(INTER)NATIONALE PARTICIPATIE HEEFT NOOD AAN LOKALE PARTICIPATIE. EN OMGEKEERD
|
|
- Sandra Molenaar
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 (INTER)NATIONALE PARTICIPATIE HEEFT NOOD AAN LOKALE PARTICIPATIE. EN OMGEKEERD Gunter Bombaerts 1,2, Michel Bovy 3 en Gilbert Eggermont 1,4 ABSTRACT In this article, we compare the RISCOM model and the Belgian partnership model. After a brief description of the participation methodologies, we give 5 recommendations: (1) A critical precautionary approach happens more profoundly if a European 'counter institute' is set in place and if non-participative forces are acknowledged. (2) A guardian of the process at the Belgian level seems missing and we recommend a technology assessment institute as exists in Flanders (at the regional level). (3) Limitations of discussion levels are useful but should also be flexible. (4) The Belgian partnership model focuses largely on the local level, ignoring more the regional and federal level. (5) A national debate should be organised in order to discuss the local compensation issues. Inleiding In België is recent een belangrijke fase in een uitgebreid en diepgaand participatieproces afgerond. Groepen van de bevolking hebben een rapport afgeleverd waarom ze in hun gemeente een berging van laagactief kernafval toestaan en zo ja onder welke voorwaarden. Momenteel worden verdere stappen gezet in het proces van het laagactief afval en worden gesprekken gestart over de berging van hoogradioactief afval en andere afvalgerelateerde zaken. Het is dus een uitgelezen moment even stil te staan bij sterktes en zwaktes van deze methodologie. We doen dit door de Belgische partnerschapmethode te confronteren met het RISCOM-model, een Zweedse participatiemethode. We maken hiermee duidelijk dat (inter)nationale participatie niet kan zonder lokale participatie én dat lokale participatie niet kan zonder (inter)nationale inspraak Project on the Integration of Social Aspects in Nuclear Research (PISA), SCKCEN, Boeretang 200, 2400 Mol Centrum voor Interculturele Communicatie en Interactie (CICI), Universiteit Gent Université Catholique de Louvain (UCL) Vrije Universiteit Brussel (VUB) ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p ) 95
2 GUNTER BOMBAERTS, MICHEL BOVY EN GILBERT EGGERMONT 1. Twee participatiemodellen 1.1. Belgisch partnerschappen De berging van het nucleaire afval dat aan de oppervlakte geborgen kan worden (NAO) 5 heeft reeds een geanimeerde geschiedenis achter de rug. Het heeft decennia geduurd vooraleer de nucleaire instituten tot een erkenning kwamen dat nucleair afval een probleem was. De eerste oplossing voor NAO bestond in zeedumping. Na fel protest hiertegen en na de oprichting van het NIRAS (Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen) werd gezocht naar mogelijke oplossingen op het land binnen Belgische grenzen. NIRAS publiceerde een lijst van verschillende mogelijke sites. Na wederom fel maatschappelijk protest werd dit plan afgeblazen. De regering gaf NIRAS de opdracht alternatieven te zoeken voor het afval dat aan de oppervlakte geborgen kan worden. (Voor een meer uitgebreide geschiedenis, zie Laes et al. in dit nummer of Laes et al., 2004). Hiervoor ontwikkelde NIRAS samen met twee universiteiten het partnerschap project, een intensieve en verregaande participatiemethodologie. Een partnerschap bestaat uit drie verschillende partners: NIRAS, lokale politici en burgers die zichzelf of een vereniging vertegenwoordigen. Naast de Algemene Vergadering en de Raad van Bestuur bestonden 6 deze vzw s gedurende het discussieproces uit vier werkgroepen. Externe experten werden uitgenodigd wanneer de leden van de partnerschappen dit nodig achtten. In december 1998 werd het project voorgesteld. Vier gemeenten waar al nucleaire bedrijven gevestigd zijn, waren bereid discussies te voeren over de vraag of in hun gemeente een NAO-berging kan worden gebouwd en indien ja, onder welke voorwaarden. De universiteiten bediscussieerden met de burgemeesters de noden van de gemeenten, evenals wie mogelijks geïnteresseerd zou zijn voor zo een partnerschap in de gemeente. Deze laatsten werden eveneens bevraagd over noden en geïnteresseerden. Dit proces werd herhaald tot er geen nieuwe mensen meer vermeld werden in de gesprekken. Zo werd er van de geïnteresseerde gemeentes een sociale kaart opgesteld en was men relatief zeker dat de mogelijke relevante mensen op de hoogte en uitgenodigd waren voor het partnerschap. 3 partnerschappen werden opgericht: STOLA in Dessel, MONA in Mol en PaLoFF in Fleurus-Farcienne NAO is een onofficiële afkorting van nucleair afval dat aan de oppervlakte geborgen kan worden. Meestal wordt gesproken over laag-, middel- en hoogactief afval afhankelijk van de intensiteit van de straling - en kort- en langlevend - afhankelijk van de zogenaamde halveringstijd, de tijd waarin de helft van de isotopen radioactief vervallen naar een andere isotoop. NAO-afval wordt vaak laagactief, kortlevend genoemd of ook type A afval wat ongeveer overeen komt met kortlevend laag- en middelactief. We gebruiken bewust de benaming NAO voor redenen die later duidelijk zullen worden. De partnerschappen blijven nu, na het afleveren van hun eindrapport over de NAO-berging verder bestaan met een andere structuur. We bespreken hier de structuur van de partnerschappen zoals ze bestonden tot het afleveren van hun NAO-rapport. Meer info over structuur, samenstelling, werking en rapporten vindt u op voor MONA (Mols Overleg Nucleair Afval type A), voor STORA, de opvolger van STOLA, (Studie-en Overleggroep Laagactief Afval - Dessel) en voor PaLoFF (Partenariat Local de Fleurus-Farcienne). 96 ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p )
3 (Inter)nationale participatie heeft nood aan lokale participatie. En omgekeerd Figuur 1: België en de locaties van de drie partnerschappen. (MONA, 2005, 12) Om een idee te geven van de werkzaamheden van de partnerschapwerkgroepen geven we hier het voorbeeld van MONA. Gedurende vier jaren bestudeerden vier werkgroepen van tien tot vijftien voornamelijk - mannen uiteenlopende aspecten van een NAOberging. De werkgroep Milieu en Gezondheid bediscussieerde de invloed van zo een NAO-berging op gezondheid, milieu, transport en landschapsvervuiling. Ze lieten een nulonderzoek uitvoeren om bestaande ziekten in kaart te brengen en om een opvolgingsonderzoek mogelijk te maken. De werkgroep Veiligheid nam de operationele veiligheid van werklieden en leden van de bevolking onder de loep. De meeste aandacht hier ging echter uit naar de lange termijn veiligheid. De groep behandelde veiligheidsevaluaties, controle en monitoring van de berging, mogelijke gevolgen van een terroristische aanslag, noodplanning van een NAO-berging. Ze zochten ook een oplossing om toekomstige generaties op de hoogte te houden van de mogelijke gevaren van de installatie. De werkgroep Inplanting en Inrichting behandelde de cruciale vraag van de locatie van de berging in de gemeente Mol. Ook de gewenste aanpassingen van het oorspronkelijke NIRAS-concept werden bediscussieerd door gebruik te maken van de input van de twee vorige werkgroepen. De laatste werkgroep, Lokale Ontwikkeling, dacht na over het sociale luik van het bergingsconcept. De groep stelde eerst een lijst op van lokale ontwikkelingsprojecten die de voorkeur genoten. Nadat ze dit hadden opgesteld, beseften ze dat dit niet noodzakelijk de voorkeuren zouden zijn van de toekomstige generaties. Zo ontstond in deze werkgroep de idee van een fonds waarvan ook de toekomstige generaties zouden kunnen genieten. De werkgroep wilde zo de risico s maar ook de voordelen verdelen over de verschillende generaties. Hieruit mag blijken dat de discussie over een mogelijke NAO-berging langdurig, breed en diepgaand gevoerd is. Na vier tot vijf jaar discussie is een afweging gemaakt van de nucleaire, chemische en bouwrisico s, de landschapsvervuiling, milieueffecten, infrastructuurwerken en maatschappelijk voordeel. De drie partnerschappen hebben hun dossier afgeleverd aan hun gemeenteraden. Die hebben, zoals procedureel voorzien was, aan de hand van de dossiers beslist of de ge- ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p ) 97
