Agrarische bedrijven. Markt, trends, ontwikkelingen en risico s



Vergelijkbare documenten
De agrarische handel van Nederland in 2012

Actuele ontwikkeling resultaten en inkomens in land- en tuinbouw 2018

De agrarische handel van Nederland in 2010

De agrarische handel van Nederland in 2013

De agrarische handel van Nederland in 2013

Marktontwikkelingen varkenssector

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs

gespecialiseerde bedrijven overige bedrijven aantal varkens per bedrijf

De agrarische handel van Nederland in 2014

Internationale handel visproducten

Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant

Inkomensraming land- en tuinbouw Welkom door Jack van der Vorst, algemeen directeur Social Sciences Group

SL WAGENINGEN. Financiële positie land- en tuinbouwbedrijven in Noord-Brabant. āīŕ

Economie en melkproductie

Agrariërs op de grondmarkt

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2012

Actuele ontwikkeling van resultaten en inkomens in de land- en tuinbouw 2017

Rabobank Food & Agri. Leidt de verwachte importgroei uit China tot herstel? Kwartaalbericht Varkens Q3 2015

De waalse landbouw in cijfers

Resultaten en investeringen land- en tuinbouw

Oekraïne (foto s zijn terug te vinden op

Land- en Tuinbouw in de Scheldemond-provincies

Deze brochure is een uitgave van:

De waalse landbouw in cijfers

BOSATLAS VRAGENSET ANTWOORDMODEL VAN HET VOEDSEL NOORDHOFF ATLASPRODUCTIES

Rabobank Food & Agri. Druk op varkensvleesmarkt blijft. Kwartaalbericht Varkens Q2 2015

LANDEN ANALYSE DUITSLAND

Tuinbouwcijfers over 2017

1 Inleiding. 1.1 Duiding van de adviesaanvraag. 1.2 Opbouw van het advies

De waalse landbouw in cijfers

PERSBERICHT Brussel, 13 december 2017

Marktbeeld appels en peren

Market Outlook. Een perspectief op de middellange termijn voor de Nederlandse landbouw

Schuivende panelen. Petra Berkhout

De waalse landbouw in cijfers

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

Internationale varkensvleesmarkt

LANDEN ANALYSE SPANJE

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS

LANDEN ANALYSE ITALIË

Recordhoeveelheid varkensvlees uitgevoerd

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

LANDEN ANALYSE NEDERLAND

Petra Berkhout. Onderzoeker, Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR GRONDONTWIKKELINGEN IN PERSPECTIEF

LANDEN ANALYSE DENEMARKEN

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Is er nog eten over 20 jaar. Fred Klein Productschap Akkerbouw

Marktsituatie voor groenten en fruit vier maanden na de afkondiging van de Russische boycot

IMPACTANALYSE RUSLAND

Actuele ontwikkeling land- en tuinbouw in Samenvatting. Harold van der Meulen, Walter van Everdingen, Bert Smit en Huib Silvis

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW 2013

LANDEN ANALYSE FRANKRIJK

Rabobank Cijfers & Trends

DE PRODUCTIEREKENING VAN DE VLAAMSE LAND- EN TUINBOUW

Productierekening 2005

DEPARTEMENT LANDBOUW & VISSERIJ

LANDEN ANALYSE BELGIË

Land- en tuinbouw: ruimtelijke spreiding, grondgebruik en aantal bedrijven,

Regionale landbouwcijfers in beeld Regio Oost. Periode

Plantenhandel kan niet zonder klok?!

Land- en tuinbouw: ruimtelijke spreiding, grondgebruik en aantal bedrijven,

DE WAALSE LANDBOUW IN CIJFERS. Foto : DGARNE DDV

Handboek snijmaïs. 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs Arealen Rasontwikkelingen Gebruiksvormen van maïs...

Sectorrapport Bos- en haagplantsoen

AANTAL FRUIT ARBEIDSINKOMEN VLAANDEREN EURO BEDRIJ BEDRIJFSECONOMISCHE GEMIDDELD MILJARD ECONOMISCH BRUTO ANDEEL S GESTEGEN VARKENS VOEDERGEWASSEN

Waarden van fosfaatrechten - achtergrondnotitie Natuur & Milieu 1 februari 2016

De markt voor biologische groenten en akkerbouwproducten. Paul Verbeke 26 februari 2016

Hoofdstuk 4 De marktontwikkeling van biologische producten

Sectorupdate. Export bloemen en planten. 25 juni Economisch Bureau, Sector & Commodity Research

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Het aanbod aan producten rondom Houten/ De Knoest

Pachtafhankelijke bedrijven in beeld

Van Stal tot akker Jos Strobbe Provincie Zeeland

1 De markt voor de Nederlandse landbouw De Nederlandse landbouw en de handel Orde in de handel WTO en EU 12 1.

Rabobank Cijfers & Trends

Benchmark Voedselregio s

Rabobank Food & Agri. Sectorupdate: Nederlandse zuivelkolom in internationaal perspectief

Economische typering Nederlandse schapenhouderij Ontwikkeling schapenstapel Productie, afzet en consumptie

Effecten van Russische boycot op invoer van Europees vlees, zuivel, groente en fruit. Stand van zaken in juni 2015.

Sector Score Ontwikkeling Score Ontwikkeling Ontwikkeling inkomen a) inkomen b) marktpositie marktpositie maatschappelijk d)

Voor elk van de landgebruikcategorieën is een laagste, gemiddelde en hoogste schadebedrag uitgewerkt.

Starters zien door de wolken toch de zon

Rabobank Food & Agri. Opslagregeling en kleiner aanbod ondersteunen langzaam herstel Europese varkensmarkt. Kwartaalbericht Varkens Q1 2016

Actuele ontwikkeling land- en tuinbouw in Samenvatting. Harold van der Meulen, Walter van Everdingen, Bert Smit en Huib Silvis

Potatoes goes wild Marktvooruitzichten

Raadsinformatiebrief

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Regionale & sectorale verdeling van Europese landbouwsubsidies in Nederland

FACTSHEET FRESH VEGETABLES

Bijlagen Regeling landbouwtelling 2002

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw per gewas,

Beantwoording raadsvraag

Exportprestaties van het industriële MKB in 2003

Schaalvergroting en professionalisering. Voor wie verstandig handelt!

Grondgebondenheid melkveehouderij op micro- en macroniveau

Agrarische export omhoog naar 20% van alle uitvoer

Het perspectief van de agrarische sector in Nederland

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

DE VLAAMSE LANDBOUWCONJUNCTUURINDEX

Transcriptie:

Agrarische bedrijven Markt, trends, ontwikkelingen en risico s

Inhoud Agrarische bedrijven 3 De markt 3 Feiten en cijfers 6 Verdiepingscijfers: akkerbouw 13 Verdiepingscijfers: tuinbouw 15 Verdiepingscijfers: veehouderij 17 Trends, ontwikkelingen en risico s 19 Markt en regelgeving 19 Belangrijke organisaties 26

Agrarische bedrijven De markt De agrarische sector is een belangrijk onderdeel van de sector landbouw & visserij. De sector bestaat uit vele soorten ondernemingen op het gebied van akkerbouw, tuinbouw, rund- en intensieve veehouderij. Voorbeelden van bedrijven in de branche zijn: Akkerbouwbedrijven: teelt van aardappelen, suikerbieten, graan, mais etcetera. Tuinbouwbedrijven: teelt van groenten, fruit en bloemen. Graasdierbedrijven: fokken en houden van runderen, schapen, geiten en paarden (graasdieren). Hokdierbedrijven: fokken en houden van varkens en pluimvee (hokdieren). Kalvermesterijen worden bij de graasdierbedrijven ingedeeld. Dienstverlening voor akkerbouw, tuinbouw, veeteelt en fokkerij. Figuur 1. Aantal agrarische bedrijven verdeeld over subbranches (2009 t/m 2013) Subbranches 2009 2010 2011 2012 2013 Akkerbouwbedrijven 11.660 11.962 11.953 12.016 12.142 w.v. Graan-, oliezaad- en eiwitgewasbedrijven 1.284 1.532 1.383 1.377 1.336 Zetmeelaardappelbedrijven 954 945 957 858 814 Akkerbouwgroentebedrijven 1.081 1.029 1.122 1.037 1.102 Akkerbouwbedrijven vooral voedergewassen 2.546 2.622 2.760 3.002 3.109 Overige akkerbouwbedrijven 5.795 5.834 5.731 5.742 5.781 Tuinbouwbedrijven 10.814 10.198 9.871 9.394 8.925 w.v. Glasgroentebedrijven 1.303 1.257 1.205 1.131 1.074 Snijbloemenbedrijven 1.728 1.500 1.453 1.358 1.202 Pot- en perkplantenbedrijven 1.121 994 889 861 826 Overige glastuinbouwbedrijven 497 632 595 539 541 Opengrondsgroentebedrijven 1.056 1.030 1.031 1.006 1.021 Bloembollenbedrijven 846 759 722 698 656 Paddenstoelbedrijven 210 190 175 160 151 Boomkwekerijbedrijven 2.748 2.676 2.662 2.557 2.392 Overige tuinbouwbedr ijven 1.305 1.160 1.139 1.084 1.062 Blijvende teeltbedrijven 1.796 1.825 1.808 1.728 1.666 w.v. Wijngaardbedrijven 44 47 52 49 49 Fruitbedrijven 1.682 1.698 1.682 1.611 1.550 Overige blijvende teeltbedrijven 70 80 74 68 67 Graasdierbedrijven 38.025 38.024 37.041 36.682 36.086 w.v. Melkveebedrijven 17.815 17.519 17.236 16.902 17.001 Vleeskalverenbedrijven 1.427 1.432 1.339 1.333 1.328 Overige rundveebedrijven 7.442 7.535 7.318 7.206 6.748 Schapenbedrijven 3.289 4.025 4.154 4.298 4.389 Geitenbedrijven 358 368 359 356 362 3

