Achtergronden bij de woningbouwtaakstelling

Transcriptie

1 2 Achtergronden bij de woningbouwtaakstelling In deze bijlage wordt (1) een korte toelichting gegeven op de prognosemethodiek, de demografische achtergrond bij de berekening van de woningbehoefte en de uitkomst van de prognose voor het streekplangebied. Daarna wordt inzicht gegeven en de huidige plancapaciteit (2), met alle beperkingen die daaraan verbonden zijn. In een derde deel wordt toegelicht hoe de voorgestelde locaties in het streekplan zich verhouden tot de voorstellen in de Noordvleugelconferentie (3). Tot slot worden de woningbouwcijfers in het streekplan toegelicht (4) waarbij aan de toekomstige woningbehoefte wordt tegemoet gekomen via de bestaande plannen, verdichting en herstructurering (ICT) en nieuwe locaties. 1 De woningbehoefte De methodiek en vooronderstellingen De woningbehoefte wordt berekend op basis van een bevolkingsprognose. De hoofdlijnen van deze prognose worden hier in schema weergegeven. Schema 1 Cyclisch denkschema voor de regionale prognose Als basis voor de toekomstige ontwikkelingen dient de CBS-prognose voor Nederland. Hierin wordt voor Nederland als geheel de hoofdlijn aangegeven voor de ontwikkeling van geboorte en sterfte, de omvang en samenstelling van de buitenlandse migratie en de huishoudenontwikkeling. Deze nationale cijfers wordt toegepast op de regionale of gemeentelijke prognose. Daarbij wordt rekening gehouden met de eigen kenmerken van de regio. De bevolkingsprognose in een regio of gemeente is afhankelijk van de samenstelling van de huidige bevolking op dit moment. De geboorte wordt berekend op basis van het aantal aanwezige potentiële moeders (vrouwen tussen 15 en 45 jaar) en de relatieve, regiospecifieke vruchtbaarheid in het gebied. De sterfte is afhankelijk van de leeftijd van de lokale bevolking. Hierbij wordt eveneens rekening gehouden met regionale verschillen in het sterftepatroon. De buitenlandse migratie per gemeente of regio wordt afgeleid van de veronderstellingen die het CBS formuleert voor de nationale ontwikkeling. Op lange termijn wordt de omvang en samenstelling geraamd van immigratie en emigratie naar herkomstgebied. De prognose per gemeente wordt gebaseerd op de ontwikkelingen in het verleden. Als in het verleden (jaren negentig) een groot deel van de migranten zich in een bepaald gebied vestigde, dan zal dat in de toekomst in de regel niet veel anders zijn. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt voor de asielzoekers. Bij de verdeling hiervan wordt rekening gehouden met het spreidingsbeleid op dit terrein. De binnenlandse migratie is voor regionale en gemeentelijke prognoses redelijk complex. Er zijn drie belangrijke migratiemotieven die een rol spelen in de prognose: onderwijsvoorzieningen, woningbouw c.q. 189

