MODERNE NEOKLASSIEKE LEER...

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "MODERNE NEOKLASSIEKE LEER..."

Transcriptie

1 Economie 1 KLASSIEKE LEER MODERNE NEOKLASSIEKE LEER... 6 KLASSIEKE LEER (ADAM SMITH)... 6 NEOKLASSIEKE LEER... 6 MODERNE NEOKLASSIEKE LEER (ROBINS)... 6 Onderzoeksveld... 6 Schaarste... 6 Economisch motief... 7 Onderscheid studiedomeinen... 7 Productie en besteden... 7 BEHOEFTEN... 7 VOLGENS DE MODERNE NEOKLASSIEKE SCHOOL... 7 Economische behoeften... 7 Goed versus behoefte... 7 Nut vs. nuttigheid... 8 Welvaart vs. welzijn... 8 PRODUCTIEFACTOREN... 8 ARBEID... 8 Kwantitatief... 8 Kwalitatief... 8 Tijdsaspect... 8 NATUURLIJK MILIEU... 8 Milieucomponenten... 8 Milieufuncties (gebruiksmogelijkheden)... 8 Milieuschaarst: 3 dimensies... 9 KAPITAAL... 9 Investeren en sparen... 9 Vervangings- vs. uitbreidingsinvesteringen... 9 Netto- en brutobesparingen en investeringen GOEDEREN INDELING Duurzame vs. niet-duurzame goederen Consumptiegoederen vs. (niet-)duurzame investeringsgoederen Individuele vs. collectieve goederen Finale vs. intermediaire goederen TOEGEVOEGDE WAARDE Waardeketen Primaire vs. secundaire processen SOORTEN HUISHOUDINGEN GEZINNEN BEDRIJVEN OVERHEID FUNCTIES VAN HET GELD PRIMITIEVE VS. MODERNE ECONOMIE FUNCTIES VAN GELD ECONOMISCHE KRINGLOOP EIGEN VS. VREEMDE HUISHOUDINGEN EENVOUDIGSTE ECONOMISCHE KRINGLOOP BEREKENING VAN DE ECONOMISCHE ACTIVITEIT BINNENLANDS VS. NATIONAAL PRODUCT KRITIEKEN OP HET NATIONAAL PRODUCT IMPLICIETE DEFLATOR VAN HET BBP KOOPKRACHTPARITEIT... 14

2 Economie 2 DRIE BEREKENINGSOPTIEKEN Productieoptiek METHODOLOGISCH INDIVIDUALISME INDIVIDU SAMENLEVING ALS INFORMATIEKANAAL VISIES Neoklassieke visie Neokeynesiaanse Visie Institutionalistische visie HOMO ECONOMICUS (NEOKLASSIEKE VISIE) AUTONOMIE VAN DE INDIVIDUELE PREFERENTIES RATIONALITEIT Vereisten om rationeel te zijn Veronderstellingen over de mens Irrationeel gedrag EIGENBELANG OPTIMALISERINGSPRINCIPE TWEE BESLISSINGEN (ZIE GRAFIEK) Marginale beslissing Structurele beslissing SUBJECTIVITEIT KOSTEN/BATEN RATIONELE ONWETENDHEID FEEDBACK PRODUCTIVITEIT GELD- VS. FYSISCHE PRODUCTIVITEIT FACTORELASTICITEIT VAN DE PRODUCTIE KOSTEN PRODUCTIEKOSTEN ONDERSCHEID PERIODES INTERNE VS. EXTERNE KOSTEN DIRECTE VS. INDIRECTE KOSTEN CONSTANTE VS. VARIABELE KOSTEN GRAFIEK (FIGUUR 1) VERKLARENDE ELEMENTEN VOOR PRODUCTIVITEIT EN KOSTEN WET VAN TOENEMENDE EN AFNEMENDE MARGINALE PRODUCTIVITEIT (KORTE PERIODE) Grafiek Verband tussen marginale productiviteit en marginale kosten Verband tussen productie en GCK SCHAAL-, LEER- EN SCOPE-EFFECTEN (LANGE PERIODE) Schaaleffecten Leereffecten Scope-effecten Korte- en lange-termijnkostencurven Comparatieve productiviteit MARKT ALS COÖRDINATIEMECHANISME OBJECTIEVE VS. SUBJECTIEVE RUILWAARDE PRINCIPES VAN DE MARKT SPELTHEORIE ZERO- VS. NON-ZERO-SUM SPELEN COÖPERATIEVE VS. NIET-COÖPERATIEVE SPELEN KENMERKEN VAN ELK SPEL PRISONER S DILEMMA... 27

3 Economie 3 DOMINANTE VS. GEDOMINEERDE STRATEGIE ZUIVERE VS. GEMENGDE STRATEGIE EENMALIG VS. REPETITIEF SPEL SEQUENTIEEL SPEL VRAAGFUNCTIE FUNCTIE RELATIE TUSSEN DE VRAAG EN DE PRIJS CONSUMENTENSURPLUS VERSCHUIVINGEN VAN DE VRAAGCURVE PRIJSELASTICITEIT VAN DE VRAAG ANALYSE INVLOEDSFACTOREN INKOMENS-, SUBSTITUTIE- EN PARTICIPATIE-EFFECT INKOMENS- EN SUBSTITUTIE-EFFECT PARTICIPATIE-EFFECT RELATIE TUSSEN VRAAG EN INKOMEN INKOMENSELASTICITEIT VAN DE VRAAG Analyse Grafiek RELATIE VRAAG PRIJS VAN ANDERE GOEDEREN SUBSTITUTIEGOEDEREN VS. COMPLEMENTAIRE GOEDEREN KRUISPRIJSELASTICITEIT ANDERE INVLOEDEN OP DE VRAAG INVLOED VAN ANDERE HUISHOUDENS INVLOED VAN PRODUCENTEN VERMOGENSBESLISSING BEGRIPPEN MOTIEVEN OM GIRAAL/CHARTAAL GELD AAN TE HOUDEN NOMINALE EN REËLE VEILIGHEID RENDEMENTSFACTOREN RISICO SOORTEN BEDRIJVEN ONDERNEMINGEN Eigendomsstructuren Markante evoluties OVERHEIDSBEDRIJVEN COÖPERATIES Soorten JAARREKENING BALANS BALANSANALYSE RESULTATENREKENING RESULTATENRATIO S PRINCIPAL-AGENT PROBLEEM PRODUCTIEBESLISSING OPTIMALE FACTORCOMBINATIE IN DE KORTE PERIODE IN DE LANGE PERIODE Factorcomplementariteit... 41

4 Economie 4 Factorsubstitueerbaarheid INVESTERINGSBESLISSING NETTO GEACTUALISEERDE WAARDE AANBOD PRODUCENTENSURPLUS VERSCHUIVINGEN VAN EN OP DE AANBODCURVE PRIJSELASTICITEIT VAN HET AANBOD CORPORATE GOVERNANCE (DEUGDELIJK BESTUUR) DUURZAAM ONDERNEMEN MULTINATIONALE ONDERNEMING TRANS- OF MULTINATIONALE ONDERNEMING INTERNATIONALE JOINT-VENTURE FUSIES EN OVERNAMES HORIZONTALE VS. VERTICALE FUSIE/OVERNAME COLLECTIEVE VOORZIENINGEN (OVERHEID) SOORTEN MOTIEVEN MARKTORGANISATIE VORMEN Naturamarkt Beurs Veiling Aanbesteding Inschrijving Elektronische handel CONTANTE, TIJD- EN TERMIJNTRANSACTIES DISTRIBUTIE ZELFSTANDIGE HANDEL GEÏNTEGREERDE DISTRIBUTIE GEASSOCIEERDE HANDEL SOORTEN MARKTVORMEN PRICETAKER VS. PRICEMAKER INDELING VOLKOMEN CONCURRENTIE Kenmerken Kenmerken van het evenwicht op lange termijn Efficiëntie volkomen concurrentie MONOPOLIE Kenmerken Prijsdiscriminatie en prijsdifferentiatie Efficiëntie MONOPOLISTISCHE CONCURRENTIE Kenmerken Efficiëntie OLIGOPOLIE Kenmerken Samenwerkend oligopolie: het kartel Alternatieve gedragshypothesen Efficiëntie MARKTEVENWICHT... 55

