Vastgesteld d.d. 23 mei 2014. Jaarverslag 2013



Vergelijkbare documenten
Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

Vastgesteld 22 mei 2015

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 5 februari Stand van zaken SVG. 1 van 20

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag.

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

Pensioenfonds DNB. verkort jaarverslag

Terugblik 2011 in cijfers

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Leiden, 3 september 2012

Verkort jaarverslag 2013

VERKORT JAARVERSLAG. Pensioenfonds DNB

Nieuws. Gezond maar alert. Pensioenfonds IN DIT NUMMER: Verkort jaarverslag. De financiële situatie van het pensioenfonds verbeterde in 2017.

COMMUNICATIEBELEID Eigenaar: Document: Versie: Datum: Auteur: Versie Status Datum Omschrijving

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

Jaarverslag Datum rapport 23 mei 2013 Nummer/versie Definitief

Deelnemersvergadering. Haarlem 26 juni 2017 Boxmeer 29 juni 2017 Oss 29 juni 2017

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10

VERKORT JAARVERSLAG 2017

Herstelplan ultimo 2016

Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Stichting Pensioenfonds SABIC

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

Overige. Wijziging rente. Rendement. Toeslagen. Uitkeringen. Premies

Verkort jaarverslag 2016

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 9 maart Stand van zaken SVG. 1 van 21

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

NOTULEN DEELNEMERSVERGADERING VAN DE STICHTING JAN HUYSMAN WZ. FONDS 25 september 2012 Datum : 25 september 2012 Steller : D.W. Slok-Uittenbogaard

Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 25 juni 2015

Verder in deze nieuwsbrief een samenvatting van het rapport van de visitatiecommissie.

1.1 Naam: T.W.F. Hillen 1.2 Telefoonnummer: 1.3 adres: F.C.L. Terpstra

