DICTEE WOORDEN 1. DICTEE WOORDEN ik 2. jij 3. ja 4. zij 5. hij. 6. wij 7. nee 8. de baby 9. het kind 10. de naam
|
|
- Mark Segers
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 DICTEE WOORDEN 1 DICTEE WOORDEN ik 2. jij 3. ja 4. zij 5. hij DICTEE WOORDEN vijf 2. nul 3. zes 4. één 5. vier 6. tien DICTEE WOORDEN de rug 2. de bus 3. de arm 4. de buik 5. de fiets 6. de auto DICTEE WOORDEN kaal 2. klein 3. rond 4. recht 5. groot 6. het oor DICTEE WOORDEN de jas 2. de tas 3. de bal 4. de rok 5. de trui 6. de ring 6. wij 7. nee 8. de baby 9. het kind 10. de naam 7. drie 8. acht 9. twee 10. zeven 11. negen 12. het nummer 7. de trein 8. de voet 9. de boot 10. de hand 11. het been 12. het lichaam 7. het oog 8. de tand 9. de neus 10. het haar 11. de mond 12. het hoofd 7. het gat 8. het pak 9. de euro 10. het geld 11. de broek 12. de kleren TaalCompleet A1 Dictee Woorden 1 1
2 DICTEE WOORDEN de zin 2. de lijn 3. de pen 4. de gum 5. de map 6. de punt DICTEE WOORDEN de tuin 2. de trap 3. het dak 4. de deur 5. het huis 6. de muur DICTEE WOORDEN de kat 2. de pot 3. de koe 4. de klok 5. het bot 6. de tafel 7. de letter 8. het rondje 9. het woord 10. het kruisje 11. het plaatje 12. het potlood 7. de vraag 8. de straat 9. het raam 10. de streep 11. de kamer 12. het antwoord 7. het bed 8. het dier 9. de stoel 10. de bank 11. de hond 12. het mens TaalCompleet A1 Dictee Woorden 1 2
3 DICTEE WOORDEN 2 DICTEE WOORDEN de tv 2. de zus 3. de brief 4. de zoon 5. de krant 6. de broer DICTEE WOORDEN fout 2. goed 3. de dag 4. het jaar 5. de week 6. de avond DICTEE WOORDEN eten 2. de ui 3. de sla 4. de pap 5. de kool 6. het ijsje DICTEE WOORDEN de pil 2. de post 3. de man 4. de boer 5. het feest 6. de markt DICTEE WOORDEN vol 2. min 3. vies 4. veel 5. leeg 6. plus 7. het boek 8. de vader 9. de puzzel 10. de dochter 11. de moeder 12. de computer 7. het adres 8. de datum 9. de maand 10. de agenda 11. de middag 12. de ochtend 7. drinken 8. de soep 9. de boter 10. het brood 11. de tomaat 12. de banaan 7. de vrouw 8. de dokter 9. de jongen 10. het meisje 11. de tandarts 12. het ziekenhuis 7. boven 8. weinig 9. schoon 10. het bad 11. beneden 12. de douche TaalCompleet A1 Dictee Woorden 2 1
4 DICTEE WOORDEN het ijs 2. de wolk 3. de wind 4. de lucht 5. het vuur 6. de steen DICTEE WOORDEN ver 2. koud 3. warm 4. de pan 5. de vork 6. de lepel 7. het hout 8. het zand 9. de regen 10. het goud 11. het weer 12. het water 7. het mes 8. het blad 9. het park 10. het bord 11. de boom 12. de bloem TaalCompleet A1 Dictee Woorden 2 2
5 DICTEE WOORDEN 3 DICTEE WOORDEN licht 2. diep 3. typen 4. zwaar 5. hangen 6. Hij praat. DICTEE WOORDEN rijden 2. bellen 3. in bad 4. de groep 5. op het bord 6. over de stoel DICTEE WOORDEN duur 2. horen 3. de prijs 4. de winkel 5. Zij betalen. 6. de verkoper DICTEE WOORDEN hoi 2. hallo 3. de baan 4. tot ziens 5. het werk 6. langzaam 7. Zij kijken. 8. Jullie lezen. 9. Wij schrijven. 10. de informatie 11. De man helpt. 12. De vrouw luistert. 7. naast de kast 8. onder de tafel 9. voor het raam 10. onder het bed 11. achter het huis 12. Zij woont in het huis. 7. Wij kopen soep. 8. Het ijsje is lekker. 9. Wij zien de hond. 10. de boodschappen 11. Het kost tien euro. 12. Hij verkoopt brood. 7. Ik heet Jan. 8. Het raam is open. 9. Het meisje is snel. 10. Dit bedrijf is groot. 11. De baas heet Karif. 12. Hij werkt in de tuin. TaalCompleet A1 Dictee Woorden 3 1
6 DICTEE WOORDEN staan 2. zitten 3. de pijn 4. Hij is jong. 5. De kat is ziek. 6. De vrouw is oud. DICTEE WOORDEN slapen 2. het eind 3. de buurt 4. de plaats 5. het begin 6. het voorbeeld DICTEE WOORDEN zoet 2. zout 3. zuur 4. lachen 5. de foto 6. Hij is blij. DICTEE WOORDEN het slot 2. de toets 3. de sport 4. de school 5. de wereld 6. voetballen 7. Ik krijg een brief. 8. Zij liggen op bed. 9. Hij geeft de krant. 10. De jongen is beter. 11. Wij lopen op straat. 12. Hij kijkt naar de koe. 7. De tas is nieuw. 8. De krant is oud. 9. De baby is moe. 10. een andere fiets 11. De dokter is binnen. 12. De jongen loopt buiten. 7. het aantal 8. Jullie lachen. 9. Wij zijn alleen. 10. Zij weet de datum. 11. Tien komt na negen. 12. Hij woont in de stad. 7. Wij hebben les. 8. De vrouw is juf. 9. Hij zit in de klas. 10. Dit boek is dubbel. 11. Zij slapen in de tent. 12. Hij woont in dit land. TaalCompleet A1 Dictee Woorden 3 2
7 DICTEE WOORDEN 4 DICTEE WOORDEN het uur 2. vroeger 3. moeilijk 4. spreken 5. makkelijk 6. Het is laat. DICTEE WOORDEN thuis 2. de taal 3. gisteren 4. bekijken 5. vandaag 6. Wij zijn vrij. DICTEE WOORDEN vallen 2. Wij zijn stil. 3. het contact 4. Het is druk. 5. het gesprek 6. het internet DICTEE WOORDEN half 2. leven 3. iemand 4. niemand 5. de politie 6. begrijpen 7. om vier uur 8. Het is vroeg. 9. Hij doet veel. 10. Zij spelen buiten. 11. Hij is nu tandarts. 12. Zij slaapt tot acht uur 7. de vakantie 8. De bus is lang. 9. De broek is kort. 10. Ik voetbal morgen. 11. Het plaatje is mooi. 12. Wij gaan vanavond. 7. het probleem 8. op de website 9. De tafel is laag. 10. De trap is hoog. 11. Wij leren de taal. 12. Zij tekenen een boom. 7. Zij zingen. 8. Wij roken. 9. Dit is slecht. 10. Je moet eten. 11. Het dier is dood. 12. De vrouw zorgt voor het kind. TaalCompleet A1 Dictee Woorden 4 1