2 woningmarktontwikkeling en economische ontwikkeling. Voor de korte termijn is de woningmarktontwikkeling de belangrijkste component in de berekening van deze migratie. Het vastgestelde woningbouwprogramma (beleidskeuze) is dan een uitgangspunt voor de prognose. In het schema start de prognose bij A. De toekomstige woningbouw is van invloed op de binnenlandse migratie.voor de langere termijn kan dit niet want er is nog geen beleid geformuleerd. Dat is juist een van de opgaven in het streekplan. Voor de langere termijn wordt daarom als eerste denkstap uitgegaan van de eigen woningbehoefte van het gebied: migratiesaldo-0, waarbij het aantal vestigers in een gemeente even groot is als het aantal vertrekkers. In het schema is dat weergegeven met B. Als in het streekplan de woningbouwtaakstellingen zijn vastgesteld, dan kan dat effect hebben op de verhuizingen en daarmee op de bevolkingsprognose. De woningbehoefte die resulteert uit die bevolkingsprognose is afhankelijk van de omvang én de samenstelling van de toekomstige bevolking. De samenstelling wordt weergegeven door de leeftijdsopbouw (vergrijzing) en mate van individualisering. Bij dat laatste gaat het bijvoorbeeld om het aandeel alleenstaanden tegenover het aandeel gezinnen. Zo is in Amsterdam het aandeel alleenstaanden bij jongeren, maar ook bij de middengroepen, veel groter dan in de meer landelijke gebieden in het noorden van de provincie of in de luxe suburbane gebieden in de duinrand. Vergrijzing heeft een grote invloed op de woningbehoefte (relatief veel alleenstaanden) en is regionaal sterk gedifferentieerd. van het Ministerie van VROM. De verschillen die er zijn met deze prognoses berusten daarmee vooral op andere beleidskeuzes (de omvang van de woningbouw op de langere termijn). Het Ministerie van VROM heeft in de afgelopen periode in het kader van de voorbereiding op de 5e Nota Ruimtelijke Ordening en de Nota Wonen veel scenario s ontwikkeld en gepubliceerd. In die scenario s wordt steeds uitgegaan van verschillende mogelijke ontwikkelingen om de onzekerheid rond prognoses enigszins zichtbaar te maken en daarmee in het beleid de mogelijke consequenties van andere ontwikkelingen te verkennen. De prognose van de provincie Noord-Holland kan geplaatst worden in het bovenste deel van die bandbreedte. Daarvoor zijn er 2 verschillende verklaringen: De prognoses van het Ministerie gaan in veel scenario s uit van een laag buitenlands vestigingsoverschot voor Noord-Holland. Voor de iets langere termijn wordt zelfs een vertrekoverschot voor Amsterdam gehanteerd. De door Noord-Holland gehanteerde prognose blijft uitgaan van een vestigingsoverschot. De prognoses van het Ministerie van VROM gaan veelal uit van een relatief sterke spreiding van de bevolking, ofwel een groot vertrek van mensen uit Noord-Holland Zuid naar Flevoland of Utrecht, ondanks een potentieel voldoende aanbod van woningen. De prognose van VROM (Primos 2001) gaat uit van een minder sterke spreiding en heeft als resultaat een grotere groei van de woningbehoefte. Ministerie VROM De methodiek die in Noord-Holland wordt gehanteerd komt overeen met de methodiek die door het Ministerie van VROM wordt gehanteerd. De provincie Noord-Holland hanteert een prognosemodel dat in interprovinciaal verband is ontwikkeld en onderhouden. In de afgelopen jaren is het provinciale model qua methodiek afgestemd op de modellen Gemeentelijke prognoses De grotere gemeenten in Noord-Holland maken ook een prognose voor hun gemeente. Die prognoses verschillen in uitkomst in de regel niet heel veel van de provinciale prognose. Belangrijke elementen in deze prognoses zijn: De prognoses hanteren meestal een gewenst bouwprogramma als startpunt voor de prognose. 190

3 De prognoses houden (bijna) geen rekening met ontwikkelingen in de regio; er is geen regionale afstemming. Eigen woningbehoefte als eerste denkstap voor de binnenlandse migratie Tot 2005 wordt in de prognose de migratie voor een groot deel bepaald door de nieuwbouw van woningen (nauwkeuriger: door woningmarktontwikkelingen). Voor de periode daarna is dat niet mogelijk omdat er nog geen woningbouwbeleid is geformuleerd. In de prognoses van het Ministerie VROM worden dan de beleidslijnen uit de voorgaande periode doorgetrokken naar de toekomst. De ruimtelijke mogelijkheden (en de wenselijkheid van die ontwikkeling) zijn daarbij niet vooraf onderzocht. De provincie gaat daarom in eerste instantie bij het verkennen van de omvang van het vraagstuk uit van migratiesaldo-0, de eigen woningbehoefte. De keuze voor migratiesaldo-0 is voor een deel traditioneel, maar komt op een groter regionaal niveau wel overeen met de situatie in het verleden. De regio kent een grote mobiliteit, waarbij in grote lijnen het volgende beeld kan worden geschetst. Amsterdam kent een grote jaarlijkse instroom van jongeren, voor een groot deel vanwege aanbod van onderwijs en werk. Als die jongeren een gezin gaan vormen zoeken ze woonruimte in de nabije omgeving, voor een deel in de luxe suburbane woonmilieus van Zuid-Kennemerland en Gooi en Vechtstreek, voor een deel in het door de overheid aangeboden woonmilieu van de groeikernen (Purmerend, Haarlemmermeer, Almere/Lelystad). Voor een deel zorgen die migranten voor een extra druk op de woningmarkt, waardoor anderen zich genoodzaakt zien te verhuizen uit de regio. Vanuit Gooi en Vechtstreek naar Almere en Stadsgewest Amersfoort, vanuit Zuid-Kennemerland naar de IJmond, vanuit Zaanstad en Waterland naar Noord-Holland Noord. Per saldo komt het migratieoverschot voor Noord-Holland Zuid licht negatief uit. Houden we echter rekening met het feit dat de groei van Almere voor een groot deel eigenlijk Noord-Hollandse woningbehoefte is, dan vertoont het migratieoverschot een licht positief saldo. De keuze voor migratiesaldo-0 betekent impliciet ook dat in Noord-Holland Zuid geen rekening wordt gehouden met een extra groei van de bevolking als gevolg van de groei van de werkgelegenheid. Met de keuze voor woningbouwlocaties in Almere wordt een deel van de autonome groei opgevangen buiten het streekplangebied. Grote migratiestromen Noord-Holland Zuid 1998/99 Binnenlandse migratie (saldi) 1998/99 191