Figuur 1. Aantal agrarische bedrijven verdeeld over subbranches (2009 t/m 2013) Vervolg pagina 3 Subbranches 2009 2010 2011 2012 2013 Paard- en ponybedrijven 5.122 4.638 4.270 4.226 3.858 Graasdierbedrijven vooral voedergewassen 362 370 438 510 895 Overige graasdierbedrijven 2.210 2.137 1.927 1.851 1.505 Hokdierbedrijven 6.683 6.479 6.107 5.661 5.416 w.v. Fokzeugenbedrijven 1.338 1.292 1.189 1.041 972 Vleesvarkensbedrijven 2.378 2.265 2.157 2.042 1.957 Overige varkensbedrijven 1.017 957 904 832 749 Leghenbedrijven voor consumptie-eieren 736 769 719 669 697 Vleeskuikenbedrijven 480 470 439 428 428 Overige pluimveebedrijven 413 417 398 371 352 Overige hokdierbedrijven 321 309 301 278 261 Gewassencombinaties 903 905 876 833 903 Veeteeltcombinaties 1.194 1.072 942 819 724 w.v. Veeteeltcombinaties vooral graasdieren 646 574 504 402 353 Veeteeltcombinaties vooral hokdieren 548 498 438 417 371 Gewassen-/veeteeltcombinaties 1.933 1.859 1.794 1.677 1.619 w.v. Akkerbouw-/graasdiercombinaties 1.028 985 979 917 932 Overige gewas/veecombinaties 905 874 815 760 687 Totaal 73.008 72.324 70.392 68.810 67.481 Bron: CBS landbouwtelling, LEI Wageningen UR Figuur 1 laat de verdeling van het aantal agrarische bedrijven zien naar type activiteiten. De agrarische sector in ons land heeft een lange en rijke traditie. Nederlandse agrariërs zijn sinds oudsher voorlopers in de wereld. Nederland is op wereldschaal een belangrijke exporteur van agrarische producten. Nederland behoort samen met de Verenigde Staten, Duitsland en Frankrijk wereldwijd tot de grootste exporteurs. Er is in alle subsectoren sprake van sterke consolidatie en schaalvergroting. Sinds 2000 is dat aantal bedrijven met 31% afgenomen, terwijl de oppervlakte landbouwgrond in die jaren met slechts 7% is afgenomen. De daling van het aantal agrarische bedrijven bestaat in hoofdzaak uit vrijwillige bedrijfsbeëindiging bij generatiewisseling. Faillissementen komen relatief weinig voor. Twee derde van de landoppervlakte van Nederland is in gebruik als landbouwgrond. Zo n 60% is in het bezit van agrariërs die de grond zelf gebruiken. Daarnaast is grond in het bezit van particulieren, die de grond verpachten, het Rijksvastgoed en ontwikkelbedrijf, gemeenten en investeringsmaatschappijen. In 2013 is het areaal cultuurgrond voor het eerst gestegen sinds 2000 en in 2014 is het gelijk gebleven. Akkerbouw is het sterkst gegroeid in 2013, wat voornamelijk ten gevolge van een groei van consumptieaardappelen komt. De standaardopbrengst van een gemiddeld boerenbedrijf is van 2000 tot 2013 met 62% toegenomen tot 315.000. Ze zijn moderner ingericht en meer kapitaalkrachtig. De opbrengsten variëren wel sterk door de jaren heen en tussen de verschillende typen agrarische bedrijven onderling. 4

Figuur 2. Aantal agrarische bedrijven verdeeld over subbranches en naar bedrijfsgrootte (ha cultuurgrond) (2013) bedrijven met... ha cultuurgrond (2013) totaal Subbranche zonder 0,01-<1 1-<5 5-<10 10-<20 20-<30 30-<50 50-<100 100 e.m. bedrijven Akkerbouwbedrijven - 7 1.303 2.286 2.345 1.349 1.800 2.036 1.016 12.142 Tuinbouwbedrijven 176 1.800 3.585 1.274 910 436 372 270 102 8.925 Blijvende teeltbedrijven - 157 466 308 439 166 91 35 4 1.666 Graasdierbedrijven 603 575 6.921 4.330 4.748 4.019 7.738 6.161 991 36.086 Hokdierbedrijven 903 467 1.224 877 949 391 350 210 45 5.416 Gewassencombinaties - 14 84 80 158 126 169 201 71 903 Veeteeltcombinaties 6 10 33 59 167 155 171 103 20 724 Gewassen-/veeteeltcombinaties - 10 141 190 339 249 284 261 145 1.619 Totaal 1.688 3.040 13.757 9.404 10.055 6.891 10.975 9.277 2.394 67.481 Bron: CBS landbouwtelling, LEI Wageningen UR De verwachting is dat het gezinsbedrijf ook in de toekomst het overheersende bedrijfstype zal zijn in de sector. In 2013 bestond 87% van de agrarische bedrijven uit gezinsbedrijven. Het Europese landbouwbeleid streeft naar vergroening en modernisering van de landbouw. De komende jaren wordt de laatste productiesteun afgeschaft binnen de EU: na de melkquota in 2015, verdwijnen de suikerquota in 2017. Er vindt veel onderzoek plaats in de sector vanuit het Landbouw Economisch Instituut (LEI) en de Universiteit Wageningen (WUR). Het afschaffen van de productschappen zorgt mogelijk voor een afname van de beschikbare onderzoeksgelden. De nationale overheid en de EU interveniëren op vele manieren in de agrosector, in de vorm van subsidies, regelgeving en fiscale maatregelen. Deze interventies zijn vaak aanleiding voor discussies over speelveldongelijkheden en (on)eerlijke concurrentie. De Food and Agriculture Organization (FAO) van de VN heeft geconstateerd, dat de voedselmarkten meer in balans zijn en de prijsvolatiliteit is afgenomen. Het overgrote deel van de Nederlandse agrarische handel vindt plaats binnen de EU. Van de uitvoer gaat 80% naar de EU, de invoer komt voor 56% uit de EU. Binnen de EU zijn de naaste buren de belangrijkste handelspartners. Ongeveer één derde van de intrahandel vindt plaats met Duitsland. België, Luxemburg, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben samen een aandeel van rond de 40%. Nederland is wereldwijd het land met het beste voedsel (genoeg te eten, betaalbaarheid, kwaliteit en diabetes & obesitas) volgens The Good Enough to Eat-Index van Oxfam. De overheid heeft als doel gesteld om in 2015 de voedselverspilling in de gehele keten met 20% te verminderen ten opzichte van 2009. In het begin van de keten hebben het gebruik van uitgangsmaterialen en seizoensinvloeden (regenval, ziekten en plagen) effect. Daarnaast kan inadequaat transport en opslag leiden tot verspilling. Binnen de sector wordt steeds meer aandacht gegeven aan diervriendelijkheid en dierenwelzijn. de Russische boycot van land- en tuinbouwproducten treft de sector. De export naar Rusland bedroeg in 2013 1,5 miljard euro, ongeveer 2% procent van de totale agrarische export, en 9% van de uitvoer naar landen buiten de EU. Daarmee is Rusland voor de agro-sector de belangrijkste afzetmarkt buiten de EU, na de VS. Vlees, zuivel, sierteelt en veevoer(ingrediënten) zijn de belangrijkste groepen in de export naar Rusland. 5