4 GUNTER BOMBAERTS, MICHEL BOVY EN GILBERT EGGERMONT meente dit aanvaardt of niet. Mol en Dessel hebben bevestigend gereageerd. De gemeenteraad van Fleurus heeft negatief gereageerd waardoor Farcienne voor een voldongen feit stond en zich heeft onthouden. Het is nu aan de federale overheid om verder een beslissing te nemen RISCOM Een ander participatiemodel voor hoogtechnologische ontwikkelingen is RISCOM (RISk COMmunication). Kjell Andersson, Raul Espejo en Clas-Otto Wene (1998) proberen hierin een antwoord te geven op de legitimiteitscrisis in wetenschap en technologie. Ze benadrukken hierin de nood aan inspraak van anderen dan wetenschappelijke experts of politici. Met Jürgen Habermas maken de auteurs een onderscheid tussen decisionistische, technocratische en pragmatische besluitvorming. In de eerste twee modellen over de interactie tussen maatschappij en technologie is het de rol van de wetenschappelijke expert om de feiten uit te leggen. Volgens het decisionistische model moeten politici zorgen voor de legitimiteit en authenticiteit van de besluitvorming, terwijl het technocratische model daarvoor rekent op de experten. Een model dat meer aanhang wint, is het pragmatische. Het stelt dat een strikte scheiding tussen de verschillende betrokkenen niet mogelijk is. Wetenschappers en politici alleen voldoen niet meer om de legitimiteit en authenticiteit van een beslissing te waarborgen. Wanneer er een gebrek is aan vertrouwen moet het publiek meer betrokken worden als een volwaardige actor in het debat. Toch blijven er volgens de auteurs in dit pragmatische model uitdagingen. Volgens hen kan het publiek nooit volledig de complexe technologische veronderstellingen vatten zoals in het beheer van nucleair afval. Daarom kent het RISCOM-model twee actoren in het maatschappelijk debat een belangrijke rol toe. De eerste is een hoeder (guardian) van de transparantie van het proces. Dit instituut of deze persoon kijkt toe of iedereen voldoende gehoord wordt. De hoeder helpt vragen en inzichten naar boven te laten komen. Tegelijkertijd moet deze zo weinig mogelijk betrokken zijn bij het resultaat van het proces en weerhoudt deze zich best van het geven van concrete antwoorden om niet te veel betrokkene te worden. Een tweede rol in het model is dat van stretcher. Deze moet ervoor zorgen dat alle mogelijkheden van de uitvoerder (implementer) gebruikt worden. De stretcher moet voldoende technische bagage hebben om de dagdagelijkse methodes en kennis in wetenschap in vraag te stellen. Dit stretchen is nodig om af te stappen van de louter technische en economische benadering en maximaal de maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. De auteurs stellen voor om de complexiteit van een besluitvormingsproces nog meer te reduceren tot het voor voldoende mensen bevatbaar is. Hiervoor moet het proces opgedeeld worden in verschillende discussieniveaus (recursion levels). Gebaseerd op systeemtheorie worden deze niveaus gezien als autonome systemen ingebed in andere autonome systemen met hun eigen taak en bijdragend tot de ruimere systemen. (Ibid., 35) De verschillende niveaus kunnen autonoom bekeken worden; ze kunnen nog steeds op zichzelf bestaan en hebben specifieke regels. In het voorbeeld van het Zweedse beleid van nucleair afval zien de auteurs vier belangrijke discussieniveaus. Het Zweedse 98 ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p )
5 (Inter)nationale participatie heeft nood aan lokale participatie. En omgekeerd nucleaire systeem, het systeem van de nucleaire afvalberging, de sitekarakterisering en het expertonderzoek. Na de verdeling van een maatschappelijk debat in niveaus, worden de relevante thema s bediscussieerd met een specifieke methodologie (team syntegrity). Het is een discussiemethode bedoeld om de transparantie van besluitvorming te verhogen. Voor de aanvang van de samenkomst vragen de organisatoren naar individuele opinies van de technologie onder discussie. Tijdens de meeting worden de verschillende opinies in 12 thema s gegroepeerd. Elke groep bediscussieert twee thema s ten gronde en is advocaat van de duivel voor de resultaten van twee andere thema s van andere deelgroepjes. Door herhaling kan een nog grondigere visie bekomen worden. 2. Aanbevelingen uit een vergelijking van twee modellen en twee praktijken We hebben de twee participatiemethodes voorgelegd aan enkele mensen van de Belgische partnerschappen en van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) en hen gevraagd wat volgens hen de voor- en nadelen waren van de twee methodes. De bespreking die u hieronder vindt, is hierdoor gevoed, maar weerspiegelt de mening van de auteurs. Omdat we voornamelijk voor een Nederlandstalig publiek schrijven, leggen we in dit artikel de nadruk op de bespreking van het partnerschapmodel door vergelijking met het RISCOM model. We komen tot vijf stellingen en aanbevelingen. (1) België is te klein voor de organisatie van een degelijke stretcher. Een Europees tegenexpertise-instituut zou een deel van dit gemis kunnen opvangen. De rol van non-participatieve kritiek zou meer moeten worden gewaardeerd. (2) Er is geen sterke Belgische hoeder van het proces. NIRAS neemt momenteel die rol op zich, maar een minder betrokken instelling als een Belgisch instituut voor technologisch aspectenonderzoek zou een sterkere positie kunnen innemen. Indien dit niet mogelijk is, kan als blijk van partnergelijkwaardigheid een symmetrische vertegenwoordiging in bestuursorganen gecreëerd worden. Is het niet logisch dat MONA en STOLA in de raad van beheer zitten bij NIRAS als NIRAS in de raad van beheer van MONA en STOLA zit? (3) Een participatiediscussie mag niet halsstarrig aan discussieafbakeningen vasthouden. Als ze het debat belemmeren, moeten ze worden herzien of moeten de deelnemers van het debat tijdelijk een ruimer discours kunnen houden. (4) Het lokale niveau is een onmiskenbare sterkte van het partnerschap, maar dit kan de intergemeentelijke dialoog schaden en miskent het nationale niveau. (5) Er moet ook een debat komen over de compensaties (de zogenoemde toegevoegde waarde) die de partnerschappen mogelijks krijgen om deze beslissing breder gedragen te maken. We gaan hier in meer detail op in. ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p ) 99
6 GUNTER BOMBAERTS, MICHEL BOVY EN GILBERT EGGERMONT 2.1. België is te klein voor een degelijke stretcher Zoals uit de bespreking van het RISCOM-model blijkt, kan de stretcher geen commitment hebben ten opzichte van het resultaat van het participatieproces, de NAO-berging in dit geval. De stretcher moet zelfs verder gaan en bereid zijn te investeren in alternatieve onderzoeken. Hiermee schakelt de stretcher zich in in een voorzorgdiscours. De meerderheid van de wetenschappelijke en technische wereld kan soms overtuigd zijn van haar gelijk, maar een minderheid kan samen met een partnerschap deze zekerheid uit voorzorg bevragen. Het belang van de stretcher wordt duidelijk door onderzoek over conformiteit. Deutch en Gerard (1955) hebben voor het eerst aangetoond dat de neiging om de mening van anderen over te nemen zonder grondige analyse beïnvloed wordt door (1) het persoonlijk gebrek aan referentie- en interpretatiekaders en (2) de vergelijking en geringschatting van de eigen expertise ten opzichte van die van andere groepsleden. Groepen neigen naar uniformiteit omdat zij hierdoor de werkelijkheid kunnen interpreteren (Remmerswaal,1996). Conformiteit is dus niet noodzakelijk negatief. Het is een noodzakelijke voorwaarde voor groepen om zin te kunnen geven aan de omgeving en aan zichzelf. Toch kan conformiteit groepen weerhouden grondige analyses te maken. Ivrin Janis heeft zo aangetoond dat verschillende politieke besluiten in de Verenigde Staten leden aan groepsdenken, een manier van denken waar mensen zich mee inlaten wanneer ze sterk betrokken zijn in een sterk samenhangende groep, wanneer het unanimiteitsstreven van de leden de overhand neemt op hun motivatie om realistische inschattingen te maken van de alternatieven die in vraag worden gesteld. (Janis, 1982: 9) Wetenschap en technologieontwikkeling hebben krachtige methodes om zich tegen dit groepsdenken te wapenen. Dit wil niet zeggen dat ze er volledig immuun voor zijn. Een mooie illustratie hiervan wordt gegeven door Freddy Verbruggen in de uitgebreide studie van de flogiston-controverse (1973). Deze in diskrediet geraakte theorie, eerst uitgewerkt door Georg Ernst Stahl, stelde dat alle vlambare materialen flogiston bevatten, een stof zonder smaak, geur of gewicht die vrijkomt bij verbranding. Kwantitatieve metingen brachten problemen aan het licht dat bepaalde stoffen meer wogen na verbranding. Mensen als Joseph Priestley en Henry Cavendish verdedigden nog lang deze theorie nadat Antoine Laurent Lavoisier stelde dat er zuurstof nodig is voor verbranding. In een uitgebreide studie over deze controverse toont Verbruggen aan dat een positieve correlatie bestaat tussen commitment ten opzichte van een theorie en de tijd die nodig is om wetenschappers van andere dan gevestigde feiten te overtuigen. Eveneens bestaat er een positieve correlatie tussen de leeftijd en de overredingstijd. 8 De gevolgen voor participatie in technologische ontwikkelingen zijn verregaand. In participatiegroepen waar vertegenwoordigers van de uitvoerder lid zijn, zijn de twee voorwaarden die conformiteit versterken in de meeste gevallen aanwezig. De val van het groepsdenken staat zo open. Of op zijn minst, het participatieproces loopt het gevaar haar kritisch potentieel te verliezen. Hier komt de stretcher in het verhaal. Deze organisatie moet non-conformerende input leveren om het participatieproces kritisch te houden. 9 8 Meer recente voorbeelden van invloeden van persoonlijkheidsinvloeden op wetenschappelijke inschatting vindt u in Bombaerts (2004). 100 ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p )
