Gemeente Bronckhorst. Bestemmingsplan Buitengebied 2010; Banninkstraat 40 Hengelo (Gld. (wijzigingsplan ex 3.6 Wro) OOSTZEE stedenbouw

Transcriptie

1 Gemeente Bronckhorst Bestemmingsplan Buitengebied 2010; Banninkstraat 40 Hengelo (Gld. (wijzigingsplan ex 3.6 Wro) Datum: maart 2010 Project: GBO292 OOSTZEE stedenbouw Tivolilaan 205 Postbus AA Arnhem Tel (026) Fax (026) info@oostzee.nl

2

3 Inhoudsopgave Inleiding Wettelijk kader Beschrijving van het project Situering van het plangebied Beschrijving initiatief Milieuaspecten Bodemkwaliteit Archeologie Water Luchtkwaliteit Geluid Natuurwaarden Externe veiligheid Verkeersaspecten Milieuzonering Economische uitvoerbaarheid OOSTZEE stedenbouw 3

4 4 OOSTZEE stedenbouw

5 Inleiding Het voorliggende bestemmingsplan is een wijzigingsplan ex. artikel 3.6 Wro van het bestemmingsplan Buitengebied 2005/2008 Hengelo/Vorden van de gemeente Bronckhorst (vastgesteld bij besluit van de raad op 27 november 2008). Dit document beoogt de planologische basis te leggen voor een wijziging van een agrarisch bedrijf in een woonfunctie. In dat kader wordt het gebouw, waarin de bedrijfswoning is gesitueerd, gesplitst in 2 woningen en wordt het grootste deel van de vrijkomende bedrijfsbebouwing, gesloopt. Het perceel is gelegen aan de Banninkstraat 40 ten westen van Hengelo. Het bestemmingsplan heeft betrekking op het adequaat regelen van de toekomstige situatie. Het bestemmingsplan zal bestaan uit een verbeelding en een toelichting. Voor de regels wordt verwezen naar het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2005/2008 Hengelo/Vorden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken verricht die volledigheidshalve in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. De resultaten worden in de toelichting kort verklaard. OOSTZEE stedenbouw 5

6 6 OOSTZEE stedenbouw

7 1. Wettelijk kader In artikel 17 nr. 19 van de planregels van het bestemmingsplan Buitengebied 2005/2008 Hengelo/Vorden is een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro opgenomen die het College van Burgemeester en wethouders de mogelijkheid geeft om een agrarisch bouwperceel binnen de bestemming "Agrarische gebied met natuur en landschapswaarden" om te zetten in een woonfunctie. De wijzigingsbevoegdheid bepaalt dat hergebruik van bestaande bebouwing mogelijk is, mits de nieuwe woningen zoveel mogelijk gerealiseerd worden in één en ten hoogste in twee gebouwen waarbij maximaal 3 extra woningen/wooneenheden gerealiseerd kunnen worden naast de reeds bestaande (voormalige) bedrijfswoning(en). Voor deze bestemmingswijziging zijn de volgende voorwaarden van toepassing: - De woningen dienen een inhoud te hebben van minimaal 300 m³ per woning. - Alle overige bebouwing die niet voor de woonfunctie kan worden benut (bijvoorbeeld als bijgebouw) dient te worden gesloopt. De karakteristieke/monumentale bebouwing dient te worden gehandhaafd. - Er moet in beginsel minimaal 50% van de niet-karakteristieke bebouwing gesloopt worden. Daarbij hoeft de bestaande bedrijfswoning niet te worden meegerekend. - Als sloop niet mogelijk is dient een andere vorm van verevening gekozen te worden zoals verkleining van het bouwvlak, het realiseren van een groene herbestemming van het perceel, natuurontwikkeling, landschappelijke inpassing, verbetering van de infrastructuur, aanleg van recreatieve voorzieningen ten behoeve van het extensieve medegebruik of financiële bijdrage voor de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied in de directe omgeving van de locatie. - Er dient een inrichtingsplan aangeleverd te worden waarop de vormgeving van de gebouwen en de inrichting van het erf zijn verantwoord. Het plan voldoet aan deze eisen, omdat er één extra woning wordt gerealiseerd binnen het gebouw waarin de reeds bestaande (voormalige) bedrijfswoning is gesitueerd. Het erf wordt heringericht op basis van een inrichtingsplan (zie hoofdstuk 2), waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de omgeving wordt verbeterd. OOSTZEE stedenbouw 7

