Tussenwater. Geotechnisch adviseur Ir. M.A. Pors. Gecontroleerd Ir. D. Wilschut. Datum 23 januari Versie 02. Kenmerk BIS B

Transcriptie

1 Tussenwater Samenvatting oude rapportages Geotechnisch adviseur Ir. M.A. Pors Gecontroleerd Ir. D. Wilschut Datum 23 januari 2017 Versie 02 Kenmerk BIS B Projectnummer Projectleider A.J. Hussaarts

2 Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Samenvatting oude rapportages Indeling Tussenwater Eerdere onderzoeken en rapporten Rapport A Rapport B Rapport D Rapport F Rapport H Rapport K Rapport L Rapport N en P Rapport Y 11 3 Overige gebruikte informatie 13 Bijlage 1 Vroegere streefpeilen Bijlage 2 Putdekselmetingen Bijlage 3 Luchtfoto s Bijlage 4 Maaiveldhoogtes Tussenwater 2016 Bijlage 5 Zettingssnelheid Tussenwater Bijlage 6 Samenvatting maatregelen verschillende fases Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

3 1 Inleiding De wijk Tussenwater in de deelgemeente Hoogvliet is in de jaren 1993 t/m 1996 partieel bouwrijp gemaakt door middel van voorbelasten. De voorbelasting is echter niet overal aangebracht zoals in die tijd geadviseerd. Enige tijd na woonrijp maken bleek dan ook dat de optredende zettingen beduidend groter waren dan gewenst. In de jaren die volgden zijn verschillende adviezen gegeven over onderhoudsophogingen en prognose van de zettingen in de toekomst. Ook zijn er op verschillende locaties onderhoudsophogingen gepleegd. In dit rapport wordt een samenvatting gegeven van alle in het verleden gegeven adviezen. De informatie wordt gebruikt om een zettingsverwachting te kunnen geven op basis van informatie uit het verleden. De adviezen stroken soms niet met elkaar. In die gevallen wordt gekeken welke informatie het beste overeenkomt met de waarnemen en metingen die beschikbaar zijn. De belangrijkste informatie is samengevat in een overzichtstekening in Bijlage 6. Voor het grondonderzoek in de omgeving wordt verwezen naar rapport A. Voor het uiteindelijke advies wordt verwezen naar rapport C. In Figuur 1.1 is de projectlocatie weergegeven. Figuur 1.1 Locatie wijk Tussenwater Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

4 2 Samenvatting oude rapportages Voor een goede prognose van de zettingen in de toekomst is het van belang om de voorbelasting en tussentijdse ophogingen in het verleden in kaart te brengen. Hiertoe zijn onder andere alle tot nu toe uitgebrachte rapportages geanalyseerd, de rapporten A t/m Y. Ook zijn de bestekken van aanleg en heraanleg bekeken. Alle relevante informatie met betrekking tot het zettingsgedrag in de wijk Tussenwater wordt in dit hoofdstuk samengevat. 2.1 Indeling Tussenwater Tijdens het bouwrijp maken van de locatie Tussenwater was het gebied oorspronkelijk opgedeeld in 5 deelgebieden volgens onderstaande Figuur 2.1. Deze indeling is later, in verband met heraanleg van verschillende delen, gewijzigd naar een 4-tal fases volgens Figuur 2.2. De nieuwe fase 1 (voorheen fases 4 en 5) is heraangelegd tussen 2005 en De nieuwe fase 2A en 2B (voorheen fases 1 en 2) zijn heraangelegd rond Fase 3 kent nog geen heraanleg. Figuur 2.1 Deelgebieden Tussenwater tijdens aanleg Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

