Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Transcriptie

1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Beschikking OMGEVINGSVERGUNNING Beslissing van Gedeputeerde Staten van Gelderland inzake het uitvoering geven aan de bevoegdheid ingevolge artikel 2.33 tweede lid onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht om op verzoek van de vergunninghouder de omgevingsvergunning in te trekken van het bedrijf Plaatijzerindustrie B.V. gevestigd aan de Kayersdijk 131 te Apeldoorn; kadastraal bekend: gemeente Apeldoorn, sectie U, nummer Datum beschikking: 27 juli 2017

2 Besluit 1. Onderwerp Bij brief van 22 november 2016 is door Plaatijzerindustrie B.V. verzocht om de voor zijn inrichting verleende omgevingsvergunning gedeeltelijk in te trekken. Concreet wordt verzocht om de omgevingsvergunning van 11 oktober 2005 met kenmerk MPM843/MW gedeeltelijk in te trekken m.b.t. de beitsactiviteiten en de daarmee samenhangende vergunningvoorschriften Aanleiding van het verzoek is het stoppen van de beitsactiviteiten van de oppervlakte van RVS metalen werkstukken. Deze procedure is erop gericht om gezien het bovenstaande de vergunning gedeeltelijk in te trekken. 2. Procedure Op grond van het gestelde in artikel 3.15 van de Wabo is de uitgebreide voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 algemene Wet bestuursrecht) van toepassing. 3. Zienswijze Van de gelegenheid tot het indienen van schriftelijke en mondelinge zienswijzen is geen gebruik gemaakt. 4. Besluitvorming Gelet op de Wabo en vorenstaande overwegingen besluiten wij de bij besluit van 11 oktober 2005 verleende omgevingsvergunning, met kenmerk MPM843/MW in te trekken voor het in werking hebben van een inrichting. 5. Ondertekening Het college van gedeputeerde staten van Gelderland, namens deze, W.M. van Dam teammanager Vergunningen Omgevingsdienst Veluwe IJssel Directeur Omgevingsdienst Veluwe IJssel 2

3 6. Rechtsmiddelen Gedurende een termijn van zes weken is de gelegenheid beroep tegen de beschikking aan te tekenen. Een beroepsprocedure schorst niet de inwerkingtreding van de beschikking. Een schorsing kan worden verkregen door het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. Voorwaarde is wel dat ook beroep wordt aangetekend. Voor de exacte data en de wijze waarop een beroepsschrift en een verzoek om voorlopige voorziening kan worden ingediend, wordt verwezen naar de publicatie op de website van de provincie of 3

4 Procedurele overwegingen 7. Wettelijk kader Voor de inrichting is op 11 oktober 2005 een vergunning verleend op grond van de Wet milieubeheer. Deze milieuvergunning is op basis van paragraaf 1.2 van Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van rechtswege overgegaan in een omgevingsvergunning. De inrichting was vergunningplichtig ingevolge artikel 2.1, eerste lid onder e. van de Wabo, in combinatie met categorie 2.7 onder i, 12.2 onder f, en 12.4 van bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). De inrichting is vergunningplichtig op basis van categorie 2.7i, 12.2f en 12.4 van het Bor. Op grond van artikel 2.33, lid 2 onder b van de Wabo kan het bevoegd gezag een vergunning voor een inrichting geheel of gedeeltelijk intrekken op verzoek van de vergunninghouder. De Plaatijzerindustrie B.V. betreft een inrichting voor het vervaardigen van tankbodems, drukvaten en procesvaten van staal en RVS. Huidige vergunningensituatie Voor de inrichting zijn eerder de onderstaande vergunningen verleend: Soort vergunning Datum Kenmerk Onderwerp Revisievergunning Wet milieubeheer (Wm) 11 oktober 2005 MPM843/ MW Een inrichting met een productieopper-vlakte >2000 m2 t.b.v. het vervaardigen van tankbodems, drukvaten en procesvaten van staal en RVS. Wvo-vergunning 2 februari /lk Lozen van bedrijfsafvalwater (spoelwater en afperswater), huishoudelijk afvalwater en hemelwater via een gemeentelijk rioolstelsel op de RWZI Apeldoorn De hierboven genoemde Wm-vergunning is volgens de Invoeringswet Wabo op 1 oktober 2010 gelijkgesteld aan een omgevingsvergunning voor de deelactiviteit milieu. 4