7 (Inter)nationale participatie heeft nood aan lokale participatie. En omgekeerd Zoals we al zegden, heeft NIRAS als verantwoordelijke van het afval een te belangrijk commitment ten opzichte van het resultaat van het proces, de realisatie van een NAOberging. Volgens het RISCOM-model kan het daarom moeilijk een stretcher zijn. Wie kan dan in België bijdragen tot deze rol? Enkele leden van de partnerschappen zien de partnerschappen zelf als stretcher van NIRAS. Zij zien twee sterktes. Ten eerste bevatten de partnerschappen steeds verschillende leden die werkzaam zijn in nucleaire bedrijven in de omgeving. Hierdoor hebben ze een behoorlijke expertise in nucleaire aangelegenheden om het cognitieve kader en de cultuur van NIRAS kritisch te bevragen. Een nadeel hierbij is dat het wereldbeeld van de partnerschapsleden ook meer op dat van NIRAS kan lijken dan dat van de rest van de bevolking in de gemeente. De vraag die zich opwerpt, is of de partnerschapsleden na vier jaar intense inspanningen geen semi-experten zijn met een vergelijkbaar commitment als NIRAS. Een tweede sterkte zien de partnerschapsleden in de verschillende externe experten die zij hebben uitgenodigd om het NIRAS concept te reviewen. De partnerschappen benadrukten in de loop van het proces vaak zowel de zinvolheid als de moeilijkheid hiervan. Het is erg moeilijk Belgische tegenexpertise buiten de betrokken klassieke nucleaire bedrijven en instituten te vinden. Omdat België erg klein is, kent iedereen iedereen. Iedereen is op zijn hoede wanneer commentaar gegeven wordt en dit draagt niet bij tot een doorgedreven kritische inschatting. Ondanks deze moeilijkheden uiten de leden hun tevredenheid over de uitgenodigde experten. Deze experten focussen meestal op enkele geïsoleerde technische effecten. Ons inziens is er geen echt grondige evaluatie van het gehele technische concept tot stand gekomen met behulp van tegenexpertise. Hoewel er dus een substantieel stretchingpotentieel aanwezig en gebruikt is, willen we verder op zoek gaan. Een logisch voorstel vanuit organisatorisch en statutair oogpunt zou het studiecentrum voor kernenergie (SCK) zijn. Als kenniscentrum en instelling van algemeen nut met een missie de burgers te dienen, zou het goed geplaatst zijn. Het SCK is echter zelf belangrijke afvalproducent en onderzoekscontractant in opdracht van NIRAS en heeft als dusdanig een niet te verwaarlozen belang bij de uitkomsten van de publieke discussie. Het SCK als stretcher kan ons dus niet tevreden stellen. Het is duidelijk dat een stretcher vinden die voldoende sterk en kritisch is, niet eenvoudig is. Het hoeft ook niet één organisatie te zijn. We schuiven hier twee extra mogelijkheden naar voren. Ten eerste zal een Europees nucleair tegenexpertise-instituut kunnen bijdragen tot een betere stretching. Enkele partnerschapsleden vroegen aanhoudend naar internationale peer review. Deze vraag kan gezien worden als een vraag naar een onafhankelijke stretcher buiten België. Een Europees tegenexpertise-instituut zou actief op zoek kunnen gaan naar groepsdenken binnen het wetenschappelijke denken. Het mag dan ook duidelijk zijn dat dit verschillend is van peer review. Peer review blijft enkel bij een controle van de gangbare wetenschappelijke methodes, een tegenexpertise instituut zou actief op zoek kunnen gaan naar andere inzichten en deze confronteren met de gangbare. Een Europees instituut heeft het extra voordeel dat het minder gevoelig is voor nationale uniformiteit. 9 Zoals Goorden in dit nummer aantoont, is dit een klassiek probleem. Dialoog moet de verwoorde meningen plaats geven in de relevante institutionele en machtscontext en tegelijkertijd het proces zelf kritisch in vraag blijven stellen. ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p ) 101
8 GUNTER BOMBAERTS, MICHEL BOVY EN GILBERT EGGERMONT Een tweede mogelijke bijdrage aan het stretcherpotentieel ligt in de non-participatieve kritiek en hun belangrijke bijdrage in het besluitvormingsproces omdat ze minder gevoelig zijn voor de conformiteit van het lopende debat. Ze moeten daarom niet als vervelend gezien worden, maar hun kritiek moet worden geapprecieerd. We kunnen dit argument verhelderen door te verwijzen naar een discussie over graffiti (Janssens, 1999). Graffiti op treinen en openbare gebouwen is vervelend. Om hier op een participatieve manier mee om te gaan organiseert het welzijnswerk workshops en voorziet het muren om legaal - graffiti te spuiten. Gevolg is natuurlijk ook dat de groep die zich wil uiten, ontkracht wordt en de maatschappij zo een kritisch geluid (tijdelijk?) verliest. Hetzelfde gaat op voor de non-participatieve kritiek in technologiediscussies. Er wordt meewarig gedaan over de kritiek van milieubewegingen. In Zweden daarentegen worden wetenschappers van milieuorganisaties betaald om alternatieve zienswijzen te ontwikkelen. Dit lijkt ons een belangrijke stap in de richting van een stretcherrol Er is geen sterke Belgische hoeder van het proces Een goede hoeder is betrokken op de kwaliteit van het proces en heeft eveneens geen commitment naar het resultaat. Een goede hoeder is een zegen voor een participatieproces. Individuen moeten niet meer de moeilijke inschatting maken of ze vertrouwen kunnen hebben in de feiten van de uitvoerder. Een hoeder kan waken over procedurele aspecten en de inbreng van alle relevante actoren in het participatieproces. Wel verschuift zo de inschatting van de partnerschapleden naar de hoeder en of deze de legitimiteit en authenticiteit van de uitvoerder goed beoordeelt. Het is duidelijk dat een instituut dat een sterk commitment heeft ten opzichte van een proces en volledig neutraal is ten opzichte van het eindproduct van dat proces niet bestaat. Toch kunnen we grenzen aangeven. Webbink (1988) voerde een netwerkanalyse uit tijdens het Nederlands kernenergiedebat. Hij toonde aan dat het resultaat van deze discussie in belangrijke mate bepaald werd doordat de belangrijke nucleaire adviesorganen allemaal bevolkt waren met personen uit nucleaire instituten. Laes et al. wijzen op analoge situaties in België (2004: 175). De financiering van NI- RAS-ONDRAF gebeurt in overeenstemming met het principe de vervuiler betaalt, in dit geval echter gekoppeld aan het principe van de vervuiler controleert en stuurt de strategie, onderzoek, informatie en investeringen (via het vast technisch comité van NIRAS-ONDRAF). Uiteindelijk verzwakte daardoor de invloed van bevoegde ministers op het beleid zoals bleek uit het op de lange baan schuiven van grondige kwaliteitscontrole op afval dat uit Frankrijk terugkeert. Deze onderlinge netwerken zijn niet per se een onoverkomelijk probleem. Voor een hoeder lijkt het ons toch krachtiger wanneer deze zo weinig mogelijk geleid wordt (in raden van beheer, algemene vergaderingen, ) door de partners van het participatieproces. In vele landen speelt daarom een technologieaspectenonderzoek de rol van hoeder. Op federaal niveau, het niveau van het nucleaire, bestaat zo n instituut niet in België. Op Vlaams niveau bestaat het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek (ViWTA) dat al enkele participatieprocessen op haar naam heeft. We bevelen daarom aan dat het federale niveau in België een soortgelijk instituut zou moeten oprichten of dat een bestaand 102 ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p )
9 (Inter)nationale participatie heeft nood aan lokale participatie. En omgekeerd instituut die taak op zich zou moeten nemen. In ons gesprek met FANC heeft deze organisatie interesse hieromtrent geuit. Indien er (politiek) geen hoeder mogelijk is, kan een symmetrische vertegenwoordiging van bestuursraden een andere manier zijn om meer evenwicht te creëren in de netwerken. Instituten als NIRAS en SCK zijn vertegenwoordigd in de raad van beheer en de algemene vergadering van de partnerschappen. Het zou een blijk van gelijkwaardigheid zijn als de partnerschappen ook volwaardig kunnen deelnemen aan de algemene vergadering of raad van beheer van SCK of NIRAS Afbakeningen van discussieniveaus moeten ter discussie kunnen staan Het RISCOM-model onderscheidt op voorhand verschillende discussieniveaus om de complexiteit te reduceren. NIRAS en de twee participerende universiteiten deden hetzelfde in België. Het lokale debat over NAO wordt gezien als ingebed in het nationaal nucleair afvaldebat en het nationale nucleaire debat. We stellen dat het te moeilijk is deze strikte en formele onderverdeling te rechtvaardigen. Dit punt werd ook dikwijls door de leden van de partnerschappen aangehaald. We geven hier drie argumenten. Ten eerste zijn attitudes, overtuigingen en voor waar aangenomen beweringen van een discussieniveau sterk gelinkt met elementen uit - formeel gezien - andere niveaus. Zo vroeg een niet-partnerschapdeelnemer tijdens een publiek debat welke garanties de mensen van de regio hebben dat, als er iets gebeurt met de NAO-berging, dit ook gemeld zal worden en of hier goed mee zal worden omgegaan. Om zijn vraag te kaderen, haalde hij twee voor hem valabele