5 Economie 5 VERDEDIGERS VAN DE MARKT MARKTPESSIMISTEN OVERHEIDSINGRIJPEN IN DE MARKT CONCURRENTIEBELEID EN MARKTREGULERING Concurrentiebeleid INDIRECTE BELASTINGEN ANDERE VORMEN VAN MARKTINTERVENTIE ALLOCATIE VAN PRODUCTIEFACTOREN SAMENSTELLENDE ELEMENTEN VAN DE FACTORVERGOEDING ALLOCATIE VAN ARBEID AANBOD VRAAG SOORTEN WERKLOOSHEID Frictiewerkloosheid (search unemployment) Structurele werkloosheid Keynesiaanse/conjuncturele Klassieke werkloosheid Natuurlijke werkloosheid Technische werkloosheid Verborgen werkloosheid Onvrijwillige werkloosheid WERKING VAN DE ARBEIDSMARKT Neoklassiek arbeidsmarktmodel Institutioneel arbeidsmarktmodel INVLOED VAN DE DIRECTE BELASTINGEN OP DE ARBEIDSMARKT Laffer-curve ALLOCATIE VAN HET KAPITAAL AANBOD VRAAG WERKING VAN DE VERMOGENSMARKT Bepaling algemeen intrestpeil Geldmarkt Kapitaalmarkt VERKLARING VAN DE INTERNATIONALE HANDEL COMPARATIEVE PRODUCTIVITEITEN MOTIEVEN VOOR PROTECTIONISME NIET-ECONOMISCHE MOTIEVEN ECONOMISCHE MOTIEVEN Verbetering van de ruilvoet Fiscale ontvangsten Opvoedend protectionisme Politieke pressie Correctie binnenlandse distorsies Bevordering tewerkstelling HANDELSPOLITIEKE INSTRUMENTEN TARIFAIRE INSTRUMENTEN NIET-TARIFAIRE HANDELSBELEMMERINGEN WISSELMARKT WISSELKOERSREGIMES ZWEVENDE WISSELKOERSEN BEGELEID ZWEVENDE WISSELKOERSEN VASTE WISSELKOERSEN... 71

6 Economie 6 VEELVULDIGE WISSELKOERSEN VASTE WISSELKOERSEN MET VOLLEDIG GEREGLEMENTEERD HANDELS- EN BETALINGSVERKEER INTERNATIONAAL MUNTFONDS REGIONALE INTEGRATIE MACRO-ECONOMISCHE INDICATOREN EN BELEIDSDOELSTELLINGEN MACRO-ECONOMISCHE ACTIVITEIT ALGEMEEN PRIJSPEIL INKOMENSOPTIEK BESTEDINGSOPTIEK Klassieke leer Moderne Neoklassieke leer Klassieke leer (Adam Smith) - vrijhandel - nog geen waardetheorie: ruilwaarde vs. gebruikwaarde - specialisatie & ruil voorwaarden voor economische groei - arbeidsverdeling - welvaart meten: nationaal inkomen - arbeid in de dienstensector: onproductief - minimale staat Neoklassieke leer - breidden studie uit naar dienstensector o zelfs meest materiële goederen dienen uiteindelijk behoeftebevrediging - wanneer er vraag is naar iets, heeft het een waarde Moderne neoklassieke leer (Robins) Onderzoeksveld - schaarste is het onderzoeksveld - economie behoort tot de sociale wetenschappen o bestudeert menselijk handelen in situaties van schaarste hoe mensen omgaan met schaarste hoe ze er zo rationeel mogelijk mee kunnen omgaan welke instituties hiervoor opgericht worden Schaarste o beperkte hoeveelheid alternatief aanwendbare middelen o veelheid van doelstellingen

7 Economie 7 o keuzeprobleem - keuze: kosten vs. baten o opportunineitskosten: kostprijs van het niet kunnen doen van de doelstelling die niet bereikt kan worden door het aanwenden van middelen voor een andere doelstelling Economisch motief o doelstellingen zo goed mogelijk nastreven met beschikbare middelen technisch efficiënt: doel nastreven met minimale middelen economisch efficiënt: technisch efficiënt + in volgorde van belangrijkheid Onderscheid studiedomeinen (arbitrair: overlapping) o micro-economie: keuzeprobleem uit oogpunt van één bepaalde huishouding o meso-economie: bestudeert sector/regio o macro-economie: aggregatie alle huishoudingen Productie en besteden - productie: combineren van middelen voor goederen/diensten - besteden: goederen & diensten aanwenden voor behoeften Behoeften Volgens de moderne neoklassieke school Economische behoeften Verlangens waaraan men slechts kan voldoen door het inzetten van schaarse middelen. Deze zijn onbegrensd (primaire secundaire differentiatie) Goed versus behoefte Behoefte: mobiel zijn Goed: auto Conclusie: - goed levert gedurende gehele levensduur een dienstenstroom = consumptie - substituten voor eenzelfde behoefte - subjectieve aangelegenheid o moderne neoklassieke economist neemt gegeven waarde als gegeven, vormt zelf geen waarde-oordeel

8 Economie 8 Nut vs. nuttigheid - nuttigheid: vermogen van een goed om direct/indirect een behoefte te bevredigen - nut: concreet aanwenden van een goed door een bepaalde persoon om in een behoefte te voorzien Welvaart vs. welzijn - welvaart: mate waarin economische behoeften bevredigd worden o vrije tijd is ook een economische behoefte: vereist schaarse middelen - welzijn: mate waarin alle behoeften bevredigd worden Productiefactoren De schaarse middelen om goederen te produceren. Arbeid 3 elementen waarvan schaarste afhankelijk is: Kwantitatief Omvang en samenstelling van de bevolking. Deze wordt beïnvloed door institutionele factoren (min/max. leeftijden) Een bevolkingspiramide geeft een indeling volgens leeftijd en geslacht. Kwalitatief Verschillen door ondervoeding, werklust, scholing, Tijdsaspect Voornamelijk door wettelijke regelingen (vb. bepaling arbeidsduur) Natuurlijk milieu Milieucomponenten - water - bodem - lucht - ecologische samenwerking Milieufuncties (gebruiksmogelijkheden) Milieufuncties voorzien in economische behoeften - inputfunctie: grondstoffen - ruimtescheppende functie o menselijke activiteiten situeren o duurzame goederen in onderbrengen

