Een kennisgeving van dit besluit zal worden gepubliceerd in weekblad De Kennemer en op de website

Transcriptie

1 Bezoekadres Ebbehout EA Zaandam Tata Steel IJmuiden B.V. Directie Postbus CA IJMUIDEN Postbus EE Zaandam Betreft: Besluit tot wijziging omgevingsvergunning Contactpersoon Ronald de Vogel Vergunninghouder: Locatie: Onderwerp: Tata Steel IJmuiden B.V. Wenckebachstraat 1, 1951 JZ te Velsen-Noord Ambtshalve wijziging voorschriften Tata Steel IJmuiden BV; BBT-conclusie 59; opslagbunkers Hoogoven 6 en 7 Contactgegevens Kenmerk Datum 26 februari 2018 Geachte directie, Hierbij treft u een besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland aan, waarbij de voorschriften van uw omgevingsvergunning van uw aan de Wenckebachstraat 1, te Velsen-Noord gelegen inrichting zijn gewijzigd. Dit besluit is namens genoemd college genomen door de Directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG). In het besluit wordt nader gemotiveerd waarom tot de wijziging is overgegaan. Het besluit is als volgt opgebouwd: A - Onderwerp B - Procedurele Aspecten C - Inhoudelijke overwegingen D - Adviezen en Zienswijzen E - Besluit F - Ondertekening en Rechtsmiddelen Een kennisgeving van dit besluit zal worden gepubliceerd in weekblad De Kennemer en op de website Risico s beperken, leefbaarheid vergroten. 1 7

2 BESLUIT TOT WIJZIGING VOORSCHRIFTEN A ONDERWERP Dit besluit heeft betrekking op de aan de Wenckebachstraat 1 te Velsen-Noord gelegen inrichting van Tata Steel IJmuiden BV (hierna: Tata) en strekt ertoe de voorschriften van de ten behoeve van deze inrichting verleende omgevingsvergunning van 16 januari 2007, kenmerk: (hierna: de revisievergunning 1 ), ex artikel 2.31, eerste lid, onder b, van de Wabo, te wijzigen. De wijziging heeft plaats in het kader van de aanpassing van de vergunning van Tata op de BBT-conclusies 2 van de BREF IJzer en Staal (hierna: BREF I&S) en de overige relevante BBTdocumenten. Tegen die achtergrond vinden er, naast de onderhavige wijzigingsprocedure, nog een aantal andere procedures tot wijziging van vergunningvoorschriften plaats. Voor een uitgebreide beschouwing dienaangaande verwijzen wij naar onze hierna in hoofdstuk C opgenomen overwegingen. De onderhavige wijziging heeft betrekking op BBT-conclusie 59 van genoemde BREF. In deze voor de Hoogovens geldende BBT-conclusie staat: 59. De BBT met betrekking tot de lucht die tijdens het laden uit de opslagbunkers van de koolinjectie-eenheid wordt verdreven, is de stofemissies afvangen en daarop vervolgens een droge ontstoffing toepassen. Het met de BBT geassocieerde emissieniveau voor stof bedraagt < 20 mg/nm 3, bepaald als gemiddelde van de bemonsteringsperiode (discontinue meting, steekproefmonsters van minstens een halfuur). Bij de opslagbunkers van Hoogovens 6 en 7 is sprake van een afzuigsysteem en zijn per bunkergebouw twee (droge) ontstoffingssystemen aanwezig. In voorschrift van de revisievergunning, zoals gewijzigd bij besluit van 23 december 2011, kenmerk: , zijn voor de emissiepunten van deze bunkers grenswaarden opgenomen, die overeenkomen met het met de BBT geassocieerde emissieniveau voor stof uit BBT-conclusie 59. Op zich is de BBT dus geïmplementeerd. Het is echter onduidelijk of het met de toepassing van de BBT overeenkomende emissieniveau daadwerkelijk in de praktijk wordt gehaald. Verder ontbreekt voor de betreffende emissiepunten een monitoringsregime voor stof. Om die reden zullen we in deze procedure een voorschrift aan de vergunning toevoegen (voorschrift ) waarin Tata verplicht wordt om metingen te verrichten naar de stofemissie (inclusief de emissie van zware metalen en gasvormig kwik) vanuit genoemde bunkers. Op basis van de resultaten van deze metingen kan vervolgens beoordeeld worden welk monitoringsregime vanuit de bedoelde emissiepunten aan de vergunning verbonden moet worden en of de gestelde grenswaarden eventueel bijstelling of aanpassing (in de zin dat alsnog grenswaarden voor zware metalen of gasvormig kwik aan de vergunning worden verbonden) behoeven. Het opleggen van een monitoringsregime of het mogelijk bijstellen of aanpassen van de grenswaarden zal in een aparte wijzigingsprocedure geschieden. 1 Zie ook hierna onder B1. 2 BBT-conclusies: document met de conclusies over beste beschikbare technieken (BBT), vastgesteld overeenkomstig artikel 13, vijfde lid en zevende lid, van de EU-richtlijn industriële emissies (zie artikel 1.1, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht). 2 7

