Technisch Reglement. Rhönradturnen

Transcriptie

1 Technisch Reglement Rhönradturnen Bijlage 5B

2 Jurybepalingen Inhoud: Deel 1 Synchroonturnen A. Algemeen I. Samenstelling van de jury 1. De hoofdjury 2. De uitvoeringsjury 3. De gehaltejury 4. De karakteristieke jury 5. jurybespreking II. Het jurysysteem 1. Maximale puntenaantal 2. Soorten van beoordeling 3. Berekening van het eindcijfer 4. Begin en einde van de jurering 5. Herhaling van een oefening B. Basis van de jurering van een oefening I. T-, A-, B-, C- en D-onderdelen en hun gehalte II. De jurering van een synchroon oefening 1. Criteria en weging van de jurering 2. Berekening van het gehaltecijfer 3. Jurering van de samenstelling 4. Jurering van de synchroniciteit 5. Jurering van de muzikaliteit 6. Jurering van de uitvoering 7. Erkenning van synchroon oefeningen 8. Afbreken van een oefening Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 2

3 Deel 2 Partnerturnen A. Algemeen I. Samenstelling van de jury 1. De hoofdjury 2. De uitvoeringsjury 3. De gehaltejury 4. De karakteristieke jury 5. jurybespreking II. Het jurysysteem 1. Maximale puntenaantal 2. Soorten van beoordeling 3. Berekening van het eindcijfer 4. Begin en einde van de jurering 5. Herhaling van een oefening Basis van de jurering van een oefening I. Definitie van eenheden bij partnerturnen II. T-, A-, B-, C- en D-onderdelen en hun gehalte III. De jurering van een synchroon oefening 1. Criteria en weging van de jurering 2. Berekening van het gehaltecijfer 3. Jurering van de samenstelling 4. Jurering van de expressie 5. Jurering van de muzikaliteit 6. Jurering van de originaliteit 7. Erkenning van synchroon oefeningen 8. Jurering van de muzikale en technische aspecten 9. Jurering van de uitvoering Bijlage: Paarvarianten Partnerspiralen Partnerturnen Synchroonturnen Muziek Turnen zonder muziek Kleding Helpers bij de jury (ordonnansen?) Wedstrijdvloer Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 3

4 Deel 1 Synchroonturnen a. Algemeen I. Samenstelling van de jury De jury bij synchroonturnen bestaat uit een hoofdjury, een gehaltejury, 4 uitvoeringsjuryleden en 2 juryleden voor het karakteristieke. De jury zit buiten de wedstrijdvloer, bij voorkeur buiten de veiligheidszone. 1. De hoofdjury De hoofdjury leidt zijn jurypanel. De hoofdjury heeft de opdracht de jurybepalingen na te leven. De hoofdjury: - Bekijkt de oefening als geheel, om een zinvolle jurybespreking te kunnen leiden. - Deelt de turners na totaal 3 onderbrekingen binnen een oefening mee, dat alleen nog een ondersprong als uitsprong plaats mag vinden. Onderbrekingen zijn: verlaten van de veiligheidszone, val en hulpverlening. - Deelt de turners na driemaal terugrollen in een oefening van een van de turners mee, dat alleen nog een ondersprong als uitsprong plaats mag vinden. 2. De uitvoeringsjury Elke 2 van de 4 uitvoeringsjuryleden beoordeeld de uitvoering van de voor hen dichtst bijzijnde turner. Ze hebben hiervoor 5 punten ter beschikking, het gemiddelde voor de betreffende turner wordt gebruikt. 3. De gehaltejury De gehaltejury berekend het gehalte van de oefening. De maximale score voor gehalte is 4 punten. 4. De jury voor karakter en samenstelling Twee juryleden voor karakter en samenstelling beoordelen de samenstelling, de synchroniciteit en de muzikaliteit van de turners. Daarvoor staan hen 6 punten ter beschikking, opgedeeld in 1 punt voor de samenstelling, 4 punten voor de synchroniciteit en 1 punt voor de muzikaliteit. 5. Jurybespreking Jurybesprekingen kunnen in de volgende gevallen bijeengeroepen worden: a. Voor het begin van de wedstrijd b. Voor het begin van een ronde c. Na elke eerste oefening d. Bij grote verschillen in het uitvoeringscijfer voor een turner Het verschil tussen de twee cijfers mag niet groter zijn dan: Verschil uitvoeringsjury Zonder muziek Met Muziek Maximaal (5 punten) (4 punten) 0,2 punten 5,00 en 4,50 4,00 en 3,50 0,3 punten 4,45 en 3,50 3,45 en 2,50 0,5 punten 3,45 en 2,50 2,45 en 1,50 1,0 punten onder 2,00 punten onder 1,0 punt Is het verschil groter dan toegestaan, dan roept de hoofdjury de uitvoeringsjuryleden bij elkaar. De uitvoeringsjuryleden motiveren hun cijfer en passen hun cijfer eventueel aan, bij voorkeur zonder het geoorloofde verschil te overschrijden. Kan men niet overeenkomen, dan bepaald de hoofdjury het eindcijfer tussen de cijfers. e. Op aanvraag van een jurylid f. Op aanvraag van de hoofdjury g. Bij schriftelijk protest. Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 4