Figuur 3. Index ontwikkeling productie (basisprijzen) bij agrarische bedrijven en het bruto binnenlands product (BBP) 130 120 Index (2010 = 100) 110 100 90 80 70 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 Bron: CBS, CPB, LEI, EIM (2014-2015) Akkerbouwgewassen Veehouderijproducten Totale landbouw Tuinbouwgewassen Agrarische dienstverlening BBP Prognose Feiten en cijfers De agrarische sector bestaat uit ruim 67.000 bedrijven. Het aantal bedrijven is gedaald de laatste jaren. In totaal werken er ongeveer 92.000 zelfstandigen in de branche. MKB bedrijven (tot 100 werkzame personen) leveren de grootste bijdrage aan de werkgelegenheid in de branche met ongeveer 89% van de banen. Grootzakelijke bedrijven (100 of meer werkzame personen) zijn goed voor circa 11% van de banen. De meeste bedrijven in de sector zijn melkveehouderijen. In 2013 telde de branche bijna 3.450 starters. De gerealiseerde productie in 2013 bedroeg naar schatting circa 27,2 miljard. Ongeveer tweederde van de oppervlakte van Nederland is in gebruik door de agrarische sector. Figuur 3 laat de ontwikkeling van de productie zien in de agrarische sector in de periode 2005-2013 en de verwachting voor 2014 en 2015, afgezet tegen de economische groei. De branche is gevoelig voor de stand van de economie. De agrarische dienstverlening is nog het minst conjunctuurgevoelig. In 2009 was er een sterke afname van de productie in alle branches. Dat was een gevolg van de wereldwijd teruggelopen economie. De productie van akkerbouw, veehouderij en agrarische dienstverlening is in de jaren 2010 tot en met 2013 weer gegroeid. Alleen de productie van tuinbouwgewassen is in 2011 sterk gedaald. Dit is met name het gevolg van een sterke daling van de productie van verse groente als gevolg van een dodelijke voedselvergiftiging veroorzaakt door de EHEC-bacterie. De EHEC-crisis legde de export lam op het hoogtepunt van het productieseizoen. De verwachting is dat door het aantrekken van de wereldhandel en binnenlandse economie in 2014 en 2015 de productie van de landbouw sterker zal groeien dan de economie. In totaal werd in 2013 ongeveer 27,2 miljard aan productiewaarde gerealiseerd in de branche. Dit betekent een stijging ten opzichte van de productiewaarde in 2010. 6

Figuur 4 laat het aantal bedrijfsoprichtingen en -opheffingen zien in de agrarische sector in 2012 en 2013. Er zijn relatief een redelijk aantal bedrijfsoprichtingen. Uit cijfers van het EIM blijkt dat bedrijven in de sector tussen 2009 en 2012 gemiddeld een winst voor belasting van 18,6% haalden. Dat is hoger dan het marktgemiddelde bedrijfsresultaat (6,5%). Figuur 4. Agrarische bedrijven: aantal starters Het voor 2013 geraamde inkomen is licht gedaald ten opzichte van 2012, toen een relatief hoog inkomen werd behaald. Voor de totale land- en tuinbouw is het gemiddelde inkomen uit bedrijf geraamd op 58.000, hoger dan de vijfjarige gemiddelden voor de periode 2001-2005 en 2006-2010. Het inkomen in de land- en tuinbouw was net als in 2012 hoger dan het gemiddelde inkomen van zelfstandigen in het midden- en kleinbedrijf. 4.000 3.500 3.000 2.500 2.000 1.500 1.000 500 3.515 3.450 3.365 2.975 2012 2013 Opheffingen Het inkomen uit bedrijf wordt vooral bepaald door de opbrengsten van land- en tuinbouwproducten en de aan die productie verbonden kosten. Een deel van de opbrengsten, ruim 8%, komt uit de opbrengsten van niet-agrarische activiteiten en uit subsidies. De spreiding in inkomen uit bedrijf is groot, onder meer door verschillen in bedrijfsomvang, -opzet, arbeidsefficiency en ondernemerschap. Om de bedrijfs-resultaten van in omvang verschillende bedrijven beter te kunnen vergelijken, wordt het inkomen veelal uitgedrukt in euro per onbetaalde arbeidsjaareenheid (aje). Bron: CBS Figuur 5. Resultaat en inkomen ( 1.000 per bedrijf per jaar) van het gemiddelde agrarische bedrijf, 2001-2013 2001-2005 2006-2010 2011 2012 2013(r) Opbrengsten (+) 275,0 388,1 493,6 528,4 541,0 w.v. landbouwproductie (%) 95,0 90,9 90,7 91,5 91,5 toeslagen en subsidies 3.0 4,7 4,4 4,1 4,1 overige (o.a. verbreding) (%) 2,0 4,4 5,0 4,4 4,3 Betaalde kosten en afschrijvingen (-) 239,1 345,3 452,7 465,0 483,0 Buitengewone baten en lasten (+) 1,0-0,5 0,0 0,0 0,0 Inkomen uit bedrijf (=) 36,9 42,3 40,9 63,4 58,0 idem per onbetaalde aje 25,8 29,5 28,2 43,9 40,0 Inkomsten buiten bedrijf (+) 11,8 19,1 19,8 21,4 21,0 w.v. arbeid 5,7 9,0 10,2 9,0 9,0 overig 6,1 10,1 9,6 12,4 12,0 Totaal inkomen (=) 48,7 61,4 60,7 84,8 80,0 a In 2010 is de steekproefpopulatie aangepast; de ondergrens is verschoven van 16 ege naar 25.000 euro SO en de bovengrens (2000 ege) komen te vervallen. Hierdoor liggen de gemiddelden op een hoger niveau en zijn de opbrengsten en kosten per bedrijf hoger. Bron: Informatienet, LEI 7

In figuur 6 is de inkomensvorming per bedrijfstype gemiddeld over de periode 2008-2012 weergegeven. Het gemiddelde inkomen uit bedrijf kwam in deze periode uit op bijna 43.000 per bedrijf en op ruim 29.000 per onbetaalde aje. Daarnaast was er gemiddeld nog bijna 19.000 per bedrijf aan inkomsten uit niet-agrarische activiteiten en subsidies. Voor de varkens- en glastuinbouwbedrijven was dat inkomen over deze periode veel lager. De varkensbedrijven kampen al jaren met lage inkomens. De slechte bedrijfsresultaten dragen eraan bij dat het aantal bedrijven met varkens afneemt. Voor de glastuinbouw drukten de negatieve inkomens in 2008 en 2009 het vijfjaarsgemiddelde en resteerde een inkomen van 18.000 euro per onbetaalde aje. 2012) en dieptepunten (2011). De onevenwichtigheden zijn mede veroorzaakt door de verplichte omschakeling van traditionele kooihuisvesting naar alternatieve huisvesting. De resultaten van de melkvee- en vleeskalverenbedrijven kwamen voor deze vijf jaren rond het gemiddeld uit. Het kengetal inkomen uit bedrijf per 100 opbrengsten is gemiddeld 9, maar heeft een grote spreiding. Bedrijfstypen met veel betaalde kosten, zoals de intensieve veehouderijbedrijven met aangekocht veevoer en de glastuinbouw met personeel, komen hier relatief laag uit. De meer grondgebonden bedrijven komen bij dit kengetal hoger uit. Dit geldt in deze periode bij uitstek voor de akkerbouwbedrijven. De leghennen-, vleeskuiken-, bloembollen-, boomteelt-, en vooral de akkerbouwbedrijven lieten gemiddeld veel betere resultaten zien. Voor de akkerbouwbedrijven is dat onder meer te danken aan een aantal jaren van redelijke bedrijfsresultaten met positieve uitschieters door hoge opbrengstprijzen in 2010 en 2012. De leghennenbedrijven hebben vanaf 2008 te maken met een zeer grillig verloop van de gemiddelde inkomens met hoogtepunten (2010 en Figuur 6. Inkomensvorming naar bedrijfstype, gemiddelde 2008-2012 Bron: Informatienet, LEI Aantal onbetaalde aje per bedrijf Per 100 euro opbrengsten Per onbetaalde aje (x 1.000) Inkomen uit bedrijf Per bedrijf (x 1.000) Inkomsten buiten bedrijf (x 1.000) Totaal inkomen (x 1.000) Totaal land- en tuinbouw 1,4 9,4 29,5 42,7 18,8 61,5 Melkveebedrijven 1,5 12,4 25,5 38,3 16,2 54,5 Vleeskalverenbedrijven 1,3 21,3 29,2 38,8 19,9 58,7 Varkensbedrijven 1,2 2,9 14,4 16,7 22,8 39,5 Leghennenbedrijven 1,4 7,9 46,0 65,4 16,4 81,8 Vleeskuikenbedrijven 1,3 3,7 37,9 47,5 13,8 61,3 Akkerbouwbedrijven 1,1 23,9 63,3 69,4 21,0 90,4 Glastuinbouwbedrijven 1,7 2,3 18,2 31,0 2,2 33,1 Opengrondsgroentebedrijven 1,6 11,3 27,1 43,6 - - Fruitbedrijven 1,4 13,3 28,9 39,9 - - Bloembollenbedrijven 1,5 7,8 36,5 55,2 - - Boomkwekerijbedrijven 1,6 16,7 46,0 74,0 - - 8