9 Economie 9 - woonfunctie voor de mens - recreatieve functie - afvalontvangende functie o vermindert slagkracht andere functies Milieuschaarst: 3 dimensies Ruimtelijk - natuurlijke ruimte schiet tekort - oplossing: ruimtelijke ordening Kwantitatief - te geringe hoeveelheid van een milieucomponent - hernieuwbaar vs. niet hernieuwbaar o hernieuwbaar: regeneratie o niet-hernieuwbaar: planning voor komende generatie Kwalitatief - rivaliserende milieufuncties: keuzeprobleem (afvalfunctie vs. andere) - antivervuilingsbeleid Kapitaal Kapitaal is een afgeleide productiefactor van arbeid en milieu. Kapitaal zijn goederen die indirect nuttig zijn voor behoeftebevrediging. Maakt het mogelijk later op grote schaal goederen te produceren Investeren en sparen Kapitaal komt tot stand door te investeren - investeren: kapitaal tot stand brengen, slechts mogelijk door te sparen - sparen: afzien van aankoop van consumptiegoederen, teneinde het vermogen te doen stijgen - vermogen: roerende + onroerende bezittingen schulden Vervangings- vs. uitbreidingsinvesteringen Vervangingsinvesteringen Versleten goederen vervangen - economische slijtage: afschrijvingen verminderen de waarde - technische slijtage: verouderen door technologische vernieuwingen

10 Economie 10 Uitbreidingsinvesteringen - vergroten de kapitaalgoederenvoorraad - diepte-uitbreidingsinvesteringen: toename kapitaalvoorraad met zelfde soort - breedte-uitbreidingsinvesteringen: vervanging + vernieuwing capaciteit Netto- en brutobesparingen en investeringen - nettobesparingen: nieuwe besparingen, maken uitbreiding mogelijk - brutobesparingen: nettobesparingen + afschrijvingen - netto-investeringen: uitbreidingsinvesteringen + voorraadwijzingen(=investering) - bruto-investeringen: netto-investeringen + vervangingsinvesteringen Goederen Indeling Duurzame vs. niet-duurzame goederen - duurzame goederen: herhaald gebruik mogelijk - niet-duurzame goederen: slechts 1x bruikbaar Consumptiegoederen vs. (niet-)duurzame investeringsgoederen - consumptiegoederen: onmiddellijk te consumeren - investeringsgoederen: om later goederen op grote schaal mee te produceren o duurzame: kapitaalgoederen o niet-duurzame: worden tijdens het productieproces verwerkt (vb grondstoffen) Individuele vs. collectieve goederen - individuele goederen: o exclusief nut o eventueel in lichte mate ook voor een 3 de - collectieve goederen o verscheidene personen kunnen er gelijktijdig nut van hebben o non-rivaliteit: geen hinder o non-exclusiviteit: niet-betalers worden niet uitgesloten Finale vs. intermediaire goederen - finale goederen: vergen geen verdere verwerking - intermediaire goederen: vergt verdere verwerking in de bedrijfskolom Toegevoegde waarde = output input

11 Economie 11 Waardeketen De waardeketen wordt gebruikt om de toegevoegde waarde te analyseren. Primaire vs. secundaire processen - primaire processen: grondstoffen via arbeid en kapitaal omzetten in goederen en diensten - secundaire processen: faciliteren de primaire processen (vb.: HRM, R&D, ) Soorten huishoudingen Economische huishoudingen werken samen om het economisch probleem op te lossen. Gezinnen Doel: consumeren Stellen productiefactoren ter beschikking voor een vergoeding (productief inkomen) Krijgen ook een niet-productief inkomen, vnl. van de overheid Bedrijven Doel: produceren voor verkoop Samenwerking van productiefactoren Financiering: - opbrengst van verkoop - overheid Onderverdeling: - financiële/niet-financiële bedrijven - publieke/private Overheid - instellingen door politiek-ambtelijke besluitvorming beheerd worden - taken: o ter beschikking stellen van collectieve goederen o maatschappelijk leven sturen en corrigeren (inkomensherverdeling) o subsidieverlening - financiering: belastingen Functies van het geld Specialisatie leidt tot ruil

12 Economie 12 Primitieve vs. moderne economie Primitieve maatschappij: naturaruil Moderne economie: netwerk van ruiltransacties tussen consumenten en producenten 4 functies van geld - numerair: abstracte waardeparameter (prijsvaststelling) - ruilmiddel: tussengoed voor ruil (noodzakelijkheid voldoende geld in omloop) - koopkrachtreserve: men kan transacties uitstellen o voorwaarde: stabiele waarde (geldontwaarding inflatie) - kredietmiddel: spaarmiddelen uitlenen tegen een vergoeding Economische kringloop Eigen vs. vreemde huishoudingen Eigen ingezetenen: eenheden met een permanent economisch belangencentrum in een land (vb. gastarbeiders Eenvoudigste economische kringloop Vergoeding Consumptiegoederen Goederen Gezinnen Bedrijven Productief inkomen Productiefactor Arbeid Voor de duidelijkheid tonen we meestal enkel de geldstromen ( goederen en productiefactor arbeid zou dus normaal niet voorkomen) Imputeren: schatten van de warde van een economische transactie Onderlinge transacties blijven buiten beschouwing Nationale boekhouding met nationale rekeningen geeft de economische activiteit weer.

13 Economie 13 Berekening van de economische activiteit Binnenlands vs. nationaal product - binnenlands product: o binnen landsgrenzen gerealiseerde finale goederen & diensten o = NP productie eigen ingezetenen in het buitenland + productie niet-eigen ingezetenen in het binnenland - nationaal product: o door eigen ingezetenen gerealiseerde finale goederen & diensten o = BN + productie eigen ingezetenen in het buitenland productie niet-eigen ingezetenen in het binnenland Kritieken op het Nationaal Product - onvolmaakte meting o productie van de gezinnen wordt niet meegeteld productieve gezinsactiviteiten buitenshuis BNP stijgt gezinnen doen meer activiteiten zelf BNP daalt geen effectieve wijziging economische activiteit o informele economie - nominale cijfers (huidige prijzen) geven een vertekend beeld o oplossing: reële cijfers - nut/kwaliteit van de goederen - milieu wordt niet verrekend o verloedering van het milieu kan aanleiding geven tot meer besteding hierdoor stijgt het BNP maar blijft de netto welvaart eigenlijk gelijk - psychologische & sociale elementen - men wordt gelukkiger met een inkomensstijging tot een bepaalde grens - internationale vergelijking: wisselkoers vs. koopkrachtpariteit - manke vergelijking met minder ontwikkelde landen o informele sector o niet-vergelijkbare goederen o internet verdeling welvaart (streken & inwoners) o mogelijk verkeerde basis voor consumptie Impliciete deflator van het BBP Verschil nominale en reële cijfers: inflatie Berekening: BNP 2005 in nominale waarde/bnp 2005 in reële waarde 1990

14 Economie 14 Voordeel: meet het prijspeil van alle goederen en diensten (i.t.t. CPI) Nadeel: kan enkel met vertraging gepubliceerd worden Koopkrachtpariteit Aantal eenheden munten om hetzelfde goederenpakket te kopen in verschillende landen. Globale koopkrachtpariteiten: wisselkoersen gecorrigeerd voor verschillen in koopkracht We stellen belangrijke afwijkingen tussen BBP in wisselkoersen en koopkrachtpariteit vast Drie berekeningsoptieken Productieoptiek Productie van de gezinnen wordt in principe niet in aanmerking genomen Wat wel wordt meegenomen, plaatst men onder de bedrijven (vb. zelfstandigen) Aftrekmethode Output Input = Bruto TW tegen marktprijzen Marktprijzen: wat de consument betaalt Factorkosten: marktprijzen indirecte belastingen + subsidies Netto = bruto afschrijvingen Optelmethode??? Optellen van productieve inkomens (zowel binnen-als buitenland) Methodologisch individualisme Individu Basisentiteit economisch handelen: individu - beslist eigen doel - gaat mogelijkheden en beperkingen na - maakt weloverwogen keuzes bij schaarste Samenleving als informatiekanaal De samenleving is een belangrijk informatiekanaal Visies Neoklassieke visie - Preferenties zijn gegeven

