Kenmerk: / Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008

Transcriptie

1 Besluit Kenmerk: / Betreft: Ontheffingsverzoek artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Besluit van het Commissariaat voor de Media op het verzoek van T-Mobile Netherlands B.V., om tijdelijke ontheffing van de doorgifteverplichtingen als bedoeld in artikel 6.13 van de Mediawet 2008, met uitzondering van het derde lid, aanhef en onder a., van voornoemd artikel. 1. Met dit besluit wordt aan T-Mobile Netherlands B.V. (hierna: T-Mobile) voor de dienst KNIPPR voor de periode van 16 december 2016 tot 1 januari 2019 ontheffing verleend van de doorgifteverplichtingen als bedoeld in artikel 6.13 van de Mediawet 2008, met uitzondering van het derde lid, aanhef en onder a., van voornoemd artikel. 2. Dit besluit heeft de volgende opbouw. Eerst wordt het verloop van de procedure geschetst (A) en wordt verwezen naar het wettelijk kader (B). Vervolgens wordt ingegaan op het ontheffingsverzoek van T-Mobile (C), daarna wordt ingegaan op de zienswijzen van de Nederlandse Publieke Omroep (hierna: NPO) en de Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO) (D). Hierna volgen de overwegingen van het Commissariaat voor de Media (E) en de openbaarmaking van dit besluit (F). Ten slotte volgt het besluit (G). A. Verloop van de procedure 3. Bij brief van 3 mei 2016 heeft T-Mobile bij het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) een verzoek ingediend voor tijdelijke ontheffing voor haar dienst KNIPPR tot in ieder geval maart 2020 van de doorgifteverplichtingen als bepaald in artikel 6.13 van de Mediawet Dit met uitzondering van de verplichting als bedoeld in artikel 6.13, lid 3, aanhef en onder a., van de Mediawet Bij van 1 juni 2016 heeft T-Mobile verzocht het ontheffingsverzoek tijdelijk op te schorten. Dit naar aanleiding van de mededeling van het Commissariaat dat ontheffing pas kan worden verleend zodra op T-Mobile de doorgifteverplichtingen van toepassing zijn. 5. Bij brief van 9 juni 2016, kenmerk /670764, heeft het Commissariaat de ontvangst van het ontheffingsverzoek en het verzoek om opschorting bevestigd. 6. Bij brief van 8 maart 2017 heeft T-Mobile haar ontheffingsverzoek van 3 mei 2016 geactualiseerd en verzocht tot in ieder geval maart 2021 ontheffing te verlenen van de doorgifteverplichtingen als bepaald in artikel 6.13 van de Mediawet Dit met uitzondering van de verplichting als bedoeld in artikel 6.13, lid 3, aanhef en onder a., van de Mediawet Bij brieven van 13 maart 2017 en 18 mei 2017 heeft Stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (ROOS) / RPO verzocht haar zienswijze in te mogen dienen over het ontheffingsverzoek van T-Mobile. 8. Bij van 14 maart 2017 heeft de NPO verzocht haar zienswijze in te mogen dienen over het ontheffingsverzoek van T-Mobile. 1

2 9. Bij brief van 4 mei 2017, kenmerk /687023, heeft het Commissariaat op grond van artikel 4:14, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) de beslissing op het verzoek om ontheffing met acht weken verdaagd. 10. Bij s van 12 juli 2017 zijn zowel de RPO als de NPO in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. 11. Bij brief van 13 juli 2017, kenmerk /691521, heeft het Commissariaat op grond van artikel 4:14, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) de beslissing op het verzoek om ontheffing met acht weken verdaagd. 12. Bij brief van 9 augustus 2017 heeft de NPO haar zienswijze gegeven op het ontheffingsverzoek van T-Mobile. 13. Bij brief van 16 augustus 2017 heeft de RPO haar zienswijze gegeven op het ontheffingsverzoek van T-Mobile. 14. Bij brief van 12 september 2017, kenmerk / heeft het Commissariaat op grond van artikel 4:14, derde lid, van de Awb de beslissing op het verzoek om ontheffing met acht weken verdaagd. B. Wettelijk kader 15. Voor een overzicht van de relevante wettelijke bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij dit besluit. C. Ontheffingsverzoek 16. T-Mobile verzoekt het Commissariaat om voor de dienst KNIPPR tijdelijk ontheffing te verlenen voor een periode van vier jaar tot in ieder geval maart De ontheffing heeft betrekking op de doorgifteverplichtingen als vermeld in artikel 6.13 van de Mediawet Dit met uitzondering van de verplichtingen die gelden voor de doorgifte van de drie algemene televisieprogrammakanalen van de Nederlandse landelijke publieke mediadienst. Ondanks dit verzoek is T-Mobile van mening dat zij thans nog niet als pakketaanbieder in de zin van de Mediawet 2008 kan worden aangemerkt, aangezien de dienst KNIPPR nog geen abonnees heeft. Het ontheffingsverzoek wordt hieronder kort samengevat weergegeven. 