SaLVO! Kerndocument. Rekenvaardigheid en samenhang WISKUNDE NATUURKUNDE SCHEIKUNDE ECONOMIE INFORMATIEKUNDE KLAS H/V

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "SaLVO! Kerndocument. Rekenvaardigheid en samenhang WISKUNDE NATUURKUNDE SCHEIKUNDE ECONOMIE INFORMATIEKUNDE KLAS 2-3 - 4-5 H/V"

Transcriptie

1 SaLVO! Kerndocument Rekenvaardigheid en samenhang WISKUNDE NATUURKUNDE SCHEIKUNDE ECONOMIE INFORMATIEKUNDE KLAS H/V

2 SaLVO! Dit lesmateriaal is een onderdeel van het samenwerkingsproject SaLVO! dat als doel heeft om meer samenhangend onderwijs te ontwikkelen in de bètavakken. Overzicht projectmateriaal De leerlijn SaLVO! rond verhoudingen, verbanden, formules en grafieken is opgebouwd uit een aantal delen bij verschillende vakken: biologie = B, economie = E, informatiekunde = I, natuurkunde = N, scheikunde = S en wiskunde = W. deel titel vak(ken) leerjaar 1 Verhoudingen en evenredigheden W 2 HV 2 Een verband tussen massa en volume N 2 HV 3 Vergroten en verkleinen N, W 2HV 4 Omgekeerd evenredig verband W 2/3 HV 5 Planeten en Leven B, N, S, W 2/3 HV 6 Economie en procenten E, W 3 HV 7 Verhoudingen bij scheikundige reacties S 3 HV 8 Formules en evenredigheden N 3HV 9 Vergelijkingen in de economie E, W 3 HV 10 Exponentiële verbanden I, N, W 3 HV 11 Evenredigheden en machten W 4 HV 12 Verbanden beschrijven N 4 HV 13 Exponentiële functies B, N, S, W 5 V 14 Periodieke functies N, W 5 V Colofon Project SaLVO! (Samenhangend Leren Voortgezet Onderwijs) Auteur Kees Hooyman Versie oktober 2009 M.m.v. St. Bonifatiuscollege, Utrecht Geref. Scholengemeenschap Randstad, Rotterdam Freudenthal Inst. for Science and Mathematics Education, Univ. Utrecht Copyright Op de onderwijsmaterialen in deze reeks rust copyright. Het materiaal mag worden gebruikt voor nietcommerciële toepassingen. Het is niet toegestaan het materiaal, of delen daarvan, zonder toestemming op een of andere wijze openbaar te maken. Voor zover wij gebruik maken van extern materiaal proberen wij toestemming te verkrijgen van eventuele rechthebbenden. Mocht u desondanks van mening zijn dat u rechten kunt laten gelden op materiaal dat in deze reeks is gebruikt dan verzoeken wij u contact met ons op te nemen: science.salvo@uu.nl

3 Kerndocument Het project SaLVO biedt rekenvaardigheden aan in samenhang met andere vakken. Om alle gebruikers, zowel docenten als leerlingen, een overzicht te bieden op de verschillende vaardigheden is het kerndocument samengesteld. Voor docenten, die vaak niet meer dan één of twee delen van SaLVO gebruiken, is het handig om te zien welke rekenvaardigheden bij SaLVO aan bod komen en hoe die vaardigheden gebruikt worden bij andere vakken. Het kerndocument kan voor docenten binnen een school ook het startpunt zijn van een discussie over het aanleren en gebruiken van rekenvaardigheden. Voor de leerlingen is het een groot voordeel dat rekenvaardigheden op vergelijkbare manier worden aangeboden en gebruikt. De samenhang tussen de vakken wordt zichtbaar en de vaardigheden worden veelvuldig herhaald, vaak in een andere context. Voor leerlingen kan het document een blijvende waarde hebben als het wordt aangeboden in een digitale leeromgeving. Daarmee wordt het op elk moment voor elke leerling een herkenbare aanpak. Methodische aanpak Om de samenhang tussen de vakken te versterken is gekozen voor een methode die voor leerlingen herkenbaar en toepasbaar is bij de verschillende vakken. In die methode staan het rekenen in verhoudingen, het gebruik van een verhoudingstabel en het begrip evenredigheid centraal. Dezelfde instrumenten worden gebruikt om andere verbanden te onderzoeken. De methodische aanpak bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Rekenen in verhoudingen en met vermenigvuldigingsfactoren 2. Het gebruik van een verhoudingstabel (ook bij het rekenen met procenten) 3. Evenredigheid als een eigenschap van toename of afname, met tabel, grafiek en formule. Evenredigheid als een constante verhouding 4. Omgekeerd evenredigheid als een eigenschap van toe- of afname, met tabel, grafiek en formule. Omgekeerd evenredigheid als een constant product. 5. Formules herkennen en gebruiken als een evenredig of een omgekeerd evenredig verband. 6. Eigenschappen van andere verbanden, machtsfuncties, exponentiële functies en goniometrische functies. Leerlingen leren al in het basisonderwijs werken met de verhoudingstabel. De verhoudingstabel kan een goed hulpmiddel zijn bij het nadenken over evenredigheid. Het is belangrijk dat leerlingen leren wat de mogelijkheden maar ook wat de beperkingen zijn van de verhoudingstabel. Didactische aanpak Centraal in de aanpak staat het belang dat leerlingen bij alle verschillende vakken de rekenvaardigheden snel herkennen en kunnen gebruiken. Daarvoor is het noodzakelijk dat de leerlingen niet alleen het algoritme beheersen maar ook de achterliggende gedachte (concept) begrijpen. Bij het ontwikkelen van de verschillende concepten speelt ervaringsleren en groepswerk een belangrijke rol. De onderliggende theorie wordt niet als eerste centraal uitgelegd, maar de start is een instapvraag waar door de leerlingen in groepjes aan gewerkt kan worden. Bij de nabespreking van de instap zal de docent aandacht besteden aan het door de leerlingen aan elkaar uitleggen van begrippen en concepten, waarbij het de rol van de docent is om deze concepten uit te breiden naar een algemeen toepasbaar principe.

4 Rekenvaardigheden A Vergroten en verkleinen 5 B Verhoudingstabel 5 C Rekenen met procenten 6 D Rekenen met per -eenheden 6 E Recht evenredig verband 13 F Omgekeerd evenredig verband 14 G Lineair verband 14 H Lineair verband bij metingen in een puntenwolk 15 I Exponentieel verband 15 J Constante verhouding 21 K Constant product 21 L Kwadratisch verband 25 M Omgekeerd kwadratisch verband 26 N Wortelverband 26 O Een machtfit op de GR 27

5 Rekenvaardigheid en samenhang 1 Rekenen met verhoudingen Een belangrijke rekenvaardigheid is het rekenen met verhoudingen. Daarmee wordt bedoeld dat als het ene getal groter of kleiner wordt, het andere getal op dezelfde manier groter of kleiner wordt. Dan is de verhouding tussen de twee getallen constant. A Vergroten en verkleinen Bij vergroten en verkleinen van getallen rekenen we met verhoudingen. Daar mee wordt bedoeld: Als de ene getal k zo groot wordt, dan wordt het andere getal ook k zo groot. Het getal k noemen we de vermenigvuldigingsfactor. Bij elke vergroting of verkleining wordt k bepaald door: vermenigvuldigingsfactor: nieuwe waarde k oude waarde Voorbeeld Je wilt van een foto van 10 bij 15 cm een vergroting laten maken van 24 bij 36 cm. De vermenigvuldigingsfactor k is dan 2,4. De verhouding tussen de lengte en de breedte is constant, steeds geldt dat de lengte 1,5 zo groot is als de breedte. Op de foto staat een boom die op de originele foto 8,0 cm hoog is. Op de vergroting is ook die lengte met hetzelfde getal k = 2,4 vermenigvuldigd. De hoogte op de vergroting is dus 2,4 8,0 = 19,2 cm. Ook bij het verkleinen van getallen geldt de vermenigvuldigingsfactor k. De vermenigvuldigingsfactor wordt dan kleiner dan 1. Bij het maken van de foto werd de boom, die in het echt 7,5 m hoog is, afgebeeld op de beeldchip met een hoogte van 15 mm. nieuwe waarde 0,015 m Dan geldt: k 0, 002 oude waarde 7,5 m B Verhoudingstabel Als twee getallen in dezelfde verhouding groter of kleiner worden dan kun je gebruik maken van een verhoudingstabel. Zo n tabel geeft je een beter overzicht en je kunt er makkelijker mee rekenen. 2,4 hoogte foto breedte foto ,5 Bij een verhoudingstabel kun je zowel horizontaal als verticaal vermenigvuldigen. Het vermenigvuldigingsgetal vind je ook hier weer door de nieuwe waarde vermenigvuldigen met de oude. Verhoudingstabellen kun je niet in elke situatie toepassen, het kan alleen als twee getallen in dezelfde verhouding toenemen. Om een verhoudingstabel te controleren kun je gebruik maken van kruislings vermenigvuldigen. In dit voorbeeld moet gelijk zijn aan (en dat is zo).

6 C Rekenen met procenten Rekenen met procenten is in feite ook rekenen met verhoudingen en vermenigvuldigingsfactoren. Als het kopieerapparaat ingesteld is op 75% dan worden alle afmetingen vermenigvuldigd met 0,75. Ook als je eerst terugrekent naar 1% gebruik je verhoudingen, je past twee keer een vermenigvuldigingsfactor toe. Ook bij procenten kun je gebruik maken van verhoudingstabellen. Een artikel in de winkel heeft een sticker waarop staat 35% korting. De originele prijs is 5,74. Om de nieuwe prijs te berekenen zet je eerst alle getallen in een tabel: 0,65 in procenten 100% 65% prijs in euro 5,74 3,73 0,0574 Ook hier kun je zowel horizontaal als verticaal vermenigvuldigen. Het getal bij verticaal vermenigvuldigen is hetzelfde getal als bij terugrekenen naar 1%. Het is ook mogelijk om de nieuwe prijs te berekenen met kruislings vermenigvuldigen: 65% 5,74 / 100%. Deze werkt meestal prima, het nadeel is dat niet direct duidelijk is waarom het werkt. D Rekenen met per -eenheden Rekenen met per -eenheden is in feite ook rekenen met verhoudingen en vermenigvuldigingsfactoren. Als de benzineprijs 1,40 euro per liter is, dan moet je voor 35 liter ook 35 zoveel betalen. Ook bij per -eenheden kun je gebruik maken van verhoudingstabellen. 35 aantal liter 1 35 prijs in euro 1,40 49,- 1,40 Ook hier kun je zowel horizontaal als verticaal vermenigvuldigen. Het getal bij verticaal vermenigvuldigen is hetzelfde getal als de literprijs. Verhoudingstabellen zijn ook handig bij het omrekenen naar andere eenheden, bijvoorbeeld van euro/l naar euro/m³, of van km/h naar m/s.

7 1 Rekenen met verhoudingen Toepassingsopgaven 1 Vergroten Je wilt van een foto van 10 bij 15 cm een vergroting maken van 24 bij 36 cm. a. Bereken de vermenigvuldigingsfactor k. Op de foto staat een boom die op de originele foto 8,0 cm hoog is. b. Bereken hoe hoog de boom op de vergroting is. Op de vergroting is te zien dat in de boom een hartje is gekerfd dat op de vergroting 6,0 mm breed is. c. Hoe breed is het hartje op de originele foto? Laat zien hoe je dat berekend hebt. antwoorden: a. k = nieuw / oud = 24/10 = 2,4 b. 2,4 8,0 = 19,2 cm (zie tabel) hoogte foto 10 cm 24 cm boom 8,0 cm c. 2,4 maal zo klein: 6,0 / 2,4 = 2,5 mm (zie tabel) hoogte foto 10 cm 24 cm hartje 6,0 mm Topografische kaart, verkleind weergegeven 2 Landkaart Een topografische kaart is zeer gedetailleerd. De schaal van de kaart geeft aan dat 1 cm op de kaart in werkelijkheid 250 m is. a. Welke vermenigvuldigingsfactor moet je gebruiken om afstanden op de kaart om te rekenen naar afstanden in werkelijkheid? b. Op de kaart is een raster van lijnen gedrukt die 4 cm uit elkaar liggen. Welke afstand is dat in werkelijkheid? c. De afstand tussen twee dorpen is in werkelijkheid 6,5 km. Bereken hoeveel cm dat is op de kaart. antwoorden a. k = nieuw / oud = 250 / 0,01 = b = cm = m (zie tabel) schaal kaart 0,01 m 250 m lijnen 0,04 m c m / = 0,26 km = 260 m(zie tabel) schaal kaart 0,01 m 250 m dorp m 3 Beeldschermen Bij een normale (ouderwetse) televisie is de verhouding tussen de breedte en de hoogte 4:3. Ook de monitor van de PC heeft een verhouding van 4:3. a. Het scherm van de monitor op de foto heeft een breedte van 48 cm. Bereken de hoogte van het scherm. b. Het beeldscherm bestaat uit 1280 bij 960 pixels. Is dat dezelfde verhouding als 4:3?

