21.4. Een inleiding tot intergenerationele economie: het Diamond-model van overlappende generaties (OLG-model)
|
|
- Julia van Dongen
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 764 Economische groei onderzoek breiden Kneller et al. (1999) deze budgetbeperking als volgt uit: g t +ng t = τy t +nt t +def t (44) Naast de gekende g t en τy t omvat vergelijking (44) respectievelijk de nietproductieve overheidsuitgaven (ng t ), de niet-distortieve belastingen en andere overheidsinkomsten (nt t ) en het overheidstekort (def t ). Niet-productieve uitgaven omvatten onder andere een groot aantal transfers (bijv. pensioenen, werkloosheidsuitkeringen). Kenmerkend voor niet-distortieve belastingen is dat ze de productie niet verstoren omdat ze de opbrengst van sparen en investeren niet ondermijnen. Een voorbeeld vormen belastingen op de consumptie. Vergelijking (44) laat meteen rijkere voorspellingen toe ten aanzien van het effect van het begrotingsbeleid op de langetermijngroei. Zo zal een verlaging van τ ondubbelzinnig de groei bevorderen indien deze gecompenseerd wordt door een verhoging van de niet-distortieve belastingen (nt t ). Indien evenwel tegelijkertijd g t daalt, blijft de parabolische relatie van figuur gelden. Zo zal een daling van de niet-productieve overheidsuitgaven (ng t ) de groei bevorderen indien tegelijkertijd g t stijgt of τ daalt. Dalen ondertussen echter vooral de niet-distortieve belastingen, dan zal er geen effect op de groei zijn. Het empirisch onderzoek van Kneller et al. (1999) voor 22 OESO-landen in bevestigt deze conclusies. Ze tonen daarmee aan dat de samenstelling van overheidsuitgaven en -ontvangsten van significant belang is voor de langetermijngroei van landen Een inleiding tot intergenerationele economie: het Diamond-model van overlappende generaties (OLG-model) Eerder noemden we het Solow-model uit 1956 een mijlpaal in de theorievorming over economische groei en ontwikkeling op lange termijn. Minder dan tien jaar later formuleerde Peter Diamond (1965), geïnspireerd door Samuelson (1958), zijn model van overlappende generaties. Bijna veertig jaar later is dit model uitgegroeid tot hét werkpaard bij uitstek in zeer vele domeinen van economische analyse waarbij de intertemporele dimensie van belang is. De analyse van de economische groei is een duidelijk voorbeeld (zie de la Croix en Michel, 2002). Andere toepassingen treft men aan in de milieu-economie, de bevolkingseconomie, de monetaire economie, de economie van de sociale zekerheid, enz. Zoals we verder zullen zien, situeert het Diamond-model zich ook binnen de neoklassieke benadering van de langetermijngroei. Een aantal basisveronderstellingen als perfecte concurrentie, constante schaalopbrengsten, afnemende meeropbrengsten op kapitaal, exogene technologische vooruitgang en bevolkingsgroei, zijn prominent aanwezig. Op twee vlakken onderscheidt
2 De moderne groeitheorie 765 het model zich evenwel fundamenteel van het (augmented) Solow-model. Ten eerste is de spaar- en investeringsneiging niet meer constant; ze wordt endogeen bepaald door de interactie van nutsmaximaliserende gezinnen en winstmaximaliserende bedrijven. Een tweede cruciaal gegeven is dat Diamond uitgaat van de realiteit dat het leven tijdelijk is. In een economie worden continu individuen (gezinnen) geboren, en zullen continu individuen (gezinnen) sterven. Op ieder moment leven dan ook overlappende generaties. Zeker wanneer men wil nadenken over langetermijnontwikkeling, is dit een zinvol uitgangspunt. Merken we nog op dat parallel met Diamond ook andere economen nieuwe modellen ontwikkelden in het verlengde van Solow, met eveneens een micro-economisch onderbouwde spaar- en investeringsneiging. Al even belangrijk als het Diamond-model is het Ramsey-Cass-Koopmans-model 14. Voor een bespreking hiervan, verwijzen we naar Blanchard en Fischer (1989) of Heijdra en van der Ploeg (2002). Het grootste verschil met het Diamond-model is dat Ramsey, Cass en Koopmans oneindig lang levende individuen veronderstellen. Ook aan dit model zijn vele recentere ontwikkelingen op bijvoorbeeld het terrein van de economische groei schatplichtig. Eén voorbeeld werkten we zelf uit in de vorige paragraaf met het Barromodel. Een ander voorbeeld is het reeds eerder vermelde Lucas-model (1988) over scholing en economische groei. In wat volgt zetten we eerst de uitgangspunten van het Diamond-model uiteen. Vervolgens bestuderen we het optimaliserend gedrag van de gezinnen en de bedrijven, de evenwichtsvoorwaarden op de verschillende markten en de implicaties van het model voor de economische ontwikkeling op lange termijn. Vragen die we ons ook bij de bespreking van het Solowmodel stelden, komen dan terug. Hoe kunnen verschillen in het niveau van de levensstandaard van landen verklaard worden? Enz. Assumpties Een kernidee aan de basis van Diamonds OLG-model is dat ieder individu twee perioden leeft. In de eerste periode is men jong, in de tweede oud. Meteen impliceert dit dat op ieder moment telkens twee generaties samenleven: de jongeren, die in de betreffende periode geboren zijn, en de ouderen, die in de vorige periode geboren zijn. In de veronderstelling van een constante bevolkingsgroei n geldt: L t =L t 1 (1 + n) (45) waarbij L t het aantal jongeren in de periode t aanduidt en L t 1 het aantal jongeren in de periode t 1. Meteen staat L t 1 ook voor het aantal ouderen in t. 14. De basis van dit model werd door F. Ramsey reeds gelegd in D. Cass (1965) en T. Koopmans (1965) bouwden er in de jaren 60 op verder.