4 In de figuren wordt een beeld gegeven van de binnenlandse migratiestromen in een recente periode. De hoofdlijnen zijn representatief voor een langere periode, in detail zijn er schommelingen. Zo wordt het vertrekoverschot in Amstel-Meerlanden vooral veroorzaakt door het vertraagd starten van de Vinex-locaties in Haarlemmermeer. Voor de langere termijn heeft deze regio wel een vestigingsoverschot, vooral vanuit Amsterdam. Schema 2 De behoefteprognoses in de verschillende nota s Een toelichting op de uitkomst van de prognose In schema 2 is de omvang van de woningbehoefte aangegeven voor de provinciale nota s Strategienota, hoofdlijnen en voor de Noordvleugelconferentie. In eerste instantie lijken er grote verschillen tussen de opgaven te zijn. De verschillen worden echter in sterke mate bepaald door het verschil in planningsperiodes, en in iets mindere mate door het gebied waarvoor de prognose is opgesteld. Tabel 1 Bouwopgave voor de periode (woningbouwtaakstelling tot 2005 en prognose groei van de woningbehoefte ) Bouwopgave (groei woningbehoefte) IJmond Zaanstad Waterland Gooi en Vecht Amsterdam Amstel-Meerlanden Zuid-Kennemerland Totaal * Dit is exclusief de onzekerheidsmarge van 30%, waardoor in de Noordvleugelconferentie een opgave van woningen werd verondersteld. Dit is exclusief de onzekerheidsmarge van 30%, waardoor in de Noordvleugelconferentie een opgave van woningen werd verondersteld. In het schema is te zien dat voor de periode 2000 tot 2030 uitgegaan moet worden van een groei van de woningbehoefte van tussen de en woningen. Dit getal is opgebouwd door voor de periode 2000 tot 2005 uit te gaan van het restant van de taakstellingen zoals vastgelegd in Vinex en de provinciale nota Bouwtaakstellingen. Na 2005 is daarbij uitgegaan van de groei van de woningbehoefte. De uitgangspunten zoals eerder omschreven leiden tot een bevolkingsgroei van personen. Die groei wordt voor een groot deel gegenereerd door het vestigingsoverschot uit het buitenland ( personen in 30 jaar). Het aandeel van de natuurlijke aanwas in de bevolkingsgroei, het verschil tussen geboorte en sterfte, neemt steeds verder af. Het aantal geboorten blijft ongeveer op het huidige niveau terwijl het aantal overleden personen zal toenemen als gevolg van de vergrijzing. 192