8 DICTEE WOORDEN kiezen 2. spellen 3. trekken 4. het stuk 5. noemen 6. voorstellen DICTEE WOORDEN oké 2. hier 3. daar 4. de meter 5. hetzelfde 6. een beetje DICTEE WOORDEN zoeken 2. jammer 3. normaal 4. de brand 5. bedenken 6. het midden 7. De man is sterk. 8. drie soorten brood 9. De jongen heeft niks. 10. Het meisje heeft alles. 11. Ik gebruik de computer. 12. Wij noemen de baby Emma. 7. Water is nat. 8. Hij zegt: Tot ziens! 9. Wij roepen de man. 10. Daarom ben ik moe. 11. De boeken zijn anders. 12. De bank is twee meter. 7. De jas is gek. 8. Hij blijft hier. 9. Wij zijn klaar. 10. Wij koken pap. 11. Het kind is bang. 12. Veel drinken is belangrijk. TaalCompleet A1 Dictee Woorden 4 2
9 DICTEE A1 THEMA 1 DICTEE THEMA De tekst is lang. 2. Begrijp je de uitleg? 3. Ik vind dat belangrijk. 4. Schrijf het antwoord op. 5. De opdrachten staan hier. DICTEE THEMA Hoi Tim! 2. dankjewel 3. goedemiddag 4. goedemorgen 5. goedenavond DICTEE THEMA Zij zijn ziek. 2. Ben jij zes jaar? 3. Ik vertel weinig. 4. Hij heeft een plan. 5. U bent meneer Dekker. DICTEE THEMA Typ een zin. 2. Vul het woord in. 3. Kijk op de website. 4. Gebruik het plaatje. 5. Dat is het juiste soort. DICTEE THEMA Ik leer Nederlands. 2. Wij kijken een film. 3. Het hoofdstuk is lang. 4. Een hoofdletter is groot. 5. Het alfabet heeft 26 letters. 6. Wat is de instructie? 7. Wat is de betekenis? 8. Ik maak de zinnen af. 9. Beantwoord de vragen. 10. Het boek heeft vier thema s. 6. Hij kent mijn zoon. 7. Yusuf is mijn vriend. 8. Hij ontmoet de boer. 9. Wij groeten de tandarts. 10. Zij komt de dokter tegen. 6. Jij hebt een gouden ring. 7. Jullie hebben vuile kleren. 8. Ik heb een schitterend huis. 9. Wij zijn Marieke en Thomas. 10. Zij hebben ingewikkelde vragen. 6. Streep het woord door. 7. Kruis het antwoord aan. 8. Ik heb een eenvoudige vraag. 9. Onderstreep het goede antwoord. 10. Tussen haakjes staat een nummer. 6. Mijn enkel doet pijn. 7. Dat is de goede manier. 8. Ik heb een dag extra vrij. 9. De quiz heeft twaalf vragen. 10. Een ui heeft een ronde vorm. TaalCompleet A1 Dictee Thema 1 1
10 DICTEE THEMA Ik hoor geen verschil. 2. Ik zie allemaal dieren. 3. Beide mannen zijn oud. 4. De paal staat naast de weg. 5. Kamer heeft drie medeklinkers. DICTEE THEMA Zij eten dinsdag sla. 2. Op vrijdag heeft hij vrij. 3. Zij is het weekend thuis. 4. Hij heeft geen afspraken. 5. Morgen is mijn verjaardag. DICTEE THEMA Zijn oma is oud. 2. Thuis is het gezellig. 3. Mijn neef is vijf jaar. 4. Ron is niet getrouwd. 5. Mijn oom woont in Soest. DICTEE THEMA Hij koopt een brood. 2. Zij heeft een vol glas. 3. Wij zien een oude foto. 4. De opdracht is moeilijk. 5. De vrouw loopt hier altijd. DICTEE THEMA De lucht is grijs. 2. De banaan is geel. 3. De tomaat is rood. 4. Het potlood is oranje. 5. De fiets is donkerblauw. 6. Sommige bloemen zijn dood. 7. De poot van de tafel is kapot. 8. Hoe spreek je jouw naam uit? 9. Hij ziet verschillende bedrijven. 10. Groet heeft een lange klinker. 6. Zaterdag komt mijn dochter. 7. Op zondag is de winkel dicht. 8. Ik ga woensdag naar de markt. 9. Zij gaat maandag naar haar werk. 10. Wij gaan donderdag met de trein. 6. Jullie tante heet Mariska. 7. Mijn familie is heel groot. 8. Mijn nicht heeft een vriend. 9. Zij hebben drie kleinkinderen. 10. Zijn ouders hebben een winkel. 6. Zij zoeken een kleine auto. 7. De boodschappen zijn duur. 8. Je kunt het adres opzoeken. 9. De dokter werkt erg precies. 10. Dat staat niet in het woordenboek. 6. De sla is groen. 7. Mijn trui is roze. 8. De palen zijn bruin. 9. Het briefje is paars. 10. Zijn kleren zijn zwart. TaalCompleet A1 Dictee Thema 1 2
11 DICTEE A1 THEMA 2 DICTEE THEMA De rijst is wit. 2. De thee is warm. 3. Ik koop oude kaas. 4. Wil je een stuk fruit? 5. Het vlees is van de koe. DICTEE THEMA Wil je wijn bij het eten? 2. Ik eet kool als avondeten. 3. Zij drinkt thee uit een glas. 4. Ik eet brood bij het ontbijt. 5. Hij drinkt melk bij de lunch. DICTEE THEMA Ik drink vaak thee. 2. De man drinkt wijn. 3. Jij drinkt nogal veel. 4. Zij drinkt nooit koffie. 5. Ik werk op een school. DICTEE THEMA De voetbal is kapot. 2. We verdelen het geld. 3. De politie ziet niemand. 4. Ik doe kaas op mijn brood. 5. Hij schrijft het antwoord op. DICTEE THEMA Mijn verjaardag is in juni. 2. In december zijn er feesten. 3. In de winter is het koud buiten. 4. In januari begint het nieuwe jaar. 5. In de zomer gaan we op vakantie. 6. Dit ei is van onze kip. 7. Ik drink zwarte koffie. 8. Wij eten veel groente. 9. Wij eten vanavond vis. 10. Wat kosten de aardappels? 6. Zij drinken koffie met suiker. 7. s Middags slaapt zij een uur. 8. Wij gaan meestal op de fiets. 9. Ik eet s ochtends om zes uur. 10. Wij komen s avonds om acht uur. 6. Werk jij in een winkel? 7. Zij werken steeds meer. 8. Wij werken vooral thuis. 9. Hij werkt helemaal nooit. 10. Jullie drinken samen koffie. 6. Zij hebben zeven kleinkinderen. 7. Ik koop suiker bij de supermarkt. 8. Zij koopt haar lunch bij de bakker. 9. De bloempot staat voor het raam. 10. Ik werk ongeveer acht uur per dag. 6. Ik ga in september naar school. 7. In de herfst vallen de bladeren. 8. In de lente zijn de bomen mooi. 9. Hij gaat in oktober naar de dokter. 10. In april gaan we een weekend weg. TaalCompleet A1 Dictee Thema 2 1