5 II. Het jurysysteem 1. Maximale puntenaantal Bij sychroonturnen bedraagt de maximale score 20 punten. 2. Soorten van beoordelen Twee soorten van beoordeling zijn mogelijk: de open jurering en de gesloten jurering 3. Berekening van het eindcijfer De hoofdjury berekent het eindcijfer en noteert deze 4. Begin en einde van de jurering Het jureren van een oefening begint wanneer de hoofdjury het teken aan de turners heeft gegeven om met hun oefening te beginnen Beide turners beginnen aan dezelfde kant. De jurering eindigt met de eindhouding na de landing, of na een onderbreking waarbij binnen 30 seconden niet verder geturnd wordt 5. Herhaling van een oefening a. Hindering b. Technisch defect In beide gevallen gelden de jurybepalingen B. Basis van de jurering van een oefening I. T-, A-, B-, C- en D-onderdelen en hun gehalte Onderdelen en uitsprongen in synchroonturnen worden in T-, A-, B-, C- en D-onderdelen onderverdeeld. Overgangen en bovenste fasen alleen zijn ook A-, B-, C- of D-onderdelen. De onderdelen hebben een waarde overeenkomstig het schematisch overzicht van het betreffende nivo. Op nivo 1 geven: D-onderdelen 0,8 punt, C-onderdelen 0,6 punt, B-onderdelen 0,4 punt en A-onderdelen 0,2 punt. De gehaltecatalogus is voor alle wedstrijden bindend. De beschreven voorbeelden van varianten kunnen niet in alle gevallen volledig zijn. Voor zover een niet als voorbeeld getoonde onderdeel, de algemene bepalingen voor een T-, A-, B-, C- of D- onderdeel omvat, wordt zij als waardeonderdeel erkend. Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 5

6 II. De jurering van een synchroon oefening 1. Criteria en weging van de jurering Jury 1 Jury 2 Gemiddelde Uitvoering Gehalte Samenstelling + Karakter Eindcijfer Turner 1 5,0 5,0 5,0 Turner 2 5,0 5,0 5,0 10,0 4,0 6,0 20,0 2. Berekening van het gehaltecijfer a. De omvang van een synchroonoefening Een synchroonoefening omvat vier tot acht banen met minstens 8 radomwentelingen plus uitsprong. Na elke richtingswissel (behalve bij het in beweging zetten van het rad) begint een nieuwe baan. Een baan kan overeenkomstig bij het solo turnen één tot vier onderdelen bevatten. De uitsprong van de turner volgt op zijn laatst uit de laatste radomwenteling in de zevende baan. b. De berekening van het gehalte. Om het maximale puntenaantal van 4,0 punten voor het gehalte te behalen, moet een sychroonoefening voldoen aan de samenstelling en onderdelen zoals genoemd in het Technisch reglement bijlage 4, deze moeten door beide turners getoond worden. De berekening vindt plaats zoals bij het solo turnen. 3. Jurering van de samenstelling a. Samenstelling Een oefening in synchroonturnen moet, zoals bij het solo turnen, de samenstelling bevatten die beschreven staat in het Technisch Reglement Bijlage 4. Deze moet door beide turners getoond worden. b. Onderbreken, opnieuw beginnen, herhalen en afbreken van een oefening Hier gelden de jurybepalingen van (paragraaf ) c. Aftrek voor tekorten in de samenstelling De aftrek voor de samenstelling is hoogstens 1,0 punt. 1 Per ontbrekend element Aftrek: 0,2 punt 2 Voor elementherhaling Aftrek per onderdeel: 0,2 punt 3 Voor ontbrekende veelzijdigheid Aftrek per elementgroep: 0,2 punt 4. Jurering van de synchroniciteit De jury voor het karakteristieke beoordelen onder andere de synchroniciteit van de partners. Daarvoor staan hen 4,0 punten ter beschikking Aftrek voor ontbrekende synchroniciteit (per eenheid) - Afwijkingen van synchrone radloop Van minder dan 1/4 e radomwenteling en/of kleine afwijkingen van synchrone afloop van de beweging van de partner. Aftrek: tot 0,5 punt - Afwijkingen van minstens 1/4 e radomwenteling Aftrek: 0,5 punt - Afwijkingen van meer dan 1/2 e radomwenteling Aftrek: 0,8 punt - Bij verschillende onderdelen van partners Aftrek: 0,8 punt Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 6