3 766 Economische groei Iedere jongere in de periode t biedt één eenheid arbeid aan die hem/haar een reëel loon oplevert. Dit loon kan ofwel worden geconsumeerd, ofwel gespaard. Voor een goed begrip schat men de chronologie van deze activiteiten best als volgt in. Terwijl gedurende de ganse periode t gewerkt wordt, wordt de consumptie- en spaarbeslissing op het einde van die periode genomen. Door hun besparingen worden de jonge agenten kapitaalbezitter. Ze kopen kapitaalgoederen die ze bij het begin van de periode t+1 zullen uitlenen aan de bedrijven. Op die manier wordt de kapitaalvoorraad in de economie gevormd, waarmee in t+1 wordt geproduceerd (zie verder). Voor de individuen resulteert daaruit een kapitaalinkomen. Kapitaal vormt meteen ook de enige inkomensbron voor de ouderen. Oude individuen werken immers niet meer. Op het einde van hun oude periode verkopen ze hun kapitaal aan de jongeren (die dan willen sparen) en ze consumeren de ganse opbrengst. Bovenstaande uiteenzetting ligt aan de basis van de budgetrestricties waarmee ieder individu te maken heeft. Beschouw een jongere in de periode t. Er moet gelden dat: w t =c 1t +s t (46) c 2t + 1 =(1+r t+1 )s t (47) In deze vergelijkingen duidt het subscript t op de tijdsperiode waarin men zich bevindt. De subscripten 1 en 2 staan respectievelijk voor een jong en een oud individu. Vergelijking (46) duidt de gelijkheid aan tussen het reëel looninkomen van een jong individu in periode t (w t ) en diens consumptie (c 1t ) en besparingen (s t ). Bemerk dat we geen subscript 1 toevoegen bij de besparingen. De reden is dat enkel jonge agenten sparen: s heeft per definitie betrekking op jongeren, de toevoeging 1 is dan ook onnodig. Vergelijking (47) geeft de consumptie van dit individu aan wanneer hij/zij oud is. Dit zal in de periode t+1 zijn, wat logischerwijze de aanduiding c 2t + 1 verklaart. Deze consumptie is precies gelijk aan de besparingen uit de jonge periode, aangevuld met de reële rente-opbrengsten hierop. De relevante rente is r t+1. Zoals gezegd, wordt er op het einde van de periode t gespaard. Hiermee worden kapitaalgoederen gekocht die in t+1 ter beschikking worden gesteld van de bedrijven. De opbrengst op het sparen zal dan ook bepaald worden door de productiviteit van kapitaal in t+1. Verder zal blijken dat deze samenvalt met de reële rente in t We veronderstellen dat de economische agenten deze toekomstige rente perfect anticiperen (geen onzekerheid). Uit de vergelijkingen (46) en (47) volgt meteen ook de intertemporele budgetbeperking van een individu geboren in t. De actuele waarde van de consumptie over het leven moet gelijk zijn aan het verdiende reëel loon: 15. Bemerk dat we hier afwijken van het symbool R dat we traditioneel voor de reële rente hanteren. We doen dit in overeenstemming met wat in de groeitheorie gebruikelijk is.
4 De moderne groeitheorie 767 c lt + c 2t + 1 =w t (48) 1+r t+1 Alle individuen zullen trachten hun nut over het leven te maximaliseren. Voor de eenvoud gaan we verder uit van een logaritmische nutsfunctie 16. Het nut over het leven van een individu geboren en jong in t kan dan ook geschreven worden als: U L =lnc lt + lnc 2t + 1 ρ 0 (49) 1+ρ Hierin staat ρ voor de mate van tijdsvoorkeur. De bedrijven in de economie opereren onder perfecte concurrentie. De productie komt tot stand via de combinatie van arbeid geleverd door de jongeren (L t in aantal) en kapitaal geleverd door de ouderen. Zoals gezegd, resulteert dit kapitaal uit de besparingen van de ouderen toen zij nog jong waren. De productiefunctie is van het Cobb-Douglas type: Y t =AK 1 α t L t (50) waarbij K t =L t 1 s t 1 In wat volgt zullen we de veronderstelling maken dat de technologie (A) exogeen is en constant. Tevens gaan we ervan uit dat kapitaal niet aan depreciatie onderhevig is. Herschrijving van (50) in functie van de output per werknemer, impliceert: y t =Ak t = ƒ(k t ) (51) waarbij: y t = Y t,k t = K t L t L t Optimalisering door de individuen De opdracht voor iedere jongere geboren in t bestaat erin zijn consumptieniveaus c 1t en c 2t + 1 zodanig te kiezen dat vergelijking (49) gemaximaliseerd wordt, gegeven de nevenvoorwaarde beschreven door (48). De oplossingsmethode voor dit optimaliseringsprobleem vertrekt van onderstaande Lagrange-functie. c 2t + 1 Ω =lnc lt + lnc 2t λ w t c lt 1+ρ 1+r t Zoals we reeds eerder hebben aangegeven, bijv. in bijlage 2 bij hoofdstuk 17, is de logaritmische nutsfunctie een bijzonder geval van de meer algemene iso-elastische nutsfunctie die in vorige paragraaf centraal stond. De iso-elastische nutsfunctie tendeert naar een logaritmische relatie wanneer de intertemporele substitutie-elasticiteit gelijk is aan 1.
5 768 Economische groei De eerste-ordevoorwaarden voor een optimum zijn: Ω 1 =0 =λ (52) c lt c lt Ω 1 =0 =λ 1+ρ (53) c 2t + 1 c 2t r t+1 Ω =0 clt + c 2t + 1 =w t (48) λ 1+r t+1 Substitutie van (52) ter vervanging van λ in (53) resulteert in de gekende Eulervergelijking voor de consumptie (zie ook bijlage 1 bij hoofdstuk 5). c 2t + 1 = 1+r t+1 (54) c lt 1+ρ Herschrijving van (54) als een vergelijking voor c 2t + 1 /(1 + r t+1 ) en substitutie hiervan in de budgetvergelijking (48), impliceert dat in het optimum zal gelden dat: c lt + c lt =clt 2+ρ =w t 1+ρ 1+ρ c lt = 1+ρ w t (55) 2+ρ Meteen kunnen ook de besparingen van jonge individuen worden afgeleid: s t =w t c lt = 1 1+ρ w t 2+ρ s t = w t (56) 2+ρ Jonge individuen blijken meer te sparen naarmate het loon hoger is en de tijdsvoorkeur lager. Opvallend in de vergelijkingen (55) en (56) is dat de rente geen invloed heeft op de consumptie, noch op de besparingen tijdens de jonge periode. Dit resultaat hangt samen met de veronderstelling dat de nutsfunctie logaritmisch is 17. Het substitutie-effect dat uitgaat van een hogere rente, en dat aanzet tot meer sparen en minder consumeren, wordt dan precies geneutraliseerd door het inkomenseffect, dat aanzet tot meer consumeren. In bijlage leiden we de spaarvergelijking af onder de veronderstel- 17. Zie ook bijlage 1 bij hoofdstuk 5. Substitutie van vergelijking (55) in (54) leert dat er wel een (positieve) invloed zal zijn op de consumptie in de oude periode van het leven.