Figuur 7. Productie agrarische bedrijven naar hoofdcategorie 2012 en 2013 ( mln.) Volume Prijs Waarde Tuinbouw 9.331 9.233-0,1 +1,3 +1,1 Rundveehouderij 5.952 5.170 +3,8 +11,1 +15,1 Intensieve veehouderij 5.307 5.340 2013 2012 +0,7-1,1-0,6 Akkerbouw Overig 3.253 3.176 3.405 3.348 Tuinbouw Veehouderij Akkerbouw Dienstverlening en overig -2,6 +0,8 +6,1 +0,9 +2,4 +1,7 Bron: CBS landbouwtelling, LEI Figuur 8. Prijsindices opbrengsten akkerbouw (2005-2013) 160 140 120 Index (2010 = 100) 100 80 60 40 20 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 granen voedergewassen suikerbieten aardappelen zaaiuien BBP Bron: LEI Figuur 7 geeft een verdeling van de gerealiseerde productiewaarde (2012 en 2013) in de agrarische branche naar hoofdcategorie. Veehouderijbedrijven realiseren het grootste aandeel (ruim 40%) van de totale productiewaarde van de sector, gevolgd door tuinbouwbedrijven (34%). Het sterkst gegroeid in 2013 is de rundveehouderij (+15%). Dit komt zowel door een toename van het productievolume (+4%) als door een sterke prijsstijging (+11%). De prijzen van rundvee en melk zijn sterk gestegen in 2013. De akkerbouw is in 2013 met bijna 3% gegroeid in productiewaarde. De prijzen zijn met 6% gestegen, terwijl het geproduceerd volume is gedaald met bijna 3%. Met name de prijzen van voeder gewassen en aardappelen zijn sterk gestegen. 9

Figuur 9. Prijsindices opbrengsten tuinbouw (2005-2013) 160 150 140 130 Index (2010 = 100) 120 100 100 90 80 70 Bron: LEI 60 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 verse groente bloemen en planten fruit BBP Figuur 10. Prijsindices opbrengsten veehouderij (2005-2013) 160 150 140 130 Index (2010 = 100) 120 100 100 90 80 70 60 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 rundvee varkens pluimvee melk eieren BBP Bron: LEI De tuinbouw is beperkt gegroeid met circa 1% in waarde, door een stijging van de prijzen. Het volume is vrijwel constant gebleven. De prijzen van fruit zijn het sterkst gestegen. De intensieve veehouderij (varkens en pluimvee) is als enige branche gedaald in waarde. Het volume is weliswaar gestegen, maar de prijzen zijn gedaald. De prijzen van varkens zijn gedaald, terwijl die van pluimvee zijn gestegen. De agrarische dienstverlening is met bijna 2% gegroeid. 10

In figuur 11 is meer in detail te zien welke productcategorieën het meeste bijdragen in de productie en welke gegroeid zijn sinds 2009. Uit de figuur blijkt dat de productcategorie bloemen en planten de grootste bijdrage levert aan de productiewaarde van de agrarische sector, gevolgd door de melkproductie en als derde de varkensbranche. Samen zijn deze categorieën goed voor meer dan de helft van de productie. Andere substantiële productiewaarden worden gerealiseerd door verse groenten, rundvee en aardappelen. De productie van granen is het sterkst gegroeid van alle producten. Het belangrijkste graangewas in Nederland is tarwe. Veruit het grootste deel van het Nederlandse tarweaanbod vindt zijn weg naar de veevoerindustrie en wordt verwerkt in mengvoeders. De productie is met name gegroeid door een sterke groei in prijzen tussen 2009 en 2012. Het jaar 2013/14 is een goed productiejaar wereldwijd gezien. Voor vrijwel alle gewassen is de oogst hoger dan in 2012/2013. Figuur 11. Productie agrarische bedrijven verdeeld over de productgroepen (2012) Figuur 12. Wereldproductie akkerbouw en veehouderij (mln. ton) Bloemen en planten Melk 4.150 6.335 1,7% 8,3% Voedergranen 1.249 1.154 Varkens Verse groenten (incl. uien) 1.887 2.966 6,8% 3,6% Melk 780 765 Rundvee Aardappelen 1.604 1.331 2,1% 9,4% Tarwe 697 671 Pluimvee Veevoedergewassen 788 732 2,6% 14,8% Oliezaden 502 481 Andere gewassen Eieren 683 622 10,2% 8,3% Rijst 494 488 Vers fruit Granen 614 403 4,0% 24,8% Suiker (ruw) 181 180 Suikerbieten Schapen en geiten Andere dierlijke producten Industriële gewassen n.e.g. Andere dieren Paarden Agrarische dienstverlening Overige goederen en diensten 332 166 166 93 28 20 470 2.878 Akkerbouw Tuinbouw Veehouderij Dienstverlening en overig 6,7% 9,5% 8,7% 2,2% 11,3% 12,1% 1,3% 0,7% Varkensvlees Pluimveevlees Rundvlees Schapen- en geitenvlees 14 14 111 109 108 106 68 67 2013/2014 2012/2013 Akkerbouw Veehouderij 2013 2014 1.000 2.000 3.000 4.000 5.000 6.000 7.000 8.000 Bron: CBS landbouwtelling, LEI Wageningen UR Bron: FAOstat en Food Outlook. Zo nam volgens de Food Outlook van de FAO de productie van granen met 8% toe in 2013/2014, onder meer dankzij een zeer goede oogst van maïs in de Verenigde Staten en van tarwe in de Gemenebest van Onafhankelijke Staten (waartoe onder meer Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne behoren). De recordoogsten zorgen ervoor dat de graanvoorraden flink zijn toegenomen, van 18% stocksto-use-ratio in 2008 tot 23% in 2013/14. Hierdoor is de graanprijs wereldwijd gedaald. Ook voor oliezaden geldt dat recordoogsten in vooral Zuid-Amerika hebben geleid tot een aanvulling van de voorraden, waardoor de druk op de prijzen kon afnemen. De productie van suiker en rijst is beperkt gegroeid. De productie van melk steeg in 2013 met 1,9% naar 780 mln. ton melk. De groei vindt zijn oorsprong vooral in Azië door groei van de bevolking en toename van het inkomen. In de EU bleef de melkproductie stabiel, maar voor het eerst in jaren nam het aantal koeien weer toe, doordat producenten zich voorbereiden op de afschaffing van de quota per 1 april 2015. 11

Figuur 14. Agrarisch grondgebruik, 2000-2013 Areaal (1.000 ha) Verschil (%) 2000 2005 2012 2013 2012-2013 Grasland en voedergewassen 1.249,5 1.241.7 1.224,5 1.219,0-0,5 w.v. grasland 1.036,7 1.000,0 986,5 983,0-0,4 snijmaïs 205,3 235,1 231,8 230,3-0,7 Akkerbouw 634,4 604,1 520,8 532,4 2,2 w.v. granen 225,7 223,3 209,0 210,2 0,6 aardappelen 180,2 155,8 149,9 155,8 3,9 suikerbieten 110,9 91,3 72,7 73,2 0,6 overig 117,6 133,7 89,2 93,2 4,5 Tuinbouw open grond 81,1 81,4 86,4 86,4-0,1 w.v. groenten 22,4 22,4 24,2 24,1-0,6 fruit 20,6 18,6 18,8 19,1 1,5 bloembollen 22,5 23,0 23,5 23,3-0,8 boomkwekerij 12,6 14,6 17,0 17,0 0,1 Tuinbouw onder glas 10,5 10,5 10,0 9,8-1,4 w.v. groenten 4,2 4,4 4,9 4,9 0,5 sierteelt 5,9 5,6 4,6 4,4-3,4 Cultuurgrond, totaal 1.975,5 1.937,7 1.841,7 1,847,6 0,3 a Peildatum 15 mei Bron: CBS Landbouwtelling, LEI De productie van vlees is in 2013 verder toegenomen, maar de groei is beperkt. De stijging van de productie zit vooral bij varkens- en pluimveevlees. China speelt daarin een hoofdrol. Naar schatting ligt de Chinese productie van varkensvlees op bijna de helft van de mondiale productie. Voor pluimveevlees is China na de Verenigde Staten de grootste producent. De inschatting is dat China op niet al te lange termijn de VS zal voorbijstreven. De prijsindex voor voedsel, die de FAO maandelijks publiceert, laat zien dat deze vrij stabiel is gebleven in 2013. Het beeld per product is echter zeer uiteenlopend. De graanprijzen daalden over het gehele jaar, terwijl de zuivelprijzen tot een recordhoogte zijn gestegen. De prijzen voor vlees en oliezaden bleven vrijwel op hetzelfde niveau. De voedselprijsindex blijft hoog in vergelijking met de jaren voor 2008. De FAO constateert, dat de voedselmarkten meer in balans zijn en de prijsvolatiliteit is afgenomen. Nederland kent in totaal circa 1,8 miljoen hectare landbouwgrond. Grasland (blijvend en tijdelijk) en voedergewassen (snijmaïs) voor de veehouderij nemen daarvan ongeveer tweederde in beslag. Het gebruik is sinds 2000 afgenomen, voornamelijk door een krimp van het gebruik van grasland. Akkerbouw is goed voor 29% van het gebruikte areaal. Vergeleken met 2000 is het gebruik afgenomen, maar in 2013 is een kentering te zien. Deze groei komt met name door groei van consumptieaardappelen, uien, overige akkerbouwgroenten en handelsgewassen (kool- en raapzaad en cichorei). De tuinbouw is goed voor 5% van het gebruikte areaal. Vergeleken met 2000 is de tuinbouw open grond gegroeid, door groei van de verbouw van groenten en bloembollen. De tuinbouw onder glas is gekrompen, voornamelijk door een krimp van de sierteelt. 12