5 Figuur 2.2 Deelgebieden Tussenwater tijdens heraanleg 2.2 Eerdere onderzoeken en rapporten In deze paragraaf wordt in de tijd een overzicht gegeven van de adviezen voor de locatie Tussenwater en van de werkzaamheden die wel en niet zijn uitgevoerd. Voor het gehele gebied geldt dat in 1986 het maaiveld ter plaatse van locatie Tussenwater tussen NAP -1,60m en NAP -2,00m lag. Dit volgt uit oude sonderingen verspreid over de wijk. Volgens oude rapportages is tussen 1988 en 1992 lokaal opgehoogd met zandhoudende klei. Deze ophoging werd niet integraal uitgevoerd, wat wil zeggen dat de locatie en dikte van het pakket sterk verschilden. Er zijn verder weinig gegevens over deze ophogingen bekend Rapport A In 1993 varieerde het maaiveld op de locatie Tussenwater tussen NAP -1,27m en NAP -2,00m. In deze tijd werd het eerste advies voor het bouwrijp maken van de locatie opgesteld. Voor het opleveren van fase 1 was oorspronkelijk 6 maanden beschikbaar om de locatie bouwrijp te maken. Voor de overige locaties was oorspronkelijk 12 maanden beschikbaar. De adviezen waren hierop afgestemd. De oorspronkelijke uitgangspunten worden hieronder opgesomd: - Het toekomstig singelpeil ligt op NAP -2,50m; - Het uitgiftepeil ligt op NAP -1,40m; - Het streefpeil voor de wegen ligt op NAP -1,40m; - De toelaatbare zettingen bedragen 0,30m in 20 jaar voor wegen, 0,40m in 20 jaar voor riolering en 0,30m in 10 jaar voor kavels; - Het terrein wordt partieel opgehoogd: alleen ter plaatse van aan te leggen wegen. Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

6 Er wordt verder uitgegaan van een kleine voorbelasting van fases 1, 2 en 3 door de eerder beschreven ophoging tussen 1988 en Fase 4 is niet voorbelast. Hier worden dan ook de grootste zettingen verwacht. Over fase 5 wordt in dit advies nog niet gesproken. Daar waar het maaiveld tussen NAP -1,40m en NAP -1,60m ligt wordt geadviseerd om een cunet te graven tot NAP -2,00m en een laag ophoogzand aan te brengen tot NAP -0,50m. Er wordt verticale drainage geadviseerd in driehoeksverband, h.o.h. 1,50m, tot NAP -11,00. Na 6 (fase 1) of 12 maanden kan de overhoogte worden afgegraven tot NAP -1,30m (0,10m overhoogte boven streefpeil), waarna de riolering en bouwwegen kunnen worden aangelegd. Na nog eens 6 maanden kan dan de definitieve aanleg plaatsvinden met een verwachte restzetting kleiner of gelijk aan 0,20m. Bij fase 4 wordt een extra opmerking geplaatst dat de kavels, welke erg laag liggen, een nadelige invloed kunnen hebben op de restzettingen wanneer zij pas later worden opgehoogd Rapport B In 1995 volgt een aanvullend advies, daar het streefpeil is verhoogd van NAP -1,40m naar NAP -1,20m. Dit betekent dat er een grotere voorbelasting nodig is dan eerst geadviseerd. Echter, er blijkt in praktijk juist minder voorbelast dan geadviseerd. De uitgevoerde voorbelasting wordt hieronder beschreven. In januari 1994 is bij fase 1 en 2 is een cunet gegraven van het oorspronkelijke maaiveld, gemiddeld gelegen op NAP -1,50m, tot NAP -1,80m. Hierna is opgehoogd tot NAP -0,15m. De voorbelasting is eind maart 1994 alweer weggehaald en heeft er ongeveer 60 dagen gelegen. Er is eind maart afgegraven tot een hoogte van NAP -1,00m, 0,20m boven streefpeil. Fase 3 en 4 zijn hier nog niet voorbelast. Er zijn gedurende de voorbelasting zakbaak- en maaiveldmetingen uitgevoerd. Tussentijds, rond 14 maart, blijkt op vele plaatsen nog extra te zijn opgehoogd, soms wel tot 0,60m zand. Er blijkt op andere locaties weer te zijn afgegraven. Geconcludeerd wordt dat er teveel wijzigingen zijn uitgevoerd om iets uit de metingen af te leiden. Er zijn ook 2 raaien met waterspanningsmeters geplaatst om de lokale wateroverspanning te meten. Bij groep B (Zuidzijdsedijk, fase 2), werd geen wateroverspanning gemeten waarmee werd gesteld dat de primaire zakking was afgerond. Bij groep A (Noordzijdsedijk, fase 1), werd gemeten dat slechts 60% van de primaire zakking was opgetreden. Met de beschikbare gegevens werd berekend dat de restzetting nabij groep B tussen 0,10m-0,20m zou bedragen, en nabij groep A 0,40m. Verder wordt één locatie uitgelicht, namelijk de Plate Drogedijk nabij nr , gelegen nabij fase 4 en 5. Hier zou lokaal een singel gedempt zijn. Uit het feit dat hier groots is opgeschoond en niet is voorbelast, kan worden afgeleid dat lokaal grotere zettingen op zouden kunnen treden. Er wordt daarom geadviseerd om hier op te hogen met lichte materialen Rapport D In mei 1995 wordt geadviseerd over fase 4. Hier is tussen 1989 en 1992 opgehoogd van NAP -1,80m naar NAP -1,30m, maar niet integraal (zeer lokaal) en op wisselende tijdstippen. Deze ophoging zal wel enige zakkingen tot gevolg hebben gehad, maar onbekend is waar precies. Voor de Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