6 De moderne groeitheorie 769 ling van een meer algemene iso-elastische nutsfunctie. De rentevoet krijgt dan wel invloed. Optimalisering door de bedrijven Het gedrag van de bedrijven kan heel eenvoudig worden beschreven. Zij zijn als vragers van arbeid en kapitaal actief op perfect competitieve markten, waaruit de bekende eerste-ordevoorwaarden volgen. Kapitaal en arbeid worden aangetrokken tot op het punt waar hun marginaal product gelijk is aan hun reële kost, zijnde respectievelijk de door de markt bepaalde reële rente en het reëel loon. Algebraïsch: ƒ (k t )=r t (57) ƒ(k t ) k t ƒ (k t )=w t (58) waarbij ƒ (k t )= y t. Dat het linkerlid van vergelijking (58) gelijk is aan het k t marginaal product van arbeid kunnen we gemakkelijk aantonen. Er geldt immers dat: Y t =(1 α) Y t =(1 α)y t = ƒ(k t ) αƒ(k t ) L t L t α 1 = ƒ(k t ) αak t k t = ƒ(k t ) k t ƒ (k t ) Evenwicht op de goederen-en-dienstenmarkt en de factormarkten Evenwicht op de goederen-en-dienstenmarkt vereist de gelijkheid van de gerealiseerde productie (en het inkomen) aan de totale vraag. Deze laatste bestaat in de beschouwde economie uit de som van de consumptie en de investeringen. Het gerealiseerde inkomen wordt verdeeld over arbeid en kapitaal, elk volgens zijn marginaal product 18. Y t =C t +I t w t L t +r t K t =(L t c lt +L t 1 c 2t )+(K t+1 K t ) (59) Hierin staat w t L t voor het gerealiseerde arbeidsinkomen en r t K t voor het inkomen uit kapitaal. De macro-economische consumptie (C t )bestaatuit de som van de consumptie van de jongeren (L t c 1t ) en de consumptie van de ouderen (L t 1 c 2t ). Ingevolge de afwezigheid van depreciatie resulteren alle investeringen (I t ) in een aangroei van de kapitaalvoorraad (er zijn geen 18. Deze verdeling volgt uiteraard uit de veronderstelling van perfecte concurrentie. Er zijn geen pure winsten. Wiskundig geldt bij constante schaalopbrengsten altijd dat Y t = Yt K t + Yt L t. K t L t (Ga zelf na). Bij perfecte concurrentie geldt tevens dat Yt =r t en Yt =w t. K t L t
7 770 Economische groei vervangingsinvesteringen). Gegeven dat de jonge generatie haar inkomen spaart of consumeert, zodat w t L t =(c 1t +s t )L t, en de ouderen hun opgebouwd kapitaal uiteindelijk verkopen om de opbrengst ervan, samen met de rente-inkomsten, te consumeren r t K t +K t =L t 1 c 2t, volgt na herschrijving van (59) dat: K t+1 =L t s t (60) We bekomen aldus een vergelijking die de besparingen van de jonge generatie in t relateert aan de macro-economische kapitaalvoorraad in t+1. Echt nieuw is deze vergelijking niet. Ze staat eerder reeds vermeld na vergelijking (50), zij het voor de vorige periode en minder rigoureus onderbouwd. Na deling van de beide leden van (60) door L t+1 (=L t (1 + n)) volgt een cruciale vergelijking voor de dynamische ontwikkeling van de economie: k t+1 = s t (61) 1+n De hoeveelheid kapitaal per werknemer die de bedrijven in de periode t+1 kunnen inzetten, blijkt positief bepaald door de besparingen per werknemer in de periode t en negatief door de bevolkingsgroei. Naarmate de bevolkingsgroei hoger is, zal de toekomstige generatie immers meer leden omvatten, zodat de besparingen van de vorige generatie, en de daaruit voortvloeiende kapitaalvoorraad, over meer werknemers moeten gespreid worden. Evenwicht op de factormarkten volgt in het model uit flexibele aanpassing van het reëel loon en de reële rente. Gegeven de exogene omvang van het arbeidsaanbod (L t ) en gegeven het gepredetermineerd aanbod van kapitaal (K t ), bepaald door de besparingen uit de vorige periode, zullen w t en r t zich aanpassen tot de bedrijven precies bereid zijn alle beschikbare arbeid en alle beschikbaar kapitaal in te zetten. Dynamische ontwikkeling van de economie en steady state Wat bepaalt of de economie rijk is, dan wel arm? Kan de economie blijven groeien? Zullen de arme economieën de rijke inhalen? Een aantal vragen die we eerder reeds stelden, kunnen we nu beantwoorden. Vergelijking (51) leerde ons dat de productie per werknemer bepaald wordt door de kapitaalvoorraad per werknemer 19. De beschikbare kapitaal- 19. Bemerk dat in een OLG-economie de productie per werknemer en de productie per capita niet samenvallen. Het aantal werknemers omvat immers alleen de jonge generatie. Beide zijn wel proportioneel gerelateerd. Gegeven dat L t 1 =L t /(1+n), volgt: Y t /(L t +L t 1 )=[(1+n)/(2+n)](Y t /L t ).