Verdiepingscijfers: akkerbouw Knol- en wortelgewassen zijn goed voor 43% van het akkerbouwareaal. Consumptieaardappelen hebben in 2013 sterk aan terrein gewonnen. Dit heeft voornamelijk te maken met een sterk gestegen prijs. Er is sprake van een sterke prijsvolatiliteit, waardoor ook in de toekomst sterke schommelingen in de productie kunnen optreden. Vergeleken met granen verbruikt de aardappel minder land, minder water en groeit sneller dan rijst en andere granen per eenheid voeding. De verwachting is, dat de Figuur 15. Oppervlakte en productie akkerbouwgewassen (2012 en 2013) Gewassen Beteelde oppervlakte (ha) Totale bruto opbrengst (1.000 kg) 2012 2013 2012-2013 2012 2013 2012-2013 Knol- en wortelgewassen Suikerbieten 72.724 73.194 0,6% 5.734.645 5.727.418-0,1% Consumptieaardappelen 67.452 71.569 6,1% 3.383.603 3.481.212 2,9% Zetmeelaardappelen 43.321 44.032 1,6% 1.903.501 1.695.193-10,9% Pootaardappelen 39.159 40.223 2,7% 1.478.515 1.400.455-5,3% Voederbieten 270 260 subtotaal knol- en wortelgewassen 222.926 229.278 2,8% 12.500.264 12.304.278-1,6% Granen Tarwe 151.625 152.754 0,7% 1.302.001 1.335.105 2,5% Gerst 29.844 29.618-0,8% 205.912 208.084 1,1% Korrelmaïs 15.505 15.512 0,0% 191.363 185.284-3,2% Corn Cob Mix 5.813 5.927 2,0% 62.935 67.725 7,6% Triticale 1.925 1.953 1,5% 12.099 9.931-17,9% Haver 1.739 1.892 8,8% 10.380 10.426 0,4% Rogge 1.934 1.820-5,9% 9.225 6.706-27,3% overige granen 565 744 31,7% subtotaal Granen 208.950 210.220 0,6% 1.793.915 1.823.261 1,6% Akkerbouwgroenten Zaaiuien 20.993 21.984 4,7% 1.329.867 1.200.173-9,8% overige akkerbouwgroenten 30.757 32.316 5,1% subtotaal akkerbouwgroenten 51.750 54.300 4,9% 1.329.867 1.200.173-9,8% Zaden Graszaad 13.670 12.310-9,9% overige zaden 1.250 1.310 4,8% subtotaal zaden 14.920 13.620-8,7% Handelsgewassen Cichorei 2.913 3.888 33,5% 124.236 157.454 26,7% Koolzaad 2.129 3.477 63,3% 7.475 10.275 37,5% Vezelvlas en lijnzaad 2.077 1.881-9,4% 13.290 11.237-15,4% Hennep 1.274 1.284 0,8% 10.189 10.273 0,8% overige handelsgewassen 1.097 1.150 subtotaal handelsgewassen 9.490 11.680 23,1% 155.190 189.239 21,9% Peulvruchten Bruine bonen 1.585 1.796 13,3% 4.756 5.297 11,4% overige peulvruchten 1.125 1.034-8,1% subtotaal peulvruchten 2.710 2.830 4,4% 4.756 5.297 11,4% Overig Groenbemestingsgewassen 7.990 8.230 3,0% overige akkerbouwgewassen 3.650 3.860 5,8% subtotaal overig 11.640 12.090 3,9% Totaal 522.386 534.018 2,2% 26.454.254 25.790.386-2,5% Bron: CBS Landbouwtelling, LEI 13

aardappel na rijst het tweede wereldvoedselgewas wordt. Van de consumptieaardappelen wordt maar liefst 75% aan het buitenland verkocht in de vorm van tafelaardappelen en aardappelproducten zoals friet. Van de pootaardappelen wordt 60% geëxporteerd. Pootaardappelen zijn bedoeld voor de aardappelteelt. De zetmeelaardappelen worden vrijwel allemaal in Nederland verwerkt in bijvoorbeeld voeding, lijm, inkt verf, crème of kleding. De telersprijzen van suikerbieten zijn in 2012 met maar liefst 23,5% gestegen en de hoge suikeropbrengst per hectare was erg hoog. Binnen Europa verschuift de productie van suiker steeds meer naar gebieden met een hoge suikeropbrengst per hectare in combinatie met een efficiënt werkende industrie. Nederland hoort daar bij. In 2013 is sprake van een lichte daling, maar de prijzen zijn nog steeds relatief hoog. De suikerbieten worden verwerkt in Nederland tot suiker. Veruit het grootste deel van deze suiker wordt verkocht aan industriële afnemers (o.a. de chocolade industrie) die het verwerken in eindproducten. Slechts een klein deel (10-20%) komt direct bij de consument terecht. Nederland kent nog één bedrijf dat suikerbieten tot suiker verwerkt: Suiker Unie, een dochteronderneming van Royal Cosun, een agro-industrieel concern met 9.400 bietentelers in de coöperatie. Per september 2017 wordt het suikerquotum binnen de EU afgeschaft. Dit biedt zowel kansen als bedreigingen voor suikenbietentelers. Het areaal suikerbieten kan na het afschaffen van het suikerquotum in Nederland groeien met 14% volgens de universiteit Wageningen (WUR) en in Europa totaal is er ruimte voor een groei van 10%. De ontwikkeling van de prijzen is echter onzeker. Granen zijn goed voor 39% van het akkerbouwareaal. De teelt van granen vindt voor een belangrijk deel plaats op kleigrond en wordt vanwege de vruchtwisseling vaak in het bouwplan opgenomen. Het belangrijkste graangewas in Nederland is tarwe met een productie van circa 1,3 mln. ton. Een steeds groter deel van het totale graanareaal bestaat uit tarwe. Afgelopen 10 jaar nam dit aandeel toe van ruim 60% naar ruim 80% van het totale graanareaal. Veruit het grootste deel van het Nederlandse tarweaanbod vindt zijn weg naar de veevoerindustrie en wordt verwerkt in mengvoeders. Met een productie van ruim 200.000 ton per jaar is gerst na tarwe het belangrijkste graangewas met als bestemmingen de binnenlandse markt en export. Een deel van de gerst wordt afgezet aan binnenlandse en buitenlandse mouterijen ten behoeve van de productie van mout voor de bierproductie. De mout wordt afgenomen door de binnen- en buitenlandse bierindustrie. Korrelmaïs wordt geteeld voor de droge korrel, die meestal wordt afgezet in de mengvoerindustrie. Corn cob mix (CCM) wordt geoogst bij een drogestofgehalte van 55 à 60% in de korrel. Soms wordt, naast de korrels, een beperkt deel van de spil meegeoogst. Het gehele product wordt gemalen en vervolgens ingekuild. Het wordt voornamelijk gebruikt voor varkensvoeding, maar daarnaast wordt het ook gevoerd aan melkvee. Akkerbouwgroenten zijn goed voor 10% van het akkerbouwareaal. Het grootste gedeelte van de productie betreft zaaiuien met circa 1,2 mln. ton. Het beteelde oppervlak voor zaaiuien stijgt in het seizoen 2014/2015 verder met 2%. De productie is sterk gedaald in 2013, terwijl het areaal is toegenomen. De bruto-opbrengst was daarmee aanzienlijk lager. Dit heeft met name met weer- en seizoensinvloeden te maken. De prijzen fluctueren sterk. Ongeveer 90% van de uienproductie wordt geëxporteerd, waarvan 60% naar Europa, 24% naar Afrika 8% naar Noord-Amerika en 8% naar Azië. Nederland bevindt zich in de wereldtop van uienexporteurs, naast India, China, Mexico en de Verenigde Staten, dankzij de combinatie van de hoogste hectareopbrengst ter wereld en de laagste teelt-, verwerking- en transportkosten. Overige akkerbouwgroenten zijn onder andere peen, schorseneren, witlof, erwten en knolselderij. Zaden, handelsgewassen, peulvruchten en overige akkerbouwgewassen zijn goed voor circa 8% van het akkerbouwareaal. Sterke groeiers in 2013 waren de handelsgewassen cichorei en koolzaad. De vraag naar inuline-cichorei is gestegen in Noord-Amerika (koek en cake) en Azië (babyvoeding). De Europese agrarische termijnmarkt Euronext heeft bekend gemaakt het aanbod derivaten uit te breiden met koolzaadproducten. Vanaf 2014 kan gehandeld worden in koolzaadmeel en koolzaadolie. De kool zaad derivaten hebben in 2013 een sterke groei laten zien. In 2013 is er op de beurs 93 miljoen ton aan koolzaad verhandeld. Dat is een groei van 67 procent in vijf jaar tijd. Raap schroot wordt in toenemende mate gebruikt in diervoer en koolzaadolie wordt veel gebruikt als grondstof voor biodiesel. 14