17. KNIPPR is volgens T-Mobile een Over-The-Top (OTT) televisiedienst 1 met een zenderpakket die via een mobiele applicatie (app) aan abonnees wordt aangeboden. KNIPPR is daarmee vergelijkbaar met andere televisiediensten die op dit moment op dezelfde wijze worden aangeboden. 18. T-Mobile geeft aan dat wanneer de doorgifteverplichtingen onverkort aan haar worden opgelegd, zij niet (meer) tegemoet kan komen aan de wensen van haar klant. T-Mobile zal de klant dan in KNIPPR een veel groter standaardpakket dienen te bieden. Dit doet volgens T-Mobile afbreuk aan de keuzevrijheid van de consument in het algemeen en aan deze door T-Mobile aangeboden propositie in het bijzonder. 1 Een dienst die via het open internet wordt aangeboden. 2

3 19. Bovendien brengt het voeren van een groter standaardpakket volgens T-Mobile disproportionele kosten met zich mee. T-Mobile zal in dat geval genoodzaakt zijn de levering van de dienst KNIPPR te beëindigen waardoor een concurrerend alternatief voor de consument zal verdwijnen. T-Mobile acht dit een belemmering van innovatie. Een ontheffing van de doorgifteverplichtingen acht T-Mobile derhalve gerechtvaardigd. 20. T-Mobile geeft aan dat zij een ontheffing wenst voor een periode van vier jaar [niet openbaar]. D. Zienswijzen 21. De zienswijzen van NPO en RPO op het ontheffingsverzoek kunnen kort en zakelijk als volgt worden samengevat. 2 NPO 22. Volgens de NPO ligt het innovatieve karakter van de dienst KNIPPR in de wijze waarop deze aan abonnees wordt aangeboden namelijk als een OTT-dienst zonder verplichte afname van mobiele of vaste telefonie of van internet. De omvang van het programmapakket dat T-Mobile met KNIPPR aanbiedt, belemmert naar de opvatting van NPO niet het innovatieve karakter van een dergelijke dienst. 23. De NPO vraagt zich af of een dienst als KNIPPR zonder de doorgifte van radiokanalen gelet op de wettelijke bepalingen mogelijk is. Naar de opvatting van de NPO moet worden voorkomen dat door marktontwikkelingen en daarbij horende ontheffingen de radioprogrammakanalen van de NPO langzaam maar zeker minder beschikbaar en minder vindbaar worden. 24. De NPO acht de door T-Mobile gevraagde termijn van ontheffing te lang en niet in overeenstemming met de bedoeling van de mogelijkheid tot ontheffing. De duur van de ontheffing dient regelmatig te worden beoordeeld aan de hand van de feiten en omstandigheden op de markt. RPO 25. De RPO acht de doorgifteverplichtingen van de Mediawet 2008 onverkort van toepassing op de dienst KNIPPR. Het totaal aantal abonnees op de door T-Mobile verspreide programmapakketten komt boven de abonnees waardoor zij als pakketaanbieder in de zin van de Mediawet 2008 dient te worden aangemerkt. 26. Het verlenen van een (tijdelijke) ontheffing zou volgens RPO het behalen van de in het concessie beleidsplan (CBP) vastgestelde bereikdoelstellingen van de RPO belemmeren. De RPO wijst er in dat verband op dat een tijdelijke ontheffing neer lijkt te komen op een feitelijk permanente ontheffing omdat deze gelet op een eerder door het Commissariaat verleende ontheffing, waarschijnlijk zal worden verlengd. 27. De RPO trekt de bewering van T-Mobile in twijfel dat door het onverkort handhaven van de doorgifteverplichtingen de innovatie voor T-Mobile merkbaar wordt belemmerd. 2 De informatie in de zienswijzen die buiten de weergave in dit besluit is gebleven, is niet genegeerd. Bij de beoordeling zijn de volledige zienswijzen betrokken en in hun volle omvang afgewogen. 3