7 5. Jurering van de muzikaliteit De aftrek voor gebrek aan muzikaliteit bedraagt hoogstens 1,0 punt - Muziek wordt alleen als achtergrond gebruikt Aftrek: 0,8 punt - Slechte harmonie tussen muziek en beweging Aftrek: 0,1 tot 0,6 punt Duidelijk hoorbare overgangen Aftrek: 0,2 punt - De muziek is korter dan de oefening Aftrek: 0,5 punt - Het voorspel (=tijd van het begin van de muziek tot het vaart maken) is langer dan 8 muziektellen Aftrek: 0,5 punt 6. Jurering van de uitvoering 1. Bereiken van het maximale puntenaantal Het maximale puntenaantal van 10 punten voor de uitvoering kan alleen bereikt worden, als beide turners het gevraagde minimum van 8 onderdelen en een uitsprong (echter ook niet teveel onderdelen resp. banen teveel) geturnd hebben. Het aantal teveel geturnde onderdelen resp. banen geeft de gehaltejury door. Van het maximale puntenaantal van 5,0 punten voor de uitvoering trekken de uitvoeringsjuryleden voor de overeenkomstige turner het volgende af: - Per te weinig geturnd onderdeel Aftrek: 0,5 punt - Per teveel geturnde baan (reeds vanaf de 8 e baan) Aftrek: 0,2 punt Voor ontbrekende uitsprong Aftrek: 0,2 punt 2. overzicht van aftrekken voor verdere uitvoeringsfouten 1. Kleine aftrek max. 0,2 punt per eenheid 2. Maximum van de kleine aftrekken max. 0,5 punt per eenheid 3. Aftrek voor te ver rollen max. 0,2 punt totaal 4. Halve puntaftrek 0,5 punt a. Terugrollen b. Vallen tot zit (bij de uitsprong) c. Verlaten van de veiligheidszone d. Afzetten of afstoten met de hand of voet van de vloer 5. Grote aftrekken 0,8 punt a. Val b. Hulpverlenen 3. Kleine aftrek Voor de kleine aftrek en hun maximum gelden de jurybepalingen van In de volgende groepen van fouten gelden de jurybepalingen van 2017 onvoorwaardelijk 1. Fouten in hoofdhouding 2. Fouten in voethouding 3. Fouten in afzet en plaatsing van de benen 4. Fouten in houding van de heupen en/of romp 5. Fouten in de radloopzone bij overgangen 6. Korte radstilstand 7. Te lage vlucht (bij de uitsprong) 8. Ongeoorloofde veiligheidshouding van de trainer Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 7

8 Groepen van fouten met aanvullende synchroon karakteristieke fouten: 9.Fouten in de arm- en handhouding [de arm- en handhouding is voor de turners met de navolgende beperkingen vrijgesteld. De houding van de vrije arm en hand mag tijdens het onderdeel veranderen (bijv. een vrij geturnd elementverbinding).] - Geen (lichaams)spanning in armen en handen herkenbaar - Handen pakken niet op gelijke hoogte de hoepels (bijv. bij hoepelbrug) - Verkeerde greepzone - Handen raken de grond. - Afzetten van de hand van de grond (bij uitsprong)[vast 0,2 punt] - Niet oefeningsbepaalde buigen van de armen - Ontbrekende of verkeerde buiging van de armen 10. Fouten in de beenhouding [De houding van het vrije been is voor de turners met beperkingen vrijgesteld; de spreidvarianten voorspreiden, achterspreiden, zijwaarts spreiden, gekruist spreiden, stag voorwaarts, stag zijwaarts, piccadilly spreiden mogen met elkaar gecombineerd worden. De houding van de vrije voet mag tijdens het onderdeel veranderen.] - Geen (lichaams)spanning in de benen herkenbaar - Niet oefeningsbepaalde buigen van de knie (bijv. bij het uit de riemen halen, bij hoogspagaat opspreiden, in de knieën vallen bij zitop- of -afzwaaibewegingen) - Ontbrekende buiging van de knie, indien voorgeschreven. - Benen niet gesloten of parallel (bijv. bij gesloten stand, bij rolbewegingen, bij gehurkte of gehoekte positiewissels) 4. Totaal van kleine aftrekken Komt het in een eenheid tot een maximum van kleine aftrekken, dan is de maximale aftrek 0,5 punt per eenheid. Als er geen val of hulpverlening plaats vindt, kan geen hogere aftrek gegeven worden. 5. Aftrek voor te ver rollen 1. Overturnen van de radloopzone 2.Verlaten van de aangegeven wedstrijdvlak. In beide gevallen gelden de jurybepalingen Halve puntaftrek Wanneer het in een onderdeel tot een halve punt aftrek komt, dan wordt er in dat onderdeel verder geen kleine aftrek of nog een halve punt aftrek gegeven. Indien het onderdeel herhaald wordt dan geldt dat als een nieuw onderdeel en vinden er eventueel opnieuw aftrekken plaats. 1. Terugrollen of langdurige radstilstand (bijv. wachten ) Een van de turners kan het ingezette element niet in de bedoelde rolrichting beëindigen, rolt terug en/of moet opnieuw vaart halen. Na een derde keer terugrollen in een onderdeel breekt de hoofdjury de oefening af. Dan mag alleen nog een ondersprong als uitsprong plaats vinden. 2. Verlaten van de veiligheidszone Hier gelden de regels van de jurybepaling van Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 8