8 antwoorden a. k = 48/4 = 12 en 12 3 = 36 cm (zie tabel) breedte 4 48 cm hoogte 3 b. k = 1280/4 = 320 en = 960 pix (zie tabel) breedte pix hoogte pix 4 Berekeningen met procenten Gebruik zoveel mogelijk een verhoudingstabel. a. Het aantal inwoners van een stad is in 5 jaar gestegen van naar Hoeveel % bedraagt de groei? b. Tussen 2000 en 2002 zijn de aandelen 40% in waarde gedaald. Iemand had in 2000 voor ,- aandelen. Hoeveel waren de aandelen nog waarde in 2002? c. De benzine is in twee jaar tijd 18% duurder geworden. Een liter benzine kost nu 1,37. Hoe duur was een liter benzine twee jaar geleden? d. Hoeveel is 30% van 1200? antwoorden a. k = / = 1,155 en 1, % = 115,5%. Toename 15,5%. inwonersaantal in procenten 100% b. k = 60/100 = 0,6 en ,6 = (zie tabel) aandelen in procenten 100% 60% c. k = 118/100 = 1,18 en 1,37 / 1,18 = 1,16 (zie tabel) benzineprijs 1,37 in procenten 100% 118% 5 Koper en aluminium De grondstofprijs voor koper bedraagt 3.400,- per ton, voor aluminium is de prijs 1.960,- per ton. a. Bereken hoeveel 1 gram koper en 1 gram aluminium kosten. Een beeldje is gemaakt van 200 cm³ aluminium. b. Bereken uit hoeveel gram aluminium het beeldje bestaat. Men overweegt om een even groot beeldje in koper te maken. c. Bereken uit hoeveel gram koper het beeldje bestaat. d. Bereken hoeveel keer zo duur het koperen beeldje is. antwoorden a. koper: 1 kg = 3,40; 1 gram = 0,34 cent. Alum: 1 gram = 0,196 cent. b. Gebruik dichtheid 2,7 g/cm³ ,7 = 540 gram. volume 1 cm³ 200 cm³ massa 2,7 g c. Gebruik dichtheid 8,96 g/cm³ ,96 = 1792 gram (zie tabel) volume 1 cm³ 200 cm³ massa 8,96 g d. alum: 540 0,196 = 1,06 koper ,34 = 6,09, dus 5,8 zo duur.

9 6 Een heel hoge bevolkingsdichtheid De gemeente den Haag heeft de grootste bevolkingsdichtheid, met inwoners/km². De gemeente den Haag heeft een oppervlakte van 82,1 km². a. Bereken het inwonertal van Den Haag. Nederland heeft een bevolking van meer dan 16 miljoen inwoners, met een gemiddelde bevolkingsdichtheid van 452 inwoners per km². b. Bereken de oppervlakte van Nederland. antwoorden a. 82, = (zie tabel). oppervlak 1 km² 82,1 km² inwoners b. k = / 452 = , dus km² oppervlak 1 km² inwoners milj. 7 In de bioscoop Bij een film in de bioscoop wordt het beeld sterk vergroot. De beeldjes op de filmband zijn slechts 35 mm breed, terwijl het scherm in een grote zaal wel 7 meter breed kan zijn. a. Bereken hoe groot hier de vergrotingsfactor N is. b. In een andere bioscoop is de vergrotingsfactor 150. Het hoofd van een persoon in de film is op het scherm 1,2 m hoog. Bereken hoe hoog het hoofd op de filmstrook is. antwoorden: a. N = 7000/35 = 200 b. 1,2 / 150 =0,008 m = 0,8 cm (zie tabel) op film 1 op scherm 150 1,2 m 8 Letter vergroten en verkleinen In de onderstaande figuur is de letter L getekend op ruitjespapier. a. Uit hoeveel hokjes bestaat de oppervlakte van de letter L? Het figuur wordt met een kopieerapparaat op 150% vergroot. b. Laat met een berekening zien dat de oppervlakte op het kopie k² keer zo groot is geworden. antwoorden: a. 24 hokjes b. 12 hoog en 9 breed, totaal 54 hokjes k = 1,5 en k² = 2, ,25 = 54

10 2,5 2,0 1,5 9 Snavelfiguur en vergroting Een snavelfiguur bestaat uit twee evenredige driehoeken die wel dezelfde vorm hebben, maar die niet even groot zijn. De twee figuren hiernaast zijn snavelfiguren. In de bovenste figuur is de kleine driehoek gearceerd. a. Meet van de grote driehoek van elke zijde de lengte. b. Laat zien dat alle afmetingen van de kleine driehoek met dezelfde factor zijn vermenigvuldigd. c. Met welke factor is de oppervlakte vermenigvuldigd? antwoorden: a. De afmetingen zijn: basis 4,0 hoogte 3,0 en schuine zijde 5,0 b. Alle afmetingen zijn twee keer zo groot geworden. kleine driehoek 2,0 1,5 2,5 grote driehoek 4,0 3,0 5,0 c. k = 2,0 dus k² = 4,0 (kleine = 1,5 cm², de grote = 6,0 cm² 1 10 Oppervlakte en inhoud van een kubus In de figuur hiernaast zie je dezelfde vijf kubussen. Kubus 1 is de 1-cmkubus: alle ribben zijn precies 1 cm lang. Ook bij de andere kubussen geeft het nummer de lengte van de ribbe aan. Kubus 2 is dus 2 bij 2 bij 2 cm. a. Bereken van elke kubus de oppervlakte van de zes zijkanten bij elkaar. Noteer de antwoorden in de tabel. b. Bereken van elke kubus de inhoud met de formule I l b h. Noteer de antwoorden in de tabel. Kubus nummer Opp. zijvlakken (cm²) 6 Inhoud (cm³) 1 27 Vergelijk kubus 1 met kubus 2. c. Met welke factor is de oppervlakte toegenomen? En met welke factor is de inhoud toegenomen? Verklaar dit met de vergroting van de ribbe (1 2) Vergelijk kubus 2 met kubus 5. d. Met welke factor is de oppervlakte toegenomen? En met welke factor is de inhoud toegenomen? Verklaar dit met de vergroting van de ribbe (2 5) e. Wat zal de regel zijn bij het vergroten van de oppervlakte? Vul aan: Als alle afmetingen van een voorwerp k keer zo groot worden, dan wordt de oppervlakte..... keer zo groot. f. Wat zal de regel zijn bij het vergroten van de inhoud? Vul aan: Als alle afmetingen van een voorwerp k keer zo groot worden, dan wordt de inhoud..... keer zo groot. antwoorden: a. Zie tabel. b. Zie tabel. Kubus nummer Opp. zijvlakken (cm²) Inhoud (cm³) c. Oppervlakte 4 zo groot, inhoud 8 zo groot. 4 = 2² en 8 = 2³ d. Oppervlakte 6,25 zo groot, inhoud 15,625 zo groot. 6,25 = 2,5² en 15,625 = 2,5³ e. k² keer zo groot. f. k³ keer zo groot.

11 11 BTW berekenen Op alle producten die je in de winkel koopt betaal je belasting. Daar merk je zelf niets van omdat de winkelier de belasting (BTW) afdraagt aan de belastingdienst. De BTW zit dus al verwerkt in de winkelprijs. De BTW wordt niet berekend op basis van de winkelprijs, maar op basis van het bedrag dat de winkelier wil ontvangen, dat noemen we dus 100%. De winkelprijs is in Nederland 19% hoger, dat is dan 119%. In Nederland bedraagt de BTW 19%. a. Met welke factor moet de winkelier zijn prijzen vermenigvuldigen? b. Een blik verf kost 18,28 zonder BTW. Hoeveel moet het blik kosten inclusief BTW? c. Welk bedrag aan BTW moet de winkelier afdragen aan de belastingdienst? De prijzen in de winkel zijn altijd inclusief BTW. d. Een broodbakmachine kost in de winkel inclusief BTW 169,-. Wat is de prijs zonder BTW? e. Hoe kun je op een snelle manier de prijs zonder BTW uitrekenen? Je mag maar één vermenigvuldiging of deling gebruiken. Voor de winkelier is het ook belangrijk om snel uit te kunnen rekenen hoeveel BTW hij moet afdragen aan de belasting. Iemand beweert dat je de winkelprijs moet vermenigvuldigen met 0,19. f. Laat zien dat de bewering niet klopt. g. Hoe kun je op een snelle manier vanuit de winkelprijs de BTW berekenen? Gebruik vermenigvuldigingsfactoren of reken terug naar 1%. antwoorden a. van 100% naar 119%, dus met factor 1,19 b. 18,28 1,19 = 21,75 (zie tabel). prijs in euro 18,28 ex. BTW BTW incl. BTW in procenten 100% 19% 119% c. 18,28 0,19 = 3,47 (zie tabel). d. 169,- / = 142,- (zie tabel). ex. BTW BTW incl. BTW prijs in euro 169,-. in procenten 100% 19% 119% e. Delen door 1,19 f. Bijvoorbeeld: 169 0,19 = 32,11, het moet 27,- zijn. g. Delen door 119 en dan keer Kwik en zuurstof De massaverhouding is: kwik:zuurstof = 25:2. a. Hoeveel gram kwik en hoeveel gram zuurstof ontstaan als 40,5 g kwikoxide wordt ontleed? b. Hoeveel gram kwikoxide kun je maken uit 75 gram kwik? antwoorden a. Factor k = 1,5, dus 3 gram zuurstof en 37,5 gram kwik. Massa kwik 25 Massa zuurstof 2 Massa kwikoxide 27 40,5 b. Kwik reageert met 6 gram zuurstof, dus 81 gram.

12 13 IJzer en zwavel Men verhit 11 gram ijzerpoeder met 5 gram zwavelpoeder. a. Van welke stof is er teveel? b. Hoeveel gram blijft er van die stof onveranderd over? c. Hoeveel gram ijzersulfide ontstaat er? antwoorden a. De massaverhouding ijzer:zwavel = 7:4. IJzer is in overmaat. Massa ijzer 7 Massa zwavel 4 5 Massa ijzersulfide 11 b. Factor k = 1,25, dus is 7 1,25 = 8,75 gram ijzer nodig. Over blijft dan 2,25 gram. c. Er ontstaat 5+8,75 =13, 75 gram ijzersulfide. 10 Ω 27 Ω 56 Ω 14 Serieschakeling van drie weerstanden Drie weerstanden van 10 Ω, 27Ω en 56 Ω worden in serie aangesloten op een spanningbron van 12 V. a. Bereken de vervangingsweerstand van de drie in serie geschakelde weerstanden. b. Bereken de spanning over elk van de drie weerstanden. antwoorden a. De totale weestand is = 93 Ω. b. De eerste weerstand krijgt 10/93 12 = 1,3 V, de tweede 27/93 12 = 3,5 V, de derde 56/93 12 = 7,2 V. Spanning 12 V Weerstand 93 Ω 10 Ω 27 Ω 56 Ω 15 Brandstofverbruik Een auto rijdt op benzine, met een verbrandingswarmte van 33 MJ/L. Bij een bepaalde snelheid moet de motor per km 0,48 MJ arbeid leveren. Het rendement van de automotor is daarbij 23% a. Hoeveel arbeid moet de motor leveren over een afstand van 100 km? b. Bereken de hoeveelheid warmte die de brandstof moet leveren. c. Bereken hoeveel benzine nodig is voor een afstand van 100 km. antwoorden a ,48 = 48 MJ.(zie tabel) afstand 1 km 100 km arbeid 0,48 MJ b. 48 / 23 * 100 = 209 MJ. (zie tabel) energie 48 MJ in procenten 100% 23% c. 209 MJ / 33 = 6,3 L. (zie tabel) brandstof 1 L energie 33 MJ 209 MJ