3 B PROCEDURELE ASPECTEN 1 Vergunningsituatie Bij besluit van 16 januari 2007, kenmerk: , hebben wij aan Tata een de gehele inrichting omvattende revisievergunning ingevolge de Wet milieubeheer verleend. Op grond van het bij de Wabo behorende overgangsrecht is deze vergunning gelijkgesteld met een omgevingsvergunning. Bij besluit van 28 oktober 2008, kenmerk , respectievelijk bij besluit van 23 december 2011, kenmerk en bij besluit van 21 mei 2013, kenmerk , hebben wij de voorschriften van genoemde vergunning gewijzigd. Bovendien zijn de voorschriften gewijzigd ter implementatie van de overige BBT-conclusies (zie hierna ook onder C1). Daarnaast is de oorspronkelijke revisievergunning op bepaalde punten veranderd door de in de loop der jaren verleende veranderingsvergunningen. 2 Bevoegd gezag Gelet op het bepaalde in art. 2.4, tweede lid, van de Wabo juncto art. 3.3, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage 1, onderdeel C, zijn wij het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning voor de onderhavige inrichting. Bijgevolg zijn wij ook bevoegd om de voorschriften van de vergunning ex artikel 2.31 van de Wabo te wijzigen. 3 Voorbereidingsprocedure Dit besluit is, gelet op het bepaalde in artikel 3.15, derde lid van de Wabo, voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. In dat kader wordt het ontwerp van ons besluit gedurende zes weken ter inzage gelegd en is een ieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen. Daarnaast hebben wij een ontwerp van de beschikking om advies gezonden aan: Burgemeester en Wethouders van Velsen; Burgemeester en Wethouders van Beverwijk; Burgemeester en Wethouders van Heemskerk; Inspectie Leefomgeving en Transport; Omgevingsdienst IJmond; Rijkswaterstaat Directie West-Nederland Noord. 4 Wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit 3 7