12 DICTEE THEMA Ik wens u een prettige dag. 2. Ik wil graag een ons appels. 3. Een woordenboek kost veel. 4. De man is bijna aan de beurt. 5. Alstublieft, hier is twaalf euro. DICTEE THEMA Ik kan de rijst niet vinden. 2. Wij sparen geen zegeltjes. 3. Sorry, ik heb mijn pas niet. 4. De korting staat op de bon. 5. Je mag natuurlijk iets vragen. DICTEE THEMA Zij is zestig kilo. 2. Hij is veertig jaar. 3. Mijn huisnummer is Zijn postcode is 4576 XV. 5. Wat is uw geboortedatum? DICTEE THEMA De klank blijft hetzelfde. 2. Ik ken de regels nog niet. 3. De meisjes zitten niet stil. 4. Zij koopt één ons druiven. 5. Hoeveel appels eten jullie? DICTEE THEMA Ik vind ham lekker. 2. Wij hebben een gesprek. 3. Hij kent die persoon niet. 4. Hij kan de rest niet vinden. 5. We kopen jam in de winkel. 6. De groenten zitten in het tasje. 7. Dat is inderdaad erg goedkoop gram is de helft van een kilo. 9. Mag het iets meer of minder zijn? 10. De groenteman staat op de markt. 6. U kunt beginnen met pinnen. 7. Hij vraagt waar de soep staat. 8. Daarna gaat hij naar de kassa. 9. De verkoopster groet de vrouw. 10. U krijgt meteen een spaarkaart. 6. Wij wonen hier twintig jaar. 7. Zij zijn twaalf jaar getrouwd. 8. Ik heb elf neefjes en nichtjes. 9. Ik heb geen telefoonnummer. 10. Ik wil graag honderd gram kip. 6. Opa vertelt twee verhalen. 7. De vrouw heeft drie tassen. 8. Welke boeken vindt hij mooi? 9. Zij kan haar sokken niet vinden. 10. De buren hebben twee poezen. 6. Dan moet je naar de dokter. 7. Zij eet een boterham met kaas. 8. Ten slotte koopt hij nog groente. 9. Hij moet extra werken in februari. 10. Roos en Fahrid zoeken informatie. TaalCompleet A1 Dictee Thema 2 2
13 DICTEE A1 THEMA 3 DICTEE THEMA De tram is laat. 2. U kunt instappen. 3. Wij willen met de taxi. 4. Zij reizen met de trein. 5. De chauffeur rijdt hard. DICTEE THEMA Dit is een autoweg. 2. Dit is een veilige stad. 3. Je mag hier niet lopen. 4. Wat betekent dat bord? 5. Zij is bang in het verkeer. DICTEE THEMA Hoe laat is het? 2. Het is twaalf uur. 3. Het is half negen. 4. Het is vijf over twee. 5. Het is kwart voor elf. DICTEE THEMA Zij neemt een taxi. 2. Ik mis de sneltrein. 3. De bus stopt overal. 4. Hij gaat dus niet mee. 5. De reis duurt twee uur. DICTEE THEMA Wie helpt jou? 2. Hoe ga je naar huis? 3. Waarom kom je niet? 4. Dat is geen goede reden. 5. Hoeveel broden koop je? 6. Dit is de trein naar Utrecht. 7. Rijdt deze bus naar Almere? 8. De metro rijdt vandaag niet. 9. Jullie fietsen dertig kilometer. 10. Hij gaat met het openbaar vervoer. 6. In dat dorp gebeurt niets. 7. We gaan over de snelweg. 8. Zij houdt zich aan de regels. 9. Hij rijdt zestig kilometer per uur. 10. Het is hier verboden voor fietsers. 6. Wanneer vertrekt hij? 7. Hij komt over een halfuur. 8. Een uur heeft zestig minuten. 9. Ik moet een kwartier wachten. 10. Over dertig seconden is het klaar. 6. Je moet hier overstappen. 7. Dit is de stoptrein naar Zwolle. 8. De conducteur is op het station. 9. Van welk spoor vertrekt de trein? 10. Waar is de ingang van het bedrijf? 6. De lengte is zeven meter. 7. Waar zijn mijn schoenen? 8. Wat ga jij vanavond doen? 9. Welke sleutels zijn van jou? 10. In de kast liggen drie paar sokken. TaalCompleet A1 Dictee Thema 3 1
14 DICTEE THEMA Zij gaan met de trap. 2. Komt u om drie uur? 3. Hij gaat naar de bushalte. 4. Jullie gaan naar de uitgang. 5. Jij komt s ochtends bij ons. DICTEE THEMA Er staat een lange file. 2. Zij eet soep bij de lunch. 3. Hij luistert naar de radio. 4. Met zegeltjes krijg je korting. 5. Sorry, u kunt hier niet pinnen. DICTEE THEMA Ik kom uit West-Afrika. 2. Op de kaart zie je Tilburg. 3. Limburg ligt in het zuiden. 4. Utrecht ligt in het midden. 5. Wij wonen in Zuid-Holland. DICTEE THEMA Graag gedaan! 2. Daarna moet u links. 3. U moet eerst rechtsaf. 4. Dan is het niet ver meer. 5. De man wijst hem de weg. DICTEE THEMA 3.10 EN Hij wacht bij de bushalte. 2. Dit is het centraal station. 3. Wij vertrekken binnenkort. 4. Zij raadt wat hij gemaakt heeft. 5. Welke boeken horen bij elkaar? 6. Hij komt uit hetzelfde dorp. 7. Ik kom om acht uur beneden. 8. Wij komen naar de wedstrijd. 9. Zij gaat nooit naar de tandarts. 10. Ik ga tegenwoordig vaak sporten. 6. Wat is jouw telefoonnummer? 7. Ik loop iedere dag met de hond. 8. Ik vind dat een vervelende man. 9. De afstand is negentig kilometer. 10. Zij gaat pas om twaalf uur slapen. 6. Friesland ligt in het noorden. 7. De wind komt uit het oosten. 8. Nederland heeft vijf eilanden. 9. In welke richting rijden we nu? 10. Dit is de provincie Noord-Brabant. 6. Daarna steekt u de weg over. 7. U moet de tweede weg rechts. 8. Gert vraagt de weg aan een man. 9. Bij het kruispunt moet u naar links. 10. Ga rechtdoor naar de winkelstraat. 6. Hij heeft veel liefde voor katten. 7. Ik probeer echt op tijd te komen. 8. Dat heeft er niets mee te maken. 9. Ik leer de woorden uit mijn hoofd. 10. Zij spreekt het woord duidelijk uit. TaalCompleet A1 Dictee Thema 3 2