argumenten aan: de leugens van het KMI over de windrichting tijdens de Tsjernobylcrisis en het noodplan van kerncentrales dat nog steeds niet operationeel is. Zijn bijna 20 jaar oude wantrouwen stond nog steeds overeind en maakte dat hij de elementen van de discussieavond op zijn manier interpreteerde. De directeur van een nucleair bedrijf in de omgeving reageerde geagiteerd dat deze twee voorbeelden volledig naast de kwestie waren. Voor de directeur behoort de NAObergingsdiscussie tot een ander discussiedomein dan noodplanning en weersvoorspellingen. Voor de vraagsteller daarentegen behoren de drie dingen samen om zijn vraag te kunnen beantwoorden: Kan ik de mensen hier vertrouwen? We vermoeden dat de reactie van de directeur hem een negatief antwoord gegeven heeft. Gevoelens van angst of wantrouwen stoppen niet aan vooraf gedefinieerde discussiegrenzen. Meningen over weersvoorspellingen en noodplanning zijn voor sommigen - onlosmakelijk verbonden met nucleair afval dat aan de oppervlakte geborgen kan worden. Een tweede argument tegen de te strikte afbakening van discussiedomeinen is dat de in een discussie betrokken actoren zelf niet beperkt zijn tot deze afbakening. De uitvoerder NIRAS, de controle FANC, de media en de milieuorganisaties dragen allemaal bij tot de beeld- en besluitvorming van de NAO-berging vanuit een breder perspectief dan het strikte NAO. Wanneer het discussiegebied voor participatiegroepen te strikt wordt opgelegd, kunnen deze het gevoel krijgen dat hun invloed gefnuikt wordt. De lokale afdeling van Greenpeace België bijvoorbeeld wilde niet tot het partnerschap toetreden omdat ze vreesden dat een besluit over een NAO-berging, ja zelfs een deelname aan het proces alleen, gezien kon worden als een impliciete aanvaarding van het nucleaire in het ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p ) 103
10 GUNTER BOMBAERTS, MICHEL BOVY EN GILBERT EGGERMONT algemeen. We begrijpen deze vrees, vooral omdat op het gebied van het nucleaire geen diepgaande participatie gegeven werd. Greenpeace heeft dus impliciet de voorafgaandelijke verdeling in verschillende discussieniveaus veroordeeld. En de partnerschappen in Mol en Dessel hebben momenteel, na het afleveren van hun rapporten over NAO, een ruimer discussieterrein geëist. Ze hebben verkregen dat ze over vragen gerelateerd aan nucleair afval inspraak krijgen. Dat is een stap in de goede richting, maar de beperking tot afval is logisch omdat NIRAS nog zo sterk in het partnerschap verankerd zit. Een partnerschap geleid door een neutralere hoeder zou ook ruimte geven voor noodplanning, werkgelegenheid, enz. Een derde argument is dat het effectieve resultaat van het participatieproces sterk bepaald zal zijn door de grenzen van de discussieniveaus. Daarom moeten deelnemers van het proces de grenzen kunnen passeren. In de bergingsdiscussie die we hier bespreken kwamen deze grenzen ook vaak naar voren. Tot hiertoe spraken we over NAO of nucleair afval dat aan de oppervlakte geborgen kan worden. In het debat werd, zoals in voetnoot 1 gezegd, gesproken over type A afval of laagactief kortlevend afval. "Afval van categorie A (laag- of middelactief en kortlevend afval) Het afval van categorie A is geconditioneerd afval dat radio-elementen bevat in activiteitsconcentraties en met een halveringstijd die voldoende gering zijn opdat het afval in aanmerking zou komen voor oppervlakteberging. Deze categorie omvat laag- en middelactief afval met korte halveringstijd (30 jaar of minder), maar kan eveneens minieme hoeveelheden alfastralers met lange halveringstijd bevatten. Dit afval zal van mens en milieu geïsoleerd moeten worden tijdens 300 jaar, dit is de tijd die nodig is opdat zijn activiteitsniveau ten minste met een factor zou afnemen." (NIRAS, 2006) Categorie A afval is het afval waarin de radionucliden een voldoende geringe soortelijke activiteit en halveringstijd hebben om in oppervlakteberging te kunnen worden geplaatst, namelijk maximaal 400 tot 4000 Bq.g -1 alfaactiviteit volgens de algemene aanbevelingen van het IAEA en van de Europese Unie." (NIRAS, 2001, 31) Los van het feit dat deze twee definities niet hetzelfde afval aanduiden, is het duidelijk dat ze beide elementen van discussie bevatten. Het zijn net deze elementen die in een democratisch proces bepalen of het aan de oppervlakte kan worden geborgen of niet. Wat is voldoende gering, minieme hoeveelheden, waarom 30 jaar?, waarom een factor 1000?, waarom 400 tot 4000 Bq.g -1? De meeste van deze elementen zijn vanuit een democratisch perspectief erg open, want wat aan de oppervlakte geborgen kan worden, hangt af van wie er wat over zegt. Door het mandaat van het partnerschap te beperken tot type A waste of nog specifieker laagradioactief afval 10 bepaalt de organisator NIRAS een belangrijk deel van het debat op voorhand al dat het afval aan de oppervlakte geborgen kan worden: type A afval is het afval dat aan de oppervlakte kan worden geborgen. Aan jullie om het te aanvaarden of niet., lijkt de impliciete extra boodschap te zijn. 104 ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p )
11 (Inter)nationale participatie heeft nood aan lokale participatie. En omgekeerd Het alternatief lijkt ons erg duidelijk. Discussieniveaus kunnen als startpunt van een projectvoorstel genomen worden. Als er geregeld argumenten komen die een ander of ruimer discussieniveau vereisen moet hierop ingegaan kunnen worden Een intergemeentelijk en nationaal debat verruimen de partnerschapmethode De sterkte van het partnerschap ligt duidelijk op het lokale niveau. In één van de gemeentes nam één persoon op honderd gedurende vier jaar minstens maandelijks deel aan de soms erg technische - discussies over de voor- en nadelen van het NAO-concept. Dit grote aantal deelnemers en hun inspanning is een sterk resultaat. Het toont aan dat de leek erg betrokken kan worden indien dit gewenst is en indien hier ruimte voor wordt gegeven. Deze nadruk op het lokale heeft echter ook een keerzijde. De intergemeentelijke en nationale dialoog kregen minder ruimte. Zo kozen STOLA en MONA om hun site in de reeds bestaande nucleaire zone in te planten (zie figuur 2a). MONA heeft als eerste keuze de locatie ten noorden van het kanaal om het bestaande golfterrein en een natuurgebied uitgebaat door Natuurpunt te vrijwaren. Deze locatie is erg klein als enkel het Mols grondgebied gebruikt kan worden. Verder gaat de grondstroom met radionucliden volledig richting Dessel 12 (figuur 2b). In termen van radiologische veiligheid, landschapsinplanting, vervoer, is deze site en het voorstel van STOLA aan de andere kant van de grens duidelijk een intergemeenschappelijke bezorgdheid. Daarom heeft MONA reeds vroeg in het proces gevraagd voor overleg. STOLA is hier niet op ingegaan, voornamelijk omdat ze vreesden dat de grotere gemeente Mol ( inwoners) Dessel (8.000 inwoners) zou belemmeren in de vorming van hun persoonlijke mening. Gevolg is nu dat er na het afhaken van PaLoFF twee voorstellen op tafel liggen, gewrongen langs een gemeentegrens en allebei het product van vele jaren discussie. Onze vrees is dat de resultaten van deze discussies in rook zullen opgaan in ontransparante, klassieke lokale gemeentepolitiekdiscussies. Laat ons hopen dat we het niet bij het rechte eind hebben. Het is niet alleen een gemeenschappelijke bezorgdheid van Mol en Dessel. Het is ook de bezorgdheid van de omliggende gemeenten. Deze konden hun burgemeester nietstemgerechtigd laten afvaardigen in de algemene vergadering. Geen enkele burgemeester is op dit (te zwakke?) voorstel ingegaan. Daarbij komt nog dat Mol en Dessel grens In het begin van het proces was er bijvoorbeeld verwarring over de afbakening van het discussieniveau van MONA. In de statuten van de vzw (MONA, 2000) stonden volgende twee artikels. Art 1: De vereniging is gevestigd met de naam: Mols Overleg Nucleair Afval, categorie A. Art 3: De doelstelling van de vereniging is het uitvoeren van studies met betrekking tot laagactief en kortlevend afval om zo te komen tot een geïntegreerd projectvoorstel dat kan worden voorgesteld aan de overheid. Dat de zoektocht naar discussieniveaus niet evident is en vaak een participatieproces op zichzelf nodig heeft, toont bijvoorbeeld het mondiale duurzaamheiddebat (zie bijvoorbeeld Aviel Verbruggen in dit nummer). Verder denken wij dat deze locatie voor vele inwoners van Mol psychologisch Dessels grondgebied is. We hebben hiervan geen gegevens dus gebruiken het niet als argument in ons betoog. ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p ) 105