8 De moderne groeitheorie 771 voorraad per werknemer resulteert uit de besparingen van de jonge generatie uit de vorige periode (vergelijking 61). Op hun beurt werden deze bepaald door het loon in de vorige periode (vergelijking 56). Het loon in die periode was tot slot een positieve functie van de kapitaalvoorraad per werknemer in die periode (vergelijking 58). Substitutie van de vergelijkingen (56) en (58) in (61), brengt ons bij de dynamische vergelijking voor de kapitaalvoorraad. k t+1 = s t w = t (1 α)ak α = t (62) 1+n (1+n)(2+ρ) (1 + n)(2 + ρ) We maken hierbij gebruik van het resultaat dat w t = ƒ(k t ) k t ƒ (k t )=(1 α)ak α t. Gegeven dat y t =Ak α t, kan vergelijking (62) tevens geschreven worden als: (1 α)y k t+1 = t (1 α) =zyt met: z = <1 (62 ) (1 + n)(2 + ρ) (1+n)(2+ρ) De kapitaalvoorraad per werknemer in de periode t+1 blijkt aldus een constante fractie van de output per werknemer in t. Figuur stelt de dynamische ontwikkeling van de economie grafisch voor. Vertrekkende van de initiële kapitaalvoorraad per werknemer (k 0 ) kan op de productiefunctie de initiële output per werknemer (y 0 )bepaald worden. Een deel hiervan gaat als loon naar de werknemers, waarvan vervolgens een deel wordt gespaard. Op die manier wordt kapitaal gevormd waarmee de volgende generatie kan werken (k 1 ). Via de 45 -lijn kan deze nieuwe kapitaalvoorraad naar de horizontale as worden geprojecteerd. Uit k 1 resulteren daarna een hogere productie (y 1 ) en een hoger loon, alsook voor de volgende generatie een nog hogere kapitaalvoorraad (k 2 ). Herhaling van dit proces brengt de economie uiteindelijk in haar steady state. Kenmerkend voor de steady state is dat k t =k t+1 =k *. Toepassing van deze langetermijnvoorwaarde leidt tot een exacte vergelijking voor k *, met name: k * = (1 α)ak*α (1 + n)(2 + ρ) k * = (1 α)a α =k A,n,ρ (63) (1 + n)(2 + ρ) Meteen kunnen we ook de steady state output per werknemer bepalen: y * =A (1 α)a α + 1 α =y A,n,ρ (64) (1 + n)(2 + ρ)
9 772 Economische groei Figuur Bepaling van de steady state in het Diamond-model. Zoals gemakkelijk kan worden afgeleid uit vergelijking (64), voorspelt het Diamond-model dat economieën op lange termijn een hogere levensstandaard zullen genieten wanneer het technologieniveau (A) hoger is en de bevolkingsgroei (n) en de tijdsvoorkeur (ρ) lager zijn. Een betere technologie impliceert hogere lonen voor de jonge generatie en meer besparingen, waardoor vervolgens meer kapitaal gevormd wordt. Een kleinere tijdsvoorkeur leidt tot meer besparingen voor gegeven lonen, en dus eveneens meer kapitaal. Des te kleiner de bevolkingsgroei, des te meer kapitaal per werknemer er voor iedere volgende generatie zal zijn. Bemerk tot slot in vergelijking (64) dat een betere technologie tevens bijdraagt tot een hogere output per werknemer voor een gegeven kapitaalvoorraad. Vergelijking (64) en figuur maken meteen ook duidelijk dat in het beschouwde model op lange termijn geen economische groei per werknemer (per capita) meer mogelijk is. Eens de steady state bereikt, groeien de kapitaalvoorraad en de output per werknemer niet meer. De macro-economische kapitaalvoorraad en output zullen wel nog groeien, aan het ritme van de bevolking. Zoals in het Solow-model is permanente groei per capita enkel mogelijk indien de technologie permanent verbetert. Ook inzake con-
10 De moderne groeitheorie 773 vergentie van arme en rijke landen, sluit het Diamond-model zeer sterk aan bij het Solow-model. Het voorspelt eveneens conditionele convergentie. Een beperkt verschil is dat de snelheid waarmee het convergentieproces zich voltrekt, groter is bij Diamond (zie D. Romer, 2001, p ). Een ander interessant aspect van het Diamond-model is dat het theoretisch duidelijk maakt wanneer economieën overmatig (ondermatig) kapitaal zullen accumuleren, d.w.z. kapitaal zullen opbouwen tot boven (onder) de golden rule. In het geval van overmatige accumulatie noemt men de economie dynamisch inefficiënt. Ook al zou iedereen een hoger nut over het leven kunnen realiseren door meer te consumeren (minder te sparen en kapitaal af te bouwen), het gebeurt niet (D. Romer, 2001, p ). Typische omstandigheden die dynamische inefficiëntie in de hand werken zijn: (i) tijdelijkheid van het leven, (ii) een lage tijdsvoorkeur (d.w.z. een hoge waardering voor nut gerealiseerd in de oude periode) en (iii) een sterk afnemende marginale productiviteit van kapitaal. Tijdelijkheid van het leven impliceert dat iedereen tijdens zijn actieve periode de nodige middelen moet sparen voor consumptie tijdens de oude dag. Lenen is dan immers niet meer mogelijk (men kan niet sterven met schulden). Vooral wanneer de tijdsvoorkeur klein is, en economische agenten veel gewicht geven aan deze consumptie tijdens de oude periode, zal men veel sparen. Het nadeel van al dit sparen op macro-economisch vlak is echter dat de marginale productiviteit van kapitaal laag zal zijn. Bijgevolg zal ook de rente laag zijn, en aldus ook de opbrengst van het sparen. Des te meer kapitaal onderhevig is aan afnemende meeropbrengsten, des te lager zal de rente zijn. Om in deze omstandigheden toch een behoorlijke consumptie tijdens de oude periode te garanderen, moet iedereen bijgevolg nog meer gaan sparen en kapitaal opbouwen. Er dreigt aldus een vicieuze cirkel te ontstaan, waarvan overmatige kapitaalvorming één element is. Ga zelf na dat bij afwezigheid van één van de veronderstellingen (i)-(iii) dit ongunstig scenario veel minder realistisch wordt Empirisch onderzoek In deze paragraaf presenteren we een aantal resultaten van empirisch onderzoek naar de verschillen in de levensstandaard en de economische groei van landen. Opnieuw is ons doel eerder illustratief. Gegeven de enorme expansie van het domein sinds de jaren 90 zou het te ambitieus zijn om meer te beogen 20. Een conclusie die we desondanks menen te mogen trekken, is dat de huidige stand van het empirisch onderzoek eerder de neoklassieke bena- 20. Voor een uitgebreid en kritisch overzicht van de literatuur, zie Temple (1999). Interessant zijn verder ook Bosworth en Collins (2003) en Islam (2003).