5 De groei van de woningbehoefte is in verschillende perioden erg gedifferentieerd: Tot 2010 groeit vooral de woningbehoefte in de leeftijdscategorie 35 tot 55 jaar, er is een geringe afname van de groei van de woningbehoefte voor jongeren. De groei richt zich voor 75% op de toename van alleenstaanden. De groei in de periode zit vooral in de ouderen (65 jaar en ouder). De toename is vooral een groei van alleenstaanden en samenwonenden zonder kinderen. Het aantal woningbehoevende gezinnen met kinderen neemt af. Er is tevens ten opzichte van de vorige periode een groei van de woningbehoefte voor jongeren. Na 2020 wordt het overgrote deel van de groei van de woningbehoefte veroorzaakt door de groei van de oudere huishoudens. De helft van de totale groei is zelfs voor huishoudens ouder dan 75 jaar. Het aantal huishoudens met kinderen neemt verder af. De groei van alleenstaanden en tweepersoonshuishoudens bepalen volledig de totale groei van de woningbehoefte. Een vergelijking van deze groeicijfers voor de komende 30 jaar met de groei van zowel bevolking als woningvoorraad in de afgelopen 30 jaar levert een groot verschil op. In de voorbije periode is de bevolking in Noord-Holland Zuid gegroeid met ongeveer personen, terwijl de woningvoorraad is gegroeid met woningen! Voor dat grote verschil is een aantal verklaringen: In de afgelopen 30 jaar zorgde het spreidingsbeleid of groeikernenbeleid voor een groot (binnenlands) vertrekoverschot uit de regio: groeikernen Alkmaar, Hoorn, Lelystad en Almere vooral voor de groei van de woningbehoefte voor Amsterdam, Zuid-Kennemerland en Gooi en Vechtstreek. In de huidige prognose wordt voorlopig verondersteld dat de groei in de regio wordt opgevangen. Het vestigingsoverschot uit het buitenland was in de afgelopen 30 jaar iets hoger ( personen) dan de nu wordt verwacht voor de komende 30 jaar ( personen). In de jaren 70 treedt de geboortegolf toe op de woningmarkt, die tegelijkertijd een ander samenwoningspatroon aanneemt. De toetreding van veel jongeren op de woningmarkt werd nog eens versterkt door het feit dat die jongeren voor hun huwelijk een periode alleen gingen wonen, minder vaak huwden dan vroeger en eerder gingen scheiden. Voor de komende 30 jaar wordt verondersteld dat die individualisering als sociaal-culturele ontwikkeling zich min of meer stabiliseert. De grootste groei in de woningbehoefte wordt nu veroorzaakt door vergrijzing. De vergrijzing heeft ook een individualiseringseffect. Ouderen hebben meestal geen inwonende kinderen meer en wonen door overlijden van de partner vaker alleen. Besluitvorming over de woningbouwlocaties kan leiden tot een andere ontwikkeling dan hier weergegeven. In de berekening is ervan uitgegaan dat Almere niet bij voorbaat een opvangfunctie voor Tabel 2 Groei van bevolking en woningvoorraad c.q. woningbehoefte Personen Woningen Personen Woningbehoefte Amsterdam Noord-Holland Zuid

