VRAGEN LOGISTIEK DIRECTEUR

Transcriptie

1 VRAGEN LOGISTIEK DIRECTEUR 29. Hoe bepaal ik de minimale en maximale productiecapaciteit? 30. Hoe bepaal ik de bezettingsgraad? 31. Welk effect hebben investeringen in installaties? 29. Hoe bepaal ik de minimale en maximale productiecapaciteit? 1. Minimale productiecapaciteit In boekjaar 10 zijn er minstens vijf nodig om een oude te laten draaien. Met die vijf kan zo n 145 stuks maken per jaar. Een nieuwe kan 163 stuks maken met slechts vier. Vermits we 31 oude en één nieuwe hebben, geeft dit de volgende rekensom: Machines aangekocht in boekjaar Aantal s Capaciteit per Totale capaciteit Aantal per Totaal Min. capaciteit Min. 159 Met 155 kunnen we stuks maken: 5 31 s 145 eenheden 31 s Met 4 kunnen we 163 stuks maken: eenheden 1 Met 159 kunnen we stuks maken. Dit noemen we de minimale productiecapaciteit: 159 kunnen deze hoeveelheid zonnepanelen produceren. Zolang het gewenste productievolume beneden stuks blijft, kan je dus alles produceren. Is het gewenste productievolume groter dan deze minimale capaciteit, dan zullen er meer aangeworven en/of s aangekocht moeten worden. 1

2 2. Werkelijke capaciteit De onderneming werkte in boekjaar 10 niet met 159, maar wel met 160. De 160 ste arbeider zorgt voor een stijging van de productiecapaciteit. Hiervoor passen we de regel van drie toe. Met 159 kunnen we stuks maken. Met 1 arbeider kunnen we 29 stuks maken. Met 160 kunnen we stuks maken. Algemeen: Werkelijke productiecapaciteit Minimale productiecapaciteit Minimum aantal Werkelijk aantal De maximale productiecapaciteit is dus afhankelijk van: de minimale productiecapaciteit het werkelijke aantal in dienst het minimum aantal (dat afhankelijk is van het aantal s, de onderdelen van de s én het vereiste productiepersoneel per ) 3. Schatten van de productiecapaciteit Voor boekjaar 11 en volgende moeten we deze minimale capaciteit in het begin van het boekjaar schatten. We moeten rekening houden met volgende factoren: het aantal s het vereiste productiepersoneel per de capaciteit per wordt beïnvloed door - opleiding van de ; hoe meer opleiding, hoe sneller en beter de werken en hoe meer zonnepanelen er kunnen worden gemaakt; - ouderdom van de s; de minimale productiecapaciteit zal door slijtage jaarlijks verminderen met 5 %. Omdat we het effect van de opleiding van niet kunnen inschatten, kan de capaciteit per slechts bij benadering worden geraamd. We baseren ons dus best op de gekende capaciteit van boekjaar 10. Ook de maximale productiecapaciteit voor boekjaar 11 en voor volgende jaren moet geschat worden in het begin van het jaar. De formule voor het berekenen van de maximale productiecapaciteit werd onder punt 2 toegelicht. 2

3 30. Hoe bepaal ik de bezettingsgraad? Bij het berekenen van de bezettingsgraad baseer je je op wat de s maximaal kunnen produceren, namelijk de maximale productiecapaciteit. In boekjaar 10 werken er 160 en kunnen deze samen maximaal zonnepanelen maken. Zoals de definitie uit de brochure laat vermoeden kan je de bezettingsgraad als volgt berekenen: Bezettingsgraad Productievolume 100 % Werkelijke productiecapaciteit Doel = 90 % Bezettingsgraad = stuks stuks 100 % = 97 % De s in boekjaar 10 werken dus voor 97 %, wat vrij hoog is. Slechts 3 % van de totale productietijd blijft over om onverwachte storingen op te vangen. Deze storingen kunnen verschillende oorzaken hebben; overstroming, laattijdige levering van onderdelen, elektriciteitsuitval, -uitval, 3