13 Rekenvaardigheid en samenhang 2 Verbanden herkennen Bij de natuurwetenschappelijke vakken worden experimenten en onderzoeken gedaan. Het resultaat daarvan is meestal een serie metingen die in een grafiek weergegeven worden. Bij die metingen wordt soms gezocht naar een verband (een formule of vergelijking) tussen de gemeten grootheden. Verbanden kun je op verschillende manieren herkennen: 1 De vorm van de grafiek laat vaak zien om welk type verband het gaat. Bij een rechte lijn kun je dan kiezen uit een lineair of een evenredig verband, bij een kromme lijn zijn er meerdere mogelijkheden. 2 Aan de getallen in de tabel kun je ook vaak zien om welk type verband het gaat. Daarbij kijk je soms naar de toename en soms naar groeifactoren. Bij bepaalde verbanden kun je met een extra rij of kolom in de tabel het verband onderzoeken. Bij elk verband hoort ook een vergelijking of formule. De belangrijkste verbanden bij onderzoek zijn: recht evenredig, omgekeerd evenredig, lineair en exponentieel. E Recht evenredig verband Bij een recht evenredig verband tussen twee grootheden geldt: Als de ene grootheid met een getal wordt vermenigvuldigd dan wordt de andere grootheid met hetzelfde getal vermenigvuldigd. Deze eigenschap kun je herkennen aan de getallen in de tabel. 3,0 1,9 grootheid v grootheid A 5,2 15, ,9 2,0 Bij een recht evenredig verband hoort een formule van de vorm: y c x of A c v In deze formules is c de evenredigheidsconstante (een getal). De constante c is gelijk aan de verhouding tussen de twee grootheden. Bij een evenredig verband is de verhouding tussen de twee grootheden constant. y c of x A c v De evenredigheidsconstante c is te bepalen met de tabel. grootheid v grootheid A 5,2 15, verhouding A/v = constant 0,40 0,39 0,38 0,40 De grafiek van een recht evenredig verband is een rechte lijn door de oorsprong. De evenredigheidsconstante c is van die lijn het hellinggetal, ook wel genoemd de richtingscoëfficiënt of de steilheid. In dit voorbeeld wordt de formule voor A en v: A A 0, 39 v of 0, 39 v

14 F Omgekeerd evenredig verband Bij een omgekeerd evenredig verband tussen twee grootheden geldt: Als de ene grootheid met een getal wordt vermenigvuldigd dan wordt de andere grootheid door hetzelfde getal gedeeld Deze eigenschap kun je herkennen aan de getallen in de tabel. 3,0 2,0 grootheid r grootheid P 12,6 4,3 2,5 1,3 2,9 1,9 Bij een omgekeerd verband is het product van de twee grootheden constant. y x c of P r c De constante c is te bepalen met de tabel. Een hyperbool is symmetrisch t.o.v. de 45 -lijn door de oorsprong. grootheid r grootheid P 12,6 4,2 2,5 1,3 product P r = constant Bij een omgekeerd evenredig verband hoort een formule van de vorm: c y of x c P r In deze formules is de constante c gelijk aan de product van de twee grootheden. De grafiek van een omgekeerd evenredig verband is een dalende kromme lijn die naar de beide assen toe loopt, maar ze niet snijdt. De grafiek is symmetrisch rond de 45 -lijn door de oorsprong. Bij wiskunde heet zo n grafiek een hyperbool. In dit voorbeeld wordt de formule voor A en v: P 165 of r 165 r P. G Lineair verband Bij een lineair verband tussen twee grootheden geldt: Als de ene grootheid met gelijke stappen toeneemt dan neemt de andere grootheid ook met gelijke stappen toe of af. Deze eigenschap kun je herkennen aan de getallen in de tabel grootheid f grootheid V Bij een lineair verband hoort een formule van de vorm: y a x b of V c f d In deze formule is c de toenamesnelheid (een getal dat aangeeft hoeveel V toeneemt als f met één toeneemt). De constante d is de startwaarde van V bij f = 0. In dit voorbeeld is de toenamesnelheid: 27,7/15 = 1,85. De waarde van d is te vinden door het snijpunt van de verticale as af te lezen of door de coördinaten van een punt van de lijn in te vullen in de vergelijking. De formule voor V en f wordt: V 1,85 f 21

15 maximaal vermogen (watt) lichaamsgewicht en maximaal vermogen ,0 65,0 75,0 lichaamsgewicht (kg) H Lineair verband bij metingen in een puntenwolk In sommige situaties liggen de meetpunten helemaal niet netjes op een rechte lijn, zoals in onderstaand voorbeeld. De metingen horen bij het maximaal vermogen (in watt) dat sporters kunnen leveren, in vergelijking met hun lichaamsgewicht. De verschillen tussen de sporters zijn vrij groot, en natuurlijk hebben sporters met hetzelfde lichaamsgewicht niet allemaal hetzelfde vermogen. Toch laat de grafiek een duidelijke trend zien. Zwaardere sporters leveren door de bank genomen een groter vermogen. Die sporters hebben immers ook meer spiermassa. Door de puntenwolk is een rechte lijn getekend die de trend weergeeft. In dit voorbeeld is de lijn berekend door de computer, maar je zou zelf ongeveer zo n lijn kunnen tekenen. Bij de lijn hoort ook een formule die het verband weergeeft. Om die formule te vinden kies je twee duidelijke punten op de lijn, bijvoorbeeld het begin- en eindpunt: (57 kg, 355 watt) en (77 kg, 415 watt). De formule voor de lijn wordt nu: P c m d. De constante c is de toenamesnelheid, in dit voorbeeld hoeveel watt en per kg bij komt. De toename is 60 watt bij 20 kg extra, dus c = 3,0 watt/kg. De constante d vind je nu door een punt in te vullen: geeft d = 184. De formule bij dit verband wordt dus: P 3,0 m ,0 57 d. Dat De formule geldt natuurlijk alleen maar op het meetgebied, en voor deze categorie van sporters. I Exponentieel verband Bij een exponentieel verband tussen twee grootheden geldt: Als de ene grootheid met gelijke stappen toeneemt dan neemt de andere grootheid ook met gelijke groeifactoren toe of af. Deze eigenschap kun je herkennen aan de getallen in de tabel. 5 grootheid t grootheid d ,74 0,63 0,75 0,67 Bij een exponentieel verband hoort een formule van de vorm: y t b g of h c g t In deze formule is c de startwaarde en g is de groeifactor (een getal dat aangeeft met welk getal bij elke tijdstap V vermenigvuldigd moet worden). Bereken eerst de gemiddelde groei per vijf tijdstappen: 0,74 0,63 0,75 0,67 0,70 4 De groeifactor g is de factor per tijdstap. Daarvoor geldt hier: g 5 0,70 g 0,93 De formule voor d en t wordt: t d 43 0, 93

16 2 Verbanden herkennen Toepassingsopgaven 16 Diameter en omtrek van cirkels In de figuur zie je alle euromunten. Elke munt heeft een andere diameter en omtrek. Jesse wil weten of de omtrek van elke munt evenredig is met de diameter. Daarvoor heeft hij van elke munt de omtrek gemeten, en van drie munten de diameter. a. Meet van de andere munten ook de diameter. Verdeel het werk over de klas en noteer de antwoorden in de tabel. euromunt 0,01 0,02 0,05 0,10 0,20 0, diameter (mm) omtrek (mm) b. Meet ook bij twee andere cirkels de diameter en de omtrek. De vraag is nu: Is de omtrek evenredig met de diameter van de munt? c. Onderzoek of je met de getallen van de tabel deze vraag kunt beantwoorden. d. Hoe groot is de verhouding tussen de omtrek en de diameter? e. Waardoor komt er niet steeds precies hetzelfde getal uit de verhouding? antwoorden: a. Zie tabel. euromunt 0,01 0,02 0,05 0,10 0,20 0, diameter (mm) ,5 19, , omtrek (mm) omtrek/diameter 3,19 3,11 3,27 3,18 3,18 3,23 3,17 3,12 b. Eigen metingen c. Vergelijk b.v. 0,01 en 2 euro, k = 26/16 = 1,625 en 81/51 = 1,59. Dat lijkt ongeveer evenredig. d. De verhouding tussen de omtrek en de diameter staat in de onderste tabelrij. De verhouding is ongeveer gelijk aan. e. De metingen zijn niet heel erg nauwkeurig. 17 Bungeekoord Bij bungeejumpen worden koorden gebruikt die zeer elastisch zijn en tot wel drie keer hun lengte kunnen uitrekken. Als voorbeeld gebruiken we een koord met een lengte van 12 meter. Om te onderzoeken of de uitrekking van het koord evenredig is met het aantal kg dat aan het koord hangt zijn enkele metingen gedaan (zie tabel). aantal kg aan koord lengte koord (m) 12,0 13,2 16, ,0 30,0 36,0 uitrekking koord (m) 0 1,2 a. Leg uit, of laat zien met een berekening, dat de lengte van het koord niet evenredig is met het aantal kg dat aan het koord hangt. b. Bereken bij elke meting de uitrekking en vul de tabel in.

17 c. De uitrekking van het koord is wel evenredig met het aantal kg dat aan het koord hangt. Laat dat met twee voorbeelden zien. Als het verband evenredig is dan moet er ook een constante verhouding zijn. d. Bereken bij alle metingen de verhouding uitrekking koord. aantal kg aan koord e. Wat stelt het getal voor dat je als verhouding hebt uitgerekend? Het koord kan maximaal tot wel drie keer de lengte uitrekken. Het koord is dan 36 m lang. Als er meer gewicht aan het koord hangt kan het breken. f. Hoeveel kg moet er aan het koord hangen om het drie keer zo lang te maken? Noteer het getal in de tabel. antwoorden: a. Als de massa bijvoorbeeld 4 zo groot wordt dan wordt het touw niet 4 zo lang. aantal kg aan koord lengte koord (m) 12,0 13,2 16, ,0 30,0 36,0 uitrekking koord (m) 0 1,2 4,8 7,0 12,0 18,0 24,0 uitrekking/massa 0,60 0,60 0,60 0,60 0,60 b. Zie tabel. c. Als de massa 4 zo groot wordt (van 2 naar 8 kg) dan wordt de uitrekking ook 4 zo groot. Als de massa 10 zo groot wordt (van 2 naar 20 kg) dan wordt de uitrekking ook 10 zo groot. d. zie tabel e. Het getal 0,60 geeft aan dat bij elke kg het touw 0,60 m uitrekt. f. u = 24 m, per kg 0,60 m dus m = 24/0,60 = 40 kg. 18 Evenredig of niet? a. Controleer of in de vier tabellen hieronder sprake is van een evenredig verband. b. Geef bij elke tabel die een evenredig verband weergeeft het hellingsgetal ("evenredigheidsconstante") en de formule. A x C x y y B x D x y 0,6 3 5,4 y antwoorden a. A = niet evenredig maar lineair, B = evenredig, C = evenredig, D = evenredig. b. A x C x y y y/x 2 1,5 1,25 y/x -1,5-1,5-1,5 B x D x y 0,6 3 5,4 y y/x 0,06 0,06 0,06 y/x 1,053 1,053 1,053 Formules: A: y = x + 2 B: y = 0,06 x C: y = -1,5 x D: y = 1,053 x.