9 7.Grote aftrek (vast 0,8 punt) Wanneer het in een onderdeel tot een grote aftrek komt, dan zijn er verder geen aftrekken mogelijk in dat onderdeel. Indien er hulp verleend wordt en er ontstaat een val in hetzelfde onderdeel, dan vindt er maar eenmaal een aftrek van 0,8 punten plaats. Wordt het onderdeel herhaald, dan telt dat als een nieuw onderdeel en wordt als nieuw onderdeel beoordeeld. Bij onderbreking van de oefening, waarvoor grote aftrek gegeven wordt, mag de turner zijn rad verlaten en opnieuw uitrichten. De trainer mag daarbij helpen en praten met de turner. Binnen de tijd van 30 seconden moet de oefening weer begonnen zijn daar waar de oefening onderbroken werd. De turner mag zijn riemen opnieuw natrekken en hij mag een extra element turnen om zijn ritme te hervinden. Bij dit extra element mag de trainer hulpverlenen. De turner en/of trainer dienen aan te geven of er gebruik gemaakt wordt van het turnen van dit extra element om in zijn ritme te komen. Na 3 grote aftrekken (en/of verlaten van de veiligheidszone) breekt de hoofdjury de oefening af. Er kan dan alleen nog maar een ondersprong plaats vinden. In de volgende gevallen is er sprake van een grote aftrek: 1. Val De turner valt gedurende een onderdeel op de vloer tussen de hoepels of buiten het rad. Daarbij kunnen de handen of de voeten nog met het rad verbonden zijn. Het verloop van de oefening is onderbroken, een opnieuw beginnen of onderbreking van de oefening is het gevolg. 2. Hulpverlenen van de trainer Indien gedurende een oefening de turner of het rad door een trainer aangeraakt wordt, dan geldt dat als hulpverlenen. De aftrek van het hulpverlenen geldt voor de gehele eenheid. d.w.z. wordt er gedurende een eenheid meerdere malen hulp verleend of wordt het rad gedurende een eenheid begeleid, dan is er maar één grote aftrek mogelijk. Als hulpverlenen geldt bij de uitsprong ook een ingreep van de trainer voor de turner geland is (uitzondering: bij een ondersprong vanuit parallelstand mag de trainer voor de landing het rad vastpakken om een omvallen van het rad te voorkomen). Dit vastpakken dient echter wel pas te geschieden, nadat de turner het rad los gelaten heeft. 7. Erkenning van synchroon oefeningen Hier gelden de jurybepalingen van Bij synchroonturnen wordt een onderdeel erkend als beide turners deze voor minstens 3/4 e geturnd hebben. Worden verschillende onderdelen geturnd, dan wordt de eenvoudigste erkend. 8. Afbreken van een oefening Vindt in een synchroonoefening drie maal een aftrek voor val, hulpverlening of verlaten van de veiligheidszone, of binnen een element driemaal terugrollen van een turner, dan breekt de hoofdjury de oefening voor beide turners af en mag alleen nog een ondersprong als uitsprong plaats vinden. De gehaltejury bepaald de waarde van de erkende onderdelen en deelt de juryleden mee hoeveel onderdelen tot het bereiken van de minimale omvang van de oefening ontbreken. Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 9