8 8 OOSTZEE stedenbouw

9 2. Beschrijving van het project 2.1 Situering van het plangebied Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Bronckhorst, ten westen van de kern Hengelo. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Bronckhorst, sectie L, nummers 1319 t/m Op de onderstaande luchtfoto en de luchtfoto op de volgende bladzijde is de ligging van het plangebied en de huidige situatie weergegeven. Ligging van het plangebied ten opzichte van de kern Hengelo (Gld.) Op het agrarische bouwperceel is de agrarische bedrijfsbebouwing nog aanwezig. De oude boerderij heeft een karakteristieke grondvorm en architectuur. Het gebouw heeft echter geen monumentale of cultuurhistorische waarde. Het bestaande woongedeelte ligt aan de voorzijde van het gebouw dat op de Banninkstraat is georiënteerd en de te verbouwen deel ligt aan de achterzijde. Aan de zijkant en aan de achterzijde van de oude boerderij liggen een aantal stallen en schuren en twee mestputten. Het terrein achter de deel is grotendeels verhard. OOSTZEE stedenbouw 9

10 Langs de zuidwestzijde van het perceel stroomt de Oosterwijkse Vloed. Langs deze beek staat een rij bomen. Huidige situatie binnen het plangebied 2.2 Beschrijving initiatief De deel wordt verbouwd tot een aparte zelfstandige woning. De bestaande woning aan de voorzijde van de voormalige boerderij blijft gehandhaafd. Het gebouw blijft in zijn huidige vorm in stand. Er vindt alleen een interne verbouwing plaats en de buitenzijde van de voormalige boerderij wordt, waar dat noodzakelijk is, opgeknapt. De bestaande stallen, schuren en mestputten worden, op één schuur na, afgebroken. De oppervlakte van de te slopen bebouwing bedraagt circa 700 m 2. De te handhaven schuur staat ten westen van de oude boerderij en staat er in de lengterichting dwars op. Deze zal door de bewoners worden benut als gemeenschappelijk garage/berging. Het verharde achtererf blijft grotendeels gehandhaafd. Ter plaatse van de te slopen bebouwing wordt een hoogstamboomgaard geplant. Het perceel zal worden afgezet met meidoornhagen of een andere afzetting die goed in het landschap past. Voor de nieuwe inrichting van het onbebouwde gedeelte van 10 OOSTZEE stedenbouw

11 het perceel is een inrichtingsplan gemaakt. Een kopie van dit plan is in verkleinde vorm hieronder opgenomen. Inrichtingsplan, in rode kleur de te handhaven bebouwing OOSTZEE stedenbouw 11

12 12 OOSTZEE stedenbouw

13 3. Milieuaspecten 3.1 Bodemkwaliteit Een bestemmingsplan dat voorziet in bouwmogelijkheden dient een reëel beeld te geven van de bodemkwaliteit voor gronden waarop gebouwd kan worden. Uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie. In december 2009 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de projectlocatie. Dit onderzoek is opgenomen in de bijlage van het bestemmingsplan. De onderzoeksresultaten zijn hieronder samengevat. Uit het vooronderzoek blijkt dat er geen sprake is van bodembelasting, anders dan een regionale of landelijke diffuse achtergrondbelasting van de grond of het oppervlaktewater. Op basis van het vooronderzoek kan daarom worden geconcludeerd dat de locatie onderzocht dient te worden volgens de strategie "onverdacht". Er zijn tijdens het terreinbezoek geen aanwijzingen gevonden die wijzen op een eventuele verontreiniging van de bodem met asbest. De bovengrond is licht verontreinigd met PAK. Het PAK-gehalte bevindt zich boven de voor het gebied geldende achtergrondwaarde. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd. Het grondwater is licht verontreinigd met barium. Deze verontreiniging hangt mogelijk samen met de regionaal verhoogde achtergrondconcentraties in het grondwater. Deze lichte verontreinigingen zijn, gelet op de aard en de mate van de verontreinigingen, geen reden om verder onderzoek te doen. Verder vormen ze ook geen belemmering voor de verbouwing van de boerderij. De grond die vrijkomt op de locatie kan echter niet zondermeer worden afgevoerd en elders worden toegepast. De regels van het Besluit Bodemkwaliteit zijn hierop mogelijk van toepassing. 3.2 Archeologie Op basis van het Verdrag van Malta en de Wet op de archeologische monumentenzorg is het verplicht om de archeologische waarden bij ruimtelijke planvorming te betrekken, met name bij plannen waarbij bodemwerkzaamheden uitgevoerd worden. Het gaat hierbij om het bekende en nog niet bekende bodemarchief. Uitgangspunt hierbij is dat de archeologische waarden zoveel mogelijk behouden moeten blijven en niet aangetast mogen worden. Het plangebied ligt volgens de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Bronckhorst in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor het project is derhalve geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. Een tweede reden waarom dat niet noodzakelijk is is het feit dat in het kader van deze functiewijziging alleen een verbouwing van een bestaand pand plaatsvindt. Verder gaat de afbraak van de overbodig geworden bedrijfsbebouwing niet gepaard met ingrepen in de grond. OOSTZEE stedenbouw 13