4 Volgens de RPO is het belang van innovatie gelegen in de omstandigheid dat bij toenemende digitalisering de bestaande analoge transmissiecapaciteit efficiënter kan worden benut voor de digitale doorgifte van omroepsignalen. De RPO verwijst hiervoor naar de Memorie van Toelichting bij de Mediawet In het geval van KNIPPR acht de RPO het onduidelijk wat een eventuele ontheffing aan digitalisering zou bijdragen. 28. Ter onderbouwing van deze stelling geeft de RPO twee voorbeelden van aanbieders die à la carte menu s op een innovatieve manier in de markt kunnen zetten met inachtneming van de wettelijke doorgifteverplichtingen. Volgens de RPO hebben beide aanbieders ieder binnen de eigen businesscase een praktisch werkbare oplossing ontwikkeld voor het voldoen aan de doorgifteverplichting en leidt deze verplichting niet tot belemmering van de innovatie. 29. De RPO stelt voorts dat de wetgever plannen kenbaar heeft gemaakt het aantal zenders in het standaardprogrammapakket aan te passen maar dat er niet wordt gekoerst op een versoepeling van de doorgifteverplichting die geldt voor zenders van de publieke mediadienst. De RPO stelt dan ook dat de aanpassing van het minimum aantal zenders in het standaardprogrammapakket afdoende is om pakketaanbieders te kunnen laten inspelen op veranderend kijkgedrag van het publiek. E. Overwegingen van het Commissariaat 30. T-Mobile heeft naar het oordeel van het Commissariaat voldoende betoogd dat het opleggen van de doorgifteverplichtingen aan T-Mobile voor de dienst KNIPPR de innovatie belemmert mede in het licht van de kosten die met het voldoen aan de doorgifteverplichtingen zouden zijn gemoeid en het onverkort opleggen van de doorgifteverplichtingen anderszins leidt tot onredelijk uitkomsten. Het Commissariaat licht dit als volgt toe. 31. Het Commissariaat stelt allereerst vast dat KNIPPR een programmapakket is in de zin van artikel 6.9a van de Mediawet 2008 en dat T-Mobile gelet op artikel 6.9a en artikel 6.12 van de Mediawet 2008 een pakketaanbieder is die ten minste abonnees heeft in Nederland. In beginsel is T-Mobile voor KNIPPR daarom gehouden aan de doorgifteverplichtingen van artikel 6.13 van de Mediawet Het Commissariaat komt tot deze conclusie op grond van het navolgende (randnummer 32). 32. T-Mobile Netherlands B.V. (aanbieder van KNIPPR) en sinds 16 december 2016 T- Mobile Thuis B.V. zijn beide dochtermaatschappijen van de moedermaatschappij T- Mobile Netherlands Holding B.V. Het Commissariaat is van oordeel dat voor de bepaling van het aantal abonnees op programmapakketten de abonnees van alle vennootschappen die tot dezelfde moedermaatschappij behoren, bij elkaar dienen te worden opgeteld. Het enkele feit dat de moedermaatschappij zelf geen televisiediensten aanbiedt, leidt er niet toe dat T-Mobile Netherlands B.V. niet als pakketaanbieder in de zin van de Mediawet 2008 kan worden aangemerkt. Een en ander volgt uit de toelichting op het derde lid van artikel 6.12 van de Mediawet Die regeling is opgenomen om te voorkomen dat de wet niet van toepassing zou zijn op pakketaanbieders met een beperkt aantal abonnees, doordat een moedermaatschappij activiteiten op het gebied van de verspreiding van programmapakketten onderbrengt bij één of meer dochtermaatschappijen. 3 Vaststelling van een nieuwe Mediawet (Mediawet 2008) (Stb , nr. 3, pagina 77). 4 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met de verspreiding van televisie- en radio programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radio programmakanalen (Stb , nr. 9 Nota van wijziging). 4

5 33. Op grond van artikel 6.14d van de Mediawet 2008 kan het Commissariaat geheel of gedeeltelijke ontheffing verlenen van de doorgifteverplichtingen. Een (gedeeltelijke) ontheffing kan door het Commissariaat worden verleend als het onverkort nakomen van de verplichte doorgifte van het standaardprogrammapakket leidt tot disproportionele kosten, een belemmering van de innovatie of anderszins tot onredelijke uitkomsten. 34. Over de mogelijkheid tot het verlenen van ontheffing merkt het Commissariaat op dat het verlenen van een (gedeeltelijke) ontheffing een discretionaire bevoegdheid is van het Commissariaat. In artikel 6.14d van de Mediawet 2008 is opgenomen dat het Commissariaat geheel of gedeeltelijk ontheffing kan verlenen. 35. Het Commissariaat heeft overwogen of het op grond van artikel 6.14d van de Mediawet 2008 aan T-Mobile voor KNIPPR een ontheffing van de doorgifteverplichtingen kan en zal verlenen. Het Commissariaat neemt daarbij het volgende in overweging. 