11 778 Economische groei Rodríguez-Clare (1997) en Easterly en Levine (2001) gaan zover te stellen dat 90% van de groeiverschillen tussen landen te maken hebben met de evolutie van de totale-factorproductiviteit. De la Fuente en Doménech (2001) en Bosworth en Collins (2003) vinden dat de waarheid eerder in het midden ligt en dat zowel kapitaalaccumulatie als groei in de totale-factorproductiviteit belangrijk zijn. De implicatie van deze bevindingen is onvermijdelijk dat inzicht in de verschillen in het niveau en de groei van de totalefactorproductiviteit tussen landen cruciaal blijft. De endogene-groeitheorie is hiervoor veruit het best geschikt. Zelfs indien alle landen op (zeer) lange termijn ingevolge technologietransfers zouden kunnen genieten van dezelfde technologische vooruitgang, blijft de vraag wat dan wel deze wereldwijde gemeenschappelijke technologische vooruitgang bepaalt. Enkel de endogenegroeitheorie kan hier het antwoord bieden. Bijlage 1. Afleiding van de spaarvergelijking in het Diamond-model met een iso-elastische nutsfunctie Bij onze bespreking van het Diamond-model in paragraaf zijn we uitgegaan van een logaritmische nutsfunctie. Laat ons deze veronderstelling nu wijzigen en opteren voor iso-elastisch nut. Eerder deden we dit ook in onze uiteenzetting van het endogene-groeimodel van Barro (1990) in paragraaf (zie vergelijking 32). Gegeven deze alternatieve nutsfunctie wordt de Lagrange-vergelijking in het Diamond-model: Ω = (c lt) 1 ε (c = 2t + 1 ) 1 ε c + λ w t c lt 2t ε (1 ε)(1 + ρ) 1+r t+1 Uit de eerste-ordevoorwaarden voor optimale consumptie volgt de Eulervergelijking: c 2t + 1 = 1+r t+1 1 ε c lt 1+ρ die kan herschreven worden als: (67) c 2t + 1 (1 + r t+1 ) 1 1 ε =clt 1+r t+1 (1 + ρ) 1 ε Wanneer we deze uitkomst substitueren in de budgetrestrictie (48), volgt na een aantal herschikkingen dat in het optimum zal gelden dat:
12 De moderne groeitheorie c 1t (1 + ρ) 1 ε =1 w t (1 + ρ) 1 +(1+r t+1 ) 1 1 ε ε Onmiddellijk volgt hieruit een vergelijking voor de optimale besparingen van de jongeren, met name: s t =w t c lt = (1 + r t+1 ) 1 1 ε w t (68) (1 + ρ) 1 +(1+r t+1 ) 1 1 ε ε +? s t =s w,r t+1,ρ De besparingen van jonge individuen zijn zoals in het eerder besproken Diamond-model positief afhankelijk van het loon en negatief afhankelijk van de tijdsvoorkeur. Nieuw is dat nu ook de rente een invloed uitoefent. Bemerk evenwel dat deze invloed ambigu is. Alles hangt af van de intertemporele substitutie-elasticiteit in de consumptie (1/ε). Is deze groter dan 1, dan zal rentestijging tot hogere besparingen in t leiden (ga zelf na in vergelijking 68). Het substitutie-effect van rentestijging is dan sterker dan het inkomenseffect. Is de intertemporele substitutie-elasticiteit kleiner dan 1, dan geldt het omgekeerde en zal rentestijging het sparen in t ontmoedigen. Ook al oogt het Diamond-model onder de alternatieve iso-elastische nutsfunctie nog steeds vrij eenvoudig, de oplossing van het model en de bepaling van de steady state zijn in dit geval minder eenduidig. Romer (2001) bespreekt een aantal gevallen.
Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!
Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.
Nadere informatieIs de spaarquote te hoog of te laag? Schattingen van de "goudenregel"-spaarquote
FACULTEIT ECONOMISCHE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN & SOLVAY BUSINESS SCHOOL Is de spaarquote te hoog of te laag? Schattingen van de "goudenregel"-spaarquote Jonas Lucien De Jaeger 0509647 Promotor: Luc HENS
Nadere informatieSamenvatting (Dutch Summary)
Chapter 8 Samenvatting (Dutch Summary) * I thank Jacques Don, Ryanne van Dalen and Robert de Vries for help with the Dutch summary. Without them it would have been English with Dutch words. 192 Chapter
Nadere informatieHET COBB-DOUGLAS MODEL ALS MODEL VOOR DE NUTSFUNCTIE IN DE ARBEIDSTHEORIE. 1. Inleiding
HET COBB-DOUGLAS MODEL ALS MODEL VOOR DE NUTSFUNCTIE IN DE ARBEIDSTHEORIE IGNACE VAN DE WOESTYNE. Inleiding In zowel de theorie van het consumentengedrag als in de arbeidstheorie, beiden gesitueerd in
Nadere informatieHoofdstuk 7: Productie en Kosten
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 7: Productie en Kosten 1 Productie en Kosten Constructie van kostenfunctie Resultaat van optimale keuze van productiefactoren gegeven prijzen gegeven te produceren output
Nadere informatieHoofdstuk 5: De Consument
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 5: De Consument 1 De Consument Gedrag verklaren Van consumenten (gezinnen) Op goederenmarkt Algemeen kader: Maximaliseren van doelstellingsfunctie Onder beperkingen 2
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 7
OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 7 Open vragen OEFENING 1 Consumptietheorie Nutsfunctie Budgetrechte Indifferentiecurve Marginale substitutievoet Marginaal nut Inkomenseffect Productietheorie Productiefunctie
Nadere informatieStudienamiddag Steunpunt Fiscaliteit en Begroting, Brussel, 14 Januari 2011
Werkgelegenheid naar leeftijd, economische groei, en de pensioenuitdaging in de OESO-landen Tim Buyse, Freddy Heylen and Renaat Van de Kerckhove, Universiteit Gent Studienamiddag Steunpunt Fiscaliteit
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11
OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk Open Vragen OEFENING a) i. De vraagcurve van arbeid verschuift naar rechts. ii. Daar we in de korte termijn zijn, kan de kapitaalstock niet worden aangepast aan de stijging
Nadere informatieCategoriale inkomensverdeling
Categoriale inkomensverdeling - 1 van 5 Categoriale inkomensverdeling 1. Verdeling Het nationaal inkomen dat ontstaat wordt verdeeld over de productiefactoren arbeid, kapitaal en ondernemingsinitiatief.
Nadere informatieCPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei
CPB Notitie 22 december 2014 CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid en economische groei Uitgevoerd op verzoek van de vaste commissie Financiën van de Tweede Kamer CPB Notitie
Nadere informatieSlechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!
Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.
Nadere informatieArbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf
M21221 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot Verklaring van verschillen tussen MKB en groot en ontwikkelingen 1993-29 Anne Bruins Ton Kwaak Zoetermeer, november 212 Arbeidsproductiviteit in MKB en groot
Nadere informatieSamenvatting Economie Toetsweek 2
Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN
Nadere informatieProefexamen Macro-economie: verbetering
Proefexamen Macro-economie: verbetering Deel 1: Drie open vragen op telkens 6 punten. 1. H9 a) Leid wiskundig de Philipscurve af uit de prijszettingsrelatie op de arbeidsmarkt. Verklaar de gebruikte symbolen.
Nadere informatieEconomie (TEW) - Formule blad
Economie Formuleblad Hoofdstuk 1. Marginaal product van arbeid = de toename in de productie van een goed bij inzet van één extra eenheid arbeid. MPL = X/ L of MPL = dx/dl Hoofdstuk 2. Prijselasticiteit
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 1
Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door S. 946 woorden 2 april 2017 8,1 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De vraag naar producten Kernbegrippen 1) Individuele vraaglijn 2) Betalingsbereidheid
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 altijd toekennen Bij een lagere prijs
Nadere informatieSlechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!
Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.