6 Noord-Holland vervult. Als Almere een deel van de woningbehoefte van Noord-Holland Zuid moet oplossen, zal ook een deel van de groei van de bevolking daar plaatsvinden. De resultaten van de besluitvorming rond het streekplan kunnen in die zin de prognose van de bevolkingsgroei beïnvloeden. 2 De woningcapaciteit in vigerende plannen in Noord-Holland Zuid De capaciteit in de bestaande plannen is een belangrijke component in het oplossen van de te verwachten groei van de woningbehoefte. Er is echter niet een eenduidig inzicht in de omvang van die capaciteit. Dat heeft meerdere redenen. De informatie over de capaciteit zit vooral bij gemeenten en niet alle gemeenten hebben een goed overzicht van de plannen op lange termijn. Sommige gemeenten hebben geen overzicht beschikbaar gesteld; voor die gemeenten is niets opgenomen in de capaciteit. Dat wil echter niet zeggen dat er op dit moment of in de nabije toekomst geen plannen zijn binnen het nu vigerende beleid. De raming van de capaciteit in de huidige plannen is niet hard omdat de plannen in diverse stadia zijn van ontwikkeling. Voor de korte termijn zijn het veelal redelijk harde goedgekeurde plannen; voor de langere termijn zijn het nogal eens intenties en nog niet volledig ontwikkelde ideeën. De raming van de huidige plannen is vooral een inzicht op wat er op korte termijn beschikbaar zou kunnen komen. Op de langere termijn zijn er ontwikkelingen mogelijk die nu nog niet te voorzien zijn. Het tijdstip van opgave van de plannen verschilt nogal, waardoor een vergelijking van de oorspronkelijke capaciteit en het gerealiseerde deel alleen maar indicatief is. Sommige onderdelen van de capaciteit zijn vaak taakstellend. Dit geldt vooral voor de binnenstedelijke capaciteit, waarbij er een doelstelling is om een x-aantal woningen te bouwen in wijk Y, zonder dat er nog exacte locaties zijn aangegeven. Er komen voortdurend nieuwe locaties bij, terwijl er ook locaties afvallen die bij nader inzien niet realiseerbaar zijn. Het bijgaande overzicht (tabel 3) moet vooral als indicatief worden beschouwd. Om die onzekerheid enigszins zichtbaar te maken zijn de regionale cijfers afgerond op duizendtallen. Bronnen Het merendeel van de inventarisatie van de bestaande capaciteit is gebaseerd op de nota Programma Ruimtelijke Investeringen regio Amsterdam, Hierin wordt een inventarisatie van de capaciteit gegeven per Op dit moment is een herziening hiervan bijna afgerond, maar nog niet beschikbaar. De opgaven van de overige gebieden zijn afkomstig van de gemeenten en zijn in de loop van het streekplanproces verzameld. De informatie is aangevuld met gegevens die gemeenten beschikbaar hebben gesteld voor de Nieuwe Kaart van Nederland. Deze informatie wordt nog steeds verbeterd. In dit overzicht wordt de stand gegeven per april Hardheid van de plannen De weergegeven capaciteit is maar voor een beperkt deel juridisch hard. Het is een capaciteit zoals die door gemeenten is opgegeven en die past binnen het nu geformuleerde, vigerende ruimtelijke beleid van de provincie. Daarnaast is een deel van de capaciteit al gerealiseerd. Voor het jaar 2000 zijn cijfers beschikbaar. Er zijn in de geïnventariseerde plannen ongeveer woningen gebouwd. Over 2001 zijn nog geen gegevens beschikbaar. Als we hiermee rekening houden, dan zou dit afgaan van de bestaande capaciteit, maar tegelijkertijd ook van de opgave. De gevolgen voor de omvang van de herstructureringsopgave en de van nieuwe locaties zijn dus gering. 194

7 Tabel 3 Overzicht capaciteit woningbouwplannen, capaciteit per 2000 (opnamemoment april 2002) Conform provinciaal beleid Gebied Gemeenten ICT Uitleglocatie Totaal Beemster Edam-Volendam Landsmeer Oostzaan Purmerend Waterland Wormerland Totaal Waterland Zaanstad Aalsmeer Amstelveen Diemen Haarlemmermeer Ouder-Amstel Uithoorn Totaal Amstel-Meerlanden Amsterdam Bennebroek PM Bloemendaal Haarlem Haarlemmerliede Heemstede Zandvoort PM Totaal Zuid-Kennemerland Beverwijk Castricum PM Heemskerk Uitgeest Velsen Totaal IJmond

8 Tabel 3 Vervolg Conform provinciaal beleid Gebied Gemeenten ICT Uitleglocatie Totaal Blaricum Bussum Hilversum Huizen Laren Muiden Naarden Wijdemeren Weesp PM Totaal Gooi envechtstreek Totaal Noord-Holland Zuid Doorwerking Noordvleugelafspraken In de provinciale taakstellingen is rekening gehouden met de in de Noordvleugelconferentie genoemde woningbouwlocaties: Bollenstreek (aanvankelijk woningen) Bloemendalerpolder Haarlemmermeer-West Legmeerpolders ROA-Noord Almere Binnenstedelijk marge van 30% opgeteld om voldoende zekerheid omtrent realisatie te hebben. In de praktijk blijkt namelijk dat vanwege allerlei operationale redenen de woningbouwcapaciteit niet volledig of tijdig beschikbaar is. De taakstelling van de Noordvleugelconferentie van woningen in de periode , omvat dus een reserve. Dit laatste cijfer is vervolgens toegedeeld naar locaties. In deel III van de Vijfde Nota (ontwerp-pkb) heeft de minister van VROM opgenomen dat de taakstelling voor de Duin- en Bollenstreek vooralsnog beperkt blijft tot woningen tot Totaal De totale taakstelling van de Noordvleugel is gebaseerd op de taakstelling van woningen uit de Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening volgens het hoge ruimtedrukscenario, voor de periode Om deze taakstelling te kunnen realiseren is bij dit aantal van woningen een onzekerheids- 4 Woningbouwcijfers in het streekplan De aantallen van de Noordvleugelconferentie hebben betrekking op de periode De locaties Bollenstreek en Almere voorzien ook in de (eigen) woningbehoefte van de Bollenstreek, Leidse regio en Almere. Almere voorziet ook in de woningbehoefte van de rest van Nederland. Aangenomen mag worden dat de fasering van de locaties in de 196