18 19 Massa evenredig met het volume? In dit onderzoek gebruiken we twee verschillende stoffen, bijvoorbeeld zout en zand of hout en koper. Elk groepje krijgt van één van deze twee stoffen een bepaalde hoeveelheid en meet daarvan de massa en het volume. a. Noteer jouw metingen in de tabel voor A of B. b. Neem de resultaten van de andere groepjes over in de juiste tabel (A of B). c. Vergelijk de getallen in de tabel met elkaar. Is er nu sprake van een evenredig verband? Hoe zie je dat? massa m (gram) volume V (cm³) verhouding V m 20 Experiment De massaverhouding van ijzer en zuurstof Bij dit experiment is de onderzoeksvraag: In welke verhouding reageren ijzer en zuurstof met elkaar? Je krijgt weer een propje staalwol. Pluis het propje staalwol goed uit en leg het in het aluminiumfoliebakje. a. Weeg het bakje met de staalwol met de balans. Noteer de totale massa. b. Haal het bakje van de balans en steek het staalwol aan met een lucifer. Blaas voorzichtig over het staalwol totdat het ophoudt met gloeien. Weeg het bakje met de prop na afloop. Weeg als laatste het aluminiumbakje. c. Bereken hoeveel gram zuurstof heeft gereageerd met het propje staalwol. d. Noteer de resultaten in het schema op het bord. Neem enkele resultaten van je klasgenoten over in de onderstaande tabel. massa ijzer (gram) massa ijzeroxide (gram) massa zuurstof (gram) e. Vergelijk de metingen met elkaar. Is de verhouding waarmee ijzer met zuurstof reageert constant? Hoe groot is die verhouding ongeveer? Noteer het resultaat als 1 : massaverhouding zuurstof : ijzer = 1 :..... In theorie zou er een massaverhouding van ijzer : zuurstof = 7 : 2 moeten uitkomen. Dat blijkt in de praktijk niet altijd zo te zijn. f. Geef redenen waarom de praktische uitkomst anders is dan de theoretische. 21 Evenredig? In welk van de onderstaande situaties kun je bij de berekening geen gebruik maken van een verhoudingstabel en dus niet spreken van een evenredig verband? a. Lisa van 3 jaar is 104 cm lang. Hoe lang is Anneke van 9 jaar? b. Het naar school brengen van 1 kind duurt 15 minuten. Hoe lang duurt het naar school brengen van 4 kinderen? c. Een pak melk van 1 liter bevat 1,5 gram vet. Hoeveel gram vet bevat een pak melk van 1,5 liter? d. Een doosje asperines in een 20-stuks verpakking kost 1,29. Hoeveel kost een doosje asperines in een 50-stuks verpakking. e. De klusjesman rekent 38,- per uur en 25,- voorrijkosten. Hoeveel kost een klus van 6 uur?

19 antwoorden: a. De lengte is niet evenredig met de leeftijd. b. Niet evenredig. c. Evenredig, een pak melk van 1,5 liter bevat 1,5 zoveel = 2,25 gram vet. d. Als de prijs per aspirinetablet constant is: 2,5 1,29 = 3,225 e. 6 38,- + 25,- = 253,- 22 Konijnenhok Anneke wil een hok maken voor haar konijnen. De konijnen hebben genoeg ruimte als de oppervlakte van de vloer 3,6 m 2 is. Anneke heeft verschillende mogelijkheden voor lengte l en breedte b. a. Neem l = 6 meter. Hoe groot wordt b dan? b. Maak een tabel voor lengte en breedte. lengte l in meter 0, ,5 6 breedte b in meter Om het verband tussen lengte en breedte aan te geven kun je een formule gebruiken. c. Welke van de formules hieronder kun je gebruiken? A b = 3,6 l C l = 3,6 b B l b = 3,6 D b = 3,6 l antwoorden a. 3,6 / 6 = 0,6 m. b. Zie tabel lengte l in meter 0, ,5 6 breedte b in meter 9,0 3,6 1,8 1,2 0,8 0,6 c. Het is omgekeerd evenredig, formules A, B en C zijn juist. 23 Afstanden schaatsen voor amateurs Tijdens een schaatswedstrijd rijden sprinters de 500 m. Het gaat natuurlijk om de snelste tijd. De schaatser met de grootste gemiddelde snelheid heeft de minste tijd nodig. a. Bereken de tijd van Marianne die de 500 m rijdt met een gemiddelde snelheid van 10 m/s. b. Jan rijdt 1,2 keer zo snel als Marianne. Wat weet je van zijn tijd op de 500 meter? c. Neem de tabel hieronder over en vul in. tijd in seconden t gem. snelheid in m/s v d. Maak voor het verband tussen t en v een formule. antwoorden a. 500 / 10 = 50 s. b. De tijd wordt 1,2 keer zo kort, dus 50 / 1,2 = 41,67 s. c. Zie tabel tijd in seconden t gem. snelheid in m/s v 14,29 12,50 11,11 10,00 9,09 8,33 7,69 7,14 d. Omgekeerd evenredig, dus v t = constant = 500. Of: v= 500/t

20 24 Kamerpalm In een enorme bloempot van 75 cm hoog staat een kamerpalm. Onderin die bloempot staat altijd een laagje water van 5 cm. De aarde boven in de pot is veel droger dan de aarde onder in de pot. Hoe verder van het laagje water af hoe droger de grond. Op een hoogte van 35 cm boven het laagje water is het vochtgehalte ongeveer 8 %. Er bestaat een verband tussen het vochtgehalte p en de hoogte h boven het laagje water. In de tabel hieronder zie je de hoogtes in cm met bijbehorende vochtgehaltes in procenten. vochtgehalte p in % 4% 14% 20% 28% 40% 56% hoogte h in cm boven grondwater a. Teken met de punten van de tabel een grafiek. Neem op de horizontale as het vochtgehalte p en op de verticale as de hoogte h. b. Aan de vorm van de grafiek kun je zien dat er een verband bestaat tussen p en h. Welk soort verband hoort bij deze grafiek? c. Bij het verband tussen p en h kun je drie formules maken. Maak deze formules. d. Bereken vochtgehalte p bij een hoogte h = 2. Geef commentaar op de uitkomst. e. De wortels van de kamerpalm hebben een vochtgehalte van 30% nodig. Hoe lang moeten de wortels minstens zijn? antwoorden a. Eigen tekening. b. Het lijkt op een omgekeerd evenredig verband. vochtgehalte p in % 4% 14% 20% 28% 40% 56% hoogte h in cm boven grondwater product p h c. p h = 280; p = 280/h en h = 280/p d. Volgens de formule: p = 140%, maar dat kan niet juist zijn. e. 30 h = 280, dus h = 9,33 cm.

21 Rekenvaardigheid en samenhang 3 Formules en evenredigheid De meeste verbanden die je in de natuurkunde tegenkomt zijn evenredig of omgekeerd evenredig. Daarmee bedoelen we dat als de ene grootheid n keer zo groot wordt, dat de andere grootheid dan ook n keer zo groot wordt (evenredig) of juist n keer zo klein wordt (omgekeerd evenredig). Verhouding Het woord verhouding gebruiken we vaak om twee dingen met elkaar te vergelijken, zoals bij de schaaltekeningen. De schaal is dan b.v. 1:100. Als de verhouding tussen twee grootheden constant is dan zijn de grootheden evenredig met elkaar. Als de verhouding tussen twee grootheden constant is dan is ook de breuk van de twee grootheden constant. Bij 1:100 hoort 1 0, J K Constante verhouding Bij een evenredig verband nemen beide grootheden met dezelfde factor toe. Dat betekent dat de verhouding tussen beide grootheden constant is. De formule bij een evenredig verband wordt vaak geschreven als een breuk. Voorbeeld: De massa van een bepaalde stof is evenredig met de hoeveelheid (het volume). Als 20 cm³ een massa heeft van 54 gram, dan heeft 40 cm³ een massa van 108 gram. massa 54 2,7 volume en 2, 7 De verhouding tussen massa en volume is constant, dat noemen we de dichtheid van de stof. De formule voor de dichtheid is dan ook: m V Andere formules met een constante verhouding zijn: s v t F C u F p A U R I Bij een formule horen ook eenheden. Bij een constante verhouding hoort vaak een per -eenheid, zoals km/h, m/s, g/cm³, N/m², N/m. Het woordje per in gram per cm³ geeft in feite aan dat elke cm³ dezelfde massa heeft. Constant product In sommige situaties is niet de verhouding constant maar het product. Een voorbeeld daarvan is de elektrische huisinstallatie. Alle apparaten zijn in huis aangesloten op een spanning van U = 230 volt. Voor de stroomsterkte I door een apparaat met weerstand R geldt dan: U I R Omdat de spanning constant is zal de stroomsterkte omgekeerd evenredig zijn met de weerstand van het apparaat. Drie of meer variabelen De meeste formules bevatten drie of meer variabelen. Om een verband tussen grootheden te herkennen is het nodig om te weten welke grootheid constant is. Zo kan de formule voor de snelheid ook geschreven worden als: s v t Deze formule kun je op twee manieren lezen: Als de snelheid constant is dan is de afgelegde afstand evenredig met de tijd. Hoe langer je fietst des te groter is de afstand die je aflegt. Als de afstand constant is dan is de tijd omgekeerd evenredig met de snelheid. Hoe harder je fietst des te korter duurt de rit. Formules waarbij je zowel een evenredig als een omgekeerdevenredig verband kunt herkennen zijn: E P t P U I F C u De meeste formules zijn op meerdere manieren te schrijven.

22 3 Formules en evenredigheid Toepassingsopgaven 25 Snelheid, afstand en tijd De formule voor snelheid, afstand en tijd kan op twee manieren geschreven worden: s v t of s v t Het zijn dezelfde formules, alleen op een andere manier geschreven. In de formule staan drie grootheden. We kijken eerst naar de situatie waarbij de afstand constant is, bijvoorbeeld als je van school naar huis fietst. a. Met welke formule kun je het makkelijkst de gemiddelde snelheid berekenen? b. Als je harder fietst ben je sneller thuis. Welk soort verband is er tussen de snelheid en de tijd? c. Hoe kun je aan de formules herkennen dat de tijd omgekeerd evenredig is met de snelheid? In een andere situatie is de snelheid constant. d. Hoe kun je aan de formules herkennen dat de afstand evenredig is met de tijd die je fietst? antwoorden: a. Met de formule v = s/t b. Omgekeerd evenredig. c. Bij de eerste formule is het product v t constant. Bij de tweede formule staat de tijd in de noemer, de snelheid wordt dus groter als de tijd kleiner is. In een andere situatie is de snelheid constant. d. Als je in de eerste formule een groter getal voor t invult dan wordt s evenredig groter. Bij de tweede formule zie je een constante verhouding, dus s is evenredig met t. 26 Spanning en stroomsterkte Bij een elektrisch apparaat hangt de stroomsterkte I af van de weerstand R en de spanning U. Voor de weerstand geldt dan: U R I a. Leg uit hoe je aan deze formule kunt zien dat bij een constante weerstand de stroomsterkte evenredig is met de spanning. U I R Deze formule kan ook geschreven worden als: b. Hoe kun je aan deze formule zien dat bij een constante weerstand de stroomsterkte evenredig is met de spanning? c. Welk soort verband krijg je als de spanning U constant is? antwoorden: a. De verhouding is constant. U I R Deze formule kan ook geschreven worden als: b. Als je een grotere waarde voor I invult dan wordt U evenredig groter. c. Het product is dan constant, dus I is omgekeerd evenredig met R.

23 27 Verbanden herkennen Ilse en Stan sluiten verschillende lampjes parallel aan op een batterij. Hoe meer lampjes ze aansluiten des te groter wordt de stroomsterkte uit de batterij, en des te eerder is de batterij leeg. a. Is het verband tussen de het aantal lampjes dat aangesloten wordt en de tijd waarin de batterij leeg is recht evenredig of omgekeerd evenredig? In een gloeilamp zit een dun draadje dat door de elektrisch stroom warm wordt. Hoe dunner het draadje des te moeilijker wordt het om een stroom door het draadje te laten lopen. b. Is het verband tussen de dikte van het draadje (de oppervlakte van de doorsnede) en de stroom die door het draadje loopt recht evenredig of omgekeerd evenredig? Bij een expander hangt de kracht waarmee je moet trekken af van de sterkte van de veer en de uitrekking van de veer. c. Is het verband tussen de uitrekking van de veer en de kracht waarmee je trekt recht evenredig of omgekeerd evenredig? Niels verandert het aantal elastieken in de expander, daardoor verandert de veerconstante van de expander. Hij trekt vervolgens steeds met evenveel kracht aan de expander. d. Is het verband tussen de sterkte van de veer (de veerconstante) en de uitrekking evenredig of omgekeerd evenredig? antwoorden: a. Omgekeerd evenredig. Meer lampjes betekent een kortere tijd. b. Evenredig. Een groter oppervlak geeft een grotere stroomsterkte. een expander hangt de kracht waarmee je moet trekken af van de sterkte van de veer en de uitrekking van de veer. c. Evenredig. Een grotere kracht geeft een grotere uitrekking. d. Omgekeerd evenredig. Bij een sterkere veer is de uitrekking kleiner. 28 Band oppompen Om je band hard op te pompen heb je een flinke kracht nodig. De luchtdruk in de band wordt gemeten in bar. Hoe hoger de druk moet zijn, des te meer kracht heb je nodig. a. Welk soort verband (evenredig of omgekeerd evenredig) is er tussen de kracht F en de druk p? Bij de pomp op de foto geldt dat voor een druk van 1,0 bar een kracht van 120 N nodig is. b. Hoe groot is de kracht om de band op te pompen tot 2,5 bar? De grootste kracht die het jongetje op de foto kan uitoefenen is als hij met zijn volle gewicht op de pomp duwt. Hij oefent dan een kracht van 400N uit. c. Bereken de maximale druk die hij met deze pomp kan bereiken. De band van een racefiets moet altijd heel hard opgepompt worden, dat geeft minder rolweerstand. Met een speciale pomp kan een druk van 8 tot 10 bar bereikt worden. Om zo n hoge druk te bereiken wordt een andere diameter gebruikt zodat de oppervlakte A van de zuiger verandert. Voor het verband tussen luchtdruk, kracht en oppervlakte geldt: F p A d. Zal de oppervlakte A in de hogedrukpomp groter of kleiner zijn dan in een normale fietspomp? e. Schrijf de formule om naar een constant product. f. Welk soort verband is er tussen de oppervlakte A en de druk p die je kunt bereiken bij een constante kracht op de pomp? g. Welke per -eenheid hoort er bij luchtdruk? Kijk naar de formule.

