UIT grafische elasticiteiten

Transcriptie

1 Elasticiteiten lezen uit grafieken. Een prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid beschrijft het effect van een prijsverandering op de gevraagde hoeveelheid van dat product. De betalingsbereidheid van de consument bepaalt hoeveel vragers er over blijven na een prijsverhoging. In onderstaande voorbeeld staat de betalingsbereidheid van vragers naar een product uitgedrukt. De vraaglijn, en dus de betalingsbereidheid van deze grafiek wordt uitgedrukt met de vraagfunctie Qv = -2P+10. In de uitgangssituatie is de prijs 3,--. Stel dat de aanbieder besluit zijn prijs te verhogen naar 4,--. We zien dan in de volgende grafiek het effect van deze prijsverandering. Pagina 1 van 5

2 We kunnen aflezen dat de prijs gestegen is met 1,-- ten opzichte van 3,--. Dat is een stijging van 33,33%. De gevraagde hoeveelheid daalde met 2 ten opzichte van 4, dat is een daling van 50%. We zien dus dat de prijs minder snel stijgt dan dat de gevraagde hoeveelheid daalt. Er is dus sprake van een elastische situatie. De omzet zal dan ook dalen bij een prijsstijging. Maximale omzet. Het midden van de lijn. Op het exacte midden van de vraaglijn is de omzet maximaal. Pagina 2 van 5

3 Bij de prijsstelling van 3,-- was de afzet 3 * 4 = 12,--. Stel de aanbieder besluit zijn prijs te verlagen naar 2,50. Zijn omzet wordt dan 2,50 * 5 = 12,50. Zou hij zijn prijs nog verder verlagen naar 2,-- dan zou zijn omzet weer dalen. Immers 2 *6 = 12,--. Elasticiteit van -1. Het midden van de lijn. Hanteert een aanbieder een prijs die op het exacte midden van de vraaglijn ligt, dan is zijn elasticiteit -1. Iedere prijsverandering leidt vanaf dat moment namelijk ook tot een exact gelijke (tegengestelde) verandering van de afzet. Stel de aanbieder hanteert een prijs van 2,50. We zullen vanaf dit punt twee prijswijzigingen bekijken om aan te tonen dat de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid -1 is vanaf het exacte midden van de vraaglijn. Ten eerste een prijsstijging naar 3,-- : Een prijsstijging van 2,50 naar 3,-- is een prijsstijging van 20%. De afzet daalt op dat moment van 5 stuks naar 4 stuks. 1/5 e = 20%. De elasticiteit is 20% 20% = 1. Ten tweede een prijsdaling naar 1,-- Een prijsdaling van 2,50 naar 1,-- is een prijsdaling van 60%. De afzet stijgt op dat moment van 5 stuks naar 8 stuks. 3/5 e = 60%. De elasticiteit is 60% 60% = 1. Conclusie. Naar aanleiding van bovenstaande kunnen we de volgende conclusie trekken: - Het exacte midden van de vraaglijn als uitgangspositie levert een elasticiteit op van Rechts van het exacte midden (bekeken vanaf de Q-as) is er sprake van een inelastisch gebied. Een procentuele prijsverandering levert een kleine procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid op. - Links van het exacte midden (bekeken vanaf de Q-as) is er sprake van een elastisch gebied. Een procentuele prijsverandering levert een grote procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid op. Pagina 3 van 5

4 De steilheid van de vraaglijn bepaalt ook de sterkte van de elasticiteit. Niet alleen de positie op de vraaglijn bepaalt de hoogte van de elasticiteit. We hebben niet alleen de oorspronkelijke vraagvergelijking opgenomen in onderstaande grafiek, maar ook een vraagfunctie met een steiler verloop. Pagina 4 van 5

5 Als we nu voor beide vraagfuncties bekijken welk effect een prijsverlaging van 3,-- naar 2,-- heeft, dan komen we tot de volgende berekeningen: De prijsdaling bij de oorspronkelijke lijn (van 3,-- naar 2,-- = 1 = 33,3%) heeft een hoeveelheidsverandering tot gevolg van (van 4 naar 6 stuks = 2 4 = +50%) De elasticiteit = 50% 33,3% = 1,5 3 Doen we dit voor de steilere lijn dan komen we op de volgende berekening: De prijsdaling bij de nieuwe steile lijn (van 3,-- naar 2,-- = 1 = 33,3%) heeft een hoeveelheidsverandering tot gevolg van (van 4,5 naar 5,5 stuks = 1 4,5 = +22,2%) De elasticiteit = 22,2% 33,3% = 0,67 3 Conclusie: Hoe steiler de vraaglijn hoe inelastischer. Pagina 5 van 5