15 DICTEE A1 THEMA 4 DICTEE THEMA Mijn buren zijn oud. 2. De schuur is in de tuin. 3. De wc is in de badkamer. 4. De auto staat in de garage. 5. Onze flat heeft vier ruimtes. DICTEE THEMA Vanavond eten wij pizza december is Roel jarig. 3. Plotseling staat de bus stil. 4. Zet u hier uw handtekening? 5. s Middags ga ik met de tram. DICTEE THEMA Het zingen klinkt mooi. 2. Dat lijkt me een goed plan. 3. Ik ben al drie keer verhuisd. 4. Hij schrijft de straatnaam op. 5. Wij hebben een klein balkon. DICTEE THEMA Duurt de les nog lang? 2. Snap je wat de juf zegt? 3. Heeft hij een groot gezin? 4. Is jullie baas nooit serieus? 5. Wil je de kast verplaatsen? DICTEE THEMA Het raam is niet dicht. 2. Hij doet vaak negatief. 3. Zij hebben geen relatie. 4. Deze pizza is niet bijzonder. 5. Zijn antwoord verbaast me niet. 6. Het toilet is naast de keuken. 7. Zij houden allebei van zingen. 8. Ik heb een grote woonkamer. 9. Woon jij in een appartement? 10. Wij hebben twee slaapkamers. 6. Morgen stuur ik hem een kaart. 7. s Avonds brengen we haar thuis. 8. In Afrika is de natuur heel anders. 9. Misschien moet hij naar de dokter. 10. Natuurlijk schrik ik van dat verhaal. 6. Vorige week was ik in Leiden. 7. De buren groeten elkaar altijd. 8. Ik heb Iris lang geleden ontmoet. 9. De buurvrouw kookt aardappels. 10. De flat heeft veertien verdiepingen. 6. Wonen zij aan de overkant? 7. Beloof je dat je zult wachten? 8. Gaat dit vliegtuig naar Egypte? 9. Herinnert hij zich je naam nog? 10. Bent u de eigenaar van het bedrijf? 6. Hij vindt de instructie niet lastig. 7. Zij vertrouwen de chauffeur niet. 8. De conducteur maakt geen grapje. 9. Er is geen groenteman in het dorp. 10. Hij heeft geen handtekening gezet. TaalCompleet A1 Dictee Thema 4 1
16 DICTEE THEMA De verzekering is duur. 2. Ik leen geld bij de bank. 3. Hij betaalt weinig belasting. 4. Hij reageert niet op de brief. 5. Wat kosten gas en elektriciteit? DICTEE THEMA Bart is zijn achternaam. 2. Wat is haar adres? 3. Haar voorletters zijn M.C. 4. Mijn woonplaats is Almere. 5. Wilt u dit formulier invullen? DICTEE THEMA De fles wijn is leeg. 2. Zij leven erg zuinig. 3. Wij scheiden het afval. 4. Hij denkt aan het milieu. 5. Ik zing onder de douche. DICTEE THEMA 4.9 EN Ik ben net thuis. 2. Ik zal je een tip geven. 3. Zijn computer is kapot. 4. Het lekt in de badkamer. 5. Hoelang woont u hier al? 6. Kurt zit op een sportvereniging. 7. Wij staan al lang op de wachtlijst. 8. Hij heeft een sociale huurwoning. 9. De baas heeft een hoog inkomen. 10. Hij schrijft zich in via de computer. 6. Dirk vult bij geslacht man in. 7. Weet jij hoe die man eruitziet? 8. De oude vrouw slaapt overdag. 9. Ik heb nog meer gegevens nodig. 10. Zij heeft een buitenlandse naam. 6. Hij zet de verwarming laag. 7. Glas doen we in de glasbak. 8. Heb jij een papiertje voor mij? 9. Er staan verschillende bakken. 10. De kinderen gooien met een bal. 6. Het is rustig op het werk. 7. Kunt u het gat repareren? 8. Wij komen zo snel mogelijk. 9. Hij heeft een nieuwe telefoon. 10. Huiswerk maken is erg belangrijk. TaalCompleet A1 Dictee Thema 4 2
MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1
MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Wonen
Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Boodschappen
Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet een tomaat.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatieThema 3 Vervoer. Inhoudsopgave
Thema 3 Vervoer Inhoudsopgave 3.1 Met de taxi 155 3.2 Regels in het verkeer 156 3.3 De tijd 157 3.4 Reizen met de trein 160 3.5 Wie, wat, waar? 161 3.6 Komen en gaan 163 3.7 Reizen met de auto 165 3.8
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 4 WONEN Opdracht 1 het gas de buren de woning de keuken Opdracht 11 1. De man werkt in de tuin. 2. De man leest in de woonkamer. 3. De man staat in de keuken. 4. De vrouw
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Voorstellen
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 1 bij 1.2 * Doe de opdracht met de groep. Uitleg voor de docent: De cursisten lopen door elkaar door het lokaal. Laat de cursisten elkaar in tweetallen begroeten,
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Voorstellen
Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen Opdracht 2 bij 1.2 Vraag en antwoord. Cursist A: lees de vraag hardop. Cursist B: lees het antwoord hardop. Klaar? Dan leest cursist B de vragen. Cursist A Cursist