7 berekening in rapport D wordt aangenomen dat in 1990 een belastingtoename van 10 kpa is opgebracht, wat een zakking van 0,40m als eindzakking geeft. Na 4 jaar, wanneer 60% van de zakking is opgetreden (0,25m) ligt het maaiveld op NAP -1,55m. De restzakking door de eerste ophoging bedraagt dan dus nog 0,15m, oftewel: het gebied rond fase 4 is nog niet uitgezakt ten tijde van het bouwrijp maken. In het 3 e kwartaal van 1994 worden wegcunetten gegraven tot NAP -1,80m. De geringe uitkomende grond is verspreid over de kavels, maar heeft geen significante zettingen veroorzaakt. Er werd netto opgehoogd van NAP -1,55m naar NAP -1,20m, een belastingstoename van rond de 7 kpa. Dit geeft een berekende zakking van 0,20m in 25 jaar. Inclusief de 0,15m restzetting die nog zou komen, geeft dit een berekende zakking van 0,35m in 25 jaar Rapport F Dit rapport geeft advies voor de locatie Platte Drogedijk. Hier wordt ontgraven van NAP -1,70m tot NAP -1,80m, waarna wordt opgehoogd tot NAP -0,15m. De ophoging tot NAP -0,15m geeft een belastingtoename van 28 kpa en een berekende eindzakking van 1,0m. Van oktober 1994 tot maart 1995 geeft dit een totale zakking van 0,60m. Dit is, volgens rapportage, inclusief verticale drainage. Op de ophoging ligt echter nog een extra grondbelasting van circa 1,0m van begin januari 1995 tot eind maart 1995, ongeveer 90 dagen. Deze extra belasting geeft een extra zakking van 0,20m. De totale zakking van oktober t/m maart komt hiermee op 0,80m. Het maaiveld ligt dan op NAP -0,95m, 0,25m overhoogte ten opzichte van het streefpeil. Wanneer na de voorbelasting dus nog wat wordt afgegraven, geeft dit een restzetting minder dan 0,20m in 20 jaar. Opgemerkt dient te worden dat het gewicht van het ophoogzand waar ze mee rekenen in deze tijd gelijk is aan 17 kpa Rapport H In juni 1995 wordt een zettingsprognose gegeven voor de fases 4 en 5. Het zuidelijk deel van fase 4 is in het verleden gebruikt als gronddepot. Hier is in 1991 opgehoogd tot NAP -1,30m met zanderige klei. Verder is er eind september 1994 een cunet gegraven tot NAP -1,80m, waarna is opgehoogd met zand tot NAP -0,15m zoals ook beschreven in rapport D. Echter, de zakbaakgegevens uit die tijd variëren tussen NAP -0,64m en NAP 0,00. Er lijkt dus niet integraal opgehoogd. Eind 1995 is het aangebrachte zandlichaam afgegraven tot NAP -1,20m. Het zand had er toen 450 dagen gelegen, inclusief verticale drains h.o.h. 2,0m. Er zijn zakbaakgegevens beschikbaar over een periode van september 1994 tot mei Een berekening uit die tijd, met een ophoging van het maaiveld van NAP -1,70m tot NAP -0,15m (een belastingtoename van 28 kpa), geeft een eindzakking van 1,0m. Uit de zakbaakgegevens blijkt echter dat, met een goed functionerende drainage, de eindzakking ongeveer 0,70m na 20 jaar zal bedragen. De locaties met berekende restzettingen tussen de 0,15-0,20m zijn rood omcirkeld in Figuur 2.3. Op de andere locaties zijn de berekende restzettingen allemaal kleiner. Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