10 Deel 2 Partnerturnen A. Algemeen I. Samenstelling van de jury De jury bij partnerturnen bestaat uit een hoofdjury, een gehaltejury, 4 uitvoeringsjuryleden en 2 juryleden voor het karakteristieke. De jury zit buiten de wedstrijdvloer, bij voorkeur buiten de veiligheidszone. 1. De hoofdjury - Bekijkt de oefening als geheel, om een zinvolle jurybespreking te kunnen leiden. - Deelt de turners na totaal 3 onderbrekingen binnen een oefening mee, dat alleen nog een ondersprong als uitsprong plaats mag vinden. Onderbrekingen zijn: verlaten van de veiligheidszone, val en hulpverlening. - Deelt de turners na driemaal terugrollen in een oefening van een van de turners mee, dat alleen nog een ondersprong als uitsprong plaats mag vinden. 2. De uitvoeringsjury De uitvoeringsjuryleden beoordelen de uitvoering van het paar. Ze hebben hiervoor 8 punten voor beide partners ter beschikking. De hoogste en laagste waardering wordt weggestreept, het gemiddelde van de overgebleven punten is het cijfer voor de uitvoering van het paar. 3. De gehaltejury De gehaltejury berekend het gehalte en de samenstelling van de oefening. De maximale score voor gehalte is 4,0 punten, voor de samenstelling is 2,0 punten. 4. De karakteristieke jury Twee juryleden beoordelen het karakteristieke van het partnerturnen. Zij hebben hiervoor 6,0 punten ter beschikking. Deze zijn opgedeeld in de gebieden originaliteit met een maximum van 2,5 punten, uitdrukking met 2,0 punten, muzikaliteit met 2,5 punten en muziektechnische aspecten met 1,0 punt. 5. Jurybespreking Jurybesprekingen kunnen in de volgende gevallen bijeengeroepen worden: a. Voor het begin van de wedstrijd b. Voor het begin van een ronde c. Na elke eerste oefening d. Bij grote verschillen in het uitvoeringscijfer voor een turner Het verschil tussen de twee cijfers mag niet groter zijn dan: Verschil uitvoeringsjury Zonder muziek Met Muziek Maximaal (8 punten) (4 punten) 0,2 punten 8,00 en 7,50 4,00 en 3,50 0,3 punten 7,45 en 6,50 3,45 en 2,50 0,5 punten 6,45 en 5,00 2,45 en 1,50 1,0 punten 4,95 en 3.00 onder 1,0 punt Is het verschil groter dan toegestaan, dan roept de hoofdjury de uitvoeringsjuryleden bij elkaar. De uitvoeringsjuryleden motiveren hun cijfer en passen eventueel hun cijfer aan, bij voorkeur zonder het geoorloofde verschil te overschrijden. Kan men niet overeenkomen, dan bepaald de hoofdjury het eindcijfer tussen de cijfers. e. Op aanvraag van een jurylid f. Op aanvraag van de hoofdjury g. Bij schriftelijk protest. Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 10

11 II. Het jurysysteem 1. Maximale puntenaantal Bij partnerturnen bedraagt de maximale score 20 punten. 2. Soorten van beoordelen Twee soorten van beoordeling zijn mogelijk: de open jurering en de gesloten jurering 3. Berekening van het eindcijfer De hoofdjury berekent het eindcijfer en noteert deze 4. Begin en einde van de jurering Het jureren van een oefening begint wanneer de hoofdjury het teken aan de turners heeft gegeven om met hun oefening te beginnen De jurering eindigt met de eindhouding na de landing, of na een onderbreking waarbij binnen 30 seconden niet verder geturnd wordt 5. Herhaling van een oefening a. Hindering b. Technisch defect In beide gevallen gelden de jurybepalingen B. Basis van de jurering van een oefening I. Definitie van eenheden bij partnerturnen Bij centrale onderdelen correspondeert een eenheid bij partnerturnen met het solo turnen. Met dien verstande dat beide partners een eenheid uit moeten turnen, waarmee deze in het partnerturnen erkend kan worden. Bij decentrale onderdelen begint een eenheid wanneer een van de turners in de bovenste fase komt. Deze turner is dan doorslaggevend voor de telling van de eenheden (indien nodig alleen in deze baan). Hij moet een bovenste en dan een onderste fase turnen. Zijn partner heeft in de regel eerst een onderste en dan een bovenste fase. II. T-, A-, en B-onderdelen en hun gehalte In partnerturnen worden de eenheden in T-, A- en B-onderdelen ingedeeld. Overgangen en enkele fasen zijn daarom geen A- noch B-onderdeel. C- en D-onderdelen zijn er niet. De onderdelen hebben een waarde overeenkomstig het schematisch overzicht van het betreffende nivo. Op nivo 1, 2 en 3 geven: B-onderdelen 0,4 punten, A-onderdelen 0,2 punten. Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 11