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 2 BOODSCHAPPEN Opdracht 1 de groente pinnen de suiker de supermarkt Opdracht 7 Hoi Ramon! Ik eet graag rijst met kip. En ik drink altijd water bij het eten. Maar ik vind
Nadere informatie2.7 In de supermarkt **
2.7 In de supermarkt ** Je hoort. Ze gaat naar de supermarkt. In de supermarkt zoekt ze alle boodschappen. Maar ze kan de koffie niet vinden. Ze vraagt het aan iemand die in de supermarkt werkt. verkoper
Nadere informatieREGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.
61 61 REGELS 1 Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 1 Ik woon met mijn gezin in een rijtjeshuis met vier slaapkamers. 2 De vijf appartementen in deze flat zijn heel klein. 3 Hij heeft een groot huis
Nadere informatiede aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.
Woordenlijst bij hoofdstuk 4 de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop. alleen zonder andere mensen Hij is niet getrouwd. Hij woont helemaal a, zonder familie.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Vervoer
Spreekopdrachten thema 3 Vervoer Opdracht 1 bij 3.1 Jullie zijn op straat. Cursist A: je wilt met de taxi reizen. Cursist B: je bent taxichauffeur. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1.
Nadere informatieALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN
STER IN LEZEN ALFA A LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet?
Nadere informatieOpstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen
www.edusom.nl Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen Het is belangrijk om veel woorden te leren. In deze extra les vindt u extra woorden bij de Opstartlessen 1 t/m 5. Kijk ook eens naar
Nadere informatieVeertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel
Veertien leesteksten Leesvaardigheid A1 Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek Ad Appel Uitgave: Appel, Aerdenhout 2011-2016 Verkoopprijs: 1,95 Ad Appel Te bestellen via www.adappelshop.nl
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Boodschappen
Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Praat samen. Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 3 Kinderen
Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.
Nadere informatieHerhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie
Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,
Nadere informatieTe huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement
51 51 HOOFDSTUK 4 Te huur WOORDEN 1 1 Ik woon in een flat op de vierde.... a verdieping b appartement 2 Het is een rijtjeshuis met een grote woonkamer en drie.... a tuinen b slaapkamers 3 Mijn woonkamer
Nadere informatieBasisexamen inburgering in het buitenland. Auteurs: Karine Bloks-Jekel, Willemijn de Graaf, Marieta Plattèl, Rian Senden, Rosanne Vermaat
TAALCOMPLEET Basisexamen inburgering in het buitenland Inburgeringsexamen buitenland 1e druk 2014 ISBN Inburgeringsexamen buitenland: 978-94-90807-21-4 Copyright: KleurRijker B.V., info@kleurrijker.nl
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 2 GELD Opdracht 1: de pinpas de geldautomaten het geld het bedrag Opdracht 8 1. Hij betaalt in Nederland met de euro. 2. Wij wisselen geld. 3. Je hebt briefjes en munten.
Nadere informatieAuteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design
Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieThema 2 Boodschappen. Inhoudsopgave
Thema 2 Boodschappen Inhoudsopgave 2.1 Eten en drinken 131 2.2 Ontbijt, lunch en avondeten 133 2.3 Ik drink melk. 135 2.4 Aard-ap-pel 136 2.5 Maanden en seizoenen 138 2.6 Op de markt 140 2.7 In de supermarkt
Nadere informatieISK Leerlijn. Alfabetisering. zitten. een twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien
1. Ik ga naar school agenda begrijpen (ik begrijp het niet) boek bord computer dicht (doe dicht) dit docent doe (doen) duidelijk en even fout ga (gaan) geven goed (dat is goed) groep gum klaar klas kom
Nadere informatieMelkweg. Een dak boven je hoofd. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Het huis
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Een dak boven je hoofd Wonen: Het huis Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Een dak boven je hoofd, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieISK Leerlijn. Alfabetisering. Bijlage: Startwoordenschat alfabetisering NT2 ISK woorden
Bijlage: Startwoordenschat alfabetisering NT2 ISK - 100 woorden 1. Ik ga naar school begrijp (ik begrijp het niet) boek computer dit docent doe ga kom laptop naar open pak papier pen potlood tablet wat
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 1 Nederland
Spreekopdrachten thema 1 Nederland Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij zegt wat hij kan. Bijvoorbeeld: Ik kan koken. Laat de eerste cursist herhalen
Nadere informatieLES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1
12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.