15 Economie 15 - Geen oordeel - Ontstaan is onbelangrijk Neokeynesiaanse Visie - mens baseert beslissingen op basis van de economische variabelen van het moment - doel is momentaan i.t.t. levensdoel van de neoklassieke leer Institutionalistische visie - Invloed van maatschappelijke instituties - Empirisch onderzoek of eigen waarde-oordeel Homo Economicus (neoklassieke visie) 3 kenmerken: Autonomie van de individuele preferenties - maakt zelfstandige keuzes - onafhankelijk van de voorwaarden voor realisatie - gaat op zoek naar beste mogelijk voor behoeftebevrediging Koopt slechts goederen wanneer: - ze bijdragen tot behoeftebevrediging - budget het toelaat - prijs/kwaliteit positief is Veblen-goederen zijn in strijd met deze visie Rationaliteit Behoeftes zijn ordinaal (rangorde) maar niet cardinaal (hoeveelheid rang) te ordenen volgens nut. Vereisten om rationeel te zijn - coherent - consistent (transitief) Veronderstellingen over de mens - behoeften te rangschikken volgens belangrijkheid - alternatieven waar te nemen en te onderscheiden - beste combinaties vormen uit het voorgaande Het nut is herzienbaar in de tijd

16 Economie 16 Irrationeel gedrag Kan het gevolg zijn van gebrek aan wilskracht; oplossingen: - zelfdiscipline - surrogaatstrategieën o omgeving veranderen (vb.: niet wonen in een uitgaansbuurt om te studeren) o pre-engagement (vb.: minder geld meenemen om te shoppen) o beslissing delegeren en laten sanctioneren (vb.: repetitor) Irrationele afwijken in een groep houden elkaar in evenwicht hierdoor is het gedrag van een groep makkelijker te voorspellen dan individueel gedrag Rationeel gedrag vergt training, inspanning en moet beloond worden (is afwezig in controle-economieën). Eigenbelang Mens is een nutsmaximaliserend wezen. Nuanceringen: - altruïsme o behoefte om anderen te helpen bij behoeftebevrediging - ruimer dan louter monetair - korte termijn & lange termijn kunnen verschillen o investeren in immateriële goederen (goodwill, vertrouwen) Optimaliseringsprincipe Bij het maken van een keuze moeten voortdurend de kosten/baten vergeleken worden. Men moet de opportuniteitskosten in rekening brengen. Twee beslissingen (zie grafiek) Marginale beslissing Zolang MB > MK moet de activiteit worden opgedreven tot MB = MK Structurele beslissing In het optimale activiteitsniveau moet TB >= TK Subjectiviteit kosten/baten Indien de subjectieve keuze niet overeenstemt met de abstracte beste keuze moeten we op zoek gaan naar additionele kosten/baten die meetellen in de overweging van het subject.

17 Economie 17 Rationele onwetendheid Kosten en baten afwegen kost geld, tijd en inspanning. Hyperrationaliteit is niet rationeel: opportuniteit gaat verloren Rationele onwetendheid: kosten informatieverzameling > netto baten Andere factoren om een keuze te maken zijn dan: - impulsief gedrag - gewoonte - conformisme (imitatie van gedrag) Bij grote voordelen bij rationele keuzes gaan bepaalde huishoudens zich specialiseren in het verstrekken van advies voor de keuze van anderen (vb.: beleggingsadviseurs) Feedback Na de economische beslissing hoort feedback. Als alles liep zoals verwacht is het huishouden in evenwicht en wordt het gedrag niet gewijzigd. Indien wordt het gedrag wel gewijzigd: het huishouding is in onevenwicht. Productiviteit Q P = f(a,k) Productiviteit geeft de relatie weer tussen output en inzet van productiefactoren Productiviteit Gemiddelde productiviteit Marginale productiviteit Globale: Kapitaal Arbeid Kapitaal Arbeid Moeilijk GPK = Q P /K GPA = Q P /A MPK = Q P / K MPA = Q P / A Geld- vs. fysische productiviteit - geldproductiviteit: productiviteit uitgedrukt in geld o gevaar voor wijzigingen niet gerelateerd aan productiviteit (vb.: inflatie) - fysische productiviteit: productiviteit uitgedrukt in eenheden

18 Economie 18 o moeilijk te onderscheiden per product Factorelasticiteit van de productie Gevoeligheid van de productiviteit bij wijzigingen in de productiefactoren. Formule: E(Q P, A) = MPA/GPA A Q(P) GP(A) MP(A) E(Q(P),A) , ,5 15 0, , ,5 5 0, E > 1 MPA > GPA E = 1 MPA = GPA E < 1 MPA < GPA E < 0 MPA < 0 (GPA kan nooit < 0 zijn!) Kosten Noodzakelijke inzet aan economische inzet voor een bepaalde activiteit GK = TK / Q Productiekosten - productiefactoren o arbeid o kapitaal o natuur - hulpmaterialen - halffabrikaten - grondstoffen - afschrijvingen Onderscheid periodes - zeer korte periode: hoeveelheid (Q) blijft gelijk - korte periode: arbeid (A) kan veranderen - lange periode: alle productiefactoren (A, K, N) kunnen veranderen - zeer lange periode: institutionele kader kan veranderen Interne vs. externe kosten - interne kosten: kosten die tot uiting komen in de boekhouding - externe kosten: kosten die het bedrijf veroorzaakt maar niet moet betalen

19 Economie 19 o vnl. inzake milieu o Overheid moet de externe kosten internaliseren Directe vs. indirecte kosten - directe kosten: toerekenbaar aan 1 specifiek product - indirecte kosten: niet toerekenbaar Constante vs. variabele kosten VK = f(q) GCK = CK / Q GVK = VK / Q GTK = TK / Q = GVK + GCK E(CK, Q) = 0 (constante kosten zijn onafhankelijk van de vraag) Q GCK Grafiek (Figuur 1) Brongegevens (kostprijs arbeid: 50) A Q(P) CK VK TK GCK GVK GTK MK , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,3 103

20 Economie 20 Figuur 1 Relatie Totale/Gemiddelde/Marginale Kosten TK - V K - CK T K V K A Luik A B C K Q P GTK - GV K - MK 120 Knik in VK-curve, minimum op MKcurve 100 M K 80 Luik B 60 GTK Tg 40 Tg 20 GV K MK-curve gaat door het minimum van de GVK-curve Q P MK < GVK GVK nemen af MK > GVK GVK nem en toe TK en VK stijgen degressief MK nem en af TK en VK stijgen progressief MK nem en toe

21 Economie 21 Verklarende elementen voor productiviteit en kosten Onderscheid op basis van te analyseren periode: - korte periode: wet van toenemende en afnemende marginale productiviteit o variabele arbeid, vast kapitaal - lange periode: wet van toenemende en afnemende scope-, schaal- en leereffecten - comparatieve productiviteit Wet van toenemende en afnemende marginale productiviteit (korte periode) Grafiek Q P M G A A Progressieve stijging A M A Q P Degressieve stijging = G A MP snijdt GP GP begint te dalen GP A Gevolgen van toenemende productiefactor: totale productie: - neemt progressief toe - varieert proportioneel - neemt degressief toe - neemt af Zolang de totale productiviteit progressief stijgt (A=0 224) stijgt MP. Wanneer TP degressief begint te stijgen (A>224) daalt MP. Als MP = GP GP daalt MP A A Verband tussen marginale productiviteit en marginale kosten Als de marginale productiviteit toeneemt nemen de marginale kosten af: hetzelfde additionele loon kan verdeeld worden over meer additionele producten. Als de marginale productiviteit afneemt nemen de marginale kosten toe: hetzelfde additionele loon wordt verdeeld over minder additionele producten. Verband tussen productie en GCK Q GCK