12 III. De jurering van een partner oefening 1. Criteria en weging van de jurering Jury 1-4 *) Uitvoering Gehalte Samenstelling Karakteristiek Eindcijfer 8,0 8,0 8,0 8,0 8,00 4,0 2,0 6,0 20,00 *) 2 wegstrepen 2. Berekening van het gehaltecijfer a. De omvang van een partnernoefening Een partneroefening omvat minstens 10 eenheden en hoogstens 7 banen. Na elke richtingswissel (behalve bij het in beweging zetten van het rad) begint een nieuwe baan. De turners moeten op zijn laatst aan het einde van de zevende baan het rad verlaten hebben en een eindpositie ingenomen. (eventueel na het naspel; binnen de veiligheidszone) b. De berekening van het gehalte. Maximaal 10 onderdelen worden geteld voor het gehalte. Om het maximale puntenaantal van 4,0 punten voor het gehalte te behalen, moet een partneroefening 10 B- onderdelen bevatten. c. B-onderdelen B-onderdelen in partnerturnen zijn eenheden, in welke: Beide partners een centraal B-, C- of D-onderdeel uit het solo turnen tonen Beide partners in decentrale onderdelen in een fase een andere eenheid turnen dan een hoekzit of omgekeerde hoekhang. 3. Jurering van de samenstelling Een oefening in partnerturnen moet, evenals bij het solo turnen, de samenstelling bevatten die beschreven staat in het Technisch Reglement Bijlage 4. Deze moet door beide turners getoond worden, echter niet perse gelijktijdig (in een eenheid) (Daarbij kan een eenheid meerdere eisen bevatten). b. Onderbreken, opnieuw beginnen, herhalen en afbreken van een oefening Hier gelden de jurybepalingen van (paragraaf ) Speciaal voor het partnerturnen wordt niet gesproken van een herhaling als beide partners dezelfde eenheid turnen, ook niet op verschillende plaatsen. c. Aftrek voor tekorten in de samenstelling De aftrek voor de samenstelling is maximaal 2,0 punt en wordt door de gehaltejury beoordeeld. 1 Per ontbrekend eenheid of element Aftrek: 0,2 punt - wordt ze door één turner niet getoond Aftrek: 0,2 punt - wordt ze door geen van beide turners getoond Aftrek: 0,4 punt 2 Voor elementherhaling Aftrek per onderdeel: 0,2 punt 4. Jurering van de expressie a. Criteria voor expressie De expressie draagt ertoe bij de oefening een individueel karakter te geven, als de muziek uitgebeeld en geïnterpreteerd wordt; er zal op de eerste plaats uit het samenspel van de turners, toestel, muziek een geselecteerde oefening ontstaan, die echter ook door toneelspelachtige elementen ondersteund wordt. b. De karakteristieke juryleden hebben 2,0 punten voor aftrek voor ontbrekende expressie ter beschikking. Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 12

13 5. Jurering van de muzikaliteit a. Criteria voor muzikaliteit Met muzikaliteit bedoeld men het zo mogelijk zonder fouten samenspel van muziek, turners en toestel. b. De karakteristieke juryleden hebben 2,5 punt aftrek voor ontbrekende muzikaliteit ter beschikking. De maximale aftrek per baan is echter 0,5 punt. c. Fouten in de muzikaliteit - Stilzetten van het rad - tegen de dynamiek van het rad werken - uit het ritme komen (Disharmonie met de muziek) - Het niet weergeven van hoogtepunten/accenten in de muziek - Puls/beat van de muziek wordt niet weergegeven 6. Jurering van de originaliteit a. Criteria voor originaliteit Criteria voor originaliteit zijn door nieuwe partnerturnen karakteristieke elementen en verbindingen van de turners met elkaar of het toestel te tonen. b. De karakteristieke juryleden staan 0,5 punt ter beschikking om aftrek voor ontbrekende originaliteit te geven. 7. Jurering van de muziektechnische aspecten De aftrek voor ontbreken van muziektechnische aspecten bedraagt maximaal 1,0 punt en wordt door de karakteristieke jury beoordeeld. - Duidelijk hoorbare overgangen Aftrek: 0,2 punt - Het voorspel (=tijd van het begin van de muziek tot het vaart maken) is langer dan 8 tellen Aftrek: 0,5 punt - Het naspel (=tijd voor het verlaten van het rad tot aan de eindpositie) is langer dan 8 tellen en/of de muziek eindigt niet met de eindpositie Aftrek: 0,5 punt 8. Jurering van de uitvoering 1. Bereiken van het maximale puntenaantal Het maximale puntenaantal van 8 punten voor de uitvoering kan alleen bereikt worden, als beide turners het gevraagde minimum van 10 eenheden geturnd hebben. Het aantal teveel geturnde banen geeft de gehaltejury door. Van het maximale puntenaantal van 8,0 punten voor de uitvoering trekken de uitvoeringsjuryleden het volgende af: - Per te weinig geturnd eenheid Aftrek: 0,8 punt - Per teveel geturnde baan (reeds vanaf de 8 e baan) Aftrek: 0,4 punt Voor ontbrekende eindpositie Aftrek: 0,5 punt Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 13