36. T-Mobile biedt KNIPPR aan als een OTT-dienst. Gebruikers van KNIPPR bepalen zelf via welke Internet Service Provider zij gebruik maken van KNIPPR. T-Mobile treedt hier niet tevens op als aanbieder van een elektronisch communicatienetwerk dat voor de distributie van televisieaanbod naar het publiek wordt gebruikt. T-Mobile is bij KNIPPR alleen aanbieder van de programmakanalen via deze televisiedienst. 37. Het Commissariaat heeft in aanmerking genomen dat het opleggen van doorgifteverplichtingen een beperking vormt van de vrijheid van diensten en de vrijheid van ondernemerschap die T-Mobile als aanbieder van KNIPPR geniet, zoals deze worden beschermd door respectievelijk het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Handvest van grondrechten van de Europese Unie. 38. De ratio van de doorgifteverplichtingen is gelegen in het belang om consumenten te verzekeren van toegang tot een pluriform en divers programma-aanbod. Redelijke doorgifteverplichtingen aan aanbieders van elektronische communicatienetwerken die voor de distributie van televisieaanbod naar het publiek worden gebruikt liggen in de rede, omdat de markt waarop deze aanbieders opereren tijdens de overgang van een monopolistische situatie naar volledige mededinging niet op een bevredigende wijze in de behoeften van eindgebruikers voorziet én deze netwerken voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om radio- en televisieaanbod te ontvangen. 39. De markt van apps die voor distributie van televisieaanbod naar het publiek worden gebruikt, verschilt op dit moment van de markt waarop aanbieders van elektronische communicatienetwerken opereren die voor de distributie van televisieaanbod naar het publiek worden gebruikt. Ten aanzien van de betrokken apps lijkt op dit moment geen sprake van een gebrek aan mededinging en/of schaarste waardoor niet in een bevredigende wijze in de behoeften van eindgebruikers kan worden voorzien. Daarbij komt dat lineair televisiekijken door middel van een app, waarbij verspreiding van het aanbod via het open internet plaatsvindt, op dit moment niet voor een significant aantal gebruikers het belangrijkste middel vormt om radio- en televisiesignalen te ontvangen. 40. T-Mobile heeft naar het oordeel van het Commissariaat voldoende aannemelijk gemaakt dat voldoen aan de doorgifteverplichtingen voor haar zal leiden tot een hogere kostprijs en uiteindelijk een duurder abonnement voor de consument. Deze kosten leiden ertoe dat KNIPPR voor T-Mobile commercieel niet interessant is. T-Mobile ondervindt hiervan ook nadeel in de concurrentie met andere aanbieders die een met 5

6 KNIPPR vergelijkbaar media-aanbod in apps als OTT-dienst aanbieden en met een tijdelijke ontheffing van het Commissariaat niet aan de doorgifteverplichtingen voldoen. 41. Het Commissariaat acht het, gelet op het voorgaande, aannemelijk dat indien geen ontheffing van de doorgifteverplichtingen zou worden verleend, T-Mobile af zal moeten zien van de verdere introductie van KNIPPR. Dat zou de innovatie belemmeren, mede ten nadele van de gebruikers. Zienswijzen NPO en RPO 42. Het Commissariaat zal in aanvulling op bovenvermelde overwegingen vervolgens nog ingaan op enkele specifieke onderdelen uit de door de NPO en de RPO ingediende zienswijzen. 43. Ten aanzien van het door de NPO gestelde over de doorgifteplicht voor radioprogrammakanalen en de omvang van het programmapakket, merkt het Commissariaat het volgende op. Uit de doorgifteverplichtingen in de Mediawet 2008 volgt dat het standaardprogrammapakket dat een pakketaanbieder verspreidt of laat verspreiden, dient te bestaan uit bepaalde televisie- en radioprogrammakanalen van de publieke mediadiensten. De wetgever heeft het Commissariaat in de Mediawet 2008 de mogelijkheid geboden om van (onderdelen van) de doorgifteverplichtingen op aanvraag ontheffing te verlenen. Zoals hiervoor reeds in randnummer 33 vermeld, kan het Commissariaat op grond van artikel 6.14d van de Mediawet 2008 een (gedeeltelijke) ontheffing van deze verplichtingen geven, indien het nakomen van die verplichtingen leidt tot disproportionele kosten, tot een belemmering van innovatie of tot anderszins onredelijke uitkomsten. 