Verdiepingscijfers: tuinbouw De sector tuinbouw bestaat uit tuinbouw open grond en de glastuinbouw. De tuinbouw open grond is met 86.400 hectare goed voor circa 4,7% van het gebruik van de cultuurgrond in Nederland. Het gebruik is ongeveer hetzelfde als in 2012 en gegroeid vergeleken met 2000. Het gebruik is verdeeld over groenten (28%), bloembollen (27%), fruit (22%) en boomkwekerijen (19%) en overig (4%). Sinds 2000 is het aandeel boomkwekerijen het sterkst gestegen. In 2013 is het aandeel fruit sterk gestegen Groente, fruit en sierteelt uit Nederland komt Rusland voorlopig niet meer in. Als tegenreactie op de door Europa en de VS afgekondigde sancties weren of beperken de Russen een flink aantal landbouwproducten van westerse landen. De boycot geldt voor 1 jaar. Voor de sierteelt heeft deze boycot relatief het meeste effect binnen de tuinbouw. Ongeveer 4% van alle export van sierteelt gaat naar Rusland en bijna een kwart van alle export buiten Europa. De export van verse groenten en fruit van Nederlandse bodem bedroeg in de eerste helft van 2014 ruim 1,5 miljard kilo. Er is 9% meer uitgevoerd dan in 2013. Vooral de export van peer (+81%), tomaat (+13%), komkommer (16%) en paprika (14%) was beduidend groter. De export vanuit Nederland naar Duitsland steeg met 14%. Figuur 16. Keten rond de sierteeltsector (2012) Importwaarde a Snijbloemen Potplanten Tuinplanten Totaal 715 mln. 80 mln. 60 mln. 856 mln. 2 bloemenveilingen, 7 veillocaties Omzet snijbloemen 2.503 Omzet kamerplanten 1.541 Omzet tuinplanten 377 Totaal 4.422 Detailhandel b Snijbloemen: bloemist (53%), supermarkt (18%) Kamerplanten: tuincentrum (44%), bloemist (25%) Consumentenmarkt a import op basis van omzet bloemenveilingen; b afzetkanalen op basis van volume in Nederland. Opkweek Aantal bedrijven opkweekmateriaal en zaden 160 Opkweekmateriaal bloemisterijproducten 118 ha Bloemzaden 30 ha Sierteelt Snijbloemen Pot- en perkplanten Bedrijven 1.280 980 Areaal 2.140 ha. 1.750 ha. Productiewaarde 2.180 mln. 2.050 mln. Aantal groothandels in bloemen en planten 2.750 waarvan 646 exporterende bedrijven Exporterende groothandel in snijbloemen 536 Exporterende groothandel in pot- en tuinplanten 501 Bedrijvenmarkt Exportwaarde Snijbloemen 3.226 mln. Pot- en tuinplanten 2.040 mln. Totaal 5.266 mln. Bron: LEI De productie van verse groente is in 2012 sterk gedaald als gevolg van een dodelijke voedselvergiftiging veroorzaakt door de EHEC-bacterie. De EHEC-crisis legde de export lam op het hoogtepunt van het productieseizoen in 2011. In 2013 is het gebruikte areaal voor groente open grond gedaald (-0,6%), evenals de productie (-0,3%). Het verschil met groenteverbouw in de akkerbouw is dat het in de vollegrond wordt verbouwd en om fijne groenteteelt gaat. Sommige gewassen worden door vervroeging en verlating jaarrond geteeld. In de vollegrond komen hiervoor prei, wortelen, witlof en bloemkool in aanmerking. Uien zijn met 1,3 miljoen ton goed voor 27% van de productie van groenten in de tuinbouw. De productie is sinds 2011 sterk teruggelopen, in tegenstelling tot uienproductie in de akkerbouw. Met 18% van de productie vormen tomaten met 855.000 ton de tweede categorie. De productie hiervan is toegenomen in 2013. De derde categorie is winterpeen met 430.000 ton productie in 2013 (9% van het totale volume). Sterke groeiers in de top-10 van 2013 waren champignons, witte kool en prei. Binnen de sierteelt (bloembollen, bomen en bloemen) is het areaal van pot- en perkplanten stabiel. Het snijbloemenareaal is gedaald. Vooral het areaal rozen is afgenomen, door toenemende buitenlandse concurren-tie en achterblijvende opbrengsten in verhouding tot de kosten. Het aandeel van de bloemenhandel, dat via de veiling gaat bedraagt ongeveer 30%. Dit aandeel loopt terug. De bloemenveiling in Aalsmeer is de grootste veiling van Nederland en één van de grootste ter wereld. De veiling maakt deel uit van FloraHolland, de grootste veiling van snijbloemen en planten ter wereld. FloraHolland is een coöperatie in eigendom van circa 5.000 leden/kwekers die zonder winstoogmerk vraag en aanbod samenbrengt. Door intensievere samenwerking tussen teler en handelaar is de (fysieke) veilingklok minder belangrijk geworden als afzetkanaal. De verhandelingmethodieken (en prijsvorming) voor bloemen en planten worden door de moderne communicatietechnologie steeds transparanter en toegankelijker, waardoor rechtstreekse inkoop bij 15

marktsystemen toeneemt. Tussenschakels kunnen steeds meer buiten spel worden gezet. FloraHolland schreef voor het eerst rode cijfers in 2013. Vooral bij potplanten hadden andere afzetkanalen, zoals bemiddeling (FloraHolland Connect), al een behoorlijk groot aandeel. Bij bemiddeling komen de producten niet meer fysiek voor de klok. De laatste jaren zijn ook de snijbloementelers actiever in deze vorm van verkoop. Als gevolg van de slechte economische situatie in de glastuinbouw, zijn de laatste jaren vrij veel bedrijven in de glasgroenteteelt failliet gegaan. De Rabobank, veruit de grootste financier, moest hierdoor zowel in 2012 als 2013 miljoenen afboeken op kredieten in de glastuinbouw. Sinds 2000 is het gebruikte areaal afgenomen, met name in de sierteelt. Binnen de glastuinbouwsector zijn de inkomensverschillen groot. De pot- en perkplantenbedrijven behalen al jaren achtereen goede resultaten, gemiddeld over de periode 2008-2012 circa 60.000 euro per onbetaalde aje. De gemiddelde resultaten van de glasgroentebedrijven zijn veel slechter. Deze sector is sinds het begin van deze eeuw in areaal met circa 10 procentpunten gegroeid tot bijna de helft van het areaal glastuinbouw. De tegenvallende prijsontwikkeling van groenten in 2008, 2009 en 2011 zorgde voor een licht negatief resultaat. De snijbloemenbedrijven deden het vooral in 2011 en 2012 qua inkomen een stuk beter door een betere prijsvorming, maar blijven gemiddeld voor de periode 2008-2012 nog wel onder het niveau van de totale sector. De productie van fruit in Nederland bestaat voornamelijk uit appels (314.000 ton) en peren (327.000 ton). De productie van appels (+11%), maar vooral de productie van peren (+64%) is sterk gestegen in 2013. Voor het eerst in de historie was de perenteelt hoger dan de appelteelt. Veel appeltelers zijn overgestapt op de perenteelt omdat die voor hen rendabeler is geworden. Internationaal is er veel vraag naar met name de Nederlandse conferencepeer, die dan ook veruit de meest geproduceerde peer is. Bij de appels is de Elstar favoriet onder Nederlandse telers. Fluctuaties in productieopbrengsten kenmerken de fruitteelt. Beperkte Europese voorraden en een gematigde oogst zorgden ervoor dat de prijsontwikkeling goed was. De oogstraming voor 2014 komt uit op 350.000 ton appels en 336.000 ton. Ten opzichte van vorig jaar komt dit neer op een 12% grotere appeloogst en is de productie van peren naar verwachting 3% groter. Aan de consumptiekant liggen de verhoudingen nog wel stevig in het voordeel van de appel. Peren zijn veel meer een exportproduct. De Nederlandse glastuinbouw is bezig met een energietransitie om het gebruik van fossiele brandstoffen sterk te verminderen. In het Convenant Schone en zuinige agrosectoren zijn voor de glastuinbouw doelen en ambities overeengekomen voor 2020 voor de verbetering van de energie-efficiëntie met gemiddeld 2% per jaar, de reductie van CO2-emissie; o.a. via gebruik van warmtekrachtinstallaties en een aandeel duurzame energie van 20%. In het innovatie- en actieprogramma Kas als Energiebron (KaE) werken glastuinbouw en overheid samen om de doelen van het Agroconvenant te realiseren. De glastuinbouw is een belangrijke elektriciteitsproducent en netto (verkoop minus inkoop) leverancier van elektriciteit. De elektriciteit wordt geproduceerd met warmtekrachtkoppeling, waarbij de vrijkomende warmte wordt benut. Het grootste gedeelte van de Nederlandse sierteeltproductie wordt afgezet in het buitenland. Ruim 60% hiervan gaat naar Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. 16