14 2. overzicht van aftrekken voor verdere uitvoeringsfouten 1. Kleine aftrek max. 0,2 punt per eenheid/turner 2. Maximum van de kleine aftrekken max. 0,5 punt per eenheid/paar 3. Aftrek voor te ver rollen max. 0,2 punt totaal 4. Halve puntaftrek 0,5 punt a. Terugrollen b. Verlaten van de veiligheidszone 5. Grote aftrekken 0,8 punt a. Val b. Hulpverlenen 3. Kleine aftrek Voor de kleine aftrek en hun maximum gelden de jurybepalingen van In de volgende groepen van fouten gelden de jurybepalingen van 2017 onvoorwaardelijk 1. Fouten in houding van de heupen en romp 2. Fouten in afzet en plaatsing van de benen 3. Niet aanhouden van de radloopzones 4. Ongeoorloofde veiligheidshouding van de trainer Groepen van fouten met aanvullende partnerkarakteristieke fouten: 5.Fouten in de hoofdhouding Buiten de bruggen en bücken is de hoofdhouding vrijgesteld. 6. Fouten in de hand-, arm, voet en beenhouding In principe zijn de bovengenoemde houdingsgebieden bij elke deelnemer vrijgesteld. Kleine aftrek kan alleen gegeven worden als er geen lichaamsspanning in deze gebieden herkenbaar is. 7. Fouten bij de afzet van de grond - Benen niet parallel ingehurkt bij de afzet in zit - Dubbele afzet van de turner, nahuppen - Meer dan twee vloercontacten van de voeten in het rad tussen twee sporten die dicht bij de vloer zijn (de handen mogen kortstondig bij het ompakken loslaten) - Meer dan vier vloercontacten van de voeten buiten het rad (de handen mogen kortstondig bij het ompakken loslaten) 8. Radstilstand [vast 0,2 punt] [Bij de richtingswissel is een radstilstand geoorloofd.] - Dit telt niet als opnieuw inzetten, dus geen 0,5 aftrek. 9. Hindering van de partners onderling - Als de partners elkaar hinderen - aanstoten, omdat er weinig ruimte is. 4. Totaal van kleine aftrekken Komt het in een eenheid tot een maximum van kleine aftrekken, dan is de maximale aftrek 0,5 punt voor het paar. als er geen val of hulpverlening plaats vindt, In een eenheid, kan geen hogere aftrek gegeven worden. Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 14

15 5. Aftrek voor te ver rollen 1. Overturnen van de radloopzone 2.Verlaten van de aangegeven wedstrijdvlak. In beide gevallen gelden de jurybepalingen Halve puntaftrek Wanneer het in een onderdeel tot een halve punt aftrek komt, dan wordt er in die eenheid verder geen kleine aftrek of nog een halve punt aftrek gegeven. Indien het onderdeel herhaald wordt dan geldt dat als een nieuw onderdeel en vinden er eventueel opnieuw aftrekken plaats. 1. Terugrollen De turners kunnen het ingezette element niet in de bedoelde rolrichting beëindigen, rollen terug en moeten opnieuw vaart halen. Na een derde keer terugrollen in een eenheid breekt de hoofdjury de oefening af. De partneroefening geldt dan als beëindigd 2. Verlaten van de veiligheidszone Hier gelden de regels van de jurybepaling van Grote aftrek (vast 0,8 punt) Wanneer het in een eenheid tot een grote aftrek komt, dan zijn er verder geen aftrekken mogelijk in die eenheid. Komt er in een eenheid een val of hulpverlening voor bij één of beide partners, dan wordt eenmaal de grote aftrek van 0,8 punt gegeven. Wordt de betreffende eenheid herhaald, dan telt dat als een nieuw onderdeel en vindt er opnieuw beoordeling plaats. Bij onderbreking van de oefening, waarvoor grote aftrek gegeven wordt, mogen de turners hun rad verlaten en opnieuw uitrichten. De trainer mag daarbij helpen en praten met de turners. Binnen de tijd van 30 seconden moet de oefening weer begonnen zijn daar waar de oefening onderbroken werd. De turners mogen hun riemen opnieuw natrekken en ze mogen een extra element turnen om hun ritme te hervinden. Bij dit extra element mag de trainer hulpverlenen. De turner en/of trainer dienen aan te geven of er gebruik gemaakt wordt van het turnen van dit extra element om in zijn ritme te komen. Na 3 grote aftrekken (en/of verlaten van de veiligheidszone) breekt de hoofdjury de oefening af. In de volgende gevallen is er sprake van een grote aftrek: 1. Val Een of beide turners vallen gedurende een onderdeel op de vloer tussen de hoepels of buiten het rad. Daarbij kunnen de handen of de voeten nog met het rad verbonden zijn. Het verloop van de oefening is onderbroken, een opnieuw beginnen of onderbreking van de oefening is het gevolg. Als val geldt ook: - als een van de turners het rad verlaat, de ander een element alleen turnen laat, en daarna weer instapt. - bij de uitsprong één van de turners meer dan 3/4 e radomwenteling vroeger het rad verlaat dan zijn partner 2. Hulpverlenen van de trainer Raakt de trainer tijdens de oefening één of beide turners of het rad aan, dan geldt dat als hulpverlenen. De aftrek van het hulpverlenen geldt voor de gehele eenheid. D.w.z. ook bij meerdere malen hulpverlenen (eventueel meerdere helpers) gedurende een eenheid resp. begeleiden van het rad na hulpverlening of val is er maar één grote aftrek mogelijk. Als hulpverlenen geldt bij de uitsprong ook een ingreep van de trainer voor de turners geland zijn. Ook geldt het als hulpverlening als (bijv. bij grote uitsprongen als salto) één van de turners zijn partner hulp verleend. 8. Erkenning van partner oefeningen Hier gelden de jurybepalingen van Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 15