44. Zoals hiervoor in randnummer 39 is betoogd, is de markt van apps die via het open internet worden verspreid nog in ontwikkeling. Het is in dat opzicht nog niet met zekerheid te zeggen of in de nabije toekomst lineair televisiekijken via apps voor een significant aantal gebruikers wél het belangrijkste middel zal zijn om radio- en televisiesignalen te ontvangen en of de markt van televisiekijken via apps in staat zal zijn om op een bevredigende wijze in de behoeften van gebruikers te (blijven) voorzien. Naar het oordeel van het Commissariaat dient een ontheffing dan ook van tijdelijke aard te zijn. 45. Het staat een pakketaanbieder evenwel vrij om na afloop van de termijn waarvoor een ontheffing is verleend, opnieuw een met redenen omkleed verzoek om ontheffing in te dienen. Het Commissariaat zal op dat moment opnieuw beoordelen of de aangevoerde argumenten al dan niet aanleiding zijn om een ontheffing te verlenen. Daarbij zal ook op dát moment de stand van zaken op de markt van apps worden betrokken die voor distributie van televisieaanbod naar het publiek worden gebruik. Het Commissariaat wijst erop dat het zo nodig voorwaarden aan een ontheffing kan verlenen. 46. Het Commissariaat is zich ervan bewust dat een (tijdelijke) ontheffing van de doorgifteverplichting van de programmakanalen van de regionale publieke mediadienst gevolgen heeft voor het bereik van deze zenders en daarmee mogelijkerwijs ook voor de bereikdoelstellingen die de RPO in zijn concessiebeleidsplan hanteert. De RPO heeft naar het oordeel van het Commissariaat echter niet voldoende aangetoond in welke mate deze bereikdoelstellingen worden beïnvloed als deze zenders geen onderdeel uitmaken van het (standaard)programmapakket van KNIPPR. Daarbij komt dat thans niet bekend is hoe het aantal abonnees van KNIPPR zich in de toekomst ontwikkelt. 6

7 47. De RPO wil aan de hand van twee voorbeelden aantonen dat het technisch mogelijk is één of meer regionale televisieprogrammakanalen door te geven die de abonnee op grond van de Mediawet 2008 dient te ontvangen en dat dit in die zin ook niet leidt tot belemmering van de innovatie. Voor wat betreft de door de RPO benoemde voorbeelden, merkt het Commissariaat op dat het bij de beoordeling van de aanvraag tot ontheffing van de doorgifteverplichtingen bij de dienst KNIPPR niet gaat om de vraag of het technisch mogelijk is de programmakanalen door te geven, maar om de beoordeling of het geheel aan doorgifteverplichtingen gelet op de voor KNIPPR gebruikte distributievorm voor T-Mobile tot belemmering van innovatie zal leiden. 48. De RPO stelt dat het belang van innovatie volgens de wetgever is gelegen in de omstandigheid dat bij toenemende digitalisering de bestaande analoge transmissiecapaciteit efficiënter kan worden benut voor de digitale doorgifte van omroepsignalen. Het Commissariaat merkt daarover op dat het feit dat T-Mobile voor de transmissie van KNIPPR gebruikmaakt van het open internet, deze omstandigheid voor de beoordeling van het ontheffingsverzoek niet relevant is. Conclusie 49. Het Commissariaat is na afweging van alle betrokken belangen van oordeel dat T- Mobile een ontheffing kan worden verleend voor KNIPPR van het bepaalde in artikel 6.13 van de Mediawet Dit met uitzondering van het derde lid, onder a van dit artikel. De door RPO en NPO aangedragen zienswijzen geven, ook na zorgvuldige afweging, voor het Commissariaat geen aanleiding tot een ander oordeel te komen. 50. Het Commissariaat stelt vast dat de markten van televisiekijken via een app en de OTT in ontwikkeling zijn. Naar het oordeel van het Commissariaat is het daarom nog niet met zekerheid te zeggen of in de nabije toekomst lineair televisiekijken via apps voor een significant aantal gebruikers wél het belangrijkste middel zal zijn om radio- en televisiesignalen te ontvangen en/of de markt van televisiekijken via apps in staat zal zijn om op een bevredigende wijze in de behoeften van gebruikers te (blijven) voorzien. De ontheffing zal daarom tijdelijk worden verleend tot 1 januari 2019, met terugwerkende kracht vanaf het moment dat de doorgifteverplichting voor T-Mobile geldt. 