Figuur 17. Ontwikkeling veestapel (2000-2013, x 1.000) Aantal dieren Verschil (%) 2000 2005 2012 2013 2012-2013 Rundvee, totaal 4.069 3.799 3.879 3.999 3,1 w.v. melkkoeien 1.504 1.433 1.484 1.553 4.6 jongvee melkproductie 1.325 1.142 1.188 1.243 4,6 vlees- en weidevee 457 394 300 278-7,3 vleeskalveren 783 829 908 925 1,9 Overige graasdieren 1.601 1.785 1.572 1.578 0,4 w.v. schapen 1.305 1.361 1.043 1.034-0,9 geiten 179 292 397 413 4,0 paarden en pony s 117 133 132 131-0,8 Varkens, totaal 13.118 11.312 12.234 12.212-0,2 w.v. fokzeugen 1.129 966 938 945 0,7 biggen 5.102 4.563 5.180 5.274 1,8 vleesvarkens 6.505 5.504 5.874 5.754-2,0 Kippen, totaal 104.015 92.914 95.273 97.719 2.6 w.v. leghennen 32.573 30.513 32.675 34.688 6.2 vleeskuikens 50.937 44.496 43.846 44.242 0.9 a Peildatum 1 april Bron: LEI Verdiepingscijfers: veehouderij Binnen de veehouderij is de rundvee houderij het belangrijkste in productie ( 6 miljard). De productie is sterk toe genomen in 2013 evenals het aantal koeien (4 miljoen in 2013). Koeien worden gebruikt voor de productie van melk en voor de productie van vlees. Ongeveer 70% van de koeien is voor de melkveehouderij en 30% voor de vleesproductie. Medio 2013 heeft het kabinet zich uitgesproken tegen ongebreidelde groei van de veehouderij in Nederland. De intensieve veehouderij brengt verschillende risico s voor de volksgezondheid met zich mee. De zuivelmarkt is sterk in beweging. Na het afschaffen van de melkquotering in 2015 zal naar verwachting de melkproductie sterk toenemen. De inschattingen over de toename lopen uiteen tussen 7,5% en ongeveer 13% in 2020 ten opzichte van 2013. Volgens ING zal in de periode 2013-2018 voor 1 miljard worden geïnvesteerd door de zuivelindustrie, vooral in extra productiecapaciteit voor kaas, wei en babyvoeding. Volgens projecties van de OECD/FAO zal de vraag naar zuivel in de wereld - vooral door veranderende consumptiepatronen in China en India - het komend decennium meer toenemen dan het aanbod, waardoor de zuivelprijzen op een hoog niveau zullen blijven liggen. Naar verwachting zullen echter ook de voerprijzen hoog zijn door een grote vraag naar veevoer. Onder deze marktomstandigheden zal de extra EU-melkproductie na de beëindiging van de melkquotering gemakkelijk kunnen worden afgezet, maar de marges komen wel enigszins onder druk te staan. In Nederland hebben veel melkveehouders hun capaciteit uitgebreid om vanaf 2015 fors meer te gaan produceren. De uitbreiding moet wel binnen wettelijke en maatschappelijke kaders blijven. Met name de mestwetgeving kan een uitbreiding van de veestapel in de weg staan, terwijl bij de bouw van grote stallen rekening moet worden gehouden met de wensen van de omwonenden. De omvang van de rundveeveestapel is sterk bepalend voor de totale methaanuitstoot. De Nederlandse zuivelsector heeft daarom, via het initiatief Duurzame Zuivelketen, klimaatneutrale groei als doel gesteld. In dit initiatief werken de primaire producenten en de zuivelverwerkende industrie gezamenlijk aan het streven de Nederlandse zuivelsector wereldwijd koploper te maken op het gebied van duurzaamheid. 17

Figuur 18. Keten rond de zuivelproductie (2013) Veevoederinstrustrie b 78 producenten mengvoeders Import levende runderen 18.500 stuks a Productie en afzet mengvoeders: 13.360.000 ton waarvan Rundveevoeders: 3.543.000 ton Runderslachterijen 9 slachterijen d Totaal 510.000 slachtingen 158.700 ton vlees met been Melkveehouderij 17.001 bedrijven 1.552.919 stuks melkrundvee e 12.207.161 ton melk f Export levende runderen 57.500 stuks a Import zuivelproducten 849.064 ton melk inclusief room 178.665 ton melkpoeder 156.927 ton gecondenseerde melk 200.435 ton karnemelk en yoghurt 691.463 ton wei en weipoeder 104.121 ton boter en zuivelpasta s 274.234 ton kaas Importwaarde: 2,8 miljard euro Zuivelindustrie 1.042.000 ton consumptiemelk en -producten c 136.568 ton boter 793.024 ton kaas 193.531 ton melkpoeder 396.146 ton gecondenseerde melk Verbruik zuivel per hoofd 82,9 kg consumptiemelk en -producten 3,1 kg boter 18,9 kg kaas 7,5 kg melkpoeder 14,0 kg gecondenseerde melk Totale consumtieve besteding aan zuivel c 4,4 miljard euro Export zuivelproducten c 635.212 ton melk inclusief room 246.605 ton melkpoeder 309.388 ton gecondenseerde melk 64.704 ton karnemelk en yoghurt 273.037 ton wei en weipoeder 229.794 ton boter en zuivelpasta s 750.157 ton kaas Exportwaarde: 5,8 miljard euro Bron: LEI Figuur 19. Keten rond de varkenshouderij (2012/2013) Import varkens (incl. biggen) 0,9 miljoen stuks Import varkensvlees 252.300 ton a Alleen Nevedi-leden; b 100.000 slachtingen per jaar. Veevoederindustrie a 78 producenten mengvoeders Productie en afzet mengvoeders: 13.360.000 ton waarvan Varkensvoeders: 5.451.000 ton Varkenshouderij 5.500 bedrijven met varkens Aanwezige dieren 12,2 mln. varkens, w.v. 945.000 zeugen Productie 24,8 mln. dieren Slachterijen/ vleesverwerkende bedrijven 12 slachtlocaties b 14,3 mln. slachtvarkens 1,33 mln. ton Verbruik varkensvlees totaal 685.900 ton per capita 41,0 kg Export varkens (incl. biggen) 11,4 miljoen stuks Export varkensvlees 897.500 ton Bron: LEI Voor de melkveehouderij worden geen dierrechten ingevoerd. Er is voldoende vertrouwen dat de groei van de melkproductie niet hoeft te leiden tot een grotere fosfaatproductie, omdat deze groei grotendeels zal worden opgevangen door een verhoogde dierefficiëntie en het voerspoor. De ontwikkeling van aantal vleeskalveren vertoont eveneens een stijgende lijn. In de varkenssector wordt tot 2020 geen groei van het aantal varkens verwacht vanwege het slechte economische perspectief. Het aantal varkens is min of meer constant, ook vanwege het systeem van productierechten. De dierrechten voor de varkens- en pluimveehouderij blijven voorlopig gehandhaafd, in ieder geval tot de volgende evaluatie van de Meststoffenwet in 2016. De dierrechten beperken de omvang van de pluimvee- en varkensstapel. Meer dan de helft van de in Nederland geboren mannelijke varkens wordt niet meer gecastreerd. Nederland loopt daarin duidelijk voorop ten opzichte van concurrerende landen zoals Duitsland en Denemarken. Er vindt veel onderzoek plaats naar het verminderen van het risico op 18

