Samenvatting Management & Organisatie H3 + 4: De fima

Transcriptie

1 Samenvatting Management & Organisatie H3 + 4: De fima Samenvatting door een scholier 2300 woorden 6 oktober ,4 44 keer beoordeeld Vak M&O Hoofdstuk 3 Marketing: het geheel van activiteiten van een bedrijf dat gericht is op het tegemoetkomen van de wensen van de (potentiële) afnemers, onder voorwaarde dat ook aan de doelstellingen van het bedrijf wordt voldaan. (abstracte)markt: het feitelijk kopen en verkopen van goederen. Grondstoffenmarkt: hier wordt er geleverd aan fabrieken die de grondstoffen omvormen tot nieuwe producten. Industriële markt:wordt er verkocht aan andere fabrieken en aan groothandel. Consumentenmarkt: hier wordt geleverd aan de consumenten. Concrete markt: een bepaalde plaats waar kopers en verkopers bij elkaar komen. Afzetmarkt: het woord dat men liever neemt i.p.v markt omdat de marketing zich met name bezig houdt met vraag. 3.2 inkoopbeleid: wordt in hoge mate bepaald door het soort bedrijf. De belangrijkste criteria voor inkoopbeleid:prijs(de betaling en leveringsvoorwaarden), kwaliteit(de hoeveelheid en de betrouwbaarheid van de leverancier). Bestelkosten:telefoon,fax en portokosten,kosten inkoopafdeling. Voorraadkosten:huur magazijn, verzekeringskosten, interestkosten, het in de voorraad geïnvesteerde Pagina 1 van 9

2 vermogen. 3.3 omgevingsfactoren: alle factoren die van buitenaf een rol spelen bij het marketingbeleid en een organisatie demografische ontwikkelingen: opbouw van de bevolking qua leeftijd, geslacht en ras. Productaansprakelijkheid: dit stelt de winkelier aansprakelijk voor schade die zijn producten veroorzaakt als gevolg van gebreken van het product of het ontbreken van duidelijke gebruiksaanwijzing. Wet economische mededinging: om machtsmisbruik tegen te gaan kan de minister van economische zaken verticale prijsbinding verbieden. Verticale prijsbinding:dan schrijft de fabrikant voor wat voor prijs de winkelier moet hanteren. Wet misleidende reclame: stelt de ondernemer aansprakelijk voor schade die opgetreden is als gevolg van misleidende reclame. Substitutiegoederen: zijn goederen die elkaar kunnen vervangen(de vraag naar het ene product zal toenemen als de prijs van het andere product stijgt) Complementaire goederen:zijn goederen die elkaar aanvullen(zal de vraag naar het ene product juist afnemen als de prijs van het andere product stijgt). Fysieke behoeftes:zaken als:eten, drinken, onderdak en kleding. Psychische behoeftes: hier staat de mens als sociaal wezen centraal. Hij heeft hier behoefte aan waardering en acceptatie maar ook aan bescherming, zekerheid en veiligheid. Homogeen product:een product dat identiek is aan dat van de concurrent. Heterogeen product:een product dat verschilt van het product van de concurrent. Oligopolie:het aantal aanbieders zo klein dat een actie van de een tot een reactie lijd van de ander Monopolie:1 aanbieder dus geen concurrentie Afzetkanaal:waar de afnemers hun producten weghalen.voorbeeld van een verandering afzetkanaal is dat de consument massaal besluit zijn producten rechtstreeks bij de fabrikant te halen Pagina 2 van 9

3 Cultuur:geheel van:kennis, overtuigingen, kunst, wetten, normen en waarden, en overige gedragen en gewoontes van een bevolking.(de marketing wordt sterk beïnvloed door de cultuur maar de cultuur wordt ook sterk beïnvloed door de marketing). 3.4 productieoriëntatie: een markt waar vraag groter is dan aanbod zodat de ondernemer zich volledig kan concentreren op de productie. marktonderzoek:een hulpmiddel bij de besluitvorming van de manager.(de informatie van een marktonderzoek kan het kiezen uit verschillende alternatieven vergemakkelijken. Deskresearch: gegevens die zijn onderzocht door ander bedrijven of instellingen en die op te vragen zijn.enkele belangrijke overheids- en andere instellingen:het centraal bureau voor de statistiek(c.b.s),het centraal planbureau (C.P.B), sociaal cultureel planbureau, de kamer van koophandel en fabrieken (K.v K.), en het centraal instituut voor midden- en kleinbedrijf(c.i.m.k.) en vakbladen, bibliotheken, en internet. Fieldresearch:het verzamelen van informatie door communicatie en observatie. communicatie:hier treed men,mondeling of schriftelijk, in contact met de (potentiële) afnemers observatie: door middel van waarneming bestudeert men het gedrag van de consument. enquête:deze techniek zal men kiezen als men de afzet willen verhogen van een bepaald bestaand product. Interview: hier start men met een bepaalde vragenlijst maar laat men ruimte over voor de beantwoorder om zijn mening te geven wat weer kan leiden tot nieuwe vragen. steekproef:door het enquêteren van een deel van de afnemers kan men uitspreken doen over het gedrag van alle afnemers.de steekproef moet aselectief zijn dat wil zeggen dat elke afnemer een even grote kans moet hebben om in de steekproef voor te komen.de omvang van een steekproef is bepalend voor de betrouwbaarheid ervan. experiment: deze techniek zal men kiezen als ze een nieuw product presenteren vergelijkend warenonderzoek: Alle vergelijkende producten op de markt worden met elkaar vergeleken door te letten op bepaalde kenmerken of eigenschappen. 3.5 marketingdoelstelling:het behalen van een zo groot mogelijke afzet, omzet of marktaandeel. Maar het kan Pagina 3 van 9