12 GUNTER BOMBAERTS, MICHEL BOVY EN GILBERT EGGERMONT gemeenten zijn. De Nederlandse gemeenten zijn nog niet geraadpleegd en dit zal nog moeten gebeuren in het kader van latere vergunningsprocedures van het Euratomverdrag. Figuur 2: (a) De ligging van de nucleaire zone in Mol en Dessel. (b) Beeld van een NAO-voorstel. De stippellijn is de gemeentegrens tussen Mol in het zuiden en Dessel in het noorden. De kaart toont de radiologische impact van een hydrogeologische studie met de nuclidenpluim in het grijs. Ten zuiden van de installatie bevindt zich het kanaal. (MONA, 2005, 13) De lokale dialoog heeft ook zijn invloed op het nationale niveau. De beslissingen welke soort berging waar gebouwd zal worden, heeft ook consequenties voor een heleboel andere gemeenten, bijvoorbeeld diegene waardoor het afval mogelijks vervoerd zou worden. Voor MONA en STOLA was deze discussie niet erg belangrijk. Het eerder geproduceerde afval was reeds gestockeerd in Dessel 13. Voor het PaLoFF-project zou het afval naar Fleurus-Farcienne vervoerd moeten worden. Er is ook het financiële aspect. De voorstellen voor oppervlakteberging en diepe berging verschillen 300 miljoen. De bijhorende compensaties (zie verder) werden door MONA en STOLA nog niet gepreciseerd, maar we kunnen er van uitgaan dat het van dezelfde grootteorde is als het PaLoFF-voorstel van 104 miljoen. Deze extra kostprijs tot 400 miljoen zal doorgerekend worden aan de consument. Vanuit het RISCOMmodel zou het logisch zijn dat het lokale niveau beslissingen neemt over sitekeuze en technische voorwaarden. Op het nationale niveau zou dan - in interactie met het lokale niveau - inspraak bestaan over de financiële grenzen. We denken hierbij aan het belang van consumentenorganisaties, armoedeorganisaties (zie Vanden Eynde en Clymans in dit nummer) enz. In een gesprek met FANC heeft dit agentschap de zinvolheid van een breder nationaal debat bevestigd. 13 Want het grootste deel van het te bergen afval moet nog geproduceerd worden. 106 ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p )
13 (Inter)nationale participatie heeft nood aan lokale participatie. En omgekeerd 2.5. Compensaties In een laatste punt willen we het in dit artikel hebben over de financiële bijdrage die een gemeente krijgt als een NAO-berging daadwerkelijk in hun gemeente gebouwd wordt. In de partnerschapfilosofie is er sprake van een geïntegreerd project of helemaal geen project. Het geïntegreerd project bevat dan ook een voorstel voor een toegevoegde waarde. Dit zijn voordelen die een gemeente kan bekomen als tegemoetkoming voor het nemen van haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. We geven enkele bemerkingen hierbij. We vinden het normaal dat er tegenover een risico een voordeel staat. De aanvaardbaarheid van een risico hangt hiervan af. Dat geldt voor autorijden en roken en dus ook voor een NAO-berging. Dit wordt bevestigd in een recent Belgisch opinieonderzoek (Van Aeken et al., 2006). Meer dan 72% van de ondervraagden vindt dat een regio waar een radioactief afval geborgen zal worden hiervoor financieel gecompenseerd moet worden (tegenover 12% die hiermee niet akkoord gaat). 55% vindt dat deze compensaties door alle Belgische elektriciteitsconsumenten betaald moet worden (tegenover 25% die expliciet zeggen hiertegen te zijn). Toch willen we een kanttekening plaatsen bij deze toegevoegde waarde. Zijn deze compensaties geen belangrijk deel van de sterke - onderhandelingsposities van de partnerschappen? Een bedrag in de grootteorde van 100 miljoen is niet niets voor een gemeente. Is zo een bedrag niet te veel voor het risico van de NAO-berging, de psychologische risicoperceptie mee in rekening genomen? STOLA spreekt zelfs in haar conclusies dat er géén risico is. Waarom dan compensaties vragen? Wat met de klassieke storten mét risico zonder dat de gemeentes er compensatie van die grootteorde voor krijgen? Wat met het argument dat Zweedse participatiegroepen geen compensatie willen omdat ze neutraal willen blijven? En als er dan een fonds komt van stel 100 miljoen, wie zal dat dan beheren: de elektriciteitsproducenten, het partnerschap, de gemeente of NIRAS? We denken dat het financiële (onderhandelings)aspect een belangrijk argument is waarom het begrip compensatie zo gevoelig ligt. Maar we willen dit ook relativeren. Een andere belangrijke bijdrage waarom het vaak vernoemde NIMBY (Not In My BackYard) syndroom misschien wel verworden is tot PIMBY (Please IN My BackYard) is om de eenvoudige reden dat mensen vier jaar lang intensief aan een project gewerkt hebben, hierdoor oprecht in hun zaak geloven, er voor staan en er zich mee vereenzelvigd hebben. We willen hiermee niet aangeven dat het compensatiebedrag moet verminderen. We willen hiermee wel aangeven dat het een sterker argument is dat breder gedragen wordt als het ook op nationaal gebied bediscussieerd zou worden. 3. Conclusie We hebben hier aan de hand van het RISCOM-model een aantal kritische bedenkingen gemaakt over het Belgische partnerschap model. We willen benadrukken dat dit niet betekent dat we dit model als waardeloos afdoen en dat het proces over de locatie van ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p ) 107
14 GUNTER BOMBAERTS, MICHEL BOVY EN GILBERT EGGERMONT de NAO-berging opnieuw gevoerd moet worden. En het betekent ook niet dat het RIS- COM model beter is dan het partnerschapmodel. Wel betekent het dat er ruimte is voor verbetering van het Belgische partnerschapmodel. Vooraleer de discussies over type B en type C afval diepgaand gevoerd worden, moet er een brede en transparante discussie komen over mogelijke veranderingen van het proces. De aanbevelingen die we hierboven gemaakt hebben, kunnen naast vele andere opmerkingen en bedenkingen dan dienen als startpunt van deze discussie. Bedanking Een dank aan de bereidwilligen van FANC, PaLoFF, STOLA en MONA om over deze onderwerpen met ons van gedachten te wisselen. Speciale dank aan MONA voor hun openheid om G. Bombaerts als observator aan hun werkgroepvergaderingen te mogen laten deelnemen. Literatuur ANDERSSON K., ESPEJO R. & WENE C.-O. (1998) Building Channels for Transparent Risk Assessment. Final Report RISCOM Pilot Project. SKI, Stockholm BERGMANS A Van "de burger als beleidssubject" naar "de burger als partner": de Belgische queeste naar een langetermijnoplossing voor het beheer van het laagradioactief en kortlevend afval. Onuitgegeven doctoraatsthesis, Antwerpen BOMBAERTS G. (2003) Conformity and internalisation in a participative decision making process. In: ANDERSON (Ed), VALDOR 2003, Stockholm BOMBAERTS G. (2004) Waste Depositionism. A philosophical inquiry on technoscientists and nuclear waste, onuitgegeven doctoraatsthesis, Mol, (2006/04/12) DEUTCH M. and GERARD H.B. (1955) A study of normative and informational social influences upon individual judgment, Journal of Abnormal and Social Psychology, 51, LAES E., CHAYAPATHI L., MESKENS G. & EGGERMONT G. (2004) Kernenergie en maatschappelijk debat, Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek, Brussel MONA (2005) MONA, een weg naar de aanvaardbaarheid van een berging van categorie A afval in Mol?, Mol MONA (2000) Statuten en Huishoudelijk Reglement van MONA, Mol NIRAS (2006) (2006/04/ 12) 108 ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p )
15 (Inter)nationale participatie heeft nood aan lokale participatie. En omgekeerd NIRAS (2001) Technisch overzicht van het SAFIR 2-rapport. Safety Assessment and Feasibility Interim Report 2., NIROND N REMMERSWAAL J. (1996) Handboek Groepsdynamica. Een nieuwe inleiding op theorie en praktijk, Nelissen, Baarn JANIS I. (1982) Groupthink. Psychological Studies of Policy Decisions and Fiascoes, Houghton Mifflin Company, Boston JANSSENS, D. (1999) Sociaal werk tussen hamer en aambeeld. Enkele aanbevelingen voor het sociaal werk vanuit de paradigmata van J. Habermas. BRODALA J., CUYVERS G. and VAN DEN EECKHOUT (Eds.), Kanttekeningen. Bouwen aan kansen op recht en toegang, Garant, Leuven VAN AEKEN K., CARLÉ B., HARDEMAN F., TURCANU C., and BOMBAERTS G. (2006) Risk Barometer Univariate Analysis., Mol, Belgium VERBRUGGEN F. (1973) Cognitieve dissonantie en phlogistonkontroverse. Een interdisciplinaire studie waarin het cognitief gedrag van wetenschapsmensen tijdens de phlogistonkontroverse verklaard wordt vanuit enkele psychologische modellen, in de eerste plaats vanuit het model van de cognitieve dissonantie van Leon Festinger, onuitgegeven doctoraatsthesis, RUG WEBBINK D. (1988) De institutionele kernenergielobby. Een netwerkanalyse van de kernenergiesector, Mens en Maatschappij, 63, 4, ETHIEK & MAATSCHAPPIJ 9 e JAARGANG NUMMER 1 (p ) 109
In de klei rijden of democratiseren? Uitdagingen voor het nucleair afvalbeheer in België
In de klei rijden of democratiseren? Uitdagingen voor het nucleair afvalbeheer in België Erik Laes - Wetenschappelijk medewerker Studiecentrum voor Kernenergie (SCK CEN) en UA Gunter Bombaerts - Filosoof
langetermijnoplossing
langetermijnoplossing Een voor het Belgische laag- en middelradioactief kortlevend afval Samen maken we het mogelijk langetermijnoplossing Een voor het Belgische laag- en middelradioactief kortlevend afval
THUIS IN DESSEL? HET BELGISCH LAAGACTIEF EN KORTLEVEND AFVAL: KIEZEN VOOR EEN DUURZAME OPLOSSING
HET BELGISCH LAAGACTIEF EN KORTLEVEND AFVAL: THUIS IN DESSEL? Een geïntegreerd bergingsproject met een technisch en een maatschappelijk luik. KIEZEN VOOR EEN DUURZAME OPLOSSING informatiebrochure november
Het nucleaire Dessel, wat denkt u erover?