14 3.3 Water Voor de uitvoering van ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met het aspect water. Om dit te kunnen waarborgen is een watertoets verplicht geworden voor diverse ruimtelijke plannen, waaronder een bestemmingsplan. Dit betekent dat de ruimtelijke onderbouwing van het plan een waterparagraaf dient te bevatten waarin de waterhuishoudkundige situatie wordt beschreven en de effecten van de ruimtelijke veranderingen op de waterhuishouding worden verwoord. Watersysteem van het plangebied Infiltratie Uit het bodemonderzoek is naar voren gekomen dat de bodem van het plangebied in de bovengrond bestaat uit zwak ziltig lemig fijn zand en de ondergrond uit zwak ziltig matig grof zand. Het grondwater bevond zich tijdens het onderzoek op circa 2,5 m-mv. De gemiddelde hoogste grondwaterniveau bevindt zich op circa 0,80-1,20 m-mv. De bodem is, gelet op de bodemopbouw en het grondwaterniveau, geschikt voor het opvangen en infiltreren van hemelwater. Het hemelwater mag niet worden geloosd op het riool. Oppervlaktewater en riolering Naast de projectlocatie ligt een A-watergang (de Oosterwijkse Vloed). Het afvalwater van de bestaande bedrijfswoning wordt op het drukriool geloosd dat langs de Banninkstraat ligt. Waterhuishoudkundige aspecten Thema Toetsvraag Relevant a HOOFDTHEMA S Veiligheid 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? Riolering en Afvalwaterketen Wateroverlast (oppervlaktewater) Grondwateroverlast Oppervlaktewaterkwaliteit 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? 1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch Ja Ja Ja 14 OOSTZEE stedenbouw

15 Grondwaterkwaliteit Volksgezondheid Verdroging Natte natuur Inrichting en beheer AANDACHTSTHEMA S Recreatie Cultuurhistorie actiegebied? 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies voor, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico s met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Ja Riolering en afvalwaterkering Het afvalwater neemt toe door het feit dat er een 2 de woning in het bestaande woongebouw wordt ingericht. Voor deze woning wordt een aparte aansluiting gemaakt op het bestaande drukriool. Door de noordwestpunt van het plangebied loopt een persriool van het waterschap. Hier vinden geen bouwwerkzaamheden plaats waarbij rekening gehouden moet worden met de ligging van dit riool. Wateroverlast (oppervlaktewater) Het hemelwater dat op het dak van de bestaande bebouwing en op het verharde erf valt wordt reeds ter plaatse geborgen hetgeen in lijn is met het beleid om het regenwater te behandelen volgens de keuzetrits: vasthouden-bergen-afvoeren. Deze situatie wijzigt niet. Wateradvies Deze waterparagraaf is voorgelegd aan het waterschap Rijn en IJssel op 25 januari Het waterschap heeft geconcludeerd dat er voor de uitvoering van het project op de projectlocatie geen belemmeringen op het gebied van water aanwezig zijn. Dit is formeel bevestigd per brief d.d. 12 februari Luchtkwaliteit Het Besluit luchtkwaliteit is in november 2007 ingetrokken en vervangen door een nieuwe regeling in de Wet Milieubeheer, bekend onder de naam Wet Luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. In de nieuwe wet en de daarop gebaseerde regelingen Besluit NIBM en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Sinds de vaststelling van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) draagt volgens het Besluit NIBM (VROM, ) een project niet in betekenende mate bij, zolang de toename van de concentratie fijn stof of OOSTZEE stedenbouw 15