4 C INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN 1 Actualisatieverplichting Tata is een geïntegreerd staalbedrijf met IPPC-installaties. De hoofdactiviteit van veel van deze installaties kan gerangschikt worden onder de BREF I&S. Op 8 maart 2012 zijn de BBTconclusies uit genoemde BREF gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie. Ingevolge het bepaalde in artikel 2.30, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 5.10, eerste lid, van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn wij, als bevoegd gezag, verplicht om te toetsen of de vigerende vergunningvoorschriften die voor de bedoelde IPPC-installaties van Tata gelden, voldoen aan deze BBT-conclusies, de overige relevante BBT-conclusies en aan de in de Regeling omgevingsrecht aangewezen informatiedocumenten over beste beschikbare technieken, die sinds het verlenen van de vergunning of de laatste toetsing zijn vastgesteld of herzien. Ingevolge genoemde artikelen dienen wij vervolgens op basis van deze toetsing de vergunningvoorschriften te actualiseren en daarna te controleren of de inrichting ook daadwerkelijk aan deze geactualiseerde voorschriften voldoet. Op basis van onze toetsing hebben wij geconcludeerd dat de vergunningvoorschriften aan de hand van de nieuwe BBT geactualiseerd dienen te worden. Deze actualisatie krijgt formeel gestalte door middel van een procedure tot wijziging van de vergunningvoorschriften ex artikel 2.31, eerste lid, onder b, van de Wabo. 2 Concrete wijziging De BBT is als zodanig al geïmplementeerd, maar een bijbehorend monitoringsregime ontbreekt. Ook is het niet duidelijk of het met de toepassing van de BBT overeenkomende emissieniveau voor stof daadwerkelijk in de praktijk wordt gehaald en of er eventueel nog grenswaarden voor zware metalen en/of gasvormig kwik aan de vergunning moeten worden verbonden. Om die reden wordt een extra meetverplichting aan de vergunning verbonden op basis waarvan de vergunning eventueel, bij een afzonderlijke wijzigingsprocedure, aangepast zal worden. 3 Beschrijving situatie opslagbunkers Hoogoven 6 en 7 De bunkergebouwen van de koolinjectie-eenheid bevatten voorraadbunkers met grondstoffen voor het hoogovenproces. Deze bunkers worden ook wel opslag- of voorraadbunkers van Hoogoven 6 (HOO6) en Hoogoven 7 (HOO7) genoemd. Beide Hoogovens hebben een eigen bunkergebouw met voorraadbunkers voor grondstoffen en toeslagstoffen, schudgoten, kleine en grote weegbunkers, transportbanden, zeven en vulwagens. In elk bunkergebouw bevinden zich circa 30 voorraadbunkers met schudgoten. Er zijn drie lijnen (dubbel uitgevoerd): voor sinter/pellets, voor kooks en voor toeslagstoffen. Via schudgoten, transportbanden en weegbunkers worden de stoffen in de gewenste hoeveelheden in de vulwagens gestart. De sinter, pellets en kooks worden vóór het storten nog afgezeefd. Transportsystemen storten de inhoud van de bunkers stapsgewijs in één van de vulwagens van de hellende lift, waarmee de lading naar de top van de hoogovens wordt vervoerd. Doel is opslag en dosering van grondstoffen voor het hoogovenproces. 4 7

5 Bij de bunkergebouwen van de koolinjectie-eenheden van Hoogoven 6 en 7 zijn afzuigkanalen en ontstoffingsinstallaties en de volgende milieuvoorzieningen aanwezig: Vanwege de arbeidsomstandigheden is het transport- en doseersysteem in het gebouw zoveel mogelijk omkast en voorzien van een centrale afzuiging met ontstoffing. Het systeem werkt met doekfilters die zich automatisch reinigen; Het filterstof wordt opgevangen en toegevoegd aan het afzeefsel van de sinter- en pelletzeven. Opslag geschiedt in een bunker nabij het kolenmaalgebouw. In een tweede bunker wordt het afzeefsel van de kookszeven gestort. Verlading van beide stoffen vindt plaats met vrachtwagens; Bij uitval van één van de ontstoffingsinstallaties per gebouw (er zijn twee ontstoffingsinstallaties per bunkergebouw) kan met alleen de tweede installatie in werking (= halve capaciteit) de stofoverlast in het gebouw beperkt gehouden worden. Buiten het gebouw heeft deze situatie geen stofoverlast tot gevolg. 4 Luchtemissies bunkergebouwen Hoogoven 6 en 7 Bij de bunkergebouwen van Hoogovens 6 en 7 is een afzuigsysteem en zijn per bunkergebouw twee (droge) ontstoffingssystemen aanwezig. De in voorschrift van de revisievergunning, zoals gewijzigd bij besluit van 23 december 2011, kenmerk; , vergunde concentratie voor stof van maximaal 15 mg/nm 3 voor de emissiepunten EL 01.6, 01.7, 02.6 en 02.7, valt binnen de range van de grenswaarde van < 20 mg/nm 3 uit de BREF I&S. Op basis van het voorgaande geldt, dat de grenswaarde in de vergunning voldoet aan de BBT-conclusie 59. Voor de betreffende emissiepunten zijn echter geen actuele meetgegevens beschikbaar m.b.t. de emissies van stof. Er is voor de betreffende emissiepunten verder geen monitoringsregime in de vergunning opgenomen, op basis waarvan (periodiek) metingen worden uitgevoerd. Wel is door Tata in de Database emissiegrenswaarden HOO indicatief bepaald wat de storingsemissie en storingsfactor bij de betreffende emissiepunten zouden kunnen zijn. Dit is momenteel echter nog onvoldoende onderbouwd en daarom zijn emissiemetingen nodig om de omvang van de gereinigde - en storingsemissies zonder reinigingstechniek te bepalen. Bij de bunkergebouwen worden meerdere grondstoffen en toeslagstoffen getransporteerd om via de hellende lift naar de top van de Hoogovens te worden gebracht. Tijdens het transporteren en zeven vindt stofproductie plaats. Dit stof wordt afgezogen en naar de filterinstallaties van de bunkergebouwen getransporteerd. De filterinstallaties zijn uitgerust met doekenfilters die door middel van luchtdrukpulsen steeds worden gereinigd. Omdat in de grondstoffen van nature ook zware metalen aanwezig (kunnen) zijn en deze bij het proces ook in de vorm van stof kunnen vrijkomen, hebben wij besloten om aansluitend op de meting van de component stof ook de analyse van zware metalen in dit stof, aangevuld met gasvormig kwik, in deze beschikking op te nemen. Omdat er geen verhitting van de grond- en toeslagstoffen plaatsvindt, kunnen er naar verwachting geen andere emissies (bijvoorbeeld VOS) plaatsvinden en zijn hiervoor dus geen emissiemetingen nodig. 5 7