22 Economie 22 GCK nemen slechts toe als de afname van de marginale productiviteit zo belangrijk wordt dat ze zorgt voor een zo sterke stijging van marginale kosten dat die opweegt tegen de dalende constante kosten per eenheid. Schaal-, leer- en scope-effecten (lange periode) Schaaleffecten Afzondering van de wet van toe- en afnemende marginale productiviteit Men laat de schaal of dimensie van de economische activiteit toenemen bij gelijkblijvende factorverhouding. Progressieve vs. degressieve schaaleffecten - progressieve schaaleffecten: wanneer de productie meer dan evenredig stijgt met de toename van de schaal (gemiddelde productiviteit ) - degressieve schaaleffecten: wanneer de productie minder dan evenredig stijgt met de toename van de schaal (gemiddelde productiviteit ) GP A o vb.: schaal verdubbelt, productie stijgt slechts met 50% Progressieve schaaleffecten Constante schaaleffecten Degressieve schaaleffecten M 1 M 2 Arbeid vb.: M1 M2: grotere stock aan kapitaalsgoederen Interne vs. externe schaaleffecten - interne schaaleffecten: ontstaan door toename van de schaal van één bedrijf - externe schaaleffecten: ontstaan door toename van de totale bedrijfssector o concentratie van bedrijven van dezelfde aard kan tot additionele voordelen leiden (vb.: beter geschoold personeel, betere bevoorrading, ) o er zijn ook externe schaalnadelen: hogere prijs productiefactoren, verkeerscongestie,

23 Economie 23 Voordelen van een grote schaal - grotere bedrijven kunnen vaste productiefactoren beter benutten - betere interne arbeidsverdeling (specialisatie: learning by doing) - kunnen meer installatie- en researchkosten voor nieuwe producten dragen o vb.: publiciteit - meer aanzien o beter personeel o beter imago o meer reclamegelden - gedifferentieerde productie risicospreiding Nadelen van een grote schaal - moeilijker beheer leidt tot inefficiëntie - kloof tussen centrale leiding en uitvoerend personeel: communicatie en coördinatieproblemen - hoge distributiekosten - additionele arbeidskrachten kunnen leiden tot loonsverhogingen (cf. externe schaalnadelen) Leereffecten Naarmate producenten meer ervaring krijgen met het productieproces slagen zij eirn een grotere productiviteit te bereiken door: - betere beheersing van de vaste kosten - meer effectieve arbeidsorganisatie - grotere specialisatie - betere productie- en marketing - meer organisatie - daling van de voorraadkosten Scope-effecten Gemiddelde productiekosten voor verschillende goederen zijn lager als ze geproduceerd worden door één producent dan door verschillende producenten. Basis: gemeenschappelijk gebruik van: - installaties - distributiekanalen - managementsystemen Ze geven een concurrentiële voorsprong aan gediversifieerde bedrijven

24 Economie 24 Korte- en lange-termijnkostencurven Met een bepaalde schaal van de onderneming komen telkens andere U-vormige korte-termijnkostencurven overeen. Voorbeeld van 3 korte-termijnkostencurves op 3 schalen. GTK GTK KT1 GTK KT3 GTK KT2 Luik A GK LT Q P 1 Q P Q P Q P Q P Q De lange-termijnkostencurve geeft de raakpunten met een oneindig aantal kortetermijnkostencurves weer. GTK GK LT Luik B Uit het gemiddelde kostenverloop op lange termijn kan een MK-curve op lange termijn afgeleid worden. - vlakkere helling dan MK-curve op korte termijn - snijdt lange termijn GK-curve in haar minimum

25 Economie 25 Comparatieve productiviteit - Huishoudingen moeten zich specialiseren in hetgeen zij comparatief (in vergelijking me andere huishoudingen) het meest productief kunnen verrichten - Taken die zij comparatief minder productief kunnen vervullen moeten ze afstoten naar huishoudingen die bij het verrichten van die taken comparatief de hoogste productiviteit aan de dag leggen. Cursus MPC Opp. Kost C Oefeningen MPO Opp. Kost. O A 3 1/3 3/2 2 ½ 2/3 B 9 1/9 9/3 3 1/3 3/9 Degene met laagste opportuniteitskost heeft comparatief voordeel. A: 3/2 < 9/3 voor cursus B: 3/9 < 2/3 voor oefeningen Optimale productiviteit: A geeft zoveel mogelijk cursus, B zoveel mogelijk oef. Globale productiemogelijkhedencurve Beiden hebben 36 uur ter beschikking Indien beide maximaal curus geven: 36/3 + 36/9 = 16 Indien beide maximaal oefeningen geven: 36/2 + 36/3 = 30 individuele productiemogelijkhedencurve van persoon A uren cursus uren oefeningen uren oefeningen individuele productiemogelijkhedencurve van persoon B uren cursus uren oefeningen 32 X Y' Y Z uren cursus Globale productiemogelijkhedencurve

Inhoud. Woord vooraf... v Tabellen... xxi Figuren... xxv HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BESCHOUWINGEN... 1 1.1 WAT IS ECONOMIE?... 3 1.2 BEHOEFTEN...

Inhoud. Woord vooraf... v Tabellen... xxi Figuren... xxv HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BESCHOUWINGEN... 1 1.1 WAT IS ECONOMIE?... 3 1.2 BEHOEFTEN... Woord vooraf.............................................................. v Tabellen................................................................. xxi Figuren.................................................................

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) havo 5

Domein D: markt (module 3) havo 5 Domein D: markt (module 3) havo 5 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte

Nadere informatie

1 De bepaling van de optimale productiegrootte

1 De bepaling van de optimale productiegrootte 1 De bepaling van de optimale productiegrootte Voor wat zorgen de bedrijven en welk probleem treed zich op? De bedrijven zorgen voor het produceren van goederen en diensten. Er treed een keuzeprobleem

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod.

Domein D: markt. 1) Nee, de prijs wordt op de markt bepaald door het geheel van vraag en aanbod. 1) Geef 2 voorbeelden van variabele kosten. 2) Noem 2 voorbeelden van vaste (=constante) kosten. 3) Geef de omschrijving van marginale kosten. 4) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 5) Hoe

Nadere informatie

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november 2008 1 Vraag 1 (H1-14) Een schoenmaker heeft een paar schoenen gerepareerd en de klant betaalt voor deze reparatie 16 euro. De schoenmaker

Nadere informatie

Domein D: markt (module 3) vwo 4

Domein D: markt (module 3) vwo 4 1. Noem 3 kenmerken van een marktvorm met volkomen concurrentie. 2. Waaraan herken je een markt met volkomen concurrentie? 3. Wat vormt het verschil tussen een abstracte en een concrete markt? 4. Over

Nadere informatie

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie november /7 Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie Prof. Dr. Jan Bouckaert Prof. Dr. André Van Poeck 15-19 november 2012 1. Welke uitspraak is fout? A. De curve van productiemogelijkheden illustreert het begrip

Nadere informatie

Oefeningen Producentengedrag

Oefeningen Producentengedrag Oefeningen Producentengedrag Oefening 1: Bij een productie van 10.000 eenheden bedragen de totale kosten van een bedrijf 90.000 EUR. Bij een productie van 12.500 bedragen de totale kosten 96.000 EUR. De