Nadere informatieLeesboekje eten en drinken
Leesboekje eten en drinken Leesboekje Eten en Drinken Pagina 1 Dit is de groente Dit is het fruit. Dit is de sinaasappel. Dit is de banaan. Dit is de tomaat. Dit is de appel. Dit zijn de druiven. Dit is
Nadere informatieMelkweg. Hier is de bon. Lezen Alfa A. Naar de winkel
Melkweg Lezen Alfa A Hier is de bon Naar de winkel Colofon Melkweg Lezen Alfa A, Hier is de bon, 205 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van Stichting
Nadere informatieWat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.
103 103 HOOFDSTUK 7 Wat gaan we doen? WOORDEN 1 Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen. 2 Op 22 november zijn we 25 jaar
Nadere informatie1. De verjaardag OPDRACHT 1. OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar
1. De verjaardag OPDRACHT 1 OPDRACHT 2 1. b) niet waar 2. a) waar 3. b) niet waar 4. a) waar 5. b) niet waar OPDRACHT 3 1. a) Wij praten over de kinderen met de buurman. 2. b) Zal ik me even voorstellen?
Nadere informatieMelkweg. Lijn 5. Lezen Alfa A. Reizen
Melkweg Lezen Alfa A Lijn 5 Reizen Colofon Melkweg Lezen Alfa A, Lijn 5, 05 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van Stichting Melkweg +. Stichting Melkweg
Nadere informatieWat eten we vanavond?
35 35 HOOFDSTUK 3 Wat eten we vanavond? WOORDEN 1 Kies uit: jam school slager boodschappen vegetariër 1 Dorien eet geen vlees. Ze is. 2 Moniek houdt van zoet. Ze eet graag op brood. 3 Johan, ik ga naar
Nadere informatieGrammatica Woordbenoemen 2. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6
Grammatica 2 Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Voegwoord 4 Telwoorden: hoofdtelwoorden 7 Telwoorden: rangtelwoorden 10 Telwoorden: hoofd- en rangtelwoorden 13 Persoonlijk voornaamwoord
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 1 NEDERLAND Opdracht 1 een afspraak maken het Nederlandse landschap Sinterklaas het kaartje Opdracht 13 Carola Hadassa Carola Hadassa Carola Hadassa Opdracht 18 Hallo,
Nadere informatieGeregeld spreken. Ditte Oost & Monique Schoorl ANTWOORDEN
Geregeld spreken Ditte Oost & Monique Schoorl LES 1 11 Maak de zinnen af 1 Het meisje is blij. 2 De dokter is in het ziekenhuis. 3 De kinderen zijn op school. 4 De man is bij de gemeente. 5 De docent is
Nadere informatieMelkweg. Wat eet u? Lezen Alfa A. Gezond eten
Melkweg Lezen Alfa A Wat eet u? Gezond eten Colofon Melkweg Lezen Alfa A, Wat eet u?, 2015 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van Stichting Melkweg +.
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 3 VERVOER
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A1 THEMA 3 VERVOER Opdracht 1 de fietser oversteken de bushalte de file Opdracht 8 Hoi Özkan, Gisteren was ik naar een feestje in Amsterdam. Ik had geen vervoer / fiets toen ik
Nadere informatieMODULE 1 OPDRACHT 16. OPDRACHT heten 2. heet 3. heet 4. heten 5. heet 6. heten 7. heet 8. heet 9. heten 10. heet
MODULE 1 OPDRACHT 16 OPDRACHT 13 1. heten 2. heet 3. heet 4. heten 5. heet 6. heten 7. heet 8. heet 9. heten 10. heet OPDRACHT 14 1. fout 2. goed 3. goed 4. fout 5. goed OPDRACHT 15 1. heten 2. heet 3.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 7 Werken
Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 2 bij 7.2 ** Knip de volgende pagina door. Je bent leidinggevende in een restaurant. Vandaag is de eerste werkdag van een nieuwe werknemer. Leg uit wat hij moet
Nadere informatieMelkweg. De deur op slot. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Wonen: Veilig wonen
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B De deur op slot Wonen: Veilig wonen Colofon Melkweg: De deur op slot, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieMelkweg. Hoe gaat het? Lezen Alfa A. De dokter
Melkweg Lezen Alfa A Hoe gaat het? De dokter Colofon Melkweg Lezen Alfa A, Hoe gaat het?, 2015 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van Stichting Melkweg
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 6 Werk zoeken
Spreekopdrachten thema 6 Werk zoeken Opdracht 1 bij 6.1 * Beantwoord de vragen. 1. Waar zoek je vacatures? In de krant, op internet of ergens anders? 2. Ga je naar het UWV WERKbedrijf? 3. Ga je naar een
Nadere informatieMelkweg. Help je mee? Lezen van Alfa A naar Alfa B. Vrijwilligerswerk
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Help je mee? Vrijwilligerswerk Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Help je mee?, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern
Nadere informatieKijk op YouTube spreekvaardigheid A1
Kijk op YouTube spreekvaardigheid A1 Oefenexamen Ad Appel Spreekvaardigheid A1 10 vragen serie A 1. Hoe vaak doet u boodschappen? 2. Wanneer bent u geboren? 3. Wat drinkt u het liefst? 4. Wat vindt u van
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatie- je kan me wat - module 3. docere delectare movere. je kan me wat nt2taalmenu.nl module 3. tekeningen -
- je kan me wat - module 3 docere delectare movere tekeningen - 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 je kan me wat ROCvA nt2taalmenu.nl - educatie - ROCvA module 3 1 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5
Nadere informatiede andijvie A is een soort groente met grote groene bladeren.
Woordenlijst bij hoofdstuk 6 de aardappel Wat eten we vanavond, rijst of a? alcoholvrij zonder alcohol Graag een a bier. Ik moet nog auto rijden. de andijvie A is een soort groente met grote groene bladeren.