24 antwoorden: a. Evenredig. Een grotere kracht geeft een grotere druk. b. 2,5 zoveel, dus 120 2,5 = 300 N. c. 400/120 = 3,33 zoveel = 3,3 bar. Zie tabel. kracht 120 N 400 N luchtdruk p F A 1,0 bar d. Voor een grotere p is een kleinere A nodig. e. F = p A f. Omgekeerd evenredig. Het product is constant. g. N/m² of N/cm². 1 bar = N/m² 29 Benzineverbruik Een bepaalde personenauto verbruikt 5,7 liter benzine per 100 km bij een constante snelheid van 90 km/u. Het benzineverbruik is evenredig met de afstand. a. Hoeveel liter benzine is er nodig voor 1000 km? b. Welk getal hoort er in de formule aantal liter benzine =.... aantal km? Het benzineverbruik neemt toe als de auto harder gaat rijden. Het verbruik is (ongeveer) evenredig met de snelheid. c. Met welke factor neemt de snelheid toe als de snelheid 120 km/h wordt? d. Wat wordt de formule bij een snelheid van 120 km/h? aantal liter benzine =.... aantal km? antwoorden: a. 10 zoveel, dus 57 liter. b. 0,057 c. 120/90 = 1,33 d. De factor 0,057 wordt 1,33 maal zo groot, dus: aantal liter benzine = 0,076 aantal km

25 Rekenvaardigheid en samenhang 4 Machtsfuncties als verband Bij een serie metingen past soms een ander soort verband dan een van de standaard verbanden. Vaak kan het verband dan geschreven worden als een machtsfunctie. In feite zijn het evenredig verband en het omgekeerd evenredig verband ook machtsfuncties: machtsfunctie: evenredig: omgekeerd evenredig: y a x y c x y c x De onderstaande voorbeelden gaan over het kwadratisch evenredig verband, het omgekeerd kwadratisch verband en het wortelverband (er zijn natuurlijk nog veel meer machtsfuncties, dit zijn de meest gebruikte). Verbanden kun je op verschillende manieren herkennen: 1 De vorm van de grafiek laat vaak zien om welk type verband het gaat. 2 Aan de getallen in de tabel kun je soms zien om welk type verband het gaat. 3 Met behulp van functiefit kan de computer het verband zoeken. 4 Met coördinatentransformatie kun je aan de grafiek goed zien of het verband goed past bij de meetpunten. n 1 1 L Kwadratisch verband Bij een kwadratisch verband tussen twee grootheden geldt: Als de ene grootheid n zo groot wordt dan neemt de andere grootheid met een factor n² toe. Deze eigenschap kun je herkennen aan de getallen in de tabel. 1,25 1,67 1,2 grootheid v grootheid s 3,5 5,7 9, ,63 Aan de getallen in de tabel is wel een beetje te herkennen om welk type verband het gaat, maar meestal is dat niet eenvoudig. De grafiek laat al iets beter zien dat het een kwadratisch verband is, maar dat wordt pas echt duidelijk als je weet dat de oorsprong ook een punt van de grafiek is. Het resultaat van functiefit is: 2,63 s 0,025 v Deze formule kun je ook vinden door de coördinaten van een punt van de lijn in te vullen bij de vergelijking s = c v². Kwadratisch evenredig betekent in feite evenredig met het kwadraat. In dit voorbeeld zou dan s evenredig moeten zijn met v². Dat kun je onderzoeken met de tabel en de grafiek door eerst v² te berekenen. De grafiek krijgt dan een andere as, dat noemen we coördinatentransformatie. grootheid v² grootheid s 3,5 5,7 9, De grafiek is duidelijk een rechte lijn, dus het is inderdaad een kwadratisch verband. Daarnaast is de helling van de lijn gelijk aan de constante in de formule. 2 1,53

26 M Omgekeerd kwadratisch verband Bij een kwadratisch verband tussen twee grootheden geldt: Als de ene grootheid n zo groot wordt dan neemt de andere grootheid met een factor n² af. Deze eigenschap kun je herkennen aan de getallen in de tabel. 1,5 2,22 1,25 grootheid r grootheid I ,21 5,2 1,5 Aan de getallen in de tabel is het verband lastig te herkennen. De grafiek laat ook niet heel duidelijk zien dat het een omgekeerd kwadratisch verband is. Het resultaat van functiefit is: 1 I r Omgekeerd kwadratisch evenredig betekent in feite evenredig met 1/kwadraat. In dit voorbeeld zou dan I evenredig moeten zijn met 1/r². Dat kun je onderzoeken met de tabel en de grafiek door eerst 1/r² te berekenen. De grafiek krijgt dan een andere as, dat noemen we coördinatentransformatie. 1 grootheid 2 r 0,0069 0,0044 0,0025 0,0016 0,0011 grootheid I De grafiek is duidelijk een rechte lijn, het is een omgekeerd kwadratisch verband. Daarnaast is de helling van de lijn gelijk aan de constante in de formule. N Wortelverband Bij een wortelverband tussen twee grootheden geldt: Als de ene grootheid n zo groot wordt dan neemt de andere grootheid met een factor n toe. Deze eigenschap kun je herkennen aan de getallen in de tabel ,25 grootheid m s grootheid v 24,2 34,4 42,0 48,3 54,0 1,42 1,40 1,12 Aan de getallen in de tabel is wel een beetje te herkennen om welk type verband het gaat, maar meestal is dat niet eenvoudig. De grafiek laat al iets beter zien dat het een wortelverband is, maar alleen als de grafiek door de oorsprong gaat.. Het resultaat van functiefit is: v 3, 8 Bij een wortelverband is v evenredig met m s. Dat kun je onderzoeken met de tabel en de grafiek door eerst m s te berekenen. ms grootheid m s 6,3 8,9 11,0 12,6 14,1 grootheid v 24,2 34,4 42,0 48,3 54,0 De grafiek is duidelijk een rechte lijn, dus het is inderdaad een wortelverband. Daarnaast is de helling van de lijn gelijk aan de constante in de formule.

27 O Een machtfit op de GR Het zoeken van de beste functie bij een serie metingen wordt vaak met de computer gedaan, dat wordt functiefit of regressie genoemd. Programma s zoals Excel bieden een breed scala aan functies die daarvoor gebruikt kunnen worden. Ook de grafische rekenmachine kent enkele regressiemogelijkheden. Speciaal voor het SaLVO-project is het progamma MACHTFIT geschreven voor een functiefit met een machtsfunctie. Voor het programma machtfit is het noodzakelijk dat de gegevens in lijst L1 en L2 staan. Het programma kiest zelf het best passende window en tekent een plot van de punten. Daarna vraagt het programma aan de gebruiker om de waarde van de exponent in de machtsfunctie zelf te kiezen: Y = A*X^N geef een schatting voor N In het bovenstaande voorbeeld is voor N de waarde 0,5 ingevuld. Dat blijkt een goed passende waarde te zijn. Wordt N = 0,4 of 0,6 gekozen dan past de lijn duidelijk niet goed bij de meetpunten.

28 4 Machtsfuncties als verband Toepassingsopgaven snelheid v b (km/h) remweg s rem (m) 10 1,3 15 3,0 20 5,1 25 8,1 30 Remweg van een fiets Johan en Irene hebben de remmen van hun fiets getest. Dat hebben ze gedaan door bij verschillende snelheden de remweg van de fiets te meten. In de tabel zie je de resultaten van hun metingen. De meetpunten zijn ook getekend in de grafiek. Johan en Irene hadden van tevoren verwacht dat de remweg evenredig zou zijn met de snelheid, maar nu ze de grafiek getekend hebben trekken ze de conclusie dat hun idee niet klopt. a. Welke vorm zou de grafiek gekregen hebben als het een evenredig verband was geweest? b. Welk soort verband past bij deze grafiek? Bedenk daarvoor ook of de grafiek door de oorsprong zou moeten gaan. De buurman van Irene is politieagent. Hij beweert dat de remweg bij grote snelheden veel sterker toeneemt. Een verdubbeling van de snelheid betekent dat de remweg vier keer zo groot wordt. c. Past dat bij het verband dat je gekozen hebt? De formule die bij deze grafiek past is s 2 rem c v b d. Welke waarde heeft c ongeveer? Gebruik een van de meetpunten om c te berekenen. snelheid v b (km/h) e. Stel met behulp van functiefit een vergelijking op bij deze metingen. antwoorden: a. Een rechte lijn door de oorsprong. b. De grafiek lijkt een parabool, met de top in de oorsprong. Het is dus een kwadratisch veband. c. Ja. d. Bij v = 20 wordt c = 0,01275 e. s rem = 0,013 v b² L (m) P (W) 2 4, , , Windmolen Bij experimenten met een windmolen is onderzocht hoe het door de windmolen geleverde vermogen P afhangt van de lengte L van de wieken. In de tabel hiernaast staan meetresultaten van L en P bij gelijke windsnelheid en dichtheid van de lucht. a. Ga aan de hand van de getallen in de tabel na welk verband hierbij past. b. Zet de metingen in je GR en teken een grafiek. Past de grafiek bij het verband dat je gekozen hebt? c. Stel met functiefit een formule van het verband op. antwoorden: a. L wordt 4 keer zo groot, dan wordt P 16 keer zo groot. Kwadratisch. b. Het lijkt bij een parabool te passen. c. P = 1, L

SaLVO! 8 Formules en evenredigheden WISKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO NAAM: KLAS: I (ma) I R=c. R ( ) boter (gra m) massa massa=2 volume.

SaLVO! 8 Formules en evenredigheden WISKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO NAAM: KLAS: I (ma) I R=c. R ( ) boter (gra m) massa massa=2 volume. NAAM: KLAS: SaLVO! 8 Formules en evenredigheden I (ma) I R=c massa massa=2 volume massa=0,5 volume R ( ) boter (gra m) volume WISKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO SaLVO! Dit lesmateriaal is een onderdeel van het samenwerkingsproject

Nadere informatie

SaLVO. Samenhangend en Actief Leren In het Voortgezet Onderwijs. St. Bonifatiuscollege, Utrecht Antoon Boks,

SaLVO. Samenhangend en Actief Leren In het Voortgezet Onderwijs. St. Bonifatiuscollege, Utrecht Antoon Boks, SaLVO Samenhangend en Actief Leren In het Voortgezet Onderwijs Kees Hooyman, St. Bonifatiuscollege, Utrecht Antoon Boks, Thorbecke SG, Zwolle Ad Mooldijk, Henk van der Kooij, FISME, Utrecht Klaas Mars,

Nadere informatie

NAAM: SaLVO! KLAS: 4 Omgekeerd evenredig. rem 2 WISKUNDE KLAS 2/3 HAVO/VWO

NAAM: SaLVO! KLAS: 4 Omgekeerd evenredig. rem 2 WISKUNDE KLAS 2/3 HAVO/VWO NAAM: KLAS: SaLVO! 4 Omgekeerd evenredig s rem 2 vb c WISKUNDE KLAS 2/3 HAVO/VWO SaLVO! Dit lesmateriaal is een onderdeel van het samenwerkingsproject SaLVO! dat als doel heeft om meer samenhangend onderwijs

Nadere informatie

NAAM: SaLVO! KLAS: 6 Economie en procenten. nieuwe prijs nieuw =1,02 oud. y y=2 x ECONOMIE WISKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO. y=0,5 x.