Nadere informatie

Katern 2 Markten en welvaart

Katern 2 Markten en welvaart Katern 2 Markten en welvaart Begrippen budgetlijn = deze lijn geeft de verschillende mogelijkheden van geld uitgeven voor een consument weer ceteris paribus vraaglijn = het verband tussen de prijs en de

Nadere informatie

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn:

1 Volledige of volkomen competitieve markten Om te spreken van volkomen concurrentie moeten er 4 voorwaarden vervuld zijn: Competitieve markten van 6 COMPETITIEVE MARKTEN Marktvormen Welke verschilpunten stel je vast als je het aantal aanbieders en het aantal vragers vergelijkt op volgende markten? a/ Wisselmarkt b/ Markt

Nadere informatie

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet

7,5. Samenvatting door R woorden 24 juni keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. De kledingmarkt. Omzet = prijs x afzet Samenvatting door R. 1689 woorden 24 juni 2014 7,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. De kledingmarkt Omzet = prijs x afzet Omzetindex = (prijsindex x afzetindex) : 100 Afzet = verkochte

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2

Inhoud. 1 Inleiding. Markt of overheid. 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2 Inhoud 1 Inleiding 1 wat is economie? 11 Productiefactoren 11 Schaarste en welvaart 12 2 modellen 12 2 Markt of overheid 1 de vraag 14 Prijzen en gevraagde hoeveelheid 14 D De vraagfunctie 14 D Verschuiving

Nadere informatie

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten Economie, een Inleiding Hoofdstuk 7: Productie en Kosten 1 Productie en Kosten Constructie van kostenfunctie Resultaat van optimale keuze van productiefactoren gegeven prijzen gegeven te produceren output

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt Ondernemingsvormen Samenvatting Economie Hoofdstuk 5: Produceren voor de markt De eenmanszaak = een onderneming met één eigenaar. De vennootschap onder firma (VOF) = een onderneming waarbij enkele mensen

Nadere informatie

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische

Domein D: markt. 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische 1) Noem de 4 (macro-economische) productiefactoren. 2) Groepeer de micro-economische productiefactoren bij de macroeconomische productiefactoren. 3) Hoe ontwikkelt de gemiddelde arbeidsproductiviteit als

Nadere informatie

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer

Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting Economie Lesbrief Vervoer Samenvatting door een scholier 2145 woorden 11 januari 2011 6,8 358 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO H 1 Marktaandeel van de afzet= afzet onderneming/afzet

Nadere informatie

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3 LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer

Nadere informatie

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie?

7,1. Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september keer beoordeeld. MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Samenvatting door een scholier 818 woorden 19 september 2004 7,1 10 keer beoordeeld Vak Economie MODULE 1: HOOFDSTUK 1 Waarover gaat economie? Economie gaat over de behoeften (de wensen) van mensen. Behoeften

Nadere informatie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar.

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 14.45 UUR 16.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene Economie 22 juni 2015 B / 11 2015 NGO - ENS B / 11 Opgave 1 (21 punten) Vraag

Nadere informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie

1 Aanbodfunctie. 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie 1 Aanbodfunctie 2 Afschrijvingskosten Asymmetrische 3 informatie Het verband tussen prijs een aangeboden hoeveelheid kun je weergeven met een vergelijking: de aanbodfunctie. De jaarlijkse waardevermindering

Nadere informatie

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden? 1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?. een daling van het aantal werklozen B. een toename van de emigratie uit het betreffende land. de

Nadere informatie

Betalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen.

Betalingsbereidheid: hoeveel een consument bereidt is om voor een product te betalen. Samenvatting door A. 1304 woorden 7 februari 2017 7,6 23 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting vraag & aanbod Hoofdstuk 1 Concrete markt: vragers en aanbieders komen op bepaalde tijden

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4

Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting Economie Module 2, 3, 4 Samenvatting door een scholier 2744 woorden 2 mei 2018 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Basiskennis: Indexcijfers Indexcijfers zijn makkelijk

Nadere informatie

1 De economische kringloop

1 De economische kringloop 1 De economische kringloop Wat is Marco-economonie? Studie van het verband tussen Gezinnen Bedrijven Overheid Buitenland Welke soorten economische vraagstukken hebben we? Productie Werkloosheid Inflatie

Nadere informatie

ECONOMIC TOEGELICHT. Marc De Clercq. Zestiende editie. Hl intersentia Antwerpen - Cambridge

ECONOMIC TOEGELICHT. Marc De Clercq. Zestiende editie. Hl intersentia Antwerpen - Cambridge ECONOMIC TOEGELICHT Marc De Clercq Zestiende editie Hl intersentia Antwerpen - Cambridge Inhoud Woord vooraf Tabellen Figuren v xxi xxv HOOFDSTUK 1. INLEIDENDE BESCHOUWINGEN 1 1.1 WAT IS ECONOMIE? 3 1.2

Nadere informatie

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord Categorie Vraag & Antwoord De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN Er zijn te weinig middelen om in alle behoeften te kunnen voorzien. Hoe heet dit verschijnsel?

Nadere informatie

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19

Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting Economie Thema 4, Hoofdstuk 17, 18, 19 Samenvatting door een scholier 1806 woorden 8 april 2003 6,5 29 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie, Thema 4, Hoofdstuk 17, 18 en 19.

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER 2016 15.30-17.00 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie vrijdag 16 december 2016 B / 12 2016 NGO-ENS B / 12 Opgave

Nadere informatie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie Oefening 1: Geef grafisch weer welke wijziging de vraag- en/of aanbodcurve zal ondergaan in volgende gevallen

Nadere informatie

EXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018

EXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018 EXAMENVRAGEN Bedrijfseconomie Januari 2018 (het examen bestaat uit 25 multiplechoice-vragen, u start op -5 en er is geen giscorrectie. De nadruk ligt op redeneren en economische mechanismes. ) 1) 1e wet

Nadere informatie

Modulefiche. Begincompetenties Geen voorkennis vereist. Eindcompetenties. Modulenummer + Naam module: B1 Bedrijfsbeheer. Datum: 25 januari 2012

Modulefiche. Begincompetenties Geen voorkennis vereist. Eindcompetenties. Modulenummer + Naam module: B1 Bedrijfsbeheer. Datum: 25 januari 2012 Modulefiche Modulenummer + Naam module: B1 Bedrijfsbeheer Datum: 25 januari 2012 Economie (40 lestijden) Begincompetenties Geen voorkennis vereist Eindcompetenties Consumentengedrag Inzicht hebben in het

Nadere informatie

Eindexamen economie vwo II

Eindexamen economie vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

Grafieken Economie Hoofdstuk 7

Grafieken Economie Hoofdstuk 7 Economie: Grafieken Hoofdstuk 7 1 Inhoud Grafieken Economie Hoofdstuk 7 door ieter Nobels ONDERNEMERSGEDRG BIJ OLKOMEN CONCURRENTIE... 3 GLOBL MRKTEENWICHT... 3 ERSCHUIINGEN N RG- EN NBODCURE (GLOBLE MRKT)...