9 Tabel 4 Fasering van de locaties van de Noordvleugelconferentie in het streekplan Locatie Omvang Voor 2020 Na 2020 Opmerkingen Bloemendalerpolder Volledige ontwikkeling in streekplanperiode Haarlemmermeer-West Legmeer Almere voor NH Voor NH-Z: Noord-Hollands aandeel na (Voor overig Ned: ) niet bekend Bollenstreek voor NH Voor NH-Z: Noord-Hollands aandeel na (Voor ZH: 8.000) 2020 niet bekend Binnenstedelijk PM Bestaande locaties ROA-Noord In studie, dus niet in streekplan opgenomen Totaal Noordvleugel nota van de Noordvleugelconferentie gelijkmatig over de periodes en is gespreid. In het streekplan wordt een afwijkende fasering gehanteerd en wordt geen concrete invulling voor de periode aangegeven. Verder wordt in het streekplan voor de streekplanperiode geen rekening gehouden met de locatie ROA-Noord. Voor de regionale behoefte van Waterland wordt in dit gebied gekozen voor nieuwe locaties met een capaciteit van woningen. In alle woningbouwlocaties wordt uitgegaan van groene woonmilieus met een gemiddelde woningdichtheid van woningen per ha. Overige overwegingen: Na benutting van alle ruimtelijke capaciteit dient vanaf 2010 van de dan nog te realiseren woningbehoefte 50% in (bestaand) stedelijk gebied gerealiseerd te worden. Dit is een opgave uit de Vijfde nota (Intensiveren, Combineren en Schema 3 Oplossingsrichting voor de groei van de woningbehoefte Capaciteit per Bouwopgave Zoekopgave voor locaties Extra opgave i.v.m. werkgelegenheidsgroei Haarlemmermeer Totaal Waarvan 50% ICT en 50% uitleg Transformeren = ICT). In Haarlemmermeer is dit niet haalbaar of reëel, terwijl de IJmond niet beschikt over uitbreidingscapaciteit. Voor de IJmond is ICT daarom gesteld op 100%. De algemene berekeningswijze die hierbij is gehanteerd wordt geïllustreerd in schema 3. Dit schema geldt voor Noord-Holland Zuid als geheel, maar 197

10 is ook per regio toegepast. Almere bouwt voor Noord-Holland, maar ook voor de eigen woningbehoefte en overig Nederland. De Bollenstreek bouwt voor Noord-Holland, omdat Zuid-Kennemerland niet beschikt over voldoende ruimtelijke capaciteit en deels omdat ook functionele samenhangen tussen beide regio s bestaan. Haarlemmermeer bouwt extra (2.000 woningen) vanwege de werkgelegenheidsgroei. Haarlemmermeer bouwt ook voor Zuid- Kennemerland en Amsterdam (1.000 woningen). De fasering van de in de Noordvleugel genoemde locaties over de periode is niet gelijkmatig verdeeld: De Bloemendalerpolder wordt vóór 2020 volledig gerealiseerd. De druk vanuit de woningmarkt is erg hoog. Bovendien is er sprake van een relatief kleine en daardoor gemakkelijk te ontwikkelen locatie en kan de locatie uitstekend ontwikkeld worden vanuit het perspectief van de lagenbenadering. De realisering van de woningbouw in de Legmeerpolder zal gefaseerd plaatsvinden vanwege de reconstructie en verplaatsing van de glastuinbouw. Tabel 5 Woningbouwopgave (afgeronde cijfers ten opzichte van tabel 3) Bouw opgave (groei woningbehoefte) Capaciteit bestaande plannen Waarvan Zoek opgave ICT Nieuwe locaties Totaal ICT uitleg IJmond Zaanstad Waterland Waterland Gooi en Vecht Bloemendalerpolder Amsterdam * * Amstel-Meerlanden Legmeer Bij Hoofddorp Zuid-Kennemerland Almere Bollenstreek Toaal * Zoekopgave Amsterdam