NAAM: SaLVO! KLAS: 6 Economie en procenten. nieuwe prijs nieuw =1,02 oud. y y=2 x ECONOMIE WISKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO. y=0,5 x. NAAM: KLAS: SaLVO! 6 Economie en procenten y y=2 x nieuwe prijs nieuw =1,02 oud y=0,5 x x nieuw=0,78 oud oude prijs ECONOMIE WISKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO SaLVO! Dit lesmateriaal is een onderdeel van het samenwerkingsproject

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 1494 woorden 8 april 2014 7,8 97 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Systematische natuurkunde Grootheden en eenheden Kwalitatieve

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Grafieken en formules

Hoofdstuk 2: Grafieken en formules Hoofdstuk 2: Grafieken en formules Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 2: Grafieken en formules Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde

Nadere informatie

deel B Vergroten en oppervlakte

deel B Vergroten en oppervlakte Vergroten en verkleinen - wiskunde deel B Vergroten en oppervlakte Als je een figuur door een fotokopieerapparaat laat vergroten dan worden alle afmetingen in de figuur met dezelfde factor vermenigvuldigd.

Nadere informatie

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag

Practicum algemeen. 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag Practicum algemeen 1 Diagrammen maken 2 Lineair verband en evenredig verband 3 Het schrijven van een verslag 1 Diagrammen maken Onafhankelijke grootheid en afhankelijke grootheid In veel experimenten wordt

Nadere informatie

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2)

Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2) Theorie: Het maken van een verslag (Herhaling klas 2) Onderdelen Een verslag van een experiment bestaat uit vier onderdelen: - inleiding: De inleiding is het administratieve deel van je verslag. De onderzoeksvraag

Nadere informatie

Lineair verband vmbo-kgt34

Lineair verband vmbo-kgt34 Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres VO-content 03 september 2019 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie https://maken.wikiwijs.nl/74228 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs

Nadere informatie

In het internationale eenhedenstelsel, ook wel SI, staan er negen basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden. Dit is BINAS tabel 3A.

In het internationale eenhedenstelsel, ook wel SI, staan er negen basisgrootheden met bijbehorende grondeenheden. Dit is BINAS tabel 3A. Grootheden en eenheden Kwalitatieve en kwantitatieve waarnemingen Een kwalitatieve waarneming is wanneer je meet zonder bijvoorbeeld een meetlat. Je ziet dat een paard hoger is dan een muis. Een kwantitatieve

Nadere informatie

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden

Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 1: Basisvaardigheden Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde Getallen

Nadere informatie

4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen

4900 snelheid = = 50 m/s Grootheden en eenheden. Havo 4 Hoofdstuk 1 Uitwerkingen 1.1 Grootheden en eenheden Opgave 1 a Kwantitatieve metingen zijn metingen waarbij je de waarneming uitdrukt in een getal, meestal met een eenheid. De volgende metingen zijn kwantitatief: het aantal kinderen

Nadere informatie

Deel 3 havo. Docentenhandleiding havo deel 3 CB

Deel 3 havo. Docentenhandleiding havo deel 3 CB Deel 3 havo De hoeveelheid leerstof is gebaseerd op drie lesuren per week. Met drie lesuren is het in ieder geval mogelijk om de basisstof van tien hoofdstukken door te werken, eventueel met de verkorte

Nadere informatie

LOPUC. Een manier om problemen aan te pakken

LOPUC. Een manier om problemen aan te pakken LOPUC Een manier om problemen aan te pakken LOPUC Lees de opgave goed, zodat je precies weet wat er gevraagd wordt. Zoek naar grootheden en eenheden. Schrijf de gegevens die je nodig denkt te hebben overzichtelijk

Nadere informatie

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs 21062011

vwo: Het maken van een natuurkunde-verslag vs 21062011 Het maken van een verslag voor natuurkunde, vwo versie Deze tekst vind je op www.agtijmensen.nl: Een voorbeeld van een verslag Daar vind je ook een po of pws verslag dat wat uitgebreider is. Gebruik volledige

Nadere informatie

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA)

Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA) Werkblad 3 Bewegen antwoorden- Thema 14 (NIVEAU BETA) Theorie In werkblad 1 heb je geleerd dat krachten een snelheid willen veranderen. Je kunt het ook omdraaien, als er geen kracht werkt, dan verandert

Nadere informatie

Inleiding tot de natuurkunde

Inleiding tot de natuurkunde OBC Inleiding tot de Natuurkunde 01-09-2009 W.Tomassen Pagina 1 Inhoud Hoofdstuk 1 Rekenen.... 3 Hoofdstuk 2 Grootheden... 5 Hoofdstuk 3 Eenheden.... 7 Hoofdstuk 4 Evenredig.... 10 Inleiding... 10 Uitleg...

Nadere informatie

Wisnet-HBO update nov. 2008

Wisnet-HBO update nov. 2008 Lineair verband Lineair verband Wisnet-HBO update nov. 28 Twee grootheden hebben een lineair verband als je in een grafiek de ene grootheid tegen de ander uitzet en je ziet een rechte lijn. Bijvoorbeeld:

Nadere informatie

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2)

Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2) Theorie: Snelheid (Herhaling klas 2) Snelheid en gemiddelde snelheid Met de grootheid snelheid geef je aan welke afstand een voorwerp in een bepaalde tijd aflegt. Over een langere periode is de snelheid

Nadere informatie

Samenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen

Samenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen Samenvatting Wiskunde Aantal onderwerpen Samenvatting door een scholier 2378 woorden 4 juni 2005 5,1 222 keer beoordeeld Vak Wiskunde Gelijkvormigheid Bij vergroten of verkleinen van een figuur worden

Nadere informatie

Examencursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter

Examencursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter Voorbereidende opgaven VWO Examencursus wiskunde A Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk hem dan

Nadere informatie

Inleiding tot de natuurkunde

Inleiding tot de natuurkunde OBC Inleiding tot de Natuurkunde 01-08-2010 W.Tomassen Pagina 1 Hoofdstuk 1 : Hoe haal ik hoge cijfers. 1. Maak van elke paragraaf een samenvatting. (Titels, vet/schuin gedrukte tekst, opsommingen en plaatsjes.)

Nadere informatie

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn?

En wat nu als je voorwerpen hebt die niet even groot zijn? Dichtheid Als je van een stalen tentharing en een aluminium tentharing wilt weten welke de grootte massa heeft heb je een balans nodig. Vaak kun je het antwoord ook te weten komen door te voelen welk voorwerp

Nadere informatie

SaLVO! 1 Verhoudingen en evenredigheden WISKUNDE KLAS 2 HAVO/VWO NAAM: KLAS: y y=2 x. y=0,5 x. x bo te r (g ra m ) massa.

SaLVO! 1 Verhoudingen en evenredigheden WISKUNDE KLAS 2 HAVO/VWO NAAM: KLAS: y y=2 x. y=0,5 x. x bo te r (g ra m ) massa. NAAM: KLAS: SaLVO! 1 Verhoudingen en evenredigheden massa massa=2 volume massa=0,5 volume volume y y=2 x y=0,5 x x bo te r (g ra m ) WISKUNDE KLAS 2 HAVO/VWO SaLVO! Dit lesmateriaal is een onderdeel van

Nadere informatie

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa. LGEMEEN 1 De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa. 5 Van een bi-metaal maakt men een thermometer door het aan de ene kant vast te klemmen en aan de

Nadere informatie

Factor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet vermenigvuldigen om een nieuwe hoeveelheid te krijgen.

Factor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet vermenigvuldigen om een nieuwe hoeveelheid te krijgen. Samenvatting door een scholier 1569 woorden 23 juni 2017 5,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Wiskunde Moderne wiskunde Wiskunde H1 t/m H5 Hoofdstuk 1 Factor = het getal waarmee je de oude hoeveelheid moet

Nadere informatie

klas 3 havo Checklist HAVO klas 3.pdf

klas 3 havo Checklist HAVO klas 3.pdf Checklist 3 HAVO wiskunde klas 3 havo Checklist HAVO klas 3.pdf 1. Hoofdstuk 1 - lineaire problemen Ik weet dat de formule y = a x + b hoort bij de grafiek hiernaast. Ik kan bij een lineaire formule de

Nadere informatie

VAARDIGHEDEN EXCEL. MEETWAARDEN INVULLEN In de figuur hieronder zie je twee keer de ingevoerde meetwaarden, eerst ruw en daarna netjes opgemaakt.

VAARDIGHEDEN EXCEL. MEETWAARDEN INVULLEN In de figuur hieronder zie je twee keer de ingevoerde meetwaarden, eerst ruw en daarna netjes opgemaakt. VAARDIGHEDEN EXCEL Excel is een programma met veel mogelijkheden om meetresultaten te verwerken, maar het was oorspronkelijk een programma voor boekhouders. Dat betekent dat we ons soms in bochten moeten

Nadere informatie

Nog een eindexamen met veel vaardigheden Eindexamen Wiskunde A havo 2009-I 2 tabel 1 -getal Draagvermogen (kg)

Nog een eindexamen met veel vaardigheden Eindexamen Wiskunde A havo 2009-I 2 tabel 1 -getal Draagvermogen (kg) Nog een eindexamen met veel vaardigheden Eindexamen Wiskunde A havo 2009-I Autobanden Er bestaan veel verschillende merken autobanden en per merk zijn er banden in allerlei soorten en maten. De diameter

Nadere informatie

3.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x.

3.0 Voorkennis. Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x. 3.0 Voorkennis Voorbeeld 1: Los op: 6x + 28 = 30 10x. 6x + 28 = 30 10x +10x +10x 16x + 28 = 30-28 -28 16x = 2 :16 :16 x = 2 1 16 8 Stappenplan: 1) Zorg dat alles met x links van het = teken komt te staan;

Nadere informatie

NAAM: SaLVO! KLAS: 7 Verhoudingen bij. scheikundige reacties SCHEIKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO

NAAM: SaLVO! KLAS: 7 Verhoudingen bij. scheikundige reacties SCHEIKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO NAAM: KLAS: SaLVO! 7 Verhoudingen bij scheikundige reacties SCHEIKUNDE KLAS 3 HAVO/VWO SaLVO! Dit lesmateriaal is een onderdeel van het samenwerkingsproject SaLVO! dat als doel heeft om meer samenhangend

Nadere informatie

Titel: De titel moet kort zijn en toch aangeven waar het onderzoek over gaat. Een subtitel kan uitkomst bieden. Een bijpassend plaatje is leuk.

Titel: De titel moet kort zijn en toch aangeven waar het onderzoek over gaat. Een subtitel kan uitkomst bieden. Een bijpassend plaatje is leuk. Het maken van een verslag voor natuurkunde Deze tekst vind je op www.agtijmensen.nl: Een voorbeeld van een verslag Daar vind je ook een po of pws verslag dat wat uitgebreider is. Gebruik volledige zinnen

Nadere informatie

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen: 6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen: 1) Haakjes wegwerken 2) Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts 3) Optellen en aftrekken van links naar rechts Schrijf ALLE stappen ONDER

Nadere informatie

Verbanden en functies

Verbanden en functies Verbanden en functies 0. voorkennis Stelsels vergelijkingen Je kunt een stelsel van twee lineaire vergelijkingen met twee variabelen oplossen. De oplossing van het stelsel is het snijpunt van twee lijnen.

