belast. Voordelen behaald met de vervreemding van de bron worden niet belast. Dit is in strijd met het draagkrachtbeginsel. Tot slot noemt Van den Dool nog het verondersteld rendement op vermogen, dat bij een forfaitaire heffing in aanmerking wordt genomen. 64 Ook een forfaitaire heffing is in strijd met het draagkrachtbeginsel daar er voor dit beginsel een maatstaf van reëel en niet van fictief inkomen wordt vereist. 65 Ik zal me dan ook richten op het SHS- inkomensbegrip. Van den Dool omschrijft het SHS-inkomensbegrip als volgt: Het SHS-inkomensbegrip is een subjectief inkomensbegrip, op grond waarvan de totale vermogensvooruitgang van een individu gedurende een bepaalde periode als inkomen wordt aangemerkt, ongeacht de wijze waarop het voordeel wordt verkregen en ongeacht de wijze waarop dat voordeel wordt aangewend. 66 Zowel de lopende inkomsten zoals rente en huur als ook de vermogenswinsten verhogen de draagkracht van een belastingplichtige. Deze vermogenswinsten kunnen zowel door middel van een vermogenswinstbelasting als met een vermogensaanwasbelasting worden belast. Een vermogenswinstbelasting is een belasting op de winst die gemaakt wordt bij verkoop van vermogensbestanddelen. Een variant van de vermogenswinstbelasting is een vermogensaanwasbelasting. Hierbij wordt geheven over de waardestijging van vermogensbestanddelen, onafhankelijk van de vraag of deze verkocht zijn of niet. Een van de voordelen van een vermogensaanwasbelasting is dat deze relatief eenvoudig toepasbaar is ten opzichte van de vermogenswinstbelasting. Waar bij de vermogenswinstbelasting alle transacties gevolgd dienen te worden, is een vermogensvergelijking tussen twee peildata bij de vermogensaanwasbelasting voldoende. Een ander voordeel van de vermogensaanwasbelasting is dat het lock-in effect 67 zich niet voordoet. 68 Door vermogensbestanddelen langer vast te houden, wordt bij een vermogenswinstbelasting niet alleen de winstneming maar ook de belastingheffing over dit vermogensbestanddeel uitgesteld. 69 Kavelaars is van mening dat dit effect in de praktijk beperkt is omdat het lock-in effect al is verdisconteerd in de waarde van het vermogensbestanddeel. 70 Van den Dool daarentegen concludeert dat de omvang van het lock-in effect niet geheel duidelijk is. 71 Het is dus niet geheel duidelijk of dit argument nu een vermogensaanwasbelasting bepleit, maar het spreekt in ieder geval niet tegen een vermogensaanwasbelasting. De kans is groot dat het lock-in effect in zekere mate bestaat en dus pleit voor een vermogensaanwasbelasting. Maar het belangrijkste argument voor een vermogensaanwasbelasting is dat nieuwe koopkracht de essentie is van inkomen. Realisatie is enkel het omzetten van het ene in het andere maar levert geen nieuwe koopkracht op. Immers, is het heel goed mogelijk dat men er 64 Van den Dool 2009, p Lang 2005, p Van den Dool 2009, p Met het lock-in effect wordt bedoeld; het langer vasthouden van een vermogensbestanddeel dan economisch wenselijk is. 68 Arends, Cursus belastingrecht (Inkomstenbelasting), paragraaf C.b. 69 Cnossen 2000, p Kavelaars Van den Dool 2009, p
16 in koopkracht op vooruit gaat, zonder te realiseren maar men kan ook realiseren zonder er in koopkracht op vooruit te gaan. De waardestijging zelf is het inkomen. 72 Het grootste nadeel van een vermogensaanwasbelasting is dat ook de niet-gerealiseerde inkomsten en vermogenswinsten worden belast. Hierdoor kan een liquiditeitsprobleem ontstaan. 73 Onder een vermogenswinstbelasting ontstaat dit nadeel niet, omdat deze belasting alleen gerealiseerde inkomens belast. Voor Maede is het liquiditeitsprobleem een reden om voor een vermogenswinstbelasting te gaan. Naar mijn mening zijn er echter voldoende oplossingen 74 die het liquiditeitsprobleem ondervangen waardoor de vermogensaanwasbelasting zeker nog steeds een goede optie is. Wanneer rentedragend uitstel van betaling wordt verleend is het liquiditeitsprobleem daarmee ondervangen. Het belangrijkste bezwaar dat hieraan kleeft is dat van uitstel afstel komt. 75 Dit moet worden voorkomen. Een ander nadeel van een vermogensaanwasbelasting is dat het vermogen elk jaar gewaardeerd dient te worden. Kavelaars merkt mijns inziens terecht op dat dit nadeel niet groot genoeg is om op basis daarvan te zeggen dat een vermogensaanwasbelasting afgewezen moet worden. Bij een vermogensaanwasbelasting kan het zo zijn dat vermogensaanwas wordt belast die later nooit wordt gerealiseerd. Naar mijn mening moet er dan ook onbeperkte verliesverrekening voor- en achterwaarts mogelijk zijn. Verlies is immers negatief inkomen 76 en waar we positief inkomen belasten moet negatief inkomen verrekend worden. Naar mijn mening heeft een vermogensaanwasbelasting de voorkeur boven een vermogenswinstbelasting voor wat betreft het kapitaalinkomen omdat een vermogensaanwasbelasting mijns inziens beter aansluit bij het draagkrachtbeginsel. 77 De waardestijging zelf is inkomen die nieuwe koopkracht oplevert en hierbij speelt realisatie geen rol Conclusie In hoofdstuk 2 heb ik geprobeerd te achterhalen wat draagkracht nu precies inhoudt. Dit beginsel bleek niet eenduidig geformuleerd te zijn. Mijn interpretatie van een heffing naar draagkracht is een heffing die elke euro van het reëel genoten inkomen op dezelfde wijze belast en hierbij het bestaansminimum onbelast laat. Vervolgens heb ik gekeken of arbeidsinkomen en kapitaalinkomen op dezelfde wijze in de heffing betrokken dienen te worden. Die vraag heb ik positief beantwoord. De reden dat kapitaal vluchtig zou zijn is onvoldoende reden om het tarief voor kapitaalinkomen te verlagen. Allereerst blijkt een lager tarief onvoldoende effect te hebben doordat ook de erfbelasting hierin een rol speelt. Ten tweede zijn er ook andere manieren zoals het sluiten van verdragen om ontwijkend gedrag tegen te gaan die hierin een stuk wenselijker zijn. 72 Rijkers 2013, p Arends, Cursus belastingrecht (Inkomstenbelasting), paragraaf C.b. 74 Van den Dool 2009, p Rijkers 2013, p Kavelaars 2005, p Van den Dool 2009, p Rijkers 2013, p Rijkers 2013, p