berengeur in varkensvlees. In 2013 is een akkoord gesloten tussen de varkenshouderij, de vleesindustrie, de retail, de levensmiddelenindustrie en ngo s voor een retail-breed marktconcept voor varkensvlees: het Varken van Morgen. Dit is gebaseerd op het Beter Leven-concept, maar gaat iets verder op het gebied van milieueisen. Alle supermarkten in Nederland hanteren deze specificaties bij de inkoop. Naar verwachting zal vanaf 2015 zo n 40% van de in Nederland geproduceerde varkens onder dit concept vallen. De zeugenhouderij in Nederland ontwikkelt zich sterker dan de vleesvarkenshouderij, zowel in schaalgrootte, als dierprestatie en concurrentiekracht. De Nederlandse zeugenhouderij vormt samen met die in Denemarken de wereldtop in zeugproductiviteit. De autonome productiviteitsontwikkeling van de zeugen leidt tot een hogere biggenproductie, die in toenemende mate over de grens wordt afgezet. De ontwikkeling van de Nederlandse varkenssector naar een kraamkamer voor andere landen in Europa levert vanuit oogpunt van milieudruk, arbeidsprestatie en investeringsbehoefte veel voordelen op. De meeste gehouden dieren in de veehouderij zijn kippen (bijna 100 miljoen in 2013). Het aantal ligt lager dan in 2000, maar is gestegen vergeleken met 2012. Kippen worden gehouden voor de vleesproductie (vleeskuikens, 45%), voor het leggen van eieren (leghennen, 35%), en als hobbykippen (circa 20%). Een groot deel van de vleesproductie wordt geëxporteerd. De export vindt zijn voornaamste bestemming in de EU met Duitsland en het Verenigd Koninkrijk als koplopers. De meeste bedrijven voldoen aan de regelgeving rond milieu en dierenwelzijn. Op het gebied van diergezondheid wordt met name de nadruk gelegd op het verder reduceren van het antibioticagebruik. Net als in de varkenssector blijven dierrechten blijven voorlopig gehandhaafd. Dit brengt een kostennadeel met zich mee ten opzichte van buitenlandse concurrenten. Sinds 1 januari 2012 zijn legbatterijen verboden in Europa. Ongeveer 75% van de leghennen werd in legbatterijen gehouden. Om die reden zijn veel boeren overgeschakeld naar de nog toegestane verrijkte kooien. Een verrijkte kooi heeft een oppervlakte van 750 cm² per kip. Dat is ongeveer één derde groter dan in een legbatterij. Veel pluimveehouders zijn over op stallen met scharrelkippen in verrijkte kooien. Deze zijn in de EU toegestaan tot 2021. In totaal worden jaarlijks meer dan 10 miljard eieren gelegd. Het verbod op de legbatterijen heeft ervoor gezorgd, dat in 2012 de productie met ruim 3% is gedaald. In 2013 is de productie weer op het niveau van 2011. Het aandeel scharreleieren (van 41% in 2010 naar 72% in 2013) en biologische eieren (van 3% in 2010 naar 5% in 2013) is sterk toegenomen sinds 2010. Trends, ontwikkelingen en risico s De meest gesloten verzekeringen binnen de branche zijn motorrijtuigen, brand/bedrijfsschade, bedrijfsaansprakelijkheid en ziekteverzuim. Verzekeringen op het gebied van werkmaterieel en AOV worden ook vaak gesloten. Er zijn meerdere verzekeringen, die specifiek voor de agrarische sector van toepassing zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor verzekeringen op het gebied glastuinbouw, milieuaansprakelijkheid, hagel- en vorstschade, transport van paarden, W.A. Dieren, ziekteverzuim, AOV, ziekte en ongevallen van dieren, landbouwwerktuigen. Verschillende brancheorganisaties bieden mantelcontracten voor verzekeringen. Belangrijke trends en ontwikkelingen bieden aanknopingspunten voor een goed advies met betrekking tot verzekeringsproducten. Die trends en ontwikkelingen en hun uitwerking op bedrijfsrisico s zijn hieronder in een aantal thema s bijeengebracht. Markt en regelgeving Trends & ontwikkelingen Het Europees landbouwbeleid gaat op de schop. De marktbescherming wordt verder afgebouwd, er verschuift geld van oude naar nieuwere lidstaten en het bedrag dat overblijft, wordt gelijkmatig verdeeld over alle hectares (een zogenaamde flat rate ). De EU gaat tevens de nodige groene voorwaarden stellen. De toeslagen in de eerste pijler worden niet meer gebaseerd op een historische referentie, maar afgeleid volgens het regionaal model, waarbij alle boeren in een regio/land dezelfde toeslag per ha krijgen. Alle boeren, die landbouwgrond in goede landbouwen milieuconditie houden, komen in aanmerking voor zo n toeslag. Dat betekent dat ook boeren die nu geen toeslagen ontvangen, straks een hectaretoeslag kunnen krijgen. In Nederland gaat het daarbij onder meer om telers van groente, fruit, consumptie- en pootaardappelen en bloembollen. In 2015 worden de melkquota afgeschaft, en de suikerquota in 2017. Er komen steeds meer regels voor diergezondheid, plantgezondheid en voedselveiligheid binnen de EU. 19

Dit is het gevolg van de risico s van verkeerde voeding, zoals een dodelijke voedselvergiftiging veroorzaakt door de EHEC-bacterie en de Q-koorts uitbraak, die complicaties opleverde waaraan mensen zijn overleden. Op het gebied van plantgezondheid spelen met name Q(uarantaine)-organismen een belangrijke rol. Dit zijn ziekteverwekkers die veel gewasschade opleveren en niet meer meer weg te krijgen zijn. Als een Q-organisme op een exportproduct aangetroffen wordt, wordt de partij afgekeurd zodat de indirecte schade groot kan zijn. In de Europese Fytorichtlijn zijn circa 300 organismen opgenomen als Q-organisme. Genetisch gemodificeerd voedsel komt steeds meer voor in de markt. Voorbeelden zijn planten die beter tegen droogte kunnen, tomaten die gezonder zijn ( paarse tomaat ), maïs die beter bestand is tegen plagen en aardappelen die resistent zijn tegen Phytophthora, die de gevreesde aardappelziekte veroorzaakt. In de landbouw zet men biotechnologie vaak in tegen schadelijke insecten. Gewassen kunnen genetisch aangepast worden zodat insecten de planten vermijden. De overheid beslist of een genetisch gemodificeerd organisme (ggo) veilig is om op de markt te komen. De Europese Unie moet een ggo op EU niveau toelaten. De fabrikant moet wetenschappelijk aantonen dat het gewas onschadelijk is voor mens, dier en milieu. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) beoordeelt het risico van een vergunning. In Nederland kijkt het ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM) of de risico s voor mens en milieu juist ingeschat zijn. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) kijkt mee met de beoordeling van de voedselveiligheid en Economische Zaken (EZ) met de diervoederveiligheid. De Commissie Genetische Modificatie (COGEM) adviseert de overheid over milieurisico s bij Europese vergunningaanvragen voor ggo s. Fabrikanten moeten op het etiket vermelden als een product meer dan 0,9% genetisch aangepaste bestandsdelen bevat. In december 2014 wordt de verordening over de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten van kracht. Die verplicht dat voorverpakte levensmiddelen moeten worden voorzien van een etiket met duidelijke informatie over het voedingsmiddel, waaronder de herkomst. In het geval van onverwerkt vlees kan de herkomst verder worden gespecificeerd naar het land waar het dier geboren is, het land waar het is gefokt en het land waar het is geslacht. De productie van de land- en tuinbouw wordt beïnvloed door de ontwikkeling van het areaal en de productie per hectare. De productie fluctueert jaarlijks sterk door de weersomstandigheden tijdens het groei- en oogstseizoen. Door veranderingen in de productie treden grote prijsfluctuaties op. Nederland heeft op veel gebieden van oudsher een hoge productiviteit. De inkomens in de agrarische sector fluctueren door de fluctuaties in productie en prijzen sterk van jaar tot jaar. De inkomens zijn ook sterk verschillend per branche, door verschillen in bedrijfsomvang, -opzet, arbeidsefficiency en ondernemerschap. Het inkomen van akkerbouwbedrijven is relatief het hoogst en voor varkensbedrijven relatief het laagst. In december 2013 werd tijdens een bijeenkomst van de World Trade Organisation (WTO) een akkoord bereikt om de internationale handel te bevorderen, het eerste echte wapenfeit van de WTO sinds zijn oprichting in 1995. Voor de landbouwsector kwamen de 160 leden van de organisatie in principe een regeling overeen over voedselvoorraden, verbetering van markttoegang voor de minst-ontwikkelde landen en handelsfacilitatie. In de zomer van 2013 zijn de EU en de VS onderhandelingen gestart voor een handels- en investeringsakkoord (Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP)). Als de EU en de VS tot een overeenstemming komen zou de TTIP het grootste vrijhandelsakkoord ooit zijn. EU s agro-food industrie zou in totaal circa 10% meer kunnen exporteren, vooral door het opheffen van zogenoemde non-tariff measures (NTMs). Nu is de zuivelexport vanuit de EU gebonden aan importquota van de VS, en weert de VS nog steeds rundvlees uit de EU vanwege de BSE-uitbraak in de jaren negentig. Naast de onderhandelingen met de VS is de EU in 2013 ook gestart met besprekingen met China (over investeringen) en Japan. Naar schatting komt er door bedrijfsbeëindiging tot 2030 zo n 24 miljoen m2 aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen en 8 miljoen m2 aan gebouwen met een woonfunctie beschikbaar. Om sloop aantrekkelijk te maken, is de rood-voor-rood-regeling in het leven geroepen. Boeren mogen een woonkavel op hun erf verkopen als zij de opbrengst van die kavel gebruiken voor het bekostigen van de sloop van de agrarische bedrijfsgebouwen op het erf. Het transport van levende dieren wordt kritisch gevolgd, onder meer vanwege de welzijnsproblemen die zich voordoen. In de laatste 20 jaar is een groot aantal EU verordeningen en richtlijnen ingevoerd om het 20