Nadere informatie

Stoomcursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO ( ) = = ( ) ( ) ( ) = ( ) ( ) = ( ) = = ( )

Stoomcursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO ( ) = = ( ) ( ) ( ) = ( ) ( ) = ( ) = = ( ) Voorbereidende opgaven VWO Stoomcursus wiskunde A Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk hem dan

Nadere informatie

1.1 Lineaire vergelijkingen [1]

1.1 Lineaire vergelijkingen [1] 1.1 Lineaire vergelijkingen [1] Voorbeeld: Los de vergelijking 4x + 3 = 2x + 11 op. Om deze vergelijking op te lossen moet nu een x gevonden worden zodat 4x + 3 gelijk wordt aan 2x + 11. = x kg = 1 kg

Nadere informatie

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 1 Samenvatting door M. 935 woorden 5 november 2014 7,9 5 keer beoordeeld Vak Methode Natuurkunde Systematische natuurkunde Kwantitatieve waarneming: waarnemen zonder

Nadere informatie

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1

Massa Volume en Dichtheid. Over Betuwe College 2011 Pagina 1 Massa Volume en Dichtheid Over Betuwe College 2011 Pagina 1 Inhoudsopgave 1 Het volume... 3 1.1 Het volume berekenen.... 3 1.2 Volume 2... 5 1.3 Symbolen en omrekenen... 5 2 Massa... 6 3 Dichtheid... 7

Nadere informatie

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Dichtheid Soortelijke

Nadere informatie

Werkwijzers. 1 Wetenschappelijke methode 2 Practicumverslag 3 Formules 4 Tabellen en grafieken 5 Rechtevenredigheid 6 Op zijn kop optellen

Werkwijzers. 1 Wetenschappelijke methode 2 Practicumverslag 3 Formules 4 Tabellen en grafieken 5 Rechtevenredigheid 6 Op zijn kop optellen Werkwijzers 1 Wetenschappelijke methode 2 Practicumverslag 3 ormules 4 Tabellen en grafieken 5 Rechtevenredigheid 6 Op zijn kop optellen Werkwijzer 1 Wetenschappelijke methode Als je de natuur onderzoekt

Nadere informatie

NAAM: SaLVO! KLAS: 3 Vergroten en Verkleinen. Mijn hele familie staat op zijn kop! NATUURKUNDE WISKUNDE KLAS 2 HAVO / VWO

NAAM: SaLVO! KLAS: 3 Vergroten en Verkleinen. Mijn hele familie staat op zijn kop! NATUURKUNDE WISKUNDE KLAS 2 HAVO / VWO NAAM: KLAS: SaLVO! 3 Vergroten en Verkleinen Mijn hele familie staat op zijn kop! NATUURKUNDE WISKUNDE KLAS 2 HAVO / VWO SaLVO! Dit lesmateriaal is een onderdeel van het samenwerkingsproject SaLVO! dat

Nadere informatie

Hoofdstuk 4: Meetkunde

Hoofdstuk 4: Meetkunde Hoofdstuk 4: Meetkunde Wiskunde VMBO 2011/2012 www.lyceo.nl Hoofdstuk 4: Meetkunde Wiskunde 1. Basisvaardigheden 2. Grafieken en formules 3. Algebraïsche verbanden 4. Meetkunde Getallen Assenstelsel Lineair

Nadere informatie

Havo 4 - Practicumwedstrijd Versnelling van een karretje

Havo 4 - Practicumwedstrijd Versnelling van een karretje Havo 4 - Practicumwedstrijd Versnelling van een karretje Vandaag gaan jullie een natuurkundig experiment doen in een hele andere vorm dan je gewend bent, namelijk in de vorm van een wedstrijd. Leerdoelen

Nadere informatie

M V. Inleiding opdrachten. Opgave 1. Meetinstrumenten en grootheden. Vul het schema in. stopwatch. liniaal. thermometer. spanning.

M V. Inleiding opdrachten. Opgave 1. Meetinstrumenten en grootheden. Vul het schema in. stopwatch. liniaal. thermometer. spanning. Inleiding opdrachten Opgave 1. Meetinstrumenten en grootheden Vul het schema in. Meetinstrument Grootheid stopwatch liniaal thermometer spanning hoek van inval oppervlak Opgave. Formules Leg de betekenis

Nadere informatie

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl) Wiskunde B1,2 (nieuwe stijl) Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 19 juni 13.30 16.30 uur 20 02 Voor dit examen zijn maximaal 85 punten te behalen; het examen bestaat uit

Nadere informatie

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv Blok - Vaardigheden Extra oefening - Basis B-a De formules a = en s= t 8 zijn lineaire formules. Bij tael A hoort een lineair verand omdat de toename in de onderste rij steeds + is. Bij tael B hoort geen

Nadere informatie

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen:

6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen: 6.1 Kwadraten [1] HERHALING: Volgorde bij berekeningen: 1) Haakjes wegwerken 2) Vermenigvuldigen en delen van links naar rechts 3) Optellen en aftrekken van links naar rechts Schrijf ALLE stappen ONDER

Nadere informatie

Significante cijfers en meetonzekerheid

Significante cijfers en meetonzekerheid Inhoud Significante cijfers en meetonzekerheid... 2 Significante cijfers... 2 Wetenschappelijke notatie... 3 Meetonzekerheid... 3 Significante cijfers en meetonzekerheid... 4 Opgaven... 5 Opgave 1... 5

Nadere informatie

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch

Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch Naam: Klas: Practicum soortelijke warmte van water Benodigdheden bekerglas, dompelaar (aan te sluiten op lichtnet), thermometer, stopwatch Doel van de proef Het bepalen van de soortelijke warmte van water

Nadere informatie

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009 MNSTERE VAN ONDERWJS EN VOLKSONTWKKELNG EXAMENBUREAU HEREXAMEN END MULO tevens e ZTTNG STAATSEXAMEN END MULO 2009 VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRJDAG 07 AUGUSTUS 2009 TJD : 7.30 9.30 UUR DEZE TAAK BESTAAT

Nadere informatie

Veranderingen Antwoorden

Veranderingen Antwoorden Veranderingen Antwoorden Paragraaf 4 Opg. 1 5 Opg. Relax 400 van 100 naar 400 is 6 maal 50 min. erbij. Dus ook 6 maal 5,- optellen bij 14,50 en dat wordt 44,50 Relax 1500 van 100 naar 1500 is 8 maal 50

Nadere informatie

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt. Oefentoets Schoolexamen 5 Vwo Natuurkunde Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10 Tijdsduur: Versie: A Vragen: Punten: Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk Opmerking: Let op dat je

Nadere informatie

5. Lineaire verbanden.

5. Lineaire verbanden. Uitwerkingen opgaven hoofdstuk 5 versie 15 5. Lineaire veranden. Opgave 5.1 Recht evenredig lineair verand F (N) 1 9 8 Uitrekking van een veer a = F 9 k = 37,5 x 4 = 7 6 5 4 F 9 N N k = = = 37,5 x 4 cm

Nadere informatie

SAMENVATTING BASIS & KADER

SAMENVATTING BASIS & KADER SAMENVATTING BASIS & KADER Afronden Hoe je moet afronden hangt af van de situatie. Geldbedragen rond je meestal af op twee decimalen, 15,375 wordt 15,38. Grote getallen rondje meestal af op duizendtallen,

Nadere informatie

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren.

Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren. 1 Meten en verwerken 1.1 Meten Meten is weten, dat geldt ook voor het vakgebied natuurkunde. Om te meten gebruik je hulpmiddelen, zoals timers, thermometers, linialen en sensoren. Grootheden/eenheden Een

Nadere informatie

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5)

Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5) Uitwerkingen VWO deel 1 H2 (t/m par. 2.5) 2.1 Inleiding 1. a) Warmte b) Magnetische Energie c) Bewegingsenergie en Warmte d) Licht (stralingsenergie) en warmte e) Stralingsenergie 2. a) Spanning (Volt),

Nadere informatie

Bij alle verbanden geldt dat je, als je een negatief getal in een formule invult, je altijd haakjes om dat getal moet zetten.

Bij alle verbanden geldt dat je, als je een negatief getal in een formule invult, je altijd haakjes om dat getal moet zetten. Theorie lineair verband Bij alle verbanden geldt dat je, als je een negatief getal in een formule invult, je altijd haakjes om dat getal moet zetten. In het dagelijks leven wordt vaak gebruik gemaakt van

Nadere informatie

6.0 Voorkennis AD BC. Kruislings vermenigvuldigen: Voorbeeld: 50 10x. 50 10( x 1) Willem-Jan van der Zanden

6.0 Voorkennis AD BC. Kruislings vermenigvuldigen: Voorbeeld: 50 10x. 50 10( x 1) Willem-Jan van der Zanden 6.0 Voorkennis Kruislings vermenigvuldigen: A C AD BC B D Voorbeeld: 50 0 x 50 0( x ) 50 0x 0 0x 60 x 6 6.0 Voorkennis Herhaling van rekenregels voor machten: p p q pq a pq a a a [] a [2] q a q p pq p

Nadere informatie

Kennemer College Beroepsgericht Programma van Toetsing en Afsluiting schooljaar Proefwerk 60 min 3 Ja Schriftelijk.

Kennemer College Beroepsgericht Programma van Toetsing en Afsluiting schooljaar Proefwerk 60 min 3 Ja Schriftelijk. Kennemer College Beroepsgericht Programma van Toetsing en Afsluiting schooljaar 2017 2018 Wiskunde 4 Basis Periode Wat moet je kennen en kunnen? (deel)taken Toets-vorm Duur Weging Herkan sing Wijze van

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Hoofdstuk 1 Beweging in beeld. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal Hoofdstuk 1 Beweging in beeld Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal 1.1 Beweging vastleggen Het verschil tussen afstand en verplaatsing De verplaatsing (x) is de netto verplaatsing en de

Nadere informatie

Naam: examennummer:.

Naam: examennummer:. Naam: examennummer:. Geef de uitwerking van de opgaven steeds op de lege zijde rechts naast de opgave. Geef duidelijk de onderdelen aan. De vragen moeten op de stencils beantwoord worden. Lever geen andere

Nadere informatie

10.1 Berekeningen met procenten [1]

10.1 Berekeningen met procenten [1] 10.1 Berekeningen met procenten [1] Voorbeeld 1: Hoeveel is 48% van 560? Dit is 0,48 560 = 268,8 Voorbeeld 2: Een broek van het merk Replay kost normaal 129,-. Deze week is het uitverkoop en krijg je 35%

Nadere informatie

dochandl4vmbo_kader_netwerk3e.doc Deel 4 vmbo kader Inhoud deel 4 Wolters-Noordhoff bv

dochandl4vmbo_kader_netwerk3e.doc Deel 4 vmbo kader Inhoud deel 4 Wolters-Noordhoff bv Deel 4 vmbo kader Inhoud deel 4 Hoofdstuk 1 Rekenen Hoofdstuk 2 Lineaire verbanden Hoofdstuk 3 Vlakke meetkunde Hoofdstuk 4 Machtsverbanden Hoofdstuk 5 Statistiek Hoofdstuk 6 Ruimtemeetkunde Hoofdstuk

Nadere informatie

1d) P U P u P U U 24000

1d) P U P u P U U 24000 UITWERKINGEN VOOR HET HAVO NETWERK A HOOFDSTUK ANDERE FUNCTIES Kern HYPERBOLISCHE FUNCTIES a) aantal personen P 4 6 aantal uren U(p.p.) 4 8 6 48 4 b) 6 en :=4 c) 4 aantal uren U 4 6 8 aantal personen p

Nadere informatie

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 woensdag 17 juni 13.30-15.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VMBO-KB. wiskunde CSE KB. tijdvak 2 woensdag 17 juni 13.30-15.30 uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Examen VMBO-KB 2015 tijdvak 2 woensdag 17 juni 13.30-15.30 uur wiskunde CSE KB Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage. Dit examen bestaat uit 24 vragen. Voor dit examen zijn maximaal 72 punten te behalen.

Nadere informatie

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. Materiaal Dichtheid g/cm 3 Soortelijke warmte J/g C Smelttemperatuur C Smeltwarmte J/g Kooktemperatuur C Lineaire uitzettingscoëfficiënt mm/m C alcohol 0,8 2,5 114 78 aluminium

Nadere informatie

NAAM: SaLVO! KLAS: 15 Verhoudingen en evenredigheid WISKUNDE A KLAS 4HAVO

NAAM: SaLVO! KLAS: 15 Verhoudingen en evenredigheid WISKUNDE A KLAS 4HAVO NAAM: KLAS: SaLVO! 15 Verhoudingen en evenredigheid WISKUNDE A KLAS 4HAVO SaLVO! Dit lesmateriaal is een onderdeel van het samenwerkingsproject SaLVO!. Het doel is om meer samenhang te ontwikkelen in het

Nadere informatie

Proef Natuurkunde Massa en zwaartekracht; veerconstante

Proef Natuurkunde Massa en zwaartekracht; veerconstante Proef Natuurkunde Massa en zwaartekracht; ve Proef door een scholier 1568 woorden 20 januari 2003 4,9 273 keer beoordeeld Vak Natuurkunde Natuurkunde practicum 1.3 Massa en zwaartekracht; ve De probleemstelling

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-II

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-II Pompen of... Een cilindervormig vat met een hoogte van 32 dm heeft een inhoud van 8000 liter (1 liter = 1 dm 3 ). figuur 1 4p 1 Bereken de diameter van het vat. Geef je antwoord in gehele centimeters nauwkeurig.