Nadere informatieVerdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen
1 Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen Peter van der Meer Samenvatting In dit onderzoek is geprobeerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het mogelijk is verschillen
Nadere informatieRente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen
Rente de prijs van tijd. Als rente hoger is dan de opofferingskosten individuele prijs van tijd niet lenen maar sparen Ruilen over de tijd Intertemporele substitutie Bedrijven lenen geld om te investeren
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 17
OPOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 17 Open Vragen OEFENING 1 a) We herinneren ons de definitie van de prijselasticiteit van de vraag dq dp. p q Hier gaat het om de kapitaalselasticiteit van de productie.
Nadere informatieTentamen Pensioenactuariaat 1, 18-1-2007
Tentamen Pensioenactuariaat 1, 18-1-2007 Op dit tentamen kun je 100 punten halen : 25 pt Opgave A, óf je eindcijfer van de opdrachten tijdens het collegeblok. Het maimum van de twee scores is geldig, dus
Nadere informatieOefeningen Producentengedrag
Oefeningen Producentengedrag Oefening 1: Bij een productie van 10.000 eenheden bedragen de totale kosten van een bedrijf 90.000 EUR. Bij een productie van 12.500 bedragen de totale kosten 96.000 EUR. De
Nadere informatieProefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck 15-19 november 2012 1. Welke uitspraak is fout? A. De curve van productiemogelijkheden illustreert het begrip
Nadere informatieInleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en het nationaal inkomen bestaat.
Bestedingsevenwicht - 1 van 15 MACRO-ECONOMISCH BESTEDINGSEVENWICHT Welke factoren bepalen de grootte van het nationaal inkomen? Inleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en
Nadere informatieSamenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur
Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling
Nadere informatieInleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1
Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1 Vraag 1 Bin. Munt/Buit. munt Hoeveelheid buitenlandse munt Beschouw bovenstaande grafiek met op de Y-as de hoeveelheid binnenlandse
Nadere informatieDomein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl
Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die
Nadere informatieAls de lonen dalen, dalen de loonkosten voor de producent. Hetgeen kan betekenen dat de producent niet overgaat tot mechanisatie/automatisering.
Top 100 vragen. De antwoorden! 1 Als de lonen stijgen, stijgen de productiekosten. De producent rekent de hogere productiekosten door in de eindprijs. Daardoor daalt de vraag naar producten. De productie
Nadere informatieEindexamen economie vwo II
Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een
Nadere informatie: Macro-economie voor Bedrijfseconomie
TENTAMEN inclusief antwoorden Vaknaam : Macro-economie voor Bedrijfseconomie Vakcode : 330091 Datum tentamen : donderdag 16 mei 2013 Duur tentamen : 3 uur Docent : Dr. B.J.A.M. van Groezen ANR : 649627
Nadere informatieEen aardbeving is een voorbeeld van een eenmalig-permanente en continue schok en de tijdelijke uitval van elektriciteit is bijvoorbeeld een eenmalige
Samenvatting Een economische schok is een drastische verandering in het evenwicht of de continuïteit van een systeem. De wereld wordt gekenmerkt door een veelheid van schokken. En elke schok lijkt de economie
Nadere informatieNetto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden
Paragraaf 1 Nationaal inkomen en welvaart Economie samenvatting H8 Om de welvaart in een land te meten gebruik je het bbp (bruto binnenlands product). Dat is de omvang van de totale productie in het hele
Nadere informatieA ; B ; C ; D Géén van de alternatieven A, B en C is CORRECT.
Vraag 1 De vraagcurve voor herenoverhemden met een zuurstokdesign luidt Q d = 200 P. De aanbodcurve voor herenoverhemden met een zuurstokdesign luidt Q s = 2*P 40. Stel dat de overheid de totale omzet
Nadere informatie1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?
Nadere informatieHOOFDSTUK 21: OEFENINGEN
1 HOOFDSTUK 21: OEFENINGEN 1 In een gesloten economie zonder overheid, en waar de ondernemingen niet afschrijven noch winst reserveren, geldt : BNP = Y = consumptie + investeringen, BNP = Y = consumptie
Nadere informatieGroep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115
Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken
Nadere informatieMacro-economie examenvragen
Macro-economie examenvragen Deel II 1. Indien de reële productie en het arbeidsaandeel constant blijven, dan kan het aantal tewerkgestelde personen van het ene jaar op het andere slechts toenemen indien.
Nadere informatieDeeltoets micro-economie propedeuse
Deeltoets micro-economie propedeuse 20 november 2012 Versie 1 ü Deze toets bestaat uit 14 meerkeuzevragen. ü Op het antwoordformulier dient steeds - met potlood - het correcte antwoord te worden aangestreept.
Nadere informatie5. Statistische analyses
34,6% 33,6% 31,5% 28,5% 25,3% 25,2% 24,5% 23,9% 23,5% 22,3% 21,0% 20,0% 19,6% 19,0% 18,5% 17,7% 17,3% 15,0% 15,0% 14,4% 14,3% 13,6% 13,2% 13,1% 12,3% 11,9% 41,9% 5. Statistische analyses 5.1 Inleiding
Nadere informatieAantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen
Aantekeningen VWO-6 Economie Lesbrief Economische Modellen Hoofdstuk 1 + 2 Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Bedoeld om de werkelijkheid te verklaren Bedoeld om voorspellingen
Nadere informatieDOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD. Module 4 Nu en later
DOMEIN E: RUILEN OVER DE TIJD Module 4 Nu en later Inflatie Definitie: stijging van het algemeen prijspeil Gevolgen van inflatie koopkracht neemt af Verslechtering internationale concurrentiepositie Bij
Nadere informatieHOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER
1 HOOFDSTUK 21: DE VRGZIJDE DE REELE SFEER Uitgangspunt: J. M. Keynes Bestaan van werkloosheid en niet benutte productiecapaciteit productie kan stijgen zonder dat de prijzen van de productiefactoren stijgen
Nadere informatieUNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR SCHOLING, ONDERWIJSBELEID en ECONOMISCHE GROEI
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2002-2003 SCHOLING, ONDERWIJSBELEID en ECONOMISCHE GROEI Scriptie voorgedragen tot het bekomen van de graad van licenciaat in de economische
Nadere informatie- Wereldwijd forse toename van overheidstekorten en overheidsschuld
Begrotingsbeleid, werkgelegenheid naar leeftijd en economische groei in de OESO - Implicaties voor België en Vlaanderen - Freddy Heylen Renaat Van de Kerckhove, Universiteit Gent Studiedag over De vergrijzing
Nadere informatieDe impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling
VIVES BRIEFING 2018/05 De impact van supersterbedrijven op de inkomensverdeling Relatief verlies, absolute winst voor werknemers Yannick Bormans KU Leuven, Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen,
Nadere informatieOptimale stijging AOW- en pensioenleeftijd
Optimale stijging AOW- en pensioenleeftijd Harry ter Rele Netspar, 4 juni 2019 Inhoud presentatie Aanleiding en doel studie Methode Uitkomsten gestileerde exercitie waarover binnenkort een Discussion Paper
Nadere informatieRuilen over de tijd (havo)
1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?