4 ook zijn dat men het imago van het bedrijf wil verbeteren. marketingmix: de manier waarop de 4 instrumenten(prijs, product, promotie en plaats) worden ingezet en gecombineerd om de marketingdoelstellingen te realiseren. marktaandeel:het aandeel dat een bedrijf heeft op de markt demarketing: is het afremmen van de vraag naar een bepaald product. Dit doet men als de vraag te groot is in verhouding met het aanbod tegenmarketing/contramarketing:hier gaat men van uit dat de aangeboden producten zo slecht zijn voor de welzijn van de consument dat men probeert de hele vraag naar het product de kop in te drukken. Hoofdstuk 4: de 4 P s Marketingmix:zie 3.5 Marktsegmentatie:het opdelen van de (afzet)markt in segmenten.hier maak je gebruik van de kenmerken/eigenschappen die afnemers gemeen hebben.bijvoorbeeld leeftijd, geslacht en burgerlijke staat. Marketingstrategie: De manier dat je de marketingsegmenten benadert. Marketingbeleid:Is het beleid dat je voert bijvoorbeeld geconcentreerde marketing, gedifferentieerde marketing en ongedifferentieerde marketing Geconcentreerde marketing:hier richt je het marketingbeleid op een segment. Gedifferentieerde marketing:als de ondernemer zich op meerdere segmenten richt en voor elk segment een apart marketingbeleid uitvoert. Ongedifferentieerde marketing: hier richt men zich op de hele markt en maakt geen onderscheid tussen segmenten. 4.2 prijspolitiek: hier kan je de doelstellingen: het behalen van een maximale winst op een korte termijn, het behalen van een maximale omzet, verbeteren van de continuïteit, het ontmoedigen van potentiële concurrenten en het uit de markt werken van bestaande concurrenten nastreven. kartel:een overeenkomst tussen juridisch en economisch zelfstandig blijvende ondernemingen met als doel de concurrentie op een bepaald gebied uit te schakelen. Pagina 4 van 9

5 penetratiepolitiek:dit is als een onderneming een nieuw product op de markt brengt je hoeft dan nog geen zorgen te maken om concurrentie, maar je houd de prijs toch laag zodat je later als er wel concurrentie komt een erg groot marktaandeel houd.maar op deze manier is het onaantrekkelijk te concurreren met zo n onderneming. afroompolitiek:begint een onderneming met een hoge prijs bij een nieuw product hij richt zich dan eerst op de consumenten die berijd zijn meer dan de normale prijs te betalen. psychologische prijs: dit zijn prijzen waar de consument denkt dat ze kwalitief beter zijn of het idee heeft dat het goedkoper is.zoals bij een prijs van 5,98 heeft men meer het gevoel dat men een product koopt van 5,- dan van 6,-.En bij dure producten gaan consumenten er snel van uit dat de kwaliteit goed is. Adviesprijs: dit zijn prijzen die de fabrikanten voorstellen zodat de winkelier een redelijke winstmarge heeft en de consument een niet al te duur product. bodemprijs: beneden deze prijs mag een winkelier niet verkopen. verticale prijsbinding: zie 3.3 rabat: een korting die de winkelier krijgt als hij in1 keer een grote hoeveelheid afneemt. prijsdiffentiatie: is als je voor het zelfde product verschillende prijzen vraagt.de markten moeten wel duidelijk gescheiden zijn zoals geografisch (Nederland België), tijd (in het seizoen op vakantie is duurder dan buiten het seizoen), prijsdiscriminatie: Als bepaalde kopersgroepen worden uitgesloten of andere prijzen moeten betalen. 4.3 productbeleid: dit is het richten op alle materiele en immateriële kenmerken van een product materiele kenmerken product: is meer de kwaliteit,uiterlijk, de technische eigenschappen, de verpakking, het merk immateriële kenmerken product:de garantie en de service merk:hiermee straalt men een bepaalde kwaliteit uit, onderscheid zich zijn concurrent.het merk is een teken of symbool. fabrikantenmerk:dit is een merk die de fabrikant op zijn producten zet distribuantenmerk:dit zijn merken die de detailhandel en de groothandel heeft ingesteld omdat de Pagina 5 van 9