Nadere informatie

Paragraaf 11.0 : Voorkennis

Paragraaf 11.0 : Voorkennis Hoofdstuk 11 Verbanden en functies (H5 Wis B) Pagina 1 van 15 Paragraaf 11.0 : Voorkennis Les 1 : Stelsels, formules en afgeleide Los op. 3x + 5y = 7 a. { 2x + y = 0 2x + 5y = 38 b. { x = y + 5 a. 3x +

Nadere informatie

Naam: Klas: Practicum veerconstante

Naam: Klas: Practicum veerconstante Naam: Klas: Practicum veerconstante stap Bouw de opstelling zoals hiernaast is weergegeven. stap 2 Hang achtereenvolgens verschillende massa's aan een spiraalveer en meet bij elke massa de veerlengte in

Nadere informatie

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden. 1 Formules gebruiken Verkennen www.math4all.nl MAThADORE-basic HAVO/VWO 4/5/6 VWO wi-b Werken met formules Formules gebruiken Inleiding Verkennen Probeer de vragen bij Verkennen zo goed mogelijk te beantwoorden.

Nadere informatie

Duizend 3 getallen achter de komma 230 duizend 230 000 46 duizend 46 000 Andersom 345 600 345,6 duizend 24 500 24,5 duizend

Duizend 3 getallen achter de komma 230 duizend 230 000 46 duizend 46 000 Andersom 345 600 345,6 duizend 24 500 24,5 duizend Hoofdstuk 5 5A Grote getallen Duizend 3 getallen achter de komma 230 duizend 230 000 46 duizend 46 000 Andersom 345 600 345,6 duizend 24 500 24,5 duizend Miljoen 6 getallen achter de komma 230 miljoen

Nadere informatie

(g 0 en n een heel getal) Voor het rekenen met machten geldt ook - (p q) a = p a q a

(g 0 en n een heel getal) Voor het rekenen met machten geldt ook - (p q) a = p a q a Samenvatting wiskunde h4 hoofdstuk 3 en 6, h5 hoofdstuk 4 en 6 Hoofdstuk 3 Voorkennis Bij het rekenen met machten gelden de volgende rekenregels: - Bij een vermenigvuldiging van twee machten met hetzelfde

Nadere informatie

Noordhoff Uitgevers bv

Noordhoff Uitgevers bv Extra oefening - Basis B-a 5x + 6 7x + e 4x + 6 x + 6 x + 3x + 6 4 x 3x 5 x 4 : dus x x 5 : 3 dus x 5 b 9x + 0 34 + x f 8x + 5x + 38 8x + 0 34 3x + 38 8x 4 3x 6 x 4 : 8 dus x 3 x 6 : 3 dus x c 4x + 9 7x

Nadere informatie

Domein A: Inzicht en handelen

Domein A: Inzicht en handelen Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo Preambule Domein A is een overkoepeld domein dat altijd in combinatie met de andere domeinen wordt toegepast (of getoetst). In domein A wordt benoemd: Vaktaal: het

Nadere informatie

Lineaire verbanden. 4 HAVO wiskunde A getal en ruimte deel 1

Lineaire verbanden. 4 HAVO wiskunde A getal en ruimte deel 1 Lineaire verbanden 4 HAVO wiskunde A getal en ruimte deel 0. voorkennis Letterrekenen Regels: a(b + c ) = a b + ac (a + b )c = a c + bc (a + b )(c + d ) = a c + a d + b c + bd Vergelijkingen oplossen Je

Nadere informatie

Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo

Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo Tussendoelen wiskunde onderbouw vo vmbo Domein A: Inzicht en handelen Subdomein A1: Vaktaal wiskunde 1. vmbo passende vaktaal voor wiskunde herkennen en gebruiken voor het ordenen van het eigen denken

Nadere informatie

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk 13 OMTREK EN OPPERVLAKTE

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk 13 OMTREK EN OPPERVLAKTE Instructie voor Docenten Hoofdstuk 13 OMTREK EN OPPERVLAKTE Instructie voor docenten H13: OMTREK EN OPPERVLAKTE DOELEN VAN DIT HOOFDSTUK: Leerlingen weten wat de begrippen omtrek en oppervlakte betekenen.

Nadere informatie

Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren

Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren Schakeling In de hiernaast afgebeelde schakeling kan de spanning

Nadere informatie

remweg van een fiets

remweg van een fiets NAAM: SaLVO! KLAS: SaLVO! Verbanden beschrijven remweg van een fiets remweg (m) 0 8 6 4 0 0 0 0 30 snelheid (km/h) s rem = vb c NATUURKUNDE KLAS 4 HAVO SaLVO! Dit lesmateriaal is een onderdeel van het

Nadere informatie

HAVO 4 wiskunde A. Een checklist is een opsomming van de dingen die je moet kennen en kunnen. checklist SE1 wiskunde A.pdf

HAVO 4 wiskunde A. Een checklist is een opsomming van de dingen die je moet kennen en kunnen. checklist SE1 wiskunde A.pdf HAVO 4 wiskunde A Een checklist is een opsomming van de dingen die je moet kennen en kunnen. checklist SE1 wiskunde A.pdf 1. rekenregels en verhoudingen Ik kan breuken vermenigvuldigen en delen. Ik ken

Nadere informatie

Leerstofplanning. 3 vmbo-k

Leerstofplanning. 3 vmbo-k Leerstofplanning 3 vmbo-k Inhoud 3 vmbo-k deel 1 1 Kijken in ruimtefiguren Bij kaart: schaal, hemelsbreed en werkelijke afstand(vuistregels), hoogtelijnen op kaart, verticale doorsnede bij hoogtekaart,

Nadere informatie

Kerstvakantiecursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter

Kerstvakantiecursus. wiskunde A. Rekenregels voor vereenvoudigen. Voorbereidende opgaven VWO kan niet korter Voorbereidende opgaven VWO Kerstvakantiecursus wiskunde A Tips: Maak de voorbereidende opgaven voorin in een van de A4-schriften die je gaat gebruiken tijdens de cursus. Als een opdracht niet lukt, werk

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde b 1-2 havo 2002 - II

Eindexamen wiskunde b 1-2 havo 2002 - II Pompen of... Een cilindervormig vat met een hoogte van 32 dm heeft een inhoud van 8000 liter (1 liter = 1 dm 3 ). figuur 1 4p 1 Bereken de diameter van het vat. Geef je antwoord in gehele centimeters nauwkeurig.

Nadere informatie

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-I

Eindexamen wiskunde B1-2 havo 2002-I Functies In figuur 1 zijn de grafieken getekend van de functies f ( x) = 2x + 12 en g(x) = x 1. figuur 1 P f g O x 4p 1 Los op: f(x) g(x). Rond de getallen in je antwoord die niet geheel zijn af op twee

Nadere informatie

Lessen in Krachten. Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege

Lessen in Krachten. Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege Lessen in Krachten Door: Gaby Sondagh en Isabel Duin Eckartcollege Krachten werken op alles en iedereen. Sommige krachten zijn nodig om te blijven leven. Als er bijv. geen zwaartekracht zou zijn, zouden

Nadere informatie

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen

Referentieniveaus uitgelegd. 1S - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1S rekenen. 1F - rekenen Vaardigheden referentieniveau 1F rekenen Referentieniveaus uitgelegd De beschrijvingen zijn gebaseerd op het Referentiekader taal en rekenen'. In 'Referentieniveaus uitgelegd' zijn de niveaus voor de verschillende sectoren goed zichtbaar. Door

Nadere informatie

(ont)wikkelen. Aantal keer gevouwen Aantal lagen papier

(ont)wikkelen. Aantal keer gevouwen Aantal lagen papier (ont)wikkelen versie 0.5 [4--008] pagina (ont)wikkelen vouwen Wist je dat je een blad papier niet meer dan zeven (misschien acht) keer kunt dubbelvouwen? Om dit te controleren kun je met een stuk papier

Nadere informatie

toelatingsexamen-geneeskunde.be

toelatingsexamen-geneeskunde.be Fysica juli 2009 Laatste update: 31/07/2009. Vragen gebaseerd op het ingangsexamen juli 2009. Vraag 1 Een landingsbaan is 500 lang. Een vliegtuig heeft de volledige lengte van de startbaan nodig om op

Nadere informatie

Foutenberekeningen. Inhoudsopgave

Foutenberekeningen. Inhoudsopgave Inhoudsopgave Leerdoelen :... 3 1. Inleiding.... 4 2. De absolute fout... 5 3. De KOW-methode... 7 4. Grootheden optellen of aftrekken.... 8 5. De relatieve fout...10 6. grootheden vermenigvuldigen en

Nadere informatie

1BK2 1BK6 1BK7 1BK9 2BK1

1BK2 1BK6 1BK7 1BK9 2BK1 Kern Subkern Leerdoel niveau BK begrippen vmbo waar in bettermarks 1.1.1. Je gebruikt positieve en negatieve getallen, breuken en decimale getallen in hun onderlinge samenhang en je ligt deze toe binnen

Nadere informatie

Blok 1 - Vaardigheden

Blok 1 - Vaardigheden Blok - Vaardigheden Blok - Vaardigheden Etra oefening - Basis B-a h( ) = 000 00 = 00 h( 7 ) = 000 00 7 = 0 h(, ) = 000 00, = 70 000 00t = 00 00t = 00 t = B-a Invullen van geeft f ( ) = + 0 = +, maar de

Nadere informatie

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo

Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo Uitwerkingen van 3 klas NOVA natuurkunde hoofdstuk 6 arbeid en zo 1 Arbeid verrichten 1 a) = 0 b) niet 0 en in de richting van de beweging c) =0 d) niet 0 e tegengesteld aan de beweging 2 a) De wrijvingskracht

Nadere informatie

Een model voor een lift

Een model voor een lift Een model voor een lift 2 de Leergang Wiskunde schooljaar 213/14 2 Inhoudsopgave Achtergrondinformatie... 4 Inleiding... 5 Model 1, oriëntatie... 7 Model 1... 9 Model 2, oriëntatie... 11 Model 2... 13

Nadere informatie

Hoe maak je nu van breuken procenten? Voorbeeld: Opgave: hoeveel procent van de onderstaande tekening is zwart gekleurd?

Hoe maak je nu van breuken procenten? Voorbeeld: Opgave: hoeveel procent van de onderstaande tekening is zwart gekleurd? Procenten Zoals op de basisschool is aangeleerd kunnen we een taart verdelen in een aantal stukken. Hierbij krijgen we een breuk. We kunnen ditzelfde stuk taart ook aangegeven als een percentage. Procenten:

Nadere informatie

4.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1]

4.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1] 4.1 Negatieve getallen vermenigvuldigen [1] Voorbeeld 1: 5 x 3 = 15 (3 + 3 + 3 + 3 + 3 = 15) Voorbeeld 2: 5 x -3 = -15 (-3 +-3 +-3 +-3 +-3 = -3-3 -3-3 -3 = -15) Voorbeeld 3: -5 x 3 = -15 Afspraak: In plaats

Nadere informatie

Kern 1 Lineaire functies

Kern 1 Lineaire functies Kern 1 Lineaire functies 1 a V = 10 kw b V = 0,07 100 + = 7 + = 10 c Alle lijnen beginnen bij V =, alleen het hellingsgetal is verschillend. Bij 15 C geldt V = 0,05 I + Bij 1 C geldt V = 0,06 I + Bij C

Nadere informatie

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Zwijsen jaargroep 7 naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs Waar staat deze paddenstoel ongeveer? Teken op de kaart. Welke afstand of welke route fietsen de kinderen? naam route afstand Janna

Nadere informatie