Nadere informatieInleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1
Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rek in het arbeidsaanbod 1 maximumscore 2 Doordat het aanbod van
Nadere informatie1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?
1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de
Nadere informatieDe kleine Economie voor Dummies. Sean Masaki Flynn, PhD
De kleine Economie voor Dummies Sean Masaki Flynn, PhD Amersfoort, 2016 Inhoud Inleiding.............................................................. 9 Hoofdstuk 1: Wat is economie, en wat heb jij ermee
Nadere informatieOver de interpretatie van schattingen van het private en het sociale rendement van R&D
CPB Memorandum Hoofdafdelingen : Institutionele Analyse en Bedrijfstakken Afdelingen : Kenniseconomie en Bedrijfstakkencoördinatie Samenstellers : Maarten Cornet, Erik Canton en Alex Hoen Nummer : 27 Datum
Nadere informatieDe antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.
Examenvragen economie 12 juni 2002. De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn. --------------------------------------------------------------------------------- 1)
Nadere informatieDe Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau
Chapter 6 Samenvatting (Dutch summary) De Europese schuldencrisis heeft aangetoond dat een zeer hoog niveau van de staatsschuld kan leiden tot oplopende rentelasten die economisch herstel tegengaan. In
Nadere informatieSamenvatting Economie Module 2
Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting door S. 1008 woorden 3 januari 2013 6,7 62 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Praktische economie Module 2 Economie Module 2 Eenmaal, andermaal,verkocht
Nadere informatieauteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 5
OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 5 Open Vragen OEFENING 1 a) We zien dat de budgetcurve de horizontale as snijdt bij q1 = 100. Dit wil zeggen dat indien de consument zijn hele budget besteedt aan goed
Nadere informatieExtra opgaven hoofdstuk 11
Extra opgaven hoofdstuk Opgave Van een landbouwbedrijf zijn de input- en outputrelaties in onderstaande tabel weergegeven. We veronderstellen dat alleen de productiefactor arbeid varieert. Verder is gegeven
Nadere informatieOVER OMZET, KOSTEN EN WINST
OVER OMZET, KOSTEN EN WINST De Totale Winst (TW) van bedrijven vindt men door van de Totale Opbrengsten (TO), de Totale Kosten (TK) af te halen. Daarvoor moeten we eerst naar de opbrengstenkant van het
Nadere informatieHoofdstuk 3: Vraag en Aanbod
Economie, een Inleiding Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod 1 Vraag en Aanbod - Inhoudstafel 1. De vraag als uitdrukking van bereidheid tot betalen 2. Het aanbod als uitdrukking van marginale kosten 3. Prijsvorming
Nadere informatieEen Macro-Economische Algemene Evenwichtsanalyse van Vermogensbelastingen
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2015 2016 Een Macro-Economische Algemene Evenwichtsanalyse van Vermogensbelastingen Masterproef voorgedragen tot het bekomen van de graad
Nadere informatieDomein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)
1) Geef de omschrijving van trendmatige groei. 2) Wat houdt conjunctuurgolf in? 3) Noem 5 conjunctuurindicatoren. 4) Leg uit waarom bij hoogconjunctuur de bedrijfswinsten zullen stijgen. 5) Leg uit waarom
Nadere informatiePrijsvorming bij monopolie
Prijsvorming bij monopolie Wanneer we naar het evenwicht van de monopolist op zoek gaan, gaan we op zoek naar die afzet en die prijs waar de monopolist een maximale winst bereikt (of minimaal verlies).
Nadere informatie4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot:
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. dr. Jan Bouckaert Prof. dr. André Van Poeck 12-15 december 2014 1. Stel dat het bruto nationaal inkomen 200 miljard euro bedraagt. Hoeveel bedraagt
Nadere informatieTentamen Pensioenactuariaat 1,
Tentamen Pensioenactuariaat 1, 28-6-2007 Op dit tentamen kun je 100 punten halen : 25 pt Opgave A, óf je eindcijfer van de opdrachten tijdens het collegeblok. Het maximum van de twee scores is geldig,
Nadere informatie1 De bepaling van de optimale productiegrootte
1 De bepaling van de optimale productiegrootte Voor wat zorgen de bedrijven en welk probleem treed zich op? De bedrijven zorgen voor het produceren van goederen en diensten. Er treed een keuzeprobleem
Nadere informatieSparen of lenen Waarom?
Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Sparen of lenen Waarom? 1 Als tijd duur is betaal je veel rente Als de rente hoog is zullen mensen minder lenen en meer sparen! 2 Investeren in je toekomst Door
Nadere informatieKritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem
Kritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem Universiteit Gent Analyse Bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire
Nadere informatieReader Fiscale Economie Afwenteling en Dood Gewicht van Belastingen 1
Reader Fiscale Economie Afwenteling en Dood Gewicht van Belastingen 1 Prof. dr. B. Jacobs Erasmus School of Economics 22 september 2011 1 Deze reader kan mogelijk (type-)fouten bevatten. Het wordt bijzonder
Nadere informatieVraag 11. q 1 MK, MO MK ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 1 - WAAROVER EN HOE SPREKEN ECONOMEN? S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST
Vraag 11 MK, MO MK MO Beschouw bovenstaande figuur. De onderneming produceert een hoeveelheid q 1. Beoordeel de volgende uitspraken: I. De onderneming zal haar winst zien toenemen indien ze meer zou produceren.
Nadere informatieECONOMISCHE THEORIE VAN OVERLAPPENDE-GENERATIEMODELLEN. Th. Leers WERKDOCUMENTEN W 105. HAA. Verbon B.JA.M. van Groezen
WETENSCHAPPELIIKE RAAD VOOR HET REGERINGSBELEID WERKDOCUMENTEN W 105 ECONOMISCHE THEORIE VAN OVERLAPPENDE-GENERATIEMODELLEN HAA. Verbon B.JA.M. van Groezen Th. Leers Den Haag, mei 2000 ISBN 90 346 3816
Nadere informatieVlakke meetkunde. Module 6. 6.1 Geijkte rechte. 6.1.1 Afstand tussen twee punten. 6.1.2 Midden van een lijnstuk
Module 6 Vlakke meetkunde 6. Geijkte rechte Beschouw een rechte L en kies op deze rechte een punt o als oorsprong en een punt e als eenheidspunt. Indien men aan o en e respectievelijk de getallen 0 en
Nadere informatieKeynesiaanse modellen hebben betrekking op de korte termijn, klassieke modellen op de lange termijn.