6 fabrikantmerken meestal maar een kleine winstmarge op zit. detaillistenmerk:zo worden de distribuantenmerken van de detailhandel ook wel genoemd. winkelmerk:dit is een huismerk met de naam van de winkel huismerk:is een andere naam voor winkelmerk private label:dit is een merk van een bepaalde winkel voor bepaalde producten maar hier komt niet de naam van de winkel in voor. wit merk: is in feite geen merk de kwaliteit is vaak laag maar de prijs ook.dit zijn vaak producten waarvan de invoer niet constant is of van fabrikanten zijn overgenomen die failliet zijn gegaan. groepsmerk/paraplumerk:meestal de naam van een onderneming,voor verschillende producten van die onderneming individueel merk: verschillende merken voor verschillende producten van een ondernemer. Hierdoor loopt hij minder risico dat men zijn andere producten mijd als 1 product niet goed is of niet goed verkoopt. A-merk: een fabrikanten merk waar zeer veel reclame voor wordt gemaakt en dat overal verkrijgbaar is. B-merk: een fabrikanten merk dat niet overal verkrijgbaar is en weinig reclame voor wordt gemaakt maar de prijs is lager C-merk: een fabrikanten merk dat alleen verkrijgbaar is in zeer goedkope winkels, er wordt geen reclame voor gemaakt en de prijs is ook zeer laag. Service: onder service vallen goede voorlichtingbij de aankoop en eventueel bemiddelen van de financiering van de aankoop.een snelle levertijd, een eventuele demonstratie van het product,er snel ter plekke zijn als het product kapot gaat en reparatie. Garantie:dit wil zeggen dat de fabrikant garant staat voor het product en als binnen die tijd het product stuk gaat of er is iets niet in orde mee dan zorgt de fabrikant dat het apparaat kosteloos wordt gerepareerd of dat je een ander product krijgt. Convenience goods:dit zijn producten die de consumentvaak koopt en waarbij zijn keuze al van te voren vaststaat en zich minimaal voor inspant. Shopping goods: zijn producten die de consument minder vaak koopt en waarbij hij producten met elkaar vergelijkt en let op de prijs, kwaliteit,merk enz..hij mmoet zich hiervoor inspannen door te gaan winkelen. Pagina 6 van 9

7 Specialty goods:zijn consumentengoederen die hij niet regelmatig koopt en bereid is zich maximaal in te spannen.alle productkenmerken(kwaliteit,merk,service,garantie) spelen een rol bij zijn koopbeslissing Assortiment:het totale aantal producten dat een onderneming verkoopt. Productmix: is wat voor soort assortiment een onderneming heeft een diep of een breed assortiment. Breed assortiment:een groot aantal productgroepen Diep assortiment: als een onderneming van een productgroep veel variëteiten heeft. Trading-up: om andere te bereiken wordt er vaak een product toegevoegdaan het assortiment met een hogere prijs. Trading-down: er wordt een product aan het assortiment toegevoegd die een lagere prijs heeft. Levenscyclus producten: als een onderneming een nieuw product op de markt brengt dan zullen omzet en winst in eerste instantie toenemen,daarna gelijk blijven en op laatst afnemen Introductiefase: hier wordt het product geïntroduceerd aan de consument.dit is een hele belangrijke fase omdat hier duidelijk wordt of de consument het nieuwe product wel of niet accepteerd. Groeifase:omzet en afzet nemen snel toe dus ook het aantal verkooppunten.omdat het publiek het product ontdekt heeft hoeft men niet zoveel promotie meer te doen.men maakt ook een aantal variëteiten. Volwassen/rijpheidfase:de concurrent komt ook met zo n soort zelfde product.afzet, omzet en winst groeien minder en om dit tegen te gaan moet er meer promotie worden gemaakt en het aantal variëteiten wordt opgevoerd. Verzadegings/stabilisatiefase:door de toegenomen concurrentie zal de prijs verder dalen om de concurrent een stap voor te zijn zullen ze belangrijke wijzigingen in het product doorvoeren of een geheel nieuw product op de markt te brengen.meestal daalt de winst in deze fase al Eindfase:het aantal verkooppunten wordt verminderd en aan promotie doet men bijna niets meer.beide moeten kostverlagend werken zodat er nog iets van de winst overblijft.men zal ook het aantal variëteiten om deze reden terugbrengen tot een paar. 4.4 Plaats: waar de afnemer het product kan kopen en via welke kanalen het product op die plaat terecht komt. Pagina 7 van 9