16 9. Afbreken van een oefening Vindt in een partneroefening drie maal een aftrek voor val, hulpverlening of verlaten van de veiligheidszone plaats, of binnen een element driemaal terugrollen, dan breekt de hoofdjury de oefening voor beide turners af en mag alleen nog een ondersprong als uitsprong plaats vinden. De gehaltejury bepaald de waarde van de erkende eenheden en deelt de juryleden mee hoeveel eenheden tot het bereiken van de minimale omvang van de oefening ontbreken. De jury trekt per ontbrekende eenheid 0,8 punt van het uitvoeringscijfer af en voeren de aftrek voor de uitvoering door. Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 16

17 Bijlage: Onder paarturnen verstaat men partnerturnen, sychroonturnen en partnerspiralen. Bij een paarturn tweekamp turnt een paar in de regel een synchroonoefening en een partneroefening Paarvarianten Er kunnen 3 paarvarianten starten: mannelijke paren, vrouwelijke paren of gemixte paren. De partners kunnen uit verschillende verenigingen komen. Bij verschillende niveaus moet in de moeilijkste gestart worden Partnerspiralen Beide partners spiralen in één rad. De onderdelen van beide partners hoeven niet gelijk of tegenovergesteld te zijn. Wedstrijden met partnerspiralen worden niet met muziek uitgeschreven. Partnerturnen De beide partners turnen in één rad. De onderdelen van beide partners hoeven niet gelijk of tegenovergesteld te zijn. Synchroonturnen In twee parallel rollende raderen turnt in elke een turner. Beide turners turnen synchroon dezelfde oefening in dezelfde rolrichting naast elkaar. Variaties van arm- en beenhouding kunnen deels of geheel gelijktijdig geturnd worden, bijv. turner A heeft het rechterbeen voor, turner B het linker. Muziek Voor wedstrijden moet de muziek op een CD, mp3, telefoon of laptop van goede kwaliteit opgenomen zijn. Voor partner- en synchroonturnen moeten verschillende Cd s gebruikt worden, die duidelijk beschreven zijn, inclusief de omslag. Turnen zonder muziek Verschijnt een paar zonder muziek bij een partner- of synchroonoefening, dan is het cijfer voor de betreffende oefening 0,00 punten Kleding Hiervoor gelden de jurybepalingen van 2017 Helpers bij de jury Als verdere hulp kunnen schrijvers, ladyspeaker en/of aanmeldtafel, en bij gesloten jurering ordonnansen ingezet worden. Wedstrijdvloer/veiligheidszone De wedstrijdvloer bij synchroonturnen is 23 bij 5 meter. Bij verschillende radgroottes moeten de raderen van te voren vanuit het midden uitgemeten worden (plankjes onder). De wedstrijdvloer bij partnerturnen is 23 bij 3 meter De wedstrijdvloer bij partnerspiralen is 13,5 bij 13,5 meter. De veiligheidszones zijn 3 meter breed en omvatten de wedstrijdvloer zoals bij het solo turnen. Versie 2017 Bijlage 5B, pagina 17