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3/7 samenvatting Samenva Economie Hoofdstuk 3/7 samenva Samenva door E. 2301 woorden 12 juli 2013 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie hoofdstuk 3/7 samenva HAVO 4 en 5 3.1 Markten Welke soorten markten

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 5: Verdienen en Uitgeven Samenvatting door D. 1403 woorden 18 januari 2014 7 3 keer beoordeeld Vak Economie Conjunctuurbeweging/Conjunctuur: Het patroon van het stijgen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod

Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod Hoofdstuk 1: Vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen variëren sterk

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 2

Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting Economie Module 2 Samenvatting door S. 1008 woorden 3 januari 2013 6,7 62 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Praktische economie Module 2 Economie Module 2 Eenmaal, andermaal,verkocht

Nadere informatie

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Remediëringstaak: Vraag en aanbod Remediëringstaak: Vraag en aanbod Oefening 1: a. Stijging olieprijs blijft beperkt. Je moet een grafiek tekenen waarin je je aanbod naar links laat verschuiven (aanbod daalt) (wegens pijpleidingen die

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 11 OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk Open Vragen OEFENING a) i. De vraagcurve van arbeid verschuift naar rechts. ii. Daar we in de korte termijn zijn, kan de kapitaalstock niet worden aangepast aan de stijging

Nadere informatie

Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging

Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging Economie, een Inleiding Hoofdstuk 8: Volmaakte mededinging 1 Volmaakte mededinging - Inhoudstafel 1. Kenmerken van de competitieve marktvorm 2. Individueel aanbod van de competitieve onderneming 3. Het

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? 2.1. Wat je produceert moet je kunnen verkopen. Zie boek: p. 22 25 (+ nota s) Senseo en stadstweewieler van BMW 2.2./2.3./2.4. Vraag en aanbod 1. Voorbeeld

Nadere informatie

OVER OMZET, KOSTEN EN WINST

OVER OMZET, KOSTEN EN WINST OVER OMZET, KOSTEN EN WINST De Totale Winst (TW) van bedrijven vindt men door van de Totale Opbrengsten (TO), de Totale Kosten (TK) af te halen. Daarvoor moeten we eerst naar de opbrengstenkant van het

Nadere informatie

Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors

Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors Naam: Richting: Examen Economie 30 januari 2012 Professor Koen Schoors Algemeen 1. U hebt tijd van 13.30 tot 15.30 2. Dit examen bestaat uit 25 meerkeuzevragen (20 punten). 3. Beantwoord de meerkeuzevragen

Nadere informatie

Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.

Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product. Boekverslag door M. 988 woorden 11 oktober 2015 9.3 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 2 Betalingsbereidheid: Geeft aan hoeveel iemand (maximaal) bereid is om uit te geven aan een bepaald product.

Nadere informatie

9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen

9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen Samenvatting door N. 1514 woorden 15 oktober 2016 9,6 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Begrippen bindende afspraak Een afspraak waar je (juridisch) niet van af kunt/niet onderuit kunt. budget

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18

Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting Economie Hoofdstuk 16,17,18 Samenvatting door Suzanne 4057 woorden 20 september 2017 4,2 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie samenvatting hoofdstuk 16,17,18 Paragraaf 16.1

Nadere informatie

Domein markt: volkomen concurrentie

Domein markt: volkomen concurrentie Domein markt: volkomen concurrentie De markt / het marktmechanisme Vraag-aanbodcurve evenwicht, surplus Elasticiteiten E v p, E v i, E v1 p2, E a p Een van de vele aanbieders Opbrengst Kosten Winst TW

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 Samenvatting door S. 946 woorden 2 april 2017 8,1 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 De vraag naar producten Kernbegrippen 1) Individuele vraaglijn 2) Betalingsbereidheid

Nadere informatie

Bruto binnenlands product

Bruto binnenlands product Bruto binnenlands product Binnenlands = nationaal Productie bedrijven Individuele goederen Omzet Inkoop van grond- en hulpstoffen - Bruto toegevoegde waarde Afschrijvingen- Netto toegevoegde waarde = Beloningen

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.

Nadere informatie

Vraag 11. q 1 MK, MO MK ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 1 - WAAROVER EN HOE SPREKEN ECONOMEN? S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST

Vraag 11. q 1 MK, MO MK ECONOMIE, EEN INLEIDING 2010 1 - WAAROVER EN HOE SPREKEN ECONOMEN? S. COSAERT, A. DECOSTER & T. PROOST Vraag 11 MK, MO MK MO Beschouw bovenstaande figuur. De onderneming produceert een hoeveelheid q 1. Beoordeel de volgende uitspraken: I. De onderneming zal haar winst zien toenemen indien ze meer zou produceren.

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn.

De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn. Examenvragen economie 12 juni 2002. De antwoorden tussen haakjes zijn de antwoorden die wij VERMOEDEN die juist zijn. --------------------------------------------------------------------------------- 1)

Nadere informatie

1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren van productiefactoren; arbeid kapitaal en natuur.

1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren van productiefactoren; arbeid kapitaal en natuur. Samenvatting door een scholier 1547 woorden 16 april 2007 5,2 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Samenvatting economie Module 2. Hoofdstuk 1 1.1 t/m 1.4 Ondernemen het combineren

Nadere informatie

Inzicht in uw cijfers

Inzicht in uw cijfers Welkom! Inzicht in uw cijfers Opbouw van uw boekhouding Balans Overzicht van de bezittingen en schulden Toont vermogen van de vennootschap Resultatenrekening Overzicht van kosten en opbrengsten Steeds

Nadere informatie

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn. SPD Bedrijfsadministratie Examenopgave ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 15:30-17:00 UUR Belangrijke informatie Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina

Nadere informatie

Hoofdstuk 5: De Consument

Hoofdstuk 5: De Consument Economie, een Inleiding Hoofdstuk 5: De Consument 1 De Consument Gedrag verklaren Van consumenten (gezinnen) Op goederenmarkt Algemeen kader: Maximaliseren van doelstellingsfunctie Onder beperkingen 2

Nadere informatie

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3

Domein D: Concept markt. Havo 5 Module 2 en 3 Domein D: Concept markt Havo 5 Module 2 en 3 Domein D: Concept markt Winst = omzet kosten TW = TO TK TO = 2000 TK = 1500 TW = 500 Omzet per product = gemiddelde omzet = prijs = GO TO = 2000 Als afzet is

Nadere informatie

Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen

Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen BALANS ACTIVA huidig jaar vorig jaar VASTE ACTIVA 34.132.531 32.724.128 Immateriële vaste activa (+) 1.025.732 1.103.982 Materiële vaste activa 28.706.568 27.209.152

Nadere informatie

Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn

Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn BALANS ACTIVA huidig jaar vorig jaar VASTE ACTIVA 1.300.921.490 1.252.025.212 Oprichtingskosten (+) 0 931.131 Immateriële vaste activa (+) 3.178.727 753.035 Materiële

Nadere informatie

Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur.

Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur. Voorwoord Dit is het overzicht van de studiestof van het vak Grondslagen Micro-Economie. Het betreft hier een overzicht van de verplichte literatuur. Dit overzicht is geschreven naar eigen inzicht van

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten

Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Herhalingsoefeningen Thema 1: Perfect competitieve markten Oefening 1: De overheid treedt onder druk van milieugroepen op tegen vervuilende ondernemingen en legt de ondernemingen een belasting per eenheid

Nadere informatie

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan.