Nadere informatieLesbrief 3. De fysiotherapeut.
MDS-65 speakerstand Thema Gezondheid. Lesbrief 3. De fysiotherapeut. Inleiding Deze les gaat over praten met de fysiotherapeut. Een man, meneer Kaya, belt de fysiotherapeut. Hij maakt een afspraak. Hij
Nadere informatieVoor jou. Verhalen van mantelzorgers. Anne-Rose Hermer
Voor jou Verhalen van mantelzorgers Anne-Rose Hermer 6 Inleiding In dit boek maak je kennis met Martine, Koos en Sara. Ze zijn alledrie in een andere fase van hun leven. Maar één ding is hetzelfde voor
Nadere informatieMelkweg. Iedereen fit! Lezen van Alfa A naar Alfa B. Gezondheid: Sporten en bewegen
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Iedereen fit! Gezondheid: Sporten en bewegen Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Iedereen fit, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 2 Geld
Spreekopdrachten thema 2 Geld Opdracht 1 bij 2.1 Cursist A is groenteman. Cursist B koopt iets bij hem op de markt. Cursist A begint het gesprek. Klaar? Dan begint cursist B het gesprek. Cursist A 1. Goedemiddag!
Nadere informatieLes 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1
15/10/14 1 Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1 1. (komen) Waar.... jij vandaan? 2. Uit welk land.... u? 3. Brenda.... vandaag uit Engeland. 4. Wij.... uit België. 5. Wanneer.... zij thee drinken?
Nadere informatie- je kan me wat - module 4. docere delectare movere
- je kan me wat - module 4 docere delectare movere je kan me wat ROCvA - educatie nt2taalmenu.nl - ROCvAmodule 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 je kan me wat nt2taalmenu.nl module 4 1 1 2 3
Nadere informatieOpstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.
www.edusom.nl Opstartlessen Les 2. Wonen Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
Nadere informatieLes 5. Tijd & het weer
www.edusom.nl Opstartlessen Les 5. Tijd & het weer Wat leert u in deze les? Praten over het weer. Praten over de tijd. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam
Nadere informatie- je kan me wat - module 4. docere delectare movere
- je kan me wat - module 4 docere delectare movere je kan me wat ROCvA - educatie nt2taalmenu.nl - ROCvAmodule 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 je kan me wat nt2taalmenu.nl module 4 1 1 2 3
Nadere informatieMelkweg. Een volle tas. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Boodschappen
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Een volle tas Boodschappen Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Een volle tas, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern
Nadere informatieCursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 1 Het huis
Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 1 Het huis 1 Woorden 1 de badkamer 2 het bed 3 de deur 4 de doek 5 de doos 6 de douche 7 het huis 8 de huiskamer 9 de kapstok 1 10 de keuken 11 de muis 12 de muur 13
Nadere informatieMelkweg. Goede reis. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Reizen
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Goede reis Reizen Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Goede reis, 0 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave
Nadere informatieEen retour Rotterdam
71 71 HOOFDSTUK 5 Een retour Rotterdam WOORDEN 1 Wat hoort bij elkaar? 1 zebrapad a pinnen 2 auto b binnengaan 3 automaat c oversteken 4 ingang d parkeren 2 Kies uit: tram vertraging door de week strippenkaart
Nadere informatieMelkweg. Een dagje ouder. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Ouder worden
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Een dagje ouder Ouder worden Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Een dagje ouder, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern
Nadere informatieafgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten
Woordenlijst bij hoofdstuk 7 Deel 1 aanhebben (kleren) dragen Hij h een warme trui a, want het is koud. afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten
Nadere informatieLes 4. De fysiotherapeut.
http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 4. De fysiotherapeut. Inleiding Deze les gaat over praten met de fysiotherapeut. Een man, meneer Bashir, belt de fysiotherapeut. Hij maakt een afspraak. Hij zegt
Nadere informatieKijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.
Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,
Nadere informatieMelkweg. Waar woon je? Lezen Alfa A. Het huis
Melkweg Lezen Alfa A Waar woon je? Het huis Colofon Melkweg Lezen Alfa A, Waar woon je?, 2015 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave van Stichting Melkweg
Nadere informatieToets Geletterdheid en Begrijpend Lezen
1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets
Nadere informatieANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 4 GEZONDHEID
ANTWOORDEN TAALCOMPLEET A2 THEMA 4 GEZONDHEID Opdracht 1 de apotheek het gebit de medicijnen de temperatuur opnemen Antwoorden Thema 4 Gezondheid 1 Opdracht 11 5. de schouder 1. de arm 2. de buik 6. de
Nadere informatieMelkweg. Van kop tot teen. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Gezondheid: Het lichaam
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Van kop tot teen Gezondheid: Het lichaam Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Van kop tot teen, 0 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann
Nadere informatiebruin bruin de kuil de ui de uil de muis het huis de tuin de fluit het fruit de huid a/aa, e/ee, o/oo, u/uu, i/ ie, ij/ei, oe, ui, eu, au/ou
Pen! nr. 11 - de bruine trui 1 11.1 Lees en schrijf de ui de uil de muis het huis de ui de uil de muis het huis de tuin de fluit het fruit de huid de tuin de fluit het fruit de huid de kuil bruin bruin
Nadere informatieThema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang
www.edusom.nl Thema Kinderen en school. Les 17. De kinderopvang zoekt opvang voor haar kind. Ze belt naar een kinderdagverblijf. Is er een plaats vrij? Is de peuterspeelzaal misschien een oplossing? Gaat
Nadere informatieThema Nederlandse cultuur en gewoontes
http://www.edusom.nl Thema Nederlandse cultuur en gewoontes Lesbrief 32. Mag ik even uitpraten? Wat leert u in deze les? Eén lange zin maken van twee korte zinnen. Je mening geven. Veel succes! Deze les
Nadere informatieProgramma Nederlands Praten
Nederlands Praten 1 / Basisvaardigheden, hoofdstuk 3 Oefeningen werkwoorden hebben en zijn Oefening 1: Wat is het juiste werkwoord? (zijn) Jij ben/bent een leerling (zijn) Hij is/bent een man (zijn) Zij
Nadere informatieMelkweg. Pinnen mag. Lezen van Alfa A naar Alfa B. Geld
Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B Pinnen mag Geld Colofon Melkweg Lezen van Alfa A naar Alfa B: Pinnen mag, 2013 Auteurs: Merel Borgesius Kaatje Dalderop Willemijn Stockmann Dit katern is een uitgave
Nadere informatieGoedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed.