16 stikstofdioxide maximaal 3% bedraagt. Volgens de Regeling NIBM (VROM, ) geldt dat de toename pas bereikt wordt bij de realisatie van een groot aantal woningen. Het project voldoet aan de NIBM grens en draagt dus niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Nadere toetsing is volgens het Besluit NIBM niet noodzakelijk. Daarnaast wijst de jaarlijkse rapportage naar luchtkwaliteit van de gemeente Bronckhorst uit dat ter plaatse van de projectlocatie geen onaanvaardbare situatie bestaat met betrekking tot de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit zorgt om beide redenen niet voor belemmeringen voor de realisatie van het project. 3.5 Geluid Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij ruimtelijke plannen ter waarborging van een goed akoestisch woon- en leefklimaat rekening gehouden te worden met het aspect wegverkeerlawaai. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen wettelijke geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. Voor geluidgevoelige objecten dient rekening gehouden te worden met de geluidsbelasting op de gevels. Het woongebouw bevindt zich in de wettelijke geluidszone van de Banninkstraat. Daarom is in december 2009 een akoestisch onderzoek verricht. Dat rapport is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. De conclusies van het onderzoeksrapport kunnen als volgt worden samengevat. De geluidsbelasting van de dichtst bij de weg gelegen zijgevels van de voormalige bedrijfswoning ligt onder de voorkeursgrenswaarde van 48 db. De nieuwe woning wordt verder in akoestische zin van de weg afgeschermd door de bestaande woning. Er hoeft voor de woning in de voormalige deel daarom geen hogere waarde worden aangevraagd. 3.6 Natuurwaarden Om de natuurwaarden van de projectlocatie te kunnen beoordelen moet er getoetst worden aan hetgeen beschreven staat in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. Daarnaast is het streekplanbeleid aangaande de EHS van belang. Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en met rust laten van de planten en diersoorten die in het wild voorkomen. Op grond van de Flora- en faunawet is het verboden activiteiten te verrichten die leiden tot aantasting van te beschermen soorten en van hun voortplantingsplaats, vaste rustplaats of vaste verblijfsplaats. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van gebieden die om hun ecologische waarde beschermd moeten worden. Daaronder vallen onder andere de zogenaamde Natura 2000 gebieden en de natuurmonumenten. Het streekplan bevat beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De kernkwaliteiten en omgevingskwaliteiten van de EHS mogen niet significant worden aangetast. De projectlocatie is niet gelegen binnen speciale beschermingszones als bedoeld in de Natuurbeschermingswet. De projectlocatie ligt eveneens niet binnen de EHS. Om vast te stellen of bij de verbouw van het bestaande pand voldaan kan worden aan de wettelijke eisen van de Flora- en faunawet is in november 2009 een quick scan uitgevoerd. Het rapport is als bijlage aan dit bestemmingsplan toegevoegd. De conclusies van het rapport kunnen als volgt worden samengevat. 16 OOSTZEE stedenbouw

17 De onderzoekslocatie is niet geschikt als broedplaats voor broedvogels en als verblijfplaats voor vleermuizen en andere beschermde diersoorten. Derhalve is de eindconclusie dat bij de verbouw voldaan kan worden aan de wettelijke eisen en dat geen ontheffing voor overtreding van de wettelijke verbodsbepalingen noodzakelijk is. 3.7 Externe veiligheid Externe veiligheid heeft betrekking op de veiligheid van diegenen die niet betrokken zijn bij risicovolle activiteiten, maar die als gevolg van die activiteiten wel risico lopen. Om deze reden dient er op de projectlocatie rekening gehouden te worden met het aspect externe veiligheid. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is een normering opgenomen voor de externe veiligheid voor bedrijven met gevaarlijke stoffen. Daarnaast bestaan er richtlijnen over het vervoer van gevaarlijke stoffen (via de weg, spoor of buisleidingen). Er dient ten behoeve van de veiligheid voldoende afstand in acht genomen te worden tussen risicovolle bedrijven of routes voor gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten. In de omgeving van de projectlocatie bevinden zich geen bedrijven die vallen onder het BEVI. De wegen rondom de projectlocatie worden niet gebruikt voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast bevinden zich in de omgeving geen buisleidingen die gevaarlijke stoffen transporteren. Geconcludeerd wordt dat wat betreft de externe veiligheid er geen belemmeringen geconstateerd zijn voor de realisatie van het project op de projectlocatie. Een nader onderzoek is derhalve niet noodzakelijk. 3.8 Verkeersaspecten Een ruimtelijke ontwikkeling mag niet leiden tot problemen bij de verkeersafwikkeling of tot parkeeroverlast. De realisatie van de 2 de woning zal niet leiden tot een substantiële toename van de verkeersbelasting van de Banninkstraat. Op het erf is voldoende parkeerruimte voor de auto's van de bewoners van deze woning. 3.9 Milieuzonering De vraag is of de nieuwe woonfunctie van het perceel Banninkstraat 40 de ontplooiing van reeds bestaande ruimtelijke functies in de omgeving belemmert. De meest nabijgelegen ruimtelijke functie is een kleinschalig agrarisch bedrijf Banninkstraat 40B dat op een afstand van circa 180 meter ten westen van deze woning ligt. De 2 de woning op het perceel Banninkstraat 40 levert door die realtief grote afstand en de kleinschaligheid van het bedoelde agrarische bedrijf geen belemmering op voor de ontplooiing van dit agrarische bedrijf. OOSTZEE stedenbouw 17

18 18 OOSTZEE stedenbouw

19 4. Economische uitvoerbaarheid Voor de realisatie van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden, omdat het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Alle kosten zullen worden gedragen door de initiatiefnemer. De realisering van het bestemmingsplan leidt derhalve niet tot kosten die voor de rekening van de gemeente Bronckhorst komen. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding. De gemeente Bronckhorst heeft met de initiatiefnemer een planschade-overeenkomst afgesloten waarin is geregeld dat eventueel optredende planschade wordt doorberekend aan de initiatiefnemer. OOSTZEE stedenbouw 19