8 Figuur 2.3 Locaties met grote verwachte restzettingen Rapport K In december 1996 worden de zakkingen van fase 1 en 2 tot dan toe geëvalueerd. Vooral rondom de Noord- en Zuidzijdsedijk zijn flinke zettingen opgetreden. De reden daarvoor is dat hier onvoldoende is voorbelast. Na het graven van een cunet tot NAP -1,80m blijkt gemiddeld opgehoogd tot NAP -0,80m i.p.v. tot NAP -0,15m. Bovendien met een te grote afstand tussen de drains (2,0m i.p.v. 1,5m). Daarnaast zijn sommige straten wel en andere niet aangelegd met een overhoogte. De gebieden die niet zijn voorbelast blijken daar te zijn waar de huisaansluitingen zijn vervangen i.v.m. grote zettingen. Volgens IWG is de voorbelasting voor deelplan 1 en 2 aangebracht in oktober 1993, maar uit meetgegevens blijkt dat dit waarschijnlijk pas begin 1994 was (zoals eerder ook aangegeven in andere rapporten). Eind maart 1994 is de overhoogte alweer verwijderd en is het riool aangelegd. Van juli tot december 1995 is fase 1 woonrijp gemaakt, en van januari tot mei 1996 Fase 2. Daartussen heeft er een bouwweg op de zandbaan gelegen Rapport L In december 1996 worden ook de zakkingen van fases 3, 4 en 5 geëvalueerd. Er zijn zakbaakgegevens van fase 4 en 5 bekend tussen september 1994 en oktober In deze tijd was er overhoogte aanwezig. Het consolidatieproces bleek echter al begonnen vóór de 0-meting. De grotere drainafstand zorgt voor een trager proces in de eerste 2 jaar. Gemiddeld bedraagt de opgetreden gemeten zakking 0,31m. De grootste zakking trad op bij zakbaak nr. 16; 0,53m. Wanneer ervan uitgegaan wordt dat er na voorbelasten ongeveer 50% van de eindzakking is opgetreden, geeft dat een totale eindzetting van 0,60m gemiddeld en 1,0m maximaal. Na het verwijderen van de overhoogte treedt nog ongeveer 30% restzakking op, wat ongeveer neerkomt op 0,20m-0,35m. Het gemiddelde maaiveld ligt in oktober 1995 ongeveer op NAP -0,55m, 0,65m boven aanlegpeil (NAP -1,20m). De belastingreductie door het verwijderen van de overhoogte (11 kpa) geeft een Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

9 reductie van de verwachte restzetting. Echter bij zakbaak 16 en 17 (zakkingsgevoelig gebied) is er geen overhoogte meer te verwijderen. De restzakking wordt hier berekend op 0,35m. Fase 3 is ingemeten van mei 1996 tot september De voorbelasting is hier echter eind 1995 al opgebracht, 5 maanden vóór de nulmeting. In deze 5 maanden is, uitgaande van aanwezigheid van verticale drainage, ongeveer 50% van de zakking opgetreden. In de maanden dat werd gemeten ongeveer 20%. Als 20% gelijk staat aan de gemeten 0,1m tot 0,2m, staat 50% ongeveer gelijk aan 0,25m tot 0,50m. Dit geeft een totale zakking (100%) van 0,5m tot 1,0m, waarvan 30% restzakking. De te verwijderen voorbelasting bedraagt ongeveer 0,45m (8 kpa) tot het aanlegpeil met 0,10m overhoogte (NAP -1,10m). Over het algemeen kan worden geconcludeerd dat de totale zakking overal wat achter blijft op wat er oorspronkelijk is berekend en dat restzetting daardoor wat groter zal zijn. Dit komt door de grotere afstand van de verticale drains (2,0m i.p.v. 1,5m). Fase 4 voldoet volgens berekeningen aan 0,20m restzetting in 20 jaar. Eind 1995 is hier het riool aangelegd, en eind 1996 is de straat woonrijp gemaakt. Fase 5 kent problemen met de restzakking rondom baken 16, 17, 18, 19 en 28, zie ook Figuur 2.4. De restzakking bedraagt hier meer dan 0,35m. Op de overige locaties bedraagt de restzakking ongeveer 0,20m. Eind 1996 is in Fase 5 het riool aangelegd. Begin 1997 wordt de bouwweg aangelegd. Het gebied kan op deze manier tot het woonrijp maken verder consolideren. Figuur 2.4 Locaties met grote restzettingen Fase 3 voldoet volgens berekeningen ook aan de restzettingseis. De restzakkingen blijven beperkt tot 0,15m. Een uitzondering is nabij zakbaak nr. 9. Hier bedraagt de restzetting ongeveer 0,30m. Dit is een mogelijk gevolg van het dempen van een vijver ter plaatse. Begin 1997 kan het riool worden aangelegd. Bij zakbaak 9 zijn i.v.m. extra aanvullingen grotere zakkingen van riool te verwachten. Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