2. wat nog belangrijker is welke wensen je bovenaan je lijstje zet. Je moet je wensen op volgorde zetten: wat het meest belangrijk is bovenaan. Samenvatting door Romy 2193 woorden 8 december 2015 7 10 keer beoordeeld Vak Economie 2.1 In ons dagelijks leven maken wij voortdurend keuzes omdat we nu eenmaal niet alles tegelijk kunnen doen of ons

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL OVERZICHT

INHOUDSTAFEL OVERZICHT INHOUD - V INHOUDSTAFEL OVERZICHT XV HOOFDSTUK 1 : HET ECONOMISCH PROBLEEM EN DE WELVAART 1 1.1. Concept economie 2 1.2. Wetenschap 2 1.3. Welvaart 2 1.4. Behoeften, behoeftenbevrediging 7 1.5. Het economische

Nadere informatie

Modulefiche. Naam module: Bedrijfsbeheer (A3) Datum: 1 september 2012 ECONOMIE. Begincompetenties: Geen

Modulefiche. Naam module: Bedrijfsbeheer (A3) Datum: 1 september 2012 ECONOMIE. Begincompetenties: Geen Naam module: Bedrijfsbeheer (A3) Datum: 1 september 2012 ECONOMIE Begincompetenties: Geen Modulefiche Leerinhoud: Consumentengedrag o Inleidende begrippen Behoefte Schaarste Nuttigheid en keuzeprobleem

Nadere informatie

Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod

Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod Economie, een Inleiding Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod 1 Vraag en Aanbod - Inhoudstafel 1. De vraag als uitdrukking van bereidheid tot betalen 2. Het aanbod als uitdrukking van marginale kosten 3. Prijsvorming

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6

Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting Economie Hoofdstuk 6 Samenvatting door een scholier 2139 woorden 16 oktober 2005 7,4 25 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Paragraaf 1 Micro-economie: als we de productie door 1

Nadere informatie

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën.

Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de vragen onderverdeeld in 4 categorieën. Beste leerling, Dit document bevat het examenverslag voor leerlingen van het vak economie vwo, eerste tijdvak (2019). In dit examenverslag proberen we een zo goed mogelijk antwoord te geven op de volgende

Nadere informatie

Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek nv

Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek nv Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek nv BALANS ACTIVA huidig jaar vorig jaar VASTE ACTIVA 87.030.208 76.438.607 Immateriële vaste activa (+) 31.303.323 20.907.614 Materiële vaste activa 46.687.016

Nadere informatie

JAARREKENING. Toel / / / / ,67 Aandelen /8

JAARREKENING. Toel / / / / ,67 Aandelen /8 Nr. 0862.492.920 VOL 3.1 JAARREKENING BALANS NA WINSTVERDELING ACTIVA OPRICHTINGSKOSTEN.. VASTE ACTIVA.. Immateriële vaste activa.. Materiële vaste activa.. Terreinen en gebouwen.. Installaties, machines

Nadere informatie

Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening

Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening BALANS huidig jaar vorig jaar ACTIVA VASTE ACTIVA 1.254.964.595 1.232.965.536 Immateriële vaste activa (+) 4.172.139 5.133.990 Materiële vaste activa 1.250.765.343

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur Samenvatting door een scholier 1286 woorden 9 januari 2013 6,8 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 19.1 Personele inkomensverdeling

Nadere informatie

SAMENVATTING ECONOMIE TOEGELICHT (+ NOTITIES)

SAMENVATTING ECONOMIE TOEGELICHT (+ NOTITIES) SAMENVATTING ECONOMIE TOEGELICHT (+ NOTITIES) Julie Kerckaert Economie Academiejaar 2014-2015 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1: Inleidende beschouwingen... 7 1. Wat is economie?... 7 2. Behoeften... 9 3. Productiefactoren...

Nadere informatie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie 3.1 Wat zijn de kosten? Toegevoegde = extra waarde die ontstaat door de bewerking van een product waarde Toegevoegde waarde = verkoopwaarde inkoopwaarde Productiefactoren = productiemiddelen die een producent

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen

Nadere informatie

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten.

Constante kosten - Kosten die niet afhangen van de productieomvang. Bv. Verzekeringskosten & afschrijvingskosten. Samenvatting door D. 1289 woorden 4 oktober 2015 3,5 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 - STEEDS MEER MOBILITEIT 1 - Hoe verplaatsen we ons? Manieren van vervoeren: Fiets - Scooter - Auto - Bus

Nadere informatie

Samenvatting Economie Vervoer

Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting Economie Vervoer Samenvatting door S. 1607 woorden 25 april 2017 5,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 2 : Met de taxi of met de fiets Afzet onderneming Markt Afzet= ------------------------------------

Nadere informatie

Samenvatting Economie Toetsweek 2

Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting Economie Toetsweek 2 Samenvatting door E. 1301 woorden 3 december 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Economie VERKOOPWAARDE 2000 INKOOPWAARDE: (INTERMEDIAIR VERBRUIK) GRONDSTOFFEN 1100 DIENSTEN

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /05

ALGEMENE ECONOMIE /05 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 Producenten: indeling M Bedrijven kunnen ingedeeld worden naar sector: F marktsector: G primaire sector:

Nadere informatie

Onderzoeksvraag 2 Hoe verlopen de kosten naarmate de productie stijgt?

Onderzoeksvraag 2 Hoe verlopen de kosten naarmate de productie stijgt? Onderzoeksvraag 2 Hoe verlopen de kosten naarmate de productie stijgt? 1 Intro Peter en Stefanie zijn door de microbe van Mijn restaurant gebeten en willen zelf een restaurant opstarten waar enkel gewerkt

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Wat is economie en hoe denken economen? 15

Hoofdstuk 1 Wat is economie en hoe denken economen? 15 Woord vooraf 13 Hoofdstuk 1 Wat is economie en hoe denken economen? 15 1 De twee betekenissen van het woord economie 16 2 De kern van het economisch probleem: schaarste verplicht tot kiezen 17 2.1 Schaarste

Nadere informatie

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:

Nadere informatie

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * 100-100 Als %

Rendement = investeringsopbrengst/ investering *100% Reëel rendement = Nominaal rendement / CPI * 100-100 Als % Inflatie Stijging algemene prijspeil Consumenten Prijs Indexcijfer Gewogen gemiddelde Voordeel: Mensen met schulden Nadeel: Mensen met loon, spaargeld Reële winst bedrijven daalt Rentekosten bedrijven

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I

Eindexamen economie 1-2 vwo 2003-I 4 Antwoordmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 Een voorbeeld van een juiste berekening

Nadere informatie

LRM BALANS NA WINSTVERDELING. Nr. BE VOL 2.1 ACTIVA VASTE ACTIVA 20/

LRM BALANS NA WINSTVERDELING. Nr. BE VOL 2.1 ACTIVA VASTE ACTIVA 20/ LRM Nr. BE 0452.138.972 VOL 2.1 BALANS NA WINSTVERDELING ACTIVA VASTE ACTIVA 20/28 326.978.093 317.434.940 Oprichtingskosten 5.1 20 Immateriële vaste activa 5.2 21 159.589 8.214 Materiële vaste activa

Nadere informatie

Lijninvest BALANS NA WINSTVERDELING. Nr. BE VOL 2.1 ACTIVA VASTE ACTIVA 20/

Lijninvest BALANS NA WINSTVERDELING. Nr. BE VOL 2.1 ACTIVA VASTE ACTIVA 20/ Lijninvest Nr. BE 0889.551.267 VOL 2.1 BALANS NA WINSTVERDELING ACTIVA VASTE ACTIVA 20/28 5.201.558 5.046.931 Oprichtingskosten 5.1 20 4.162 Immateriële vaste activa 5.2 21 Materiële vaste activa 5.3 22/27

Nadere informatie

Eindexamen vwo economie pilot I

Eindexamen vwo economie pilot I Opgave 1 1 maximumscore 2 Een antwoord waaruit blijkt dat de principaal te maken kan krijgen met keuzemogelijkheden en daardoor kosten moet maken om de kwaliteit van de zorgproducenten te kunnen beoordelen

Nadere informatie