51. Ten aanzien van de ingangsdatum van de ontheffing stelt het Commissariaat vast dat T-Mobile Netherlands Holding B.V. door de overname van de vaste netwerkdiensten van Vodafone per 16 december 2016, de in het eerste lid van artikel 6.12 van de Mediawet 2008 vermelde drempelwaarde van abonnees is gepasseerd en daarmee als pakketaanbieder in de zin van deze wet kan worden aangemerkt. Het Commissariaat besluit T-Mobile daarom tijdelijk te weten van 16 december 2016 tot 1 januari 2019 ontheffing te verlenen. 52. Ten overvloede wordt opgemerkt dat het Commissariaat, ondanks de verleende ontheffing, het (op termijn) voldoen aan alle doorgifteverplichtingen zoals genoemd in artikel 6.13 van de Mediawet 2008 onverkort van belang acht. T-Mobile dient hiermee rekening te houden bij het (verder) ontwikkelen van de dienst KNIPPR. 53. Wanneer het voor T-Mobile ook na 1 januari 2019 onmogelijk zou blijken aan de doorgifteverplichtingen te voldoen, zal T-Mobile hiervoor opnieuw een met redenen omkleed - verzoek tot ontheffing moeten indienen. 7

8 Bij een nieuw ontheffingsverzoek worden de inspanningen van T-Mobile om te voldoen aan alle doorgifteverplichtingen en het antwoord op de vraag of netwerken zoals deze voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om radio- en televisieaanbod te ontvangen, meegewogen bij de beslissing op het ontheffingsverzoek. F. Openbaarmaking 54. Het Commissariaat zal de volledige tekst van het besluit, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar maken door publicatie op zijn website. De publicatie vindt plaats veertien dagen nadat het besluit op de in artikel 3:41 van de Awb voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Het Commissariaat ziet daartoe geen belemmering op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. G. Besluit 55. Het Commissariaat voor de Media besluit als volgt: I. het Commissariaat verleent T-Mobile Netherlands B.V. voor KNIPPR op grond van artikel 6.14d van de Mediawet 2008, tijdelijk te weten van 16 december 2016 tot 1 januari ontheffing van de verplichtingen als bedoeld in artikel 6.13 van de Mediawet 2008, met uitzondering van het derde lid, onder a. van dit artikel; II. het Commissariaat maakt de volledige tekst van dit besluit, veertien dagen na de voorgeschreven bekendmaking daarvan, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar door publicatie op zijn website. Hilversum, 7 november 2017 Hoogachtend, COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA, prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning voorzitter drs. Eric Eljon commissaris Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt bezwaar maken bij het Commissariaat voor de Media, Postbus 1426, 1200 BK te Hilversum. Bijlage: Wettelijk kader 8

9 Bijlage: Wettelijk kader Voor zover hier van belang: Artikel 6.9a van de Mediawet 2008 In deze afdeling wordt verstaan onder: «abonnee»: natuurlijke persoon of rechtspersoon die partij is bij een overeenkomst met een pakketaanbieder met betrekking tot de ontvangst van een of meer programmapakketten; «pakketaanbieder»: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een of meer programmapakketten tegen betaling verspreidt of laat verspreiden door middel van een omroepnetwerk of een omroepzender; «programmapakket»: een door een natuurlijk persoon of rechtspersoon samengesteld geheel van televisie- en radioprogrammakanalen die hoofdzakelijk door derden zijn geproduceerd; «standaardprogrammapakket»: een programmapakket als bedoeld in artikel 6.13 of in artikel Artikel 6.12 van de Mediawet Deze paragraaf is van toepassing op pakketaanbieders die een of meer programmapakketten naar ten minste abonnees in Nederland verspreiden of laten verspreiden. 2. Als een pakketaanbieder programma-aanbod door middel van twee of meer omroepnetwerken of omroepzenders verspreidt of laat verspreiden, worden voor de toepassing van het eerste lid de desbetreffende aantallen abonnees samengevoegd. 