10 Figuur 2.5 Locatie grote restzakkingen Deelplan Rapport N en P In september en oktober 1997 wordt nog een prognose van de zakkingen gedaan. Er zijn op de locaties van fase 1, 2 en 4 putten ingemeten op waarna een periodieke meting van een jaar is gestart. De zakkingssnelheid neemt in deze periode nauwelijks af, of de zettingen nu groot of klein zijn. Ook zijn zakkingsverschillen duidelijk zichtbaar. Dit komt door verschil in zakkingen, maar ook door een verschil van 0,15m tussen ontwerppeil van de straten en vloerniveau van de huizen. Conclusies die in dit rapport getrokken worden, zijn onder andere dat de extra overhoogte van de voorbelasting niet voldoende groot geweest zal zijn, en de consolidatieperiode te kort. Er zijn aanvullende ophogingen uitgevoerd tussentijds en tijdens de definitieve aanleg. Dit geeft een consolidatie die in het begin niet voldoende is ontwikkeld en die na doorlopend gereactiveerd of zelfs vergroot is. Details van deze ophogingen ontbreken. De metingen van de putdeksels zijn uitgevoerd in een periode zonder belastingtoenames. De zakkingen van tot (299 dagen) nemen lineair toe. De zakkingssnelheid neemt niet af en geprognotiseerd wordt dat men de komende 3 tot 4 jaar eenzelfde zakkingssnelheid mag verwachten. Oorzaken voor de verschillende zettingen die in dit rapport genoemd worden zijn de grote plaatselijke verschillen in samenstelling van de dieper gelegen grondlagen. Er is plaatselijk aanwezigheid van afwijkende hoeveelheden veen in de ondergrond. Ook gedempte sloten in de omgeving geven een andere zakking dan de omgeving zelf. De sloten vroeger kenden een breedte Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

11 van 3 tot 5m. Dit kan zeer lokaal zettingsverschillen geven. Dit moet echter met een fijnmazig net van boringen worden aangetoond. In Figuur 2.6 is de situatie van vroeger over de situatie van nu geprojecteerd. Te zien is waar vroeger sloten hebben gelopen en nu wellicht zettingsverschillen optreden. Figuur 2.6 Situatie vroeger er nu Er is een overzicht gemaakt van de onderhoudsintensiteit van de gemeten putten. De putten kennen 3 onderhoudscategorieën; rood, geel en groen. Rood is zeer onderhoudsintensief, groen voldoet aan eis van 0,20m zakking in 20 jaar. Het overzicht van de putten is te vinden in Bijlage 2. Het lijkt dat de vroeger aanwezige smallere sloten, ook op de kaart te zien, geen logische verklaring zijn voor de grote zakkingen. Geadviseerd wordt in die tijd om het ophalen van de putten zo veel mogelijk uit te stellen, tenzij zich gevaarlijke situaties voordoen. Het ophogen van tuinen etc. dient te worden afgestemd met het ophogen van straten, daar ze invloed hebben op elkaar. Voor de kabels en leidingen bij huisaansluitingen worden zogenaamde flexibele polderstukken geadviseerd in verband met de zeer zettingsgevoelige ondergrond Rapport Y In januari 2011 is de laatste zettingsprognose gemaakt aan de hand van putmetingen. De verwachte zettingen volgend uit dit advies zijn opgedeeld in andere fases dan voorheen, zie Figuur 2.2. Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