4 Een voorbeeld In boekjaar 11 beslissen de directeurs logistiek en productie om eenheden te maken. Immers, ECOMAN had veel voorraad en dus is het logisch dat er minder geproduceerd wordt dan in boekjaar 10 waar het productievolume was. Dit laat ons dus vermoeden dat we s te veel zullen hebben Volg volgende werkwijzer: 1. Bepaal het aantal s Aangezien we s te veel hebben proberen we eens uit te rekenen wat de gevolgen zijn als we twee s verkopen. Dit houdt in dat we 29 s van de eerste generatie inzetten en één van de tweede generatie. 2. Bepaal de minimale productiecapaciteit Om deze capaciteit te bepalen, baseren we ons op de capaciteit van boekjaar 10: 29 s 145 eenheden eenheden = eenheden 3. Bepaal het minimum aantal Nu we weten dat we twee s zouden verkopen kunnen we het minimum aantal berekenen: 29 s 5 4. Berekening werkelijk aantal = 149 In boekjaar 10 hadden we nog slechts 160. Om onze 30 s draaiende te houden, hebben we 149 nodig. Indien we personeelsvriendelijk willen zijn, kunnen we moeilijk 11 ontslaan. In de veronderstelling dat er bijvoorbeeld vijf zijn die met (vervroegd) pensioen gaan of voor loopbaanonderbreking kiezen, houden we nog 155 in dienst. Bespreek dit samen met de directeur personeel, hij/zij is uiteindelijk verantwoordelijk voor het personeel 4

5 5. Berekening werkelijke capaciteit De werkelijke capaciteit wordt in dit voorbeeld als volgt berekend: eenheden = eenheden 6. Berekening bezettingsgraad eenheden eenheden 100 % = 88 % Dit is voor ons een aanvaardbare bezettingsgraad. 32. Welk effect hebben investeringen in installaties? Elke onderneming heeft de mogelijkheid om op een milieubewuste en energiebesparende wijze te produceren. Hiervoor kan je investeren in installaties die zorgen voor een daling van het energieverbruik en/of de milieubelasting. Investeringen in installaties die zorgen voor een daling van het energieverbruik resulteren in lagere energiefactuur. Investeren in installaties die zorgen voor een daling van de milieubelasting kunnen het onderdelenverbruik en de afvalhoeveelheid reduceren. Waarin je precies als onderneming investeert, is een vrije keuze (vb. investeren in zuiveringsinstallaties, filters, een efficiënt energiebeleid voeren door het gebruik van duurzame energiebronnen, selectieve afvalverwerking ) Je moet er wel rekening mee houden dat er steeds dient geïnvesteerd te worden in een veelvoud van ,00 om een effect te bekomen. Vanzelfsprekend is het effect des te sterker indien grotere bedragen worden geïnvesteerd. Bovendien is het zo dat het energie- en afvalverbruik jaarlijks sowieso toeneemt indien er geen investeringen hieromtrent worden gedaan. Een voorbeeld ter verduidelijking: Stel dat in boekjaar 10 wél geïnvesteerd was in beide installaties, nl. voor een bedrag van elk ,00. Dit zou tot gevolg hebben dat het energieverbruik geen 321 kwh bedroeg, maar slechts 308 kwh. Het afvalverbruik zou dan geen 17,36 kg zijn, maar slechts 15,87 kg. 5

6 Tips Presentatie Bespreking van het strategische aandachtspunt voor jouw departement: op welke manier werd deze al dan niet bereikt? Weergave van de samenstelling van het park en logistieke invulling van de gebouwen. Bespreking van de bezettingsgraad van de s aan de hand van het productievolume en de maximale capaciteit. Toelichting met betrekking tot het investeringsbeleid in installaties die zorgen voor een daling van het energieverbruik en/of de milieubelasting en hierbij het verband leggen met het resultaat op energie- en afvalverbruik aan de hand van grafieken. Bespreek niet steeds boekjaar per boekjaar, maar geef een toelichting over de evolutie. 6