5 De hierboven genoemde Wvo-vergunning maakt met ingang van 22 december 2009 onderdeel uit van de Wm-vergunning van 11 oktober Dit volgt uit de invoeringswet Waterwet. In deze invoeringswet is bepaald dat de Wvo-vergunning voor een indirecte lozing onderdeel wordt van de Wm-vergunning als het gaat om een lozing vanuit een inrichting.. 8. Bevoegd gezag Vóór gedeeltelijke intrekking In de vergunde situatie is sprake van een inrichting, waarvoor Gedeputeerde Staten van Gelderland het bevoegd gezag zijn. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo juncto artikel 3.3 lid 1 onder b van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). De activiteiten van de inrichting zijn genoemd in bijlage I onderdeel C categorie 12.2 onder f van het Bor. Daarnaast betreft het een inrichting waartoe een IPPCinstallatie behoort genoemd in bijlage I, categorie 2.6 van de RIE (de Europese richtlijn inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (2010/75/EU)). De vergunningplicht van de inrichting volgt uit artikel 2.1, lid 2 van het Bor juncto bijlage I onderdeel C categorie 2.7 onder i, 12.2 onder f, en 12.4 van het Bor. Na gedeeltelijke intrekking Na het intrekken van de beitsactiviteit en de daarmee samenhangende voorschriften, is geen sprake meer van een inrichting waartoe een IPPC--installatie behoort. Dit betekent eveneens dat de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten over gaat naar Burgemeester en Wethouders van Apeldoorn. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo. Er blijft wel sprake van een vergunningplichtige inrichting. De vergunningplicht van de inrichting volgt uit artikel 2.1, lid 2 van het Bor juncto bijlage I onderdeel C categorie 2.7.i, 12.2f, en 12.4 van het Bor. Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland heeft de bevoegdheid om besluiten op grond van de Wet milieubeheer te nemen overgedragen aan Omgevingsdienst Veluwe IJssel. Hieraan ligt het Mandaatbesluit Omgevingsdienst Veluwe IJssel d.d. 11 juni 2014 ten grondslag. 9. Wettelijke adviseurs en bestuursorganen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 van de Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.4 van het Bor, hebben wij het intrekkingsverzoek ter advies aan de volgende instanties/bestuursorganen gezonden: Burgemeester en wethouders van Apeldoorn; Waterschap Vallei en Veluwe. 5

6 Van de mogelijkheid tot het geven van een advies is geen gebruik gemaakt. Inhoudelijke overwegingen 10. Overwegingen om de vergunning in te trekken Inleiding Op grond van artikel 2.33, lid 2 onder b van de Wabo is het mogelijk dat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor een inrichting geheel of gedeeltelijk intrekt, als de vergunninghouder daarom verzoekt. De aanvraag heeft betrekking op het gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wabo. De Wabo omschrijft in artikel 2.33 het (milieuhygiënische) toetsingskader van de aanvraag. Daarin is bepaald dat het: het bevoegd gezag een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk kan intrekken, voor zover de vergunninghouder daarom heeft verzocht; voor zover een verzoek van een vergunninghouder tot gehele of gedeeltelijke intrekking van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, het bevoegd gezag de omgevingsvergunning slechts geheel of gedeeltelijk mag intrekken, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing op het verzoek van De Plaatijzerindustrie B.V. om de omgevingsvergunning van de inrichting aan de Kayersdijk 131 te Apeldoorn gedeeltelijk in te trekken is rekening gehouden met de inhoud van artikel 2.33 van de Wabo. Inhoud verzoek De Plaatijzerindustrie B.V. verzoekt ons tot het intrekken van de omgevingsvergunning van 11 oktober 2005 met kenmerk MPM843/MW voor het uitvoeren van de beitsactiviteit. Deze activiteit vindt niet meer plaats. De beitsactiviteit is gestaakt en de beitsbaden (met een totale inhoud van circa 36 m3) zijn ontmanteld. Door het bedrijf is aangegeven dat er sprake is van een permanente wijziging van de bedrijfsvoering. Zij is niet voornemens om de vervallen activiteiten alsnog te gaan uitvoeren binnen de ruimte die de revisievergunning van 11 oktober 2005 daarvoor biedt. 6

7 Overwegingen Wij zien geen omstandigheden waarom niet tot gedeeltelijke intrekking van de vergunning kan worden overgegaan. Aangezien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen ook niet verzet, bestaat er geen belemmering tegen de gedeeltelijk intrekking van de omgevings-vergunning van 11 oktober 2005 met kenmerk MPM843/MW voor bovengenoemde activiteiten. De lozingsvoorschriften voor spoelwater uit de vergunning van 2 februari 2009 komen na inwerkingtreding van dit besluit te vervallen. Voorschrift 4.2.1c van de omgevingsvergunning van 11 oktober 2005 was al vervallen omdat met ingang van 1 januari 2013 de voorschriften uit afdeling 2.4 van het Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing waren op de beitsbaden. Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het (gedeeltelijk) intrekken van een omgevingsvergunning zijn er geen redenen om het verzoek van De Plaatijzerindustrie B.V. te weigeren. Aan het verzoek tot het gedeeltelijk intrekken van de omgevingsvergunning van 11 oktober 2005 met kenmerk MPM843/MW wordt derhalve medewerking verleend. 7