Vocabulaire En Action 5 : Nederlans naar Frans Unité 1 Goedendag! Ik ben Ik, ik ben ja Ben jij? En jij? Jij bent! nee één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien Unité 2 Gaat het? Het gaat goed.
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 8 Opleidingen
Spreekopdrachten thema 8 Opleidingen Opdracht 1 bij 8.2 Lees de vragen. Geef antwoord. 1. Kun je bij jou in de buurt cursussen volgen? Waar dan? 2. Volg jij een cursus of heb je een cursus gevolgd? Welke
Nadere informatieDat is een koopje! HOOFDSTUK 8 WOORDEN. Kies het goede woord. Ik ga even naar de... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager
119 119 HOOFDSTUK 8 Dat is een koopje! WOORDEN 1 2 3 1 Ik ga even naar de.... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager 2 Wil je wat drinken? Ja graag, een... koffie alsjeblieft. a fles b beker
Nadere informatieRia Massy. De taart van Tamid
DE TAART VAN TAMID Ria Massy De taart van Tamid De taart van Tamid 1 Hallo broer! Hallo Aziz! roept Tamid. Zijn hart klopt blij. Aziz belt niet zo dikwijls. Hij woont nog in Syrië. Bellen is moeilijk in
Nadere informatieLesbrief 8. Een taxi bellen
www.edusom.nl Opstartlessen Lesbrief 8. Een taxi bellen Wat leert u in deze les? Een taxi bellen. Het tegenovergestelde van dingen zeggen. Zeggen wat u mooi vindt, of waar u gek op bent. Veel succes! Deze
Nadere informatieGrammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.
Grammatica Inhoud 1. De en het 2. Meervoud 3. Werkwoord 4. Vraagwoorden 5. Zinnen maken 1 6. Zinnen maken 2 7. Zinnen maken 3 8. Zinnen maken 4 9. Niet en geen 10. Lange woorden 11. Het verkleinwoord 12.
Nadere informatieInhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL LES 2: VRIJE TIJD LES 3: THUIS LES 4: NEDERLAND LES 5: TOEKOMST 126
Inhoudsopgave LES 1: NAAR SCHOOL 8 1 Ziek 8 2 Plus en min 14 3 Wat moet en wat is goed? 20 4 De bel 26 Woorden 32 LES 2: VRIJE TIJD 38 1 Naar de film 38 2 Rada wil fit zijn 44 3 Vrije tijd 50 4 Ik ben
Nadere informatieSpreekopdrachten thema 4 Gezondheid
Spreekopdrachten thema 4 Gezondheid Opdracht 1 bij 4.1 * Doe de opdracht in groepjes. Uitleg voor de docent: Verdeel de klas in groepjes van vier à vijf cursisten. Op deze pagina staan kaartjes met lichaamsdelen
Nadere informatieGrammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6
Grammatica Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Zinnen knippen 4 Het onderwerp 7 De persoonsvorm 11 Het gezegde 17 Het werkwoordelijk gezegde 21 Het naamwoordelijk gezegde 24 Het lijdend
Nadere informatieLes 3. Familie, vrienden en buurtgenoten
www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les
Nadere informatieCursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 5 Eten
Cursistenboek Taalklas.nl Hoofdstuk 5 Eten 1 Woorden 1 het bord 2 het brood 3 het glas 4 de koffie 5 de lepel 6 het mes 7 de patat 8 de rijst 9 de suiker 1 10 de taart 11 de thee 12 de vis 13 het vlees
Nadere informatieREGELS. Kies het goede woord. 1 Ik vind de fiets niet mooi. Ik koop... niet. a het b hem
114 114 REGELS 1 1 Ik vind de fiets niet mooi. Ik koop... niet. a het b hem 2 Deze film is pas nieuw. Bijna niemand heeft... gezien. 3 Deze slagroom moet je niet meer eten.... is te oud. a Het b Hij 2
Nadere informatieEXTRA SCHRIJFOPDRACHTEN
EXTRA SCHRIJFOPDRACHTEN OPDRACHT 1, 2, 3 EN 4: MAAK DE OPDRACHTEN OP WWW.TAALSTERK.NL. OPDRACHT 5: MAAK DE ZINNEN AF. 1. Ik heb geen uitnodiging gekregen voor het feest. Waarom.. 2. Hakim voelt zich niet
Nadere informatieThema Gezondheid Beginnerslessen
http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Beginnerslessen Les 1. Een afspraak maken Deze les gaat over een afspraak maken. Een afspraak met de dokter. U gaat naar de huisarts. Eerst moet u een afspraak maken.
Nadere informatieThema Kinderen en school. Lesbrief 20. Op het schoolplein
Thema Kinderen en school. Lesbrief 20. Op het schoolplein brengt zijn dochter Ama naar school. Hij praat met een moeder van een ander kind op het schoolplein. De moeder heet. Waar werkt? Wat leert u in
Nadere informatie- je kan me wat - module 2. docere delectare movere. tekeningen -
- je kan me wat - module 2 docere delectare movere je O kan ROC p e me n van S wat Amsterdam c h o o l - A nt2taalmenu.nl educatie m s t e r - d ROC a m van module Z Amsterdam u i d - O 2 o s t tekeningen
Nadere informatieBij H&M. Nederlandse Academie 02/2184707 A2
Bij H&M Tiebe is bij H&M. Zij is samen met haar kind. Het kind heet Laura. Laura is drie jaar. Tiebe is op de derde verdieping. Ze wil een jurk voor een feest kopen. Ze ziet veel mooie jurken. Dan kijkt
Nadere informatie