12 Bij fase 1 (voorheen fase 4 en 5) is er een reconstructie uitgevoerd in 2005 (weg + riool). Hier wordt voor de periode een zetting verwacht tussen de 0,08m en 0,41m. Tussen 2010 en 2030 worden zettingen verwacht tussen de 0,10m en 0,58m. Zettingen groter dan 0,30m zullen vooral optreden in het oostelijke deel van fase 1, voorheen fase 5. Een verklaring kan zijn dat dit gebied pas laat is aangelegd, en nog niet was uitgeconsolideerd toen de heraanleg in 2005 begon. In rapport Y wordt geadviseerd om ter plaatse van deze fase pas in 2030 grootschalig onderhoud uit te voeren en de iets grotere zettingen in het oostelijk deel zo nodig tussentijds te compenseren met beperkt onderhoud. Ter plaatse van fase 2 (voorheen fases 1 en 2) is er een reconstructie uitgevoerd in juni 2010 (fase 2A, zuidelijk deel) en januari 2011 (fase 2B, noordelijk deel). Hier wordt voor de periode een zetting verwacht tussen de 0,07m en 0,32m. Tussen wordt een zetting verwacht van 0,08m tot 0,42m. Geadviseerd wordt hetzelfde als voor bovenstaande fase. Voor fase 3, voorheen ook fase 3, geldt dat hier nog geen reconstructie is uitgevoerd. De huidige zettingssnelheid is laag. Enkel in het midden van fase 3, rond de Noordzijdsedijk, zijn de zakkingen erg groot. Er mag worden verwacht dat het nog 15 a 20 jaar duurt voordat fase 3 gemiddeld 0,30m is gezakt. Wanneer ervoor wordt gekozen om tussentijds een reconstructie uit te voeren, moeten de geprognotiseerde zettingen met 0,05m a 0,10m worden verhoogd. Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

13 3 Overige gebruikte informatie Naast de oude rapportages is er gebruik gemaakt van allerlei andere informatie. De relevante informatie is toegevoegd in de Bijlages 1 t/m 5. Er is onder andere gebruik gemaakt van maaiveldhoogtes, zettingssnelheden en luchtfoto s uit het verleden. De informatie is gebruikt om de zettingsberekeningen in de tijd te valideren. Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

14 Bijlage 1 Vroegere streefpeilen In de figuur zijn de aanlegpeilen te zien van de allereerste plannen voor de wijk Tussenwater. Uiteindelijk is alles aangelegd op NAP -1,20m. Dit streefpeil is zover bekend ook bij de verschillende reconstructies aangehouden. Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

15 Bijlage 2 Putdekselmetingen Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

16 Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

17 Bijlage 3 Luchtfoto s Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

18 1995 Esri Nederland & Community Maps Contributors

19 1996 Esri Nederland & Community Maps Contributors

20 1997 Esri Nederland & Community Maps Contributors

21 1998 Esri Nederland & Community Maps Contributors

22 1999 Esri Nederland & Community Maps Contributors

23 2002 Esri Nederland & Community Maps Contributors

24 Bijlage 4 Maaiveldhoogtes Tussenwater 2012, 2014 en 2016 Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

25 Maaiveldhoogte 2012 m tov NAP -2, , ,9-1, ,8-1, ,7-1, ,6-1, ,5-1, ,4-1, ,3-1, ,2-1, ,1-1, , ,4

26 Maaiveldhoogte 2014 m tov NAP -2, , ,9-1, ,8-1, ,7-1, ,6-1, ,5-1, ,4-1, ,3-1, ,2-1, ,1-1, , ,2

27 Maaiveldhoogte 2016 m tov NAP -2, , ,9-1, ,8-1, ,7-1, ,6-1, ,5-1, ,4-1, ,3-1, ,2-1, ,1-1, , ,4

28 Bijlage 5 Zettingssnelheid Tussenwater Groene puntjes hebben een lage zettingssnelheid, minder dan 5 mm/jr. Rode puntjes hebben een hoge zettingssnelheid, meer dan 10 mm/jr. Geel en oranje puntjes zitten daar tussenin. Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20

29 Bijlage 6 Samenvatting maatregelen verschillende fases Samenvatting oude rapportages B 23 januari van 20