Samenvatting door E. 2316 woorden 27 april 2013 9 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie Hoofdstuk 8: Een model van een economie 8.1 Verschillende modellen Macro-economische modellen kunnen
Nadere informatieDutch Summary. Dutch Summary
Dutch Summary Dutch Summary In dit proefschrift worden de effecten van financiële liberalisatie op economische groei, inkomensongelijkheid en financiële instabiliteit onderzocht. Specifiek worden hierbij
Nadere informatie1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2
ANNEX 4 MACRO-ECONOMISCHE ONDERBOUWING VAN HET BAU-SCENARIO Auteur: J. Duerinck INHOUD 1 Toegevoegde waarde in het BAU-scenario 2 1.1 Analyse trendmatige evoluties toegevoegde waarde 2 1.2 Methode voor
Nadere informatieHuman Action voor Pensioenfondsen. Heiko de Boer
Human Action voor Pensioenfondsen Heiko de Boer Agenda Historie Oostenrijkse Economische School 4 kenmerken Subjectieve Waarde Geld ABCT (Austrian Business Cycle Theory) Pensioen vs Fractional Banking
Nadere informatieProefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015
Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert 11-14 december 2015 1. Wat wordt niet meegerekend in het netto nationaal inkomen (nni) van België? A. Lonen van Belgische grensarbeiders
Nadere informatieVraag Antwoord Scores
Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 Rookremmers 1 maximumscore 2 De genoemde bijkomende/onbedoelde (maatschappelijke)
Nadere informatieACADEMIEJAAR MACRO-ECONOMISCHE VOLATILITEIT EN DE EFFECTEN VAN BUDGETTAIR BELEID OP CONSUMPTIE EN SPAREN. Ruben Schoonackers
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT ECONOMIE EN BEDRIJFSKUNDE ACADEMIEJAAR 2006 2007 MACRO-ECONOMISCHE VOLATILITEIT EN DE EFFECTEN VAN BUDGETTAIR BELEID OP CONSUMPTIE EN SPAREN Scriptie voorgedragen tot het bekomen
Nadere informatieHOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE
HOOFDSTUK VII REGRESSIE ANALYSE 1 DOEL VAN REGRESSIE ANALYSE De relatie te bestuderen tussen een response variabele en een verzameling verklarende variabelen 1. LINEAIRE REGRESSIE Veronderstel dat gegevens
Nadere informatieEconomie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:
Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets Economie Inhoud: Wat? blz. h1 & h2 samengevat 2 h3 samengevat 3 h4 samengevat 4 wat moet weten 5 Begrippen 6 & 7 Links 7 Test je
Nadere informatieOm een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.
Beste leerling, Dit document bevat het examenverslag voor leerlingen van het vak economie vwo, eerste tijdvak (2019). In dit examenverslag proberen we een zo goed mogelijk antwoord te geven op de volgende
Nadere informatieDe lafferkromme. April Verbeterde versie (maart 2008) Pierre v. Mouche
De lafferkromme Pierre v. Mouche April 2006 Verbeterde versie 0.855 (maart 2008) Inhoudsopgave Inleiding 4 2 Het arbeid-vrije-tijd-model 4 3 De lafferkromme 6 Voorwoord Dit typoscript gaat over de lafferkromme
Nadere informatieExamen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)
Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni 13.3 16.3 uur 2 3 Voor dit examen zijn maximaal zijn 88 punten te behalen; het examen bestaat
Nadere informatieDEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)
DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten) 1. De grafiek hieronder geeft de participatiegraad voor Nederland, de V.S. en de 12 kernlanden
Nadere informatieSamenvatting Economie Lesbrief Modellen
Samenvatting Economie Lesbrief Modellen Samenvatting door een scholier 1385 woorden 6 mei 2006 6,2 13 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H. 1, Crisis. Conjunctuurtheorie = theorie over crisis met
Nadere informatieModellen. Hoofdstuk 3
Modellen Hoofdstuk 3 Keynes in model Vereenvoudigde weergave van de economische werkelijkheid met geaggregeerde grootheden. Economische modellen worden gebruikt voor voorspellingen en daarop wordt overheidsbeleid
Nadere informatieDomein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.
1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe
Nadere informatieSamenvatting (Summary in Dutch)
Samenvatting (Summary in Dutch) De economie van India is snel gegroeid sinds aan het begin van de jaren 90 verregaande hervormingen werden doorgevoerd in o.a. het handels- en industriebeleid. Groei van
Nadere informatieCPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen
CPB Notitie Aan: Ministerie van SZW Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen Centraal Planbureau Bezuidenhoutseweg 30 2594 AV Den Haag Postbus 80510 2508 GM
Nadere informatieCPB Notitie. Samenvatting. Ministerie van SZW. Aan: Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen
CPB Notitie Aan: Ministerie van SZW Datum: 30 januari 2017 Betreft: Effecten van bodem in rekenrente voor pensioenfondsen Centraal Planbureau Bezuidenhoutseweg 30 2594 AV Den Haag Postbus 80510 2508 GM
Nadere informatieDe macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan
Economie en onderneming De macro-economische vooruitzichten 2006-2012 voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan Meyermans, E. & Van Brusselen, P. (2006).
Nadere informatiePensioenaanspraken in beeld
Pensioenaanspraken in beeld Deel 1: aanspraken naar geslacht en burgerlijke staat Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije vandegrift bouwen minder pensioen op via een werkgever dan mannen.
Nadere informatieEindexamen economie 1-2 vwo 2007-I
Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 q v = 200 1,25 + 450 = 200 q a
Nadere informatieTentamen Pensioenactuariaat 1, 28-6-2007, uitwerking
Tentamen Pensioenatuariaat 1, 28-6-2007, uitwerking Opgave A : vervanging voor het eindijfer van de opdrahten (25 =5+6++8+) Bij werkgever XYZ moet men de pensioenregeling nog aanpassen aan de wet VPL.
Nadere informatieUITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2
TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1,2 NIVEAU: EXAMEN: VWO 2001-II De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen
Nadere informatieOnderzoeksvraag 2 Hoe verlopen de kosten naarmate de productie stijgt?
Onderzoeksvraag 2 Hoe verlopen de kosten naarmate de productie stijgt? 1 Intro Peter en Stefanie zijn door de microbe van Mijn restaurant gebeten en willen zelf een restaurant opstarten waar enkel gewerkt
Nadere informatieHoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid
Samenvatting door Een scholier 2055 woorden 2 november 2003 5.7 113 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie Modellen H3 t/m 7 Hoofdstuk 3 De gesloten economie zonder overheid Y inkomensevenwicht
Nadere informatie