6 Monitoring van luchtemissies dient om aan te tonen dat een installatie voldoet aan de emissiegrenswaarden en/of een reinigingstechniek goed werkt en/of voor procesmonitoring of optimalisatie. Wij hebben het nieuwe voorschrift opgesteld met een éénmalige meetverplichting voor stof en zware metalen. Op basis van de meetresultaten kan het van toepassing zijnde controleregime voor de betreffende stoffen bepaald worden. In deze procedure wordt vooralsnog geen monitoringsregime aan de vergunning verbonden. Eerst zullen metingen uitgevoerd moeten worden om meer zicht te krijgen op de emissies. Op basis hiervan zal er een monitoringsregime voor de emissiepunten vastgelegd worden. D ADVIEZEN EN ZIENSWIJZEN E BESLUIT Wij besluiten, gelet op de hiervoor in hoofdstuk C opgenomen overwegingen en gelet op artikel 2.30, eerste lid, van de Wabo alsmede artikel 5.10, eerste lid, van het Bor juncto artikel 2.31, eerste lid, onder b van de Wabo, aan de revisievergunning het hierna opgenomen voorschrift te verbinden Emissies Bunkergebouwen Hoogovens a) Binnen 6 maanden nadat dit voorschrift in werking is getreden dienen de stofklasse, ongereinigde vracht, gereinigde vracht, debiet, concentratie gereinigde emissie en storingsemissie van de componenten stof, zware metalen en gasvormig kwik, vanuit de volgende emissiepunten te worden bepaald, door middel van metingen, onder procescondities die representatief zijn voor de normale bedrijfsvoering: EL01.6/EL02.6 (HOO08): HO6, bunkergebouw: ontstoffing oost en west; EL01.7/EL02.7 (HOO03/HOO17): HO7, bunkergebouw: ontstoffing oost en west; b) Uiterlijk 2 maanden na uitvoering van de benodigde metingen voor bepaling van de onder a bedoelde gegevens, moeten de resultaten van de onder a bepaalde gegevens, worden overgelegd aan gedeputeerde staten, t.a.v. de Directeur van de OD NZKG. c) Emissiemetingen, bemonsteringen en analyses van de parameters die nodig zijn voor het bepalen of wordt voldaan aan de emissiegrenswaarden, moeten worden uitgevoerd met genormaliseerde meetmethoden, conform het gestelde in de artikelen 2.22 en 2.23 van de Activiteitenregeling milieubeheer 3. Inwerkingtreding besluit 3 Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 9 november 2007, nr. DJZ , houdende algemene regels voor inrichtingen (Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) 6 7

7 F ONDERTEKENING EN RECHTSMIDDELEN 1 Ondertekening 2 Beroep 3 Afschriften Een exemplaar van dit besluit zullen wij zenden aan: - Burgemeester en Wethouders van Velsen; - Burgemeester en Wethouders van Beverwijk; - Burgemeester en Wethouders van Heemskerk; - Inspectie Leefomgeving en Transport; - Omgevingsdienst IJmond; - Rijkswaterstaat Directie West-Nederland Noord; - De Milieufederatie Noord-Holland; - Dorpsraad Wijk aan Zee; - Milieuplatform IJmuiden-Noord; - Dhr. A. van Eck. Dit document is digitaal vastgesteld. Een fysieke of ingescande handtekening is derhalve niet nodig. Meer informatie: 7 7