8 Distributie:een ander woord voor plaats Distributiekanaal:een fabrikant zal zijn producten langs een bepaalde weg bij zijn uiteindelijke afnemers terecht laten komen. Directe distributie: de fabrikant verkoopt zijn producten direct aan de uiteindelijke afnemers Indirecte distributie:de fabrikant verkoopt zijn producten aan tussenschakels die het aan de uiteindelijke afnemer verkoopt. Groothandel:koopt grootte hoeveelheden op van producenten die hij dan in kleine hoeveelheden doorverkoopt aan de afnemers(klein handel).deze handelaren worden ook wel grossiers genoemd Kleinhandel/detailhandel:koopt goederen van de groothandel of rechtstreeks van de producten die hij weer verkoopt meestal in kleine hoeveelheid aan de consument. Kort Kanaal:als de fabrikant rechtstreeks aan de consument verkoopt of met 1tussenschakel Lang kanaal:als de fabrikant meer dan 1 tussenschakel zijn product verkoopt. Distributie-intensiteit:indirecte distributie met de detailhandel als laatste schakel hiermee moet een beslissing worden gemaakt over het aantal detaillisten dat hij inschakelt. Intensieve distributie :als een fabrikant zoveel mogelijk detaillisten inschakelt.vooral convience goods. Selectieve distributie :als de fabrikant via bepaalde detaillisten zijn product wil verkopen.vooral shopping goods. Exclusieve distributie :de geselecteerde detaillisten krijgen het alleenverkooprecht in een bepaald gebied.ze worden ook wel dealers genoemd.vooral specialty goods. Pullstrategie:doordat de fabrikant zelf veel aan promotie gaat doen gaan consumenten naar dit product vragen bij de detaillist die het product op laatst in zijn assortiment gaat opnemen. Vooral bij convience goods wordt deze strategie toegepast. Pushstrategie:hier bewerkt hij de detaillist door hem korting,rabatten,cadeaus en het verlenen van zeer aantrekkelijk leveranceringskrediet enz Promotie:het geheel van verkoopbevorderende activiteiten via communicatie en heeft tot doel in korte tijd de omzet te verhogen. Pagina 8 van 9

9 Massacommunicatie:wanneer de boodschap van de promotie via een massamedium bekent wordt gemaakt Persoonlijke communicatie:als de ontvanger/afnemer persoonlijk wordt benaderd door middel van een brief of gesprek Reclame:kenmerkend voor reclame is dat ervoor moet worden betaald en dat het probeert de ontvanger te beïnvloeden. Individuele reclame:1 bepaalde onderneming maakt reclame voor een bepaald product of merk. Collectieve reclame:een groep ondernemers maken reclame voor een bepaald product of productgroep. Actiereclame:kenmerkend voor actiereclame is dat ze voor de korte termijn zijn.voorbeeld: 2 halen 1 betalen. Themareclame:kenmerkend voor deze reclame is dat hij het op een lange termijn moet hebben.voorbeeld: Lets make things better van Philips Reclame Code (Commissie):de branche heeft een aantal regels opgesteld voor reclame zodat ze niet de hele tijd worden aanklacht. de Reclame Code Commissie controleert of de detaillisten zich wel aan deze regels houden. Public relations:hiermee probeert een bedrijf of instelling het publiek te beïnvloeden over het imago van het bedrijf en het product van het bedrijf.men gebruikt de volgende middelen daarvoor:advertenties,folders,voorlichting,persconferenties,open dagen enz..voor deze publiciteit hoeft men de media niet te betalen. Imago:Het beeld dat de consument heeft over een product of bedrijf. Vrije publiciteit:hier probeert men met behulp van een activiteit de massamedia te interesseren. Persoonlijke verkoop:hier treed men in gesprek met de afnemer om contacten te onderhouden,verkoopcontracten af te sluiten,service te verlenen informatie te verstekken en terug te spelen naar de eigen onderneming. Ideële reclame:een onderdeel van sociale marketing waar men het gedrag en de mening van mensen tracht te beïnvloeden. Sociale marketing: men tracht het gedrag en de mening van mensen te beïnvloeden. Promotiemix: de combinatie van verschillende vormen van de promotie Pagina 9 van 9