EXTERNAL REPORT SCK CEN-ER-253 Het nucleaire Dessel, wat denkt u erover? Een online bevraging bij de bevolking in Dessel C. Turcanu T. Perko Nuclear Science and Technology Studies (NST) Programme for Integration
De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid
Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen
WEET JIJ WAT TE DOEN BIJ EEN NUCLEAIR ONGEVAL?
WEET JIJ WAT TE DOEN BIJ EEN NUCLEAIR ONGEVAL? België telt vijf nucleaire sites, in Doel, Tihange, Mol, Dessel en Fleurus. De kans op een ernstig nucleair ongeval op één van deze sites is klein, maar niet
WEET JIJ WAT TE DOEN BIJ EEN NUCLEAIR ONGEVAL?
WEET JIJ WAT TE DOEN BIJ EEN NUCLEAIR ONGEVAL? België telt vijf nucleaire sites, in Doel, Tihange, Mol, Dessel en Fleurus. De kans op een ernstig nucleair ongeval op één van deze sites is klein, maar niet
PARTICIPATIE DOOR KINDEREN
PARTICIPATIE DOOR KINDEREN Ellen Van Vooren Kenniscentrum Kinderrechten 17 januari, dialooggroep kleuters & lagere school kinderen, Leuven KINDERRECHTEN PARTICIPATIE IDEE Participatie: een kinderrecht?
Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer
Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer AUTEURS Jonathan Desdemoustier, onderzoeker-doctorandus, Smart City Institute, HEC-Liège, Universiteit van Luik (België)
WERKGROEP LOKAAL FONDS
WERKGROEP LOKAAL FONDS SYNTHESENOTA JULI 2012 (op basis van de besprekingen op 25/01/2012, 20/02/2012, 19/03/2012, 25/04/2012, 07/06/2012 en 09/07/2012) Goedgekeurd op de Algemene Vergadering van 15/11/2012
Welkomstwoord en inleiding tot de NIRAS Dialogen. Naar een duurzaam beheer van hoogradioactief en langlevend afval
Welkomstwoord en inleiding tot de NIRAS Dialogen Naar een duurzaam beheer van hoogradioactief en langlevend afval Wie is NIRAS en waarom een Afvalplan? NIRAS is de openbare instelling die wettelijk belast
Statuten jeugdraad Glabbeek
Statuten jeugdraad Glabbeek 2018-2025 Algemeen Art 1. In de gemeente Glabbeek wordt een gemeentelijke jeugdraad opgericht in uitvoering van het decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en
Gelvorming in afvalvaten opgeslagen bij Belgoprocess in Dessel
Gelvorming in afvalvaten opgeslagen bij Belgoprocess in Dessel Infovergadering 21 januari 2014 Marc Demarche Adjunct directeur-generaal NIRAS Wim Van Laer Algemeen directeur Belgoprocess Nationale instelling
Dessel, Mol & Retie. Uw regio, uw gezondheid, uw baby.
Uw regio, uw gezondheid, uw baby. Dessel, Mol & Retie U vindt het goed wonen in Dessel, Mol en Retie? Maar met een baby op komst stelt u zich toch soms vragen over de kwaliteit van ons milieu? Wilt u de
NIRAS DIALOOG (D.III) 25 april 2009. Verslag
NIRAS DIALOOG (D.III) 25 april 2009 Verslag De Dialogen werden georganiseerd door NIRAS binnen het kader van de Maatschappelijke Consultatie rond het Afvalplan voor het langetermijnbeheer van hoogactief
De veiligheid van de kerncentrale van Doel en de rol van het FANC
De veiligheid van de kerncentrale van Doel en de rol van het FANC 14 oktober 2015 Jan Bens Directeur-generaal FANC 1. Over het FANC Overzicht 2. De kerncentrale van Doel 2.1. Doel 1/2: Long Term Operation
Participatieve risico-inventarisatie op maat van kleine ondernemingen. De SOBANE-strategie
Participatieve risico-inventarisatie op maat van kleine ondernemingen De SOBANE-strategie De preventiestrategie SOBANE (Screening, Observation, Analysis, Expertise) en de DEPARIS-opsporingsmethode gaan
Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus
VJR-20100511 Inputnota Vlaamse Jeugdraad: lokaal jeugdbeleid in de nieuwe gemeentelijke beleids- en beheerscyclus Inleiding De Vlaamse regering wil de lokale sectorale en thematische beleidsplannen, waaronder
Informatiecentrum over radioactieve afvalstoffen
Informatiecentrum over radioactieve afvalstoffen Informatiecentrum over radioactieve afvalstoffen Isotopolis, Het informatiecentrum over radioactieve afvalstoffen Een kijkje nemen achter de muren van een
ADVIES 84 OPRICHTING VAN HET INTERN VERZELFSTANDIGD AGENTSCHAP INSTITUUT VOOR INNOVATIE DOOR WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE
ADVIES 84 OPRICHTING VAN HET INTERN VERZELFSTANDIGD AGENTSCHAP INSTITUUT VOOR INNOVATIE DOOR WETENSCHAP EN TECHNOLOGIE 22 januari 2004 Inhoud 1. Situering... 3 2. Advies...3 ADVIES BIJ HET VOORONTWERP
> KEN JE GEMEENTE EN GA ERMEE AAN DE SLAG!
> KEN JE GEMEENTE EN GA ERMEE AAN DE SLAG! > > DE GEMEENTE: WAT, WAAR, HOE EN WAAROM? Simpel gezegd is een gemeente een stuk grondgebied met een eigen bestuur, dat verkozen is door en verantwoording aflegt
Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)
Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als
Maart MONA bezoekt de 4de testwand pagina 4-5. Veilig in 1-2-3: wat te doen bij een nucleair ongeval? pagina 7-8
Maart 2018 MONA bezoekt de 4de testwand pagina 4-5 Veilig in 1-2-3: wat te doen bij een nucleair ongeval? pagina 7-8 MONA info avond: Greenpeace rapport Fukushima pagina 11 BEDANKT VRIJWILLIGERS!! Sinds
Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)
Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012) De Hoge Raad voor Vrijwilligers (HRV) kijkt relatief tevreden terug op 2011, het Europees Jaar voor het Vrijwilligerswerk.
Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties
Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties De afgelopen decennia zijn er veel nieuwe technologische producten en diensten geïntroduceerd op de
MONA, een weg naar de aanvaardbaarheid van een berging van categorie A-afval in Mol?
MONA, een weg naar de aanvaardbaarheid van een berging van categorie A-afval in Mol? Geïntegreerd eindrapport januari 2005 MONA, een weg naar de aanvaardbaarheid van een berging van categorie A-afval in
Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Nevele GEMEENTELIJKE RAAD VOOR PERSONEN MET EEN BEPERKING NEVELE. Statuten
Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Nevele GEMEENTELIJKE RAAD VOOR PERSONEN MET EEN BEPERKING NEVELE Statuten Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Nevele GEMEENTELIJKE RAAD VOOR PERSONEN MET EEN BEPERKING
Het geïntegreerd project van oppervlakteberging in Dessel voor het Belgisch laag- en middelactief afval met korte levensduur
Nationale instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen Het geïntegreerd project van oppervlakteberging in Dessel voor het Belgisch laag- en middelactief afval met korte levensduur Rapport
ADVIES. Uitgebracht door de Raad van Bestuur van 4 december 2017
ADVIES Een substantiële vermindering van het aantal dierproeven in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : principenota Uitgebracht door de Raad van Bestuur van 4 december 2017 Economische en Sociale Raad
Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel
Rapport voor deelnemers M²P burgerpanel Weergaven van publieke opinie in het nieuws en hun invloed op het publiek Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek over weergaven van publieke opinie
Statuten milieuraad Lier Beslissing gemeenteraad 28 april 2003
Statuten milieuraad Lier Beslissing gemeenteraad 28 april 2003 Artikel 1 In de stad Lier wordt een gemeentelijke adviesraad voor milieu en natuur, hierna milieuraad Lier, afgekort milieuraad, genoemd,
Zo kijkt VVJ naar participatie 1
Zo kijkt VVJ naar participatie Groeien naar meer participatief besturen Groeien naar, want kun je niet snel snel, en niet in je eentje Participatief besturen : is voor VVJ een voorwaarde voor goed beleid
VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2015/6 naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van Europa over de rechten van ouderen
VLAAMSE OUDERENRAAD Advies 2015/6 naar aanleiding van de aanbeveling van de Raad van Europa over de rechten van ouderen Vlaamse Ouderenraad vzw 16 december 2015 Koloniënstraat 18-24 bus 7 1000 Brussel
Functionaliteitseconomie: Hefboom voor duurzame ontwikkeling in België? Samenvatting. Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling
Functionaliteitseconomie: Hefboom voor duurzame ontwikkeling in België? Samenvatting Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling 1 P a g i n a F u n c t i o n a l i t e i t s e c o n o m i e : h e f b o o
Publieksforum: 30 burgers in dialoog over genetische tests
Z I T H E T I N MIJN GENEN? Publieksforum: 30 burgers in dialoog over genetische tests BELGIË 2003 Wetenschap en samenleving dagen elkaar uit Citaten uit het colloquium Testen van mensen, georganiseerd
Advies. over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking
Brussel, 5 juli 2006 050706_Advies_kaderdecreet_Vlaamse_ontwikkelingssamenwerking Advies over het ontwerp van kaderdecreet Vlaamse ontwikkelingssamenwerking 1. Inleiding Op 24 mei 2006 heeft Vlaams minister
Risicocommunicatie. Gezondheid als uitgangspunt, een kwestie van vertrouwen?? Henk Jans, arts Inhoudsmanager Bureau GMV 10 juli 2008
Risicocommunicatie Gezondheid als uitgangspunt, een kwestie van vertrouwen?? Henk Jans, arts Inhoudsmanager Bureau GMV 10 juli 2008 Presentatie Beleving risico s in relatie tot (praktijk) Wat is een risico?