17 Tot slot heb ik gekeken waaruit draagkracht nu precies bestond. Naar mijn mening sluit het SHS inkomensbegrip het beste aan bij het draagkrachtbeginsel. Zowel de lopende inkomsten uit kapitaal als de vermogenswinsten vormen de draagkracht van een belastingplichtige. Vermogenswinsten kunnen zowel via een vermogenswinst als een vermogensaanwasbelasting worden belast. Mijns inziens sluit een vermogensaanwasbelasting beter aan bij het draagkrachtbeginsel om vermogenswinsten mee te belasten. 17
18 HOOFDSTUK 3 Heffing over kapitaalinkomen in Nederland 3.1 Inleiding In hoofdstuk 3 wordt onderzocht of het kapitaalinkomen van particuliere beleggers in Nederland naar draagkracht wordt belast. Zoals gezegd interpreteer ik een heffing naar draagkracht als een heffing die elke euro van het reëel genoten inkomen die boven het bestaansminimum uitkomt op dezelfde wijze in de heffing betrekt. Eerst wordt bekeken hoe de situatie voor 2001 was. Vervolgens wordt bekeken hoe de huidige situatie is en op welke punten deze in strijd is met het draagkrachtbeginsel. Hierbij zal onderzocht worden wat de doelstellingen van de staatsecretaris zijn geweest bij invoering van de wet IB 2001 en in hoeverre deze doelstellingen aansluiten bij de draagkrachtgedachte. 3.2 Van vermogensbelasting naar inkomstenbelasting? De situatie voor 2001 In het jaar 1892 voerde de minister van Financiën Pierson als eerste een duale inkomensheffing in. Voor die periode berustte het belastingstelsel in ons land voornamelijk op diverse accijnsheffingen. In 1892 voerde hij allereerst de Wet Vermogensbelasting 1892 (hierna Wet VB 1892) in, die het inkomen uit vermogen moest treffen. Eén jaar later voerde hij ook de Bedrijfsbelasting in (hierna BB 1893), die alle daadwerkelijk genoten arbeidsinkomsten en bedrijfswinsten moest belasten voor zover deze niet reeds waren belast op grond van de wet VB In die tijd was er dus al een scheiding tussen het actieve vermogen van het BB 1893 en het gefundeerde inkomen van de VB 1892, toen nog enkel uit praktische overwegingen. 79 De VB 1892 is de voorloper van onze huidige rendementsheffing. Ook toen al werd er belasting geheven over een verondersteld rendement van 4% van de vermogenswaarde. Deze werd tegen een tarief van maximaal 1,5% belast. 80 Ongeveer twee decennia later, in 1914, werd door minister Treub een synthetische inkomstenbelasting ingevoerd. De inkomsten werden bepaald door het bronnenfictiestelsel, waarbij het inkomen uit een bron van het voorgaande kalenderjaar de grondslag was voor het jaar erop. De opbrengst van vermogen werd gescheiden in twee afzonderlijke bronnen, namelijk enerzijds de zuivere opbrengsten van (on)roerende goederen zoals bijvoorbeeld huur en anderzijds de zuivere opbrengsten van het roerend kapitaal zoals bijvoorbeeld dividend of rente. Hiervan werden de kosten voor verwerving, inning en behoud nog afgetrokken en vervolgens in de heffing betrokken naar eenzelfde tarief. Naast deze synthetische inkomstenbelasting bleef de wet VB 1892 bestaan. Het vermogensbezit werd in die tijd dus twee keer belast. Eén keer door middel van een heffing over het zuivere inkomen uit dat vermogen en één keer werd het vermogensbezit zelf belast Dusarduijn 2010, p Dusarduijn 2010, p Dusarduijn 2010, p
19 In 1941 werd er van het fictief bronnenstelsel afgestapt en werd in Nederland voortaan het reële inkomen belast. Het zuivere inkomen zijnde de zuivere inkomsten uit (on)roerende goederen en de zuivere opbrengsten van het roerend kapitaal zijn dan het voorwerp van de belasting. Verder veranderde er niet veel ten opzichte van De vermogensinkomsten blijven bestaan uit de zuivere opbrengsten van (on)roerende goederen en de zuivere opbrengsten van het roerend kapitaal. Daarnaast blijft ook de VB 1892 bestaan. 82 Pas in 1964 werd de VB 1892 van Pierson gewijzigd. Meest opvallend aan deze wijziging was de anticumulatieregeling, die er voor zorgde dat de gezamenlijke druk van inkomsten- en vermogensbelasting tot maximaal 80% (vanaf %) werd beperkt. Deze anticumulatieregeling heeft tot 2001 bestaan. Daarnaast werd de gesplitste behandeling van vermogensinkomsten in het Besluit IB 1941 werd vervangen door art. 24 Wet IB Art. 24 lid 1 IB 1964: Inkomsten uit vermogen zijn alle niet als winst uit onderneming, als winst uit aanmerkelijk belang of als inkomsten uit arbeid aan te merken voordelen die worden getrokken uit onroerende en roerende zaken en uit rechten die niet op zaken betrekking hebben. Vermogensinkomsten werden tot 2001 veelal nog niet belast. Er waren vele mogelijkheden om aan de belastingplicht te ontkomen. Zo was het aantrekkelijk om te beleggen met geleend geld. De koerswinst bleef onbelast en de rente was bovendien fiscaal aftrekbaar. Ook werden er speciale spaarproducten aangeboden waarbij de belastbare spaarrente werd omgezet in onbelaste vermogenswinsten. 