3. Als een pakketaanbieder een rechtspersoon is, worden voor de toepassing van dit artikel samengevoegd het aantal abonnees van die pakketaanbieder en de aantallen abonnees van de dochtermaatschappijen die de pakketaanbieder in stand houdt. Als de pakketaanbieder een rechtspersoon is en een dochtermaatschappij die door een andere pakketaanbieder in stand wordt gehouden, worden voor de toepassing van dit artikel samengevoegd het aantal abonnees van die dochtermaatschappij, het aantal abonnees van de pakketaanbieder die deze dochtermaatschappij in stand houdt, en de aantallen abonnees van de andere dochtermaatschappijen die deze pakketaanbieder in stand houdt. Artikel 6.13 van de Mediawet Als een pakketaanbieder een of meer digitale programmapakketten verspreidt of laat verspreiden, ontvangen alle abonnees die met hem een overeenkomst met betrekking tot de ontvangst van een of meer digitale programmapakketten hebben gesloten, in elk geval een digitaal standaardprogrammapakket. 2. Het standaardprogrammapakket bestaat uit ten minste dertig televisieprogrammakanalen en een door de pakketaanbieder met inachtneming van het vierde lid te bepalen aantal radioprogrammakanalen. De programmakanalen worden ongewijzigd verspreid. Bij ministeriële regeling kunnen diensten worden aangewezen waarvan het signaal als integraal onderdeel van de programmakanalen moet worden doorgegeven en kunnen nadere regels worden gesteld voor de doorgifte van deze diensten. 3. Voor zover het betreft televisieprogrammakanalen, bevat het standaardprogrammapakket in elk geval: a. drie algemene televisieprogrammakanalen van de landelijke publieke mediadienst; b. één televisieprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst met 9

10 programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincie of het deel van de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; c. de televisieprogrammakanalen van de regionale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincies aangrenzend aan de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; d. één televisieprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met programmaaanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; e. ten hoogste twee televisieprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel d, dat een lokale publieke media-instelling verzorgt en dat is gericht op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden; en f. drie televisieprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare omroepdienst. 4. Voor zover het betreft radioprogrammakanalen, bevat het standaardprogrammapakket in elk geval: a. vijf algemene radioprogrammakanalen van de landelijke publieke mediadienst; b. één radioprogrammakanaal van de regionale publieke mediadienst met programma-aanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de provincie of het deel van de provincie waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; c. één radioprogrammakanaal van de lokale publieke mediadienst met programmaaanbod als bedoeld in artikel 2.70, dat bestemd is voor de gemeente waarbinnen de abonnees woonachtig zijn; d. ten hoogste vijf radioprogrammakanalen van de lokale publieke mediadienst met ander programma-aanbod dan bedoeld in onderdeel c, dat een lokale publieke media-instelling verzorgt en dat is gericht op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden; en e. vijf radioprogrammakanalen van de Nederlandstalige landelijke Belgische openbare omroepdienst. Artikel 6.14d van de Mediawet 2008 Het Commissariaat kan geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 6.13, 6.14, 6.14b en 6.14c, als het onverkort nakomen daarvan leidt tot disproportionele kosten, tot een belemmering van innovatie of tot anderszins onredelijke uitkomsten. Het Commissariaat kan aan een ontheffing voorschriften verbinden. Artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht 1. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. 2. Indien de bekendmaking van het besluit niet kan geschieden op de wijze als voorzien in het eerste lid, geschiedt zij op een andere geschikte wijze. Artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur 1. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit: ( ) c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld; 2. Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: ( ) g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel derden. 10