De 7 stappen van je participatieproces - handleiding
De 7 stappen van je participatieproces - handleiding 1 1) Doelstellingen helder krijgen De eerste vraag die we moeten beantwoorden is niet Hoe gaan we dit doen? maar wel vragen zoals: - Waarom doen we
De ADOMA wordt in ieder geval om advies gevraagd over de verplichtingen in het kader van de samenwerkingsovereenkomst milieu met het Vlaams gewest.
Statuten ADOMA Artikel 1 Er wordt een adviesraad voor milieu en natuur opgericht, hierna Adviesraad voor Duurzame Ontwikkeling en Milieu van de stad Antwerpen (afgekort ADOMA) genoemd. De ADOMA is tevens
REGLEMENT VAN DE GEMEENTELIJKE MILIEUADVIESRAAD VAN DE GEMEENTE GLABBEEK Aangepaste versie
REGLEMENT VAN DE GEMEENTELIJKE MILIEUADVIESRAAD VAN DE GEMEENTE GLABBEEK Aangepaste versie 2018-2025 Artikel 1: De gemeentelijke milieuadviesraad, afgekort als MAR-Glabbeek, is een door het gemeentebestuur
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.
FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG ------ Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk. ------ Advies nr. 125 van 18 april 2008 over het ontwerp van koninklijk besluit
Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting
xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het
S T O R A - m a g a z i n e. vzw STudie en Overleg Radioactief Afval Dessel
S T O R A - m a g a z i n e vzw STudie en Overleg Radioactief Afval Dessel vijfde nummer - juli 2006 Alles is nog niet in kannen en kruiken Frans Dumoulin vertelt meer over de regeringsbeslissing van 23
Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016
Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen
3. Inspraak - Participatie aan het beleid
kwaad berokkenen. Vaak is de zorgverlener zich dus niet bewust van de gevolgen van zijn handelingen (vandaar de be tussen haakjes). Voor Vlaanderen bestaat er een Vlaams Meldpunt Ouderenmis(be)handeling.
VLAAMS PARLEMENT HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, VORMING EN WETENSCHAPSBELEID
C158 OND20 VLAAMS PARLEMENT Zitting 2000-2001 19 april 2001 HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, VORMING EN WETENSCHAPSBELEID Vraag om uitleg van de heer Dirk De Cock tot mevrouw
HUISHOUDELIJK REGLEMENT
HUISHOUDELIJK REGLEMENT Lokaal Fonds Uitvoerend Comité Mol REVISIENUMMER: 0 Huishoudelijk Reglement Lokaal Fonds Uitvoerend Comité Mol Goedgekeurd door Uitvoerend Comité Mol op 03/07/2018, revisienummer
VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN
VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN Motivering bij het uitwerken van de vuistregels Door het K.B. van 6 juni 2010 is de Belgische Corporate Governance Code 2009 dè referentiecode geworden voor
Commissie begrotingscontrole WERKDOCUMENT. over het begrip "aanvaardbaar foutenrisico"
EUROPEES PARLEMENT 2009-2014 Commissie begrotingscontrole 19.10.2010 WERKDOCUMENT over het begrip "aanvaardbaar foutenrisico" Deel 1: Inleiding, werkhypothese van de rapporteur, geschiedenis Commissie
Persdossier 3 juni Lokale gemeenschappen in Dessel en Mol krijgen eeuwigdurend fonds
Persdossier 3 juni 2016 Lokale gemeenschappen in Dessel en Mol krijgen eeuwigdurend fonds Inhoud 1. Wat is het Lokaal Fonds?... 1 1.1 Voorwaarde van de lokale gemeenschappen... 1 1.2 Eeuwigdurend fonds...
Dutch Young Generation, Jaarverslag 2008
Dutch Young Generation, Jaarverslag 2008 1. De Dutch Young Generation in 2008 en vooruitblik naar 2009 1 2. Toekomst DYG 3 3. Visie, Missie en Doelen DYG 4 4. Vooruitblik 2009 5 1. De Dutch Young Generation
Advies over het Belgische rapport voor de Voluntary National Review 2017
Advies over het Belgische rapport voor de Voluntary National Review 2017 Een proces met 8 raden Federaal: FRDO Brussel: RLBHG, ESRBHG Vlaanderen: MiNaRaad, SERV Wallonië: CWEDD, CESW Duitstalige gemeenschap:
Berging, op Belgisch grondgebied, van laag- en middelactief afval met korte levensduur
Berging, op Belgisch grondgebied, van laag- en middelactief afval met korte levensduur Rapport van NIRAS betreffende het geïntegreerde bergingsproject ontwikkeld door STOLA-Dessel NIROND 2005 08 N April
ADVIES. Ontwerp van Schema voor Handelsontwikkeling september 2018
ADVIES Ontwerp van Schema voor Handelsontwikkeling 2018 20 september 2018 Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Bischoffsheimlaan 26 1000 Brussel Tel : 02 205 68 68 Fax :
Raadspiegel Gemeente Dordrecht
Raadspiegel Gemeente Dordrecht Datum 3 april 2015 Op verzoek van Gemeente Dordrecht Sam Vooren Observant Alex Klein klein@debat.nl 023-5629972 of 06-40516523 www.debat.nl Introductie Onlangs heeft Alex
MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES IN BELGIË EERSTE RESULTATEN
MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES IN BELGIË EERSTE RESULTATEN Frederik Heylen Jan Beyers Te gebruiken referentie: HEYLEN F. & BEYERS J. (2016). MAATSCHAPPELIJKE ORGANISATIES IN BELGIË: EERSTE RESULTATEN. UNIVERSITEIT
De Adviesraad kan binnen de beperkingen van haar bevoegdheden, zoals bepaald in artikel 2, zelf initiatief nemen om een advies te formuleren.
Gemeentelijk reglement Cultuurraad Stad Brussel Preambule Definities van de gebruikte termen: De Gemeenteraad: de Gemeenteraad van de Stad Brussel; Het College: College van Burgemeester en Schepenen van
Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen
Generation What? 1 : Vertrouwen in de instellingen Inleiding De mate van vertrouwen van burgers in de overheid en maatschappelijke instellingen werd al vaker de toetssteen van de democratie genoemd: daalt
Jongeren meer bij de politiek te betrekken en hen mondiger te maken door middel van talrijke activiteiten die burgerschapsvormend zijn.
Wie zijn we? Waar staan we voor? 1. Missie Als Vlaamse, onafhankelijke politieke jongerenorganisatie heeft de vereniging tot doel het consequent verdedigen en uitdragen van een liberale ideologie en een
De patiënt, partner in gezondheidszorg en gezondheidsbeleid
De patiënt, partner in gezondheidszorg en gezondheidsbeleid Kennissessie Voka HC Tinne Vandensande Mechelen 27/04/2015 Gezondheidszorg is beter mét een actieve betrokken patiënt evidence based experience
Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)
Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Deze dissertatie gaat over antecedenten en consequenties van publiek vertrouwen in organisaties die betrokken zijn bij de ontwikkeling van en de besluitvorming
Rapportage resultaten enquête project derdengelden
Rapportage resultaten enquête project derdengelden Inleiding De verplichting om een stichting derdengelden ter beschikking te hebben is sinds de introductie in 1998 een terugkerend onderwerp van discussie
Naar een gezamenlijke visie: lokale overheden als actoren voor ontwikkeling
Naar een gezamenlijke visie: lokale overheden als actoren voor ontwikkeling Consultatieproces Dit document bevat de ontwerpvisie die resulteerde uit de conferentie Winning through twinning, die van 17
Het erkenningsbesluit sociale huisvesting: stimulans voor bewonersparticipatie
Het erkenningsbesluit sociale huisvesting: stimulans voor bewonersparticipatie Voorstel tot aanbevelingen van VIVAS I. Inleiding...2 II. Het erkenningsbesluit en bewonersparticipatie...2 1 Prestatiebeoordeling
Samenvatting. Introductie
200 Introductie Kinderparticipatie is een cruciaal aspect van kinderbescherming en jeugdhulpverlening. Sinds de jaren 90 is er vanuit het perspectief van de rechten van het kind meer aandacht voor het
Advies. Proefproject LZV s. Brussel, 24 juni Mobiliteitsraad
Advies Proefproject LZV s Brussel, 24 juni 2011 Mobiliteitsraad Wetstraat 34-36 1040 Brussel T +32 2 209 01 25 F +32 2 217 70 08 info@mobiliteitsraad.be www.mobiliteitsraad.be Adviesvraag: Proefproject
EURO-MEDITERRAAN PARLEMENTAIR FORUM
EURO-MEDITERRAAN PARLEMENTAIR FORUM Napels, 2 december 2003 AANBEVELING VAN HET EURO-MEDITERRAAN PARLEMENTAIR FORUM AAN DE VIde EURO-MEDITERRANE MINISTERSCONFERENTIE betreffende de oprichting van een Euro-Mediterrane
-WAT DOE IK? -HOE VOEL IK ME IN DE VERGADERINGEN? diep gelukkig: mijn beperkte ervaringskennis kan werkelijk iets betekenen voor anderen
M I J N D E E L N A M E A L S G R O E N T J E A A N H E T V E R N I E U W D E Z O R G C O N CEPT R O N D A R IKEL 107 IN D E P R O J E C T R E G I O ' A R R O N D I S S E M E N T L E U V E N E N Z O R
SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE
Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE Algemene vorming op het einde van de derde graad secundair onderwijs Voor de sociale
Greenpeace eist een nieuwe wet die de nucleaire provisies veiligstelt in een Nationaal Fonds van de Nucleaire Voorzieningen
Greenpeace eist een nieuwe wet die de nucleaire provisies veiligstelt in een Nationaal Fonds van de Nucleaire Voorzieningen Hoewel de kernuitstap keer op keer ter discussie wordt gesteld, is over de invoering
8760/19 tin/van/ev 1 TREE.1.B
Raad van de Europese Unie Brussel, 3 mei 2019 (OR. en) 8760/19 JEUN 63 NOTA van: aan: Betreft: het secretariaat-generaal van de Raad het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad Ontwerpresolutie
Studie naar Innovatiegerichtheid en arbeidsmarktpositie van IWT doctorandi
agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie 83 November 2014 Studie naar Innovatiegerichtheid en arbeidsmarktpositie van IWT doctorandi Sarah Botterman (GFK Belgium) Colofon Wilt u meer weten
Hefbomen van Leiderschap. Simpel. Voorspellend. Invloedrijk.