83 In 1997 werd de nota Belastingen in de 21 e eeuw; een verkenning gepresenteerd. Deze nota bevat de eerste contouren van de wet IB 2001 die een einde moet maken aan de mogelijkheid om vermogensrendementen onbelast te genieten De inkomstenbelasting 2001 Met de invoering van de IB 2001 verdwijnt de VB 1964 en de IB Dit nieuwe stelsel brengt grote wijzigingen met zich mee. Allereerst geldt niet langer het zuiver inkomen als inkomensbegrip, maar het inkomen wordt onderverdeeld in drie boxen. Het zuivere synthetische stelsel wordt ingeruild voor een grotendeels analytisch stelsel. Elke box heeft zijn eigen heffingstechniek en verliesverrekening tussen de boxen is niet mogelijk. 85 In box 1 wordt het inkomen uit werk en woning belast; de regels hiervoor zijn te vinden in hoofdstuk 3 van de IB Hiertoe behoren elementen uit art. 3.1 lid 2 IB Het inkomen wordt belast tegen een progressief tarief van maximaal 52%. 87 Box 2 belast het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang; de regels hiervoor zijn te vinden in hoofdstuk 4 van de IB De belastingplichtige heeft een aanmerkelijk belang indien hij, al dan niet tezamen met zijn partner, direct of indirect voor tenminste 5% van het geplaatste kapitaal aandeelhouder is in een vennootschap waarvan het kapitaal geheel of ten dele in 82 Dusarduijn 2010, p Commissie inkomstenbelasting en toeslagen, Naar een activerender belastingstelsel, eindrapport, p Dusarduijn 2010, p Freudenthal 2004, paragraaf Art. 3.1 IB Art IB
20 aandelen is verdeeld. 88 Inkomen uit aanmerkelijk belang is het gezamenlijke bedrag van de voordelen die worden getrokken uit tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen verminderd met de aftrekbare kosten en de voordelen die worden behaald bij de vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen of winstbewijzen, of bij een gedeelte van de in deze aandelen of winstbewijzen besloten liggende rechten verminderd met de persoonsgebonden aftrek. 89 Het belastbare inkomen uit sparen en beleggen wordt belast tegen 25%. 90 In box 3 wordt het inkomen uit sparen en beleggen belast; de regels hiervoor zijn te vinden in hoofdstuk 5 van de wet IB Het forfaitaire rendement van 4% wordt belast tegen een tarief van 30%. 91 Hierover meer in de volgende paragraaf. 3.4 De elementen van de vermogensrendementsheffing Het belastingstelsel is in 2001 behoorlijk gewijzigd. Aanleiding daartoe waren nationale beleidsdoelstellingen zoals onder andere het milieu, werkgelegenheid en internationale ontwikkelingen zoals toenemende mobiliteit van arbeid en kapitaal. 92 Ondanks de lastenverlichtingen van de jaren ervoor, was vooral de belastingdruk op arbeid nog erg hoog (60%) wat in tijden van vergrijzing ongunstig is. 93 Verder zorgde het onderscheid in behandeling van vermogensinkomsten (belast) en vermogensmutaties (onbelast) er voor dat veel mensen hun vermogensinkomsten probeerden te transformeren in vermogenswinsten, zodat er een verschuiving van de lastendruk op vermogensopbrengsten naar de lastendruk op arbeid plaatsvond. Een tweede reden tot deze lastenverschuiving zat hem in het feit dat veel vermogen naar het buitenland werd verplaatst buiten het zicht van de Nederlandse fiscus. De vermogensrendementsheffing zou hier een einde aan moeten maken. 94 De belangrijkste doelstellingen van de vermogensrendementsheffing zijn: - Het bevorderen van een evenwichtige en rechtvaardige belastingdruk; - Het verbreden en versterking belastinggrondslag; - Het bevorderen van de eenvoud; - Het bevorderen van fiscale neutraliteit Grondslag voor het forfaitaire rendement Het forfaitaire rendement wordt berekend over de rendementsgrondslag Art. 4.6 IB Art IB Art IB Art IB MvT, Kamerstukken 1998/1999, , nr. 3, p Door de zware lastendruk ontstaat er een groot verschil tussen de loonkosten voor de werkgever en het nettoloon van de werknemer. Het ontmoedigt werkgevers meer mensen in dienst te nemen. Nederland heeft een omslagstelsel waarin pensioenen worden betaald uit lopende premies. Door de vergrijzing zijn er meer mensen die een pensioen nodig hebben en dus is het van belang dat er juist meer mensen gaan werken zodat er voldoende premies kunnen worden geïnd om de pensioenen uit te betalen. 94 MvT, Kamerstukken 1998/1999, , nr. 3, p MvT, Kamerstukken 1998/1999, , nr. 3, Bijlage 1. Dusarduijn & Gribnau Tegenwoordig grondslag sparen en beleggen genoemd. 20
21 Onder de rendementsgrondslag wordt verstaan de waarde in het economische verkeer van de bezittingen verminderd met de waarde in het economische verkeer van de schulden voor zover niet reeds inbegrepen in box I of II. 97 Het forfaitaire rendement is elk jaar ten minste nihil. Negatief vermogen leidt dus niet tot verrekening van dit verlies met positieve inkomsten uit andere jaren. 98 De wetgever vindt het niet wenselijk rekening te houden met negatieve vermogens omdat dit een situatie zou betreffen waarin consumptieve en financieringsschulden de waarde van de in box 3 opgenomen bezittingen overstijgen. 99 In box 1 en 2 is verliesverrekening wel mogelijk, los van de financieringsvraag. Er lijkt hier dus sprake te zijn van totale willekeur van argumenten. Het uitsluiten van verliesverrekening is bovendien in strijd met de evenwichtsgedachte die er vanuit gaat, dat de fiscus, zowel in positieve resultaten als in negatieve uitkomsten, moet delen. Het gevolg hiervan is dat meer dan 100% van de werkelijke inkomsten worden belast. Deze ondergrens in box 3 is dan ook sterk strijdig met het draagkrachtbeginsel. 100 Ik ben dan ook van mening dat verliesverrekening wel mogelijk zou moeten zijn. Art.5.3 IB 2001 verdeelt het vermogen op in vijf rubrieken, te weten: 1. Onroerende zaken en rechten die direct of in direct betrekking hebben op onroerende zaken. 2. Roerende zaken en rechten die betrekking hebben op roerende zaken. 3. Rechten die niet op zaken betrekking hebben. 4. Overige vermogensrechten. 5. Schulden. De waardeaangroei van het vermogen wordt in Nederland niet belast. Het vervreemdingsresultaat op vermogen wordt dus niet in de heffing betrokken. Op basis van het draagkrachtbeginsel zou dit wel wenselijk zijn daar het vervreemdingsresultaat de draagkracht van een belastingplichtige kan verhogen of verlagen Onderscheid in roerende en onroerende zaken De wetgever heeft dus een onderscheid gemaakt tussen roerende en onroerende zaken. Roerende zaken die voor persoonlijke doeleinde dienen en niet hoofdzakelijk ter belegging worden gehouden, vallen buiten de grondslag. 101 Onroerende zaken daarentegen vallen altijd binnen de grondslag, 102 hoewel ik het eens ben met Dusarduijn 103 dat een onroerende zaak in eigen gebruik evenmin inkomen genereert. Door het onderscheid in roerende en onroerende zaken kunnen er enkele schrijnende situaties ontstaan. Zo valt een eigenaar van een normale doorsnee caravan meestal niet in de vermogensrendementsheffing omdat deze caravan meestal in eigen gebruik is genomen en er bij een caravan geen sprake is van onroerend goed. Bij een met de grond verbonden 97 MvT, Kamerstukken 1998/1999, , nr. 3, p Arends, Cursus belastingrecht (Inkomstenbelasting), paragraaf B. 99 MvA, Kamerstukken 1998/ , nr. 202a, p Dusarduijn & Gribnau Arends, Cursus belastingrecht (Inkomstenbelasting), paragraaf B. 101 Art. 5.3 lid 2 sub c IB Art. 5.3 lid 2 sub a IB Met uitzondering van de eigen woning die in box 1 valt, art IB Dusarduijn 2010, p
Master Thesis Universiteit van Tilburg
Master Thesis Universiteit van Tilburg Voldoet de forfaitaire vermogensrendementsheffing van box 3 aan het draagkrachtsbeginsel, of is de Kapitalertragsteuer een goed alternatief? Auteur: Michelle Laveaux
Nadere informatieBELASTINGHEFFING OVER VERMOGENSINKOMSTEN
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Erasmus School of Economics Bachelorscriptie BELASTINGHEFFING OVER VERMOGENSINKOMSTEN Naam student: Mariska van der Ploeg Studentnummer: 320136 Begeleidster:
Nadere informatieHet inkomen uit verhuurde woningen en het draagkrachtbeginsel
Het inkomen uit verhuurde woningen en het draagkrachtbeginsel K.P. Rietbergen Universiteit van Tilburg Master Fiscaal Recht Administratienummer: 152953 Afstudeerdatum: 2 juli 2018 Examencommisie: Mr. dr.
Nadere informatieHoofdlijnen van het Nederlands belastingrecht
Hoofdlijnen van het Nederlands belastingrecht door Mr. P.M. van Schie Prof. dr. CA. de Kam Mr. J. Lamens Mr. drs. F.J.P.M. Haas Twaalfde herziene druk Kluwer Deventer - 2004 INHOUDSOPGAVE Voorwoord bij
Nadere informatieFiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq
Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao Second Home oktober 2017 - Utrecht Maurice De Clercq Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland
Nadere informatie17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001
Onderwerpen: Korte uitleg heffingssysteem inkomstenbelasting Korte uitleg heffingssysteem vennootschapsbelasting Vrijstellingen en heffingskortingen Aflossen eigenwoningschuld Familielening eigen woning
Nadere informatieESJ Accountants & Belastingadviseurs
ESJ Accountants & Belastingadviseurs De eigen bijdrage in de AWBZ: Vermogensbescherming zonder te schenken Maurice De Clercq & Harjit Singh Juni 2013 Programma Inleiding Belastingdruk bij eigen bijdrage
Nadere informatieAan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College,
Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH Den Haag Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal Ons kenmerk DGB 2016-568 Edelhoogachtbaar College, Uw brief (kenmerk) 14/05020 Naar aanleiding
Nadere informatieACTUALIA FISCALE ECONOMIE
Erasmus Open Dag Bachelor 2016 ACTUALIA FISCALE ECONOMIE PROF. DR. PETER KAVELAARS 05 maart 2016 ACTUALIA FISCALE ECONOMIE Actualia fiscale economie Pagina 2 OPBRENGSTEN 2016 DIRECTE BELASTINGEN 69,9 -
Nadere informatieDe koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling
Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:
Nadere informatie> Retouradres Postbus EE Den Haag Directie Algemene Fiscale Politiek
> Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl
Nadere informatieDE GEWENSTE VERVANGING VAN DE FORFAITAIRE RENDEMENTSHEFFING
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Fiscale Economie DE GEWENSTE VERVANGING VAN DE FORFAITAIRE RENDEMENTSHEFFING Remco Ibelings Studentnummer: 434133 Scriptiebegeleider:
Nadere informatieBelastingrecht in Hoofdlijnen
Belastingrecht in Hoofdlijnen Prof. dr. CA. de Kam (eindredactie) Mr. P.M. van Schie Prof. dr. I.J.J. Burgers Mr. drs. F.J.P.M. Haas Mr.J. Lamens Dr. mr. A.M. van Amsterdam RA Mr. C.M. Ettema Mr. dr. D.V.E.M.
Nadere informatieHet fingerspitzengefühl bij de heffing van vermogensinkomsten
Het fingerspitzengefühl bij de heffing van vermogensinkomsten De Nederlandse vermogensrendementsheffing en de Duitse Kapitalertragsteuer getoetst aan het draagkrachtbeginsel Masterthesis Fiscaal Recht
Nadere informatieHRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1
Inkomstenbelasting NW 1 programma Inkomsten uit werk, anders dan winst Algemene bepalingen Loon Resultaat overige werkzaamheden Periodieke uitkeringen 1 Heffingsgrondslagen boxenstelsel 1 van 2 Artikel
Nadere informatieDe herziening van de vermogensrendementsheffing: een goed alternatief?
De herziening van de vermogensrendementsheffing: een goed alternatief? Annelotte Harteveld Studentnummer: 389343 Voorburg, juni 2016 Bachelor Fiscale economie, Erasmus Universiteit Rotterdam Erasmus School
Nadere informatieFiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije en het Caribisch gebied
Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije en het Caribisch gebied Second Home september 2016 - Utrecht ESJ Accountants & Belastingadviseurs Maurice De Clercq & Nurefsan Koç Agenda 1. Inwonerschap
Nadere informatieBlok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting.
Blok 11. IS 2: dubbele belasting en de Spaanse holding (ETVE). Deelnemingen, deelnemingsvrijstelling of voorkoming van dubbele belasting. 1. Algemeen systeem. De wet voorziet in diverse gedetailleerde
Nadere informatieHoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015
Waarom een VBI of een FBI? De VBI en de FBI zijn faciliteiten die collectief belleggen faciliteren. Fiscaal bezien kan je ruwweg - (collectief) beleggen op twee manieren vormgeven. Een belastingplichtige
Nadere informatie2011 -- HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1
Inkomstenbelasting NW 1 programma Inkomsten uit werk, anders dan winst Algemene bepalingen Loon Resultaat overige werkzaamheden Periodieke uitkeringen Heffingsgrondslagen boxenstelsel 1 van 2 Artikel 2.3
Nadere informatieFiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek
Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire Second Home maart 2017 - Utrecht Robert van Beek Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap
Nadere informatieDE AANVAARDBAARHEID VAN BOX 3 EN EVENTUELE ALTERNATIEVEN
DE AANVAARDBAARHEID VAN BOX 3 EN EVENTUELE ALTERNATIEVEN Masterscriptie Fiscale Economie April 2018 Anne Meijer Studentnummer: 367706 Scriptiebegeleider: C. van Wijk Tweede beoordelaar: Y.M. Tigelaar-Klootwijk
Nadere informatieVRH in 2017 en volgende jaren
2 3 4 5 Box 3 binnen de Inkomstenbelasting 6 Wie ben ik? 7 Programma: Korte terugblik situatie voor 2001 Introductie boxenstelstel onder Wet IB 2001 Box 3 vanaf 1 januari 2017 Box 3 in de toekomst 8 Situatie
Nadere informatie7.7. Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni keer beoordeeld
Samenvatting door een scholier 2041 woorden 26 juni 2012 7.7 6 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Brutoloon Het brutoloon is het loon dat de werknemer ontvangt van zijn werkgever. Van dit loon worden
Nadere informatieESJ Accountants & Belastingadviseurs
ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het beheren van vermogen in Nederland en België Juni 2013 Maurice de Clercq Programma 1. Inleiding 2. Nederland 3. België 4. Synthese Nederland/ België 5. Conclusie
Nadere informatieTOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund
TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund te houden op 18 juli 2014, om 11:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam 2 juli 2014 I
Nadere informatieECLI:NL:RBARN:2008:BF9690
ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste
Nadere informatieFiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home september Utrecht. Robert van Beek
Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire Second Home september 2016 - Utrecht Robert van Beek Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap
Nadere informatieFiscaal memo (aangifte 2017)
Fiscaal memo (aangifte 2017) 1. Inleiding AmsterdamGold heeft het genoegen u hierbij een memorandum te verstrekken waarin enkele fiscale aspecten worden behandeld, die bij aanschaf, bezit en verkoop van
Nadere informatieEXAMENPROGRAMMA. Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Examen Belastingrecht niveau 6 Niveau
EXAMENPROGRAMMA Diplomalijn(en) Financieel-Administratief Diploma('s) Vakopleiding Bedrijfsadministratie & Accountancy (VBA ) Eamen Belastingrecht niveau 6 Niveau Vergelijkbaar met hbo Versie 1-0 Geldig
Nadere informatieKort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013
Kort Nieuws Met name uit Nederland Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 De Nederlandse belastingwetgeving geeft de mogelijkheid om een
Nadere informatie2014 -- Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1
Inkomstenbelasting NW 1 programma Inkomsten uit werk, niet-winst Algemene bepalingen Loon Resultaat overige werkzaamheden Periodieke uitkeringen Heffingsgrondslagen boxenstelsel 1 van 2 Artikel 2.3 De
Nadere informatieGooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning
Gooilanden Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Aftrek van voorbelasting 2.2.1 Geen privé gebruik recreatiewoning 2.2.2 Privé gebruik
Nadere informatieECLI:NL:RBDHA:2016:13238
ECLI:NL:RBDHA:2016:13238 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-10-2016 Datum publicatie 15-11-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 2197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht
Nadere informatieFiscaal memo 2014/2015
Fiscaal memo 2014/2015 1. Inleiding The Silver Mountain heeft het genoegen u hierbij een memorandum te verstrekken waarin enkele fiscale aspecten worden behandeld, die bij aanschaf, bezit en verkoop van
Nadere informatie1. Inleiding. 2. Uitgangspunt
1. Inleiding In het geval u overweegt een vakantiewoning aan te kopen gelegen in Parc Les Etoiles wilt u wellicht meer weten over de mogelijke gevolgen voor de belastingheffing met betrekking tot de aankoop
Nadere informatieTOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM
TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")
Nadere informatieVermogensaanwas- of vermogenswinstbenadering voor vermogen in de inkomstenbelasting?
Vermogensaanwas- of vermogenswinstbenadering voor vermogen in de inkomstenbelasting? Prof. dr. Arie Rijkers, 25 januari 2018 Vereniging voor Belastingwetenschap 2018 MIJN FOCUS: Wet IB 1964 A geniet salaris
Nadere informatieFiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009
Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie
Nadere informatieFiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010
Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie
Nadere informatieBox 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen
8 hoofdstuk Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen Oefenopgaven Opgave 8.1 a. Box 3: inkomsten uit sparen en beleggen. b. De rendementsgrondslag wordt vastgesteld naar de waarde van de bezittingen
Nadere informatieVragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen
Vragen en antwoorden over fiscale partnerregeling en heffingskortingen Dit document bevat vragen en antwoorden over de fiscale partnerregeling en de heffingskortingen. ib 801-1z*1fd INKOMSTENBELASTING
Nadere informatieInhoud. Lijst van afkortingen 13. Studiewijzer 15. Inleiding belastingrecht 17. Deel 1 Inkomstenbelasting 24
Inhoud Lijst van afkortingen 13 Studiewijzer 15 Inleiding belastingrecht 17 Deel 1 Inkomstenbelasting 24 1 Algemene uitgangspunten 26 1.1 Wie moet belasting betalen? (art. 1.1 en 1.2 Wet IB) 26 1.2 Waarover
Nadere informatieDe eigen woning; een bron van inkomen?
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Erasmus School of Economics Masterscriptie De eigen woning; een bron van inkomen? Naam: M.A.M. Santana Studentennummer: 289020 Begeleider: Mr. R.B.N. van
Nadere informatieBelastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier
15 september 2015 Belastingplan 2016; De highlights voor de dga en vermogend particulier Op 15 september 2015 is het Belastingplan 2016 aangeboden aan de Tweede Kamer. De voor dga en particuliere vermogensbezitter
Nadere informatieInhoud. Inleiding belastingrecht 19. Deel 1 Inkomstenbelasting 26. Lijst van afkortingen 15. Studiewijzer 17
Inhoud Lijst van afkortingen 15 Studiewijzer 17 Inleiding belastingrecht 19 Deel 1 Inkomstenbelasting 26 1 Algemene uitgangspunten 29 1.1 Wie moet belasting betalen? (art. 1.1 en 1.2 Wet IB) 29 1.2 Waarover
Nadere informatieBesluit voorkoming dubbele belasting 2001
Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 Besluit van 21 december 2000, houdende vaststelling van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2008, 574 HOOFDSTUK 1 REIKWIJDTE
Nadere informatieDefiscalisering in relatie tot het draagkrachtbeginsel
Defiscalisering in relatie tot het draagkrachtbeginsel Universiteit van Tilburg Naam: L.M.M. (Lars) Pluijm Studierichting: Fiscale Economie Administratienummer: 831194 Datum: November 2011 Examencommissie:
Nadere informatieOfficiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht
STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M
Nadere informatieEen alternatief voor de bronafbakening tussen resultaat uit overige werkzaamheden en box 3?
Een alternatief voor de bronafbakening tussen resultaat uit overige werkzaamheden en box 3? Auteur: Administratienummer: Afstudeerrichting: Universiteit: Datum van afstuderen: Examinatoren: W.J.M. (Billy)
Nadere informatieDe werkkostenregeling internationaal belicht.
De werkkostenregeling internationaal belicht. Over de werkkostenregeling (hierna: WKR) is al veel geschreven en gesproken. De internationale aspecten van de werkkostenregeling zijn echter onderbelicht
Nadere informatieFiscaal memo (aangifte 2015)
Fiscaal memo (aangifte 2015) 1. Inleiding AmsterdamGold heeft het genoegen u hierbij een memorandum te verstrekken waarin enkele fiscale aspecten worden behandeld, die bij aanschaf, bezit en verkoop van
Nadere informatieDubbele winst bij verliezen Rechtpraak Hoge Raad biedt nieuwe kansen over de grens
Dubbele winst bij verliezen Rechtpraak Hoge Raad biedt nieuwe kansen over de grens Op 1 maart van dit jaar heeft de Nederlandse Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan in een Nederbelgische situatie.
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur
Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling
Nadere informatie,15% 27,65% 40,80% ,80% 40,80% % 52% ,15% 9,75% 22,90% 6.
Inleiding Onderstaand treft een overzicht van de belangrijkste tarieven of drempels voor het jaar 2017 en, daar waar nodig 2016. Het overzicht biedt overigens geen volledige weergave van alle voorgestelde
Nadere informatie1. Inkomstenbelasting/premie
Tabellen IB/PH 1.1 1. Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2016 1.1 Inkomstenbelasting 1.1.1 Belastingplicht Inkomstenbelasting wordt geheven van natuurlijke personen. Binnenlandse belastingplichtigen
Nadere informatieChecklist Deelnemingsvrijstelling
Checklist Deelnemingsvrijstelling Wie een (persoonlijke) holding bezit met daarin aandelen in een werkmaatschappij, zal al snel achter het belang van de deelnemingsvrijstelling komen. De deelnemingsvrijstelling
Nadere informatieBesluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen
Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Artikel XII Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
Nadere informatieNederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning
Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning Second Home juni 2015 - Antwerpen Maurice De Clercq - Niek Op den Kamp - Harjit Singh ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Een tweede woning
Nadere informatieTOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund
TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Insinger de Beaufort Income Plus Fund te houden op 25 april 2014, om 14:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam
Nadere informatieReactie op prejudiciële vraag 17/01256
Reactie op prejudiciële vraag 17/01256 Conserverende aanslag ter zake van pensioen- en lijfrechten: strijd met verdragstrouw? Berichtgegevens Tijdstip ontvangst : 12-05-2017 12:28 Afzender : J.J.T. Beerepoot
Nadere informatieBerekening inkomsten naar Duitse fiscale maatstaven
Inkomstenbelasting. Loonbelasting. Onbeperkte belastingplicht in Duitsland. Gebruik formulier Bescheinigung EU/EWR. Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit Mededeling van 1 december 2015,
Nadere informatieVijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken?
Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen Herman M. Kappelle 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Terzake van de wijzigingen van het fiscale regime van de kapitaalverzekeringen in de Wet IB 2001, had
Nadere informatieHet effect van de rendementsheffing bij particuliere verhuurders.
Het effect van de rendementsheffing bij particuliere verhuurders. Door Dr. N. Nobel. 21 oktober 2011 1. De heffing van inkomstenbelasting sinds 1941 Sinds de invoering van het Besluit Inkomstenbelasting
Nadere informatieFiscale aspecten onroerende zaken in box 3
Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3 FFP Forum, 4 april 2019 Ferd Beukers Jan Vrusch Fiscaal Juridisch Adviesbureau Programma Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3 Inleiding Particuliere verhuur
Nadere informatieBIJLAGE 2: Bruto-nettotrajecten
BIJLAGE 2: Bruto-nettotrajecten Aan de heer Groot is toegezegd om informatie te verstrekken over verschillen tussen het brutonettotraject van ondernemers en werknemers. 1 Aannames Een vergelijking van
Nadere informatie3. Fiscale positie van edelmetaal bezittende particulieren. 4. Fiscale positie van edelmetaal bezittende rechtspersonen
1. Inleiding Wij verstrekken u hierbij een memorandum waarin enkele fiscale aspecten worden behandeld, die bij de aanschaf, het bezit en de verkoop van edelmetalen relevant kunnen zijn. Aan de orde komen
Nadere informatieDe huidige vermogensrendementsheffing: Een rechtvaardig systeem?
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics Bachelorscriptie Fiscale Economie De huidige vermogensrendementsheffing: Een rechtvaardig systeem? Naam: Erica de Bree Studentnummer: 372434 Begeleider:
Nadere informatie138 De Pensioenwereld in 2014
17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen
Nadere informatieWelk inkomensbegrip komt het meest overeen met een heffing naar draagkracht en op welk moment dient pensioeninkomen te worden belast?
Welk inkomensbegrip komt het meest overeen met een heffing naar draagkracht en op welk moment dient pensioeninkomen te worden belast? Rechtsvergelijking tussen Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Naam:
Nadere informatieBelasting op huurinkomsten: 'De Belgische wetgever staat voor een moeilijke opdracht'
Belasting op huurinkomsten: 'De Belgische wetgever staat voor een moeilijke opdracht' Bart Vereecke redacteur MoneyTalk en Trends 14/04/18 om 13:40 - Bijgewerkt op 15/04/18 om 00:57 Het Europees Hof van
Nadere informatieAanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016
Belastingdienst 16 2016 Aanvullende toelichting Belasting berekenen bij emigratie of immigratie in 2016 Deze aanvullende toelichting hoort bij de M-aangifte 2016. In het Overzicht inkomsten en aftrekposten
Nadere informatieIs de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland
Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland SynVest is als fiscale beleggingsinstelling verplicht om 15% dividendbelasting in te houden op uitgekeerd dividend en dit af te dragen
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober
Nadere informatieSfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken
Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken Naam Jurgen Grein Studierichting Administratienummer Datum Examencommissie Begeleider Fiscale economie 925474 November 2012 Drs.
Nadere informatieHet belastingrecht BES. Perspectief bedrijfsleven
Page 1 Het belastingrecht BES Perspectief bedrijfsleven Handelsmissie Aruba Bonaire 2012 mr. Zuleika S. Lasten 6 juli 2012 Doel fiscaal stelsel BES Vereenvoudiging Lage tarieven en verbreding grondslag
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 4
Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door M. 1189 woorden 16 november 2016 0 keer beoordeeld Vak Economie Economie, hoofdstuk 4 Loon/winst: zijn vormen van inkomen. Hierover betaal je belastingen
Nadere informatieBelastingcijfers 2015
Belastingcijfers 2015 Box 1 - inkomen uit werk en woning Schijventarief voor personen jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd: Belastbaar inkomen doch niet belastingtarief tarief premie volksverzekeringen
Nadere informatieOvergangsrecht Wet inkomstenbelasting 2001
hcersgnagreovewt nitsalebnetsmoknit 102g Overgangsrecht inhaal pensioentekorten (Besluit van 20 december 2000, Stb. 2000, 640, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 13 december 2002, Stb. 2002, 635)
Nadere informatieJJJ. de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs INTERNATIONALE ASPECTEN VAN DE FORFAITAIRE RENDEMENTSHEFFING
JJJ JJJ de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs INTERNATIONALE ASPECTEN VAN DE FORFAITAIRE RENDEMENTSHEFFING Onderzoek in opdracht van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Caron & Stevens / Baker
Nadere informatieECLI:NL:RBOBR:2015:1146
ECLI:NL:RBOBR:2015:1146 Instantie Datum uitspraak 06-03-2015 Datum publicatie 12-03-2015 Zaaknummer 14_1605 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Belastingrecht Eerste
Nadere informatieSamenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari keer beoordeeld. Hoofdstuk 4.3 t/m & 4.4 begrippen;
Samenvatting door een scholier 1202 woorden 10 januari 2002 6 104 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 4.3 t/m 5 4.3 & 4.4 begrippen; arbeidsinkomen voor werknemers is dit het loon en voor zelfstandigen
Nadere informatieVERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN
VERERVING VAN AANDELEN IN EEN B.V. MET BELEGGINGSVERMOGEN Vanaf 2010 kan overlijden met vererving van aandelen in een eigen B.V. met beleggingsvermogen (waaronder verhuurd onroerend goed) tot een onverwachte
Nadere informatieOEFENEXAMEN BELASTINGPRAKTIJK VOOR DE BV EN DE DGA
OEFENEXAMEN BELASTINGPRAKTIJK VOOR DE BV EN DE DGA NIBE-SVV, 2013 1. Wat is een rioolrecht? A. Een belasting. B. Een bestemmingsheffing. C. Een retributie. 2. De omzetbelasting is een (1) belasting in
Nadere informatieESJ Accountants & Belastingadviseurs
ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het realiseren van vermogen vanuit een vennootschap Juni 2013 Maurice de Clercq Programma Realiseren van vermogen 1. Inleiding 2. Emigratie België 3. Luxemburg/ Curaçao
Nadere informatieAdministratiekantoor Van den Dungen B.V. Nieuwsbrief 2016, 5 e jaargang, 12 e editie
Administratiekantoor Van den Dungen B.V. Nieuwsbrief 2016, 5 e jaargang, 12 e editie Inhoud 1. Box 3 per 01-01-2017 2. Pensioen in eigen beheer vanaf 01-01-2017 3. Diverse overige wijzigingen 4. Eindejaarstips
Nadere informatieAbnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?
Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Aan de hand van bepaalde transacties wordt binnen groepen van vennootschappen soms gepoogd om winsten te verschuiven naar de vennootschappen
Nadere informatieEen individuele en buitensporige last: Alternatieven voor de vermogensrendementsheffing
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Erasmus School of Economics Masterscriptie Fiscale Economie Een individuele en buitensporige last: Alternatieven voor de vermogensrendementsheffing Naam student:
Nadere informatieInstelling. Onderwerp. Datum
Instelling De Staatssecretaris van Financiën Onderwerp Nota van Toelichting bij het Besluit tot wijziging van het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 in verband met de samenloop met het belastingverdrag
Nadere informatieUitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie
Nadere informatieHRo - Inkomstenbelasting - Aanmerkelijk belang -- Deel 2
Inkomstenbelasting AB 2 programma Verdieping aanmerkelijk belang Fictieve vervreemding, doorschuifregeling en fictief AB Bijzondere regelingen Vruchtgebruik Vervreemdingsprijs bij betaling in termijnen
Nadere informatieAANBEVELING VAN DE COMMISSIE. van 6.12.2012. over agressieve fiscale planning
EUROPESE COMMISSIE Brussel, 6.12.2012 C(2012) 8806 final AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 6.12.2012 over agressieve fiscale planning NL NL AANBEVELING VAN DE COMMISSIE van 6.12.2012 over agressieve fiscale
Nadere informatieFiscale aspecten bij de koop en verhuur van een woning op villapark Residence Lipno Tsjechië
Fiscale aspecten bij de koop en verhuur van een woning op villapark Residence Lipno Tsjechië In deze notitie worden de Tsjechische en Nederlandse fiscale aspecten toegelicht bij de verwerving en verhuur
Nadere informatieWerkstuk Economie Belastingstelsel 2001
Werkstuk Economie Belastingstelsel 2001 Werkstuk door een scholier 1702 woorden 21 maart 2001 6,3 131 keer beoordeeld Vak Economie VOORAF. Deze brochure is geschreven voor een modaal gezin en een gezin
Nadere informatieOm de bijleenregeling uit te leggen worden de volgende termen gebruikt:
De bijleenregeling: Deze regeling is in werking getreden per 1 januari 2004. Door deze regeling wordt het voor huiseigenaren ongunstig om de overwaarde te gaan gebruiken voor andere zaken dan de financiering
Nadere informatie2014 -- Inkomstenbelasting - AB -- Deel 1
Inkomstenbelasting AB 1 programma Inleiding aanmerkelijk belang Ratio regeling Wanneer sprake van AB? Meesleepregeling en meetrekregeling Reguliere voordelen en vervreemdingsvoordelen Verkrijgingsprijs
Nadere informatieECLI:NL:RBZWB:2016:5823
ECLI:NL:RBZWB:2016:5823 Instantie Datum uitspraak 20-09-2016 Datum publicatie 22-12-2016 Rechtbank Zeeland-West-Brabant Zaaknummer BRE - 15 _ 7455 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht
Nadere informatieFiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije
Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije Second Home maart 2017 - Utrecht ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap
Nadere informatieDatum van inontvangstneming : 22/06/2017
Datum van inontvangstneming : 22/06/2017 Vertaling C-264/17-1 Zaak C-264/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 mei 2017 Verwijzende rechter: Finanzgericht Münster (Duitsland)
Nadere informatie