Hefbomen van Leiderschap Simpel. Voorspellend. Invloedrijk. Excellente Competentiemodellen Organisaties zoeken naar simpele, praktische middelen voor de ontwikkeling van leiderschap. Een grote focus op
Initiatiefvoorstel. Status: besluitvormend. Agendapunt: * Instelling Jongerenraad. Datum: 22 juni 2015. Decosnummer: 361
Initiatiefvoorstel Status: besluitvormend Agendapunt: * Onderwerp: Instelling Jongerenraad Datum: 22 juni 2015 Portefeuillehouder: drs. H.C.P. Noten Decosnummer: 361 Informant: Jan Rooijakkers j.rooijakkers@dalfsen.nl
Datum 21 mei 2015 Betreft Beantwoording vragen over de aanwijzing Extern optreden in relatie tot de vrijheid van meningsuiting
> Retouradres Postbus 20701 2500 ES Den Haag de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein 2 2511 CR Den Haag Ministerie van Defensie Plein 4 MPC 58 B Postbus 20701 2500 ES Den Haag www.defensie.nl
Voorontwerp van decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot het economisch, wetenschapsen innovatiebeleid
Voorontwerp van decreet houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot het economisch, wetenschapsen innovatiebeleid DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Economie,
OP ZOEK NAAR...NIEUWE GEMEENTEGRENZEN. EEN PRAATSTUK
OP ZOEK NAAR...NIEUWE GEMEENTEGRENZEN. EEN PRAATSTUK Leeuwarden, 21 maart 2013 Een praatstuk over de toekomstige grenzen van Leeuwarden Het bestuurlijk landschap in Friesland zal er de komende jaren waarschijnlijk
Statuten Lokaal Overleg Kinderopvang
Statuten Lokaal Overleg Kinderopvang 2013-2019 Art. 1. Begrippen In dit huishoudelijk reglement wordt verstaan onder: 1 LOK: lokaal overleg kinderopvang 2 DVG: diensten voor gezinsopvang 3 IBO: initiatief
Werken vanuit principes. Beheer van radioactief afval. Doelstelling en principiële aanpak. Een geïntegreerd en duurzaam beheer van radioactief afval
NIRAS werkt al geruime tijd aan een oplossing voor het langetermijnbeheer van radioactief afval van de categorieën B en C (hoogactief en langlevend afval). In 2009 zal dit ingepast worden in het kader
innoveren in de zorg zal renderen Caroline.Huys@innovatiecentrum.be Trefpunt Zorg 29/04/2014
& innoveren in de zorg zal renderen Caroline.Huys@innovatiecentrum.be Trefpunt Zorg 29/04/2014 DRIE 1. Klant centraal 2.Zorgproeftuinen & subsidies 3. Innovatiecentrum Innovatiecentrum? Voor wie? Bedrijven
ADVIES. Strategische uitvoerbaarheidsstudie betreffende de vestiging van een biomethanisatie-eenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
ADVIES Strategische uitvoerbaarheidsstudie betreffende de vestiging van een biomethanisatie-eenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 21 februari 2019 Economische en Sociale Raad voor het Brussels
Functie en bevoegdheden dorpsraad
Functie en bevoegdheden dorpsraad Sterrebeek OPDRACHT EN BEVOEGDHEID Artikel 1 : De Dorpsraad van Sterrebeek, als vertegenwoordigend orgaan van de verenigingen die in de deelgemeente werkzaam zijn, heeft
Goedgekeurd op 11 februari 2011
GROEP GEGEVENSBESCHERMING ARTIKEL 29 00327/11/NL WP 180 Advies 9/2011 betreffende het herziene voorstel van de industrie voor een effectbeoordelingskader wat betreft de bescherming van de persoonlijke
Kennis van de reflexmaatregelen risicocommunicatie en risicoperceptie
Kennis van de reflexmaatregelen risicocommunicatie en risicoperceptie Een onderzoek bij de inwoners van Mol en Dessel Universiteit Antwerpen 29 mei 2017 Lien Verbeeck Doel HOOFDVRAGEN - Hoe goed zijn de
Subsidie voor jeugdhuizen
Subsidie voor jeugdhuizen Art. 1 De gemeente Pittem verleent binnen de perken van het terzake goedgekeurde begrotingskrediet een subsidie voor jeugdhuizen die voldoen aan de onder artikel 2 omschreven
In dialoog met je ondernemers: Waarom en hoe? Regionale overlegtafel economie VVSG
In dialoog met je ondernemers: Waarom en hoe? Regionale overlegtafel economie VVSG Vaststellingen Nood aan een vernieuwd perspectief; De klassieke adviesraad heeft aan betekenis ingeboet. In vele gemeenten
VOORLOPIG RAPPORT PANEL STUDIE NAAR POLITIEKE PARTICIPATIE IN VLAANDEREN. Joost de Moor,* Yannis Theocharis** & Jan van Deth*** November
VOORLOPIG RAPPORT PANEL STUDIE NAAR POLITIEKE PARTICIPATIE IN VLAANDEREN Joost de Moor,* Yannis Theocharis** & Jan van Deth*** November 1 Tussen 2017 en 2019 voeren wij een onderzoek uit naar politieke
Zijn jullie nu zo dom of ben Ik nu zo slim?
Risicoperceptie Tjabe Smid Zijn jullie nu zo dom of ben Ik nu zo slim? Schattingen van het aantal vroegtijdige doden door luchtvervuiling in Nederland lopen uiteen van 6.700 tot 12.900 per jaar. 298 (193
Functiefamilie ET Thematische experten
Functiefamilie ET Thematische experten DOEL Expertise in een materie* en verstrekken aan de administratieve en politieke instanties teneinde hen te ondersteunen bij de besluitvorming en de uitvoering van
Functie en bevoegdheden Sociale raad
Functie en bevoegdheden Sociale raad De statuten van de Sociale Raad van Zaventem worden als volgt vastgesteld : OPDRACHT EN BEVOEGDHEID Artikel 1 : De Sociale Raad heeft als opdracht : 1. het verstrekken
VR DOC.1315/1BIS
VR 2018 2311 DOC.1315/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, MEDIA, JEUGD EN BRUSSEL NOTA VOOR DE VLAAMSE REGERING Betreft: Tweede principiële goedkeuring van: - besluit van de Vlaamse Regering betreffende
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen AC-Kruidtuin - Food Safety Center Kruidtuinlaan 55 1000 Brussel Tel.: 02 211 82 11 www.favv.be Verantwoordelijke uitgever: Herman Diricks Februari
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Postbus 20061 Nederland www.rijksoverheid.nl Uw Referentie 2015Z08639 Datum 27 mei 2015
Summary 124
Summary Summary 124 Summary Summary Corporate social responsibility and current legislation encourage the employment of people with disabilities in inclusive organizations. However, people with disabilities
Verslag college 1: Democratische waarden onder druk?
Verslag college 1: Democratische waarden onder druk? In de collegereeks Democratie en burgerschap, georganiseerd door ProDemos en de Universiteit van Amsterdam, kijken we naar de huidige stand van zaken
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: Resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen
De Nieuwe Overheid: nieuwe mogelijkheden, nieuwe vragen
1 De Nieuwe Overheid: nieuwe mogelijkheden, nieuwe vragen In het publieke domein worden allerlei nieuwe technieken gebruikt: ambtenaren gebruiken Twitter, games, webplatformen en monitoringtools om de
Reflectie provinciale toetsingsavonden Synthese
Structuurintegratie Het werkveld is voorstander van een hervorming van de structuren, maar enkel als de basis gehoord wordt en er bottom-up gewerkt wordt. Het matrixmodel, dat ook in de synthesetekst naar
Kaders voor burgerparticipatie
voor burgerparticipatie 1 Inhoud Pagina Hoofdstuk 3 1. Inleiding 1.1 Doel van deze notitie 1.2 Opbouw van deze notitie 4 2. Algemeen 2.1 Twee niveaus: uitvoering en meedenken over beleid 2.2 Tweerichtingsverkeer
Evaluatie van Open Bedrijvendag
Evaluatie van Open Bedrijvendag Departement Economie, Wetenschap en Innovatie Afdeling Strategie en Coördinatie Koning Albert II-laan 35 bus 10 1030 Brussel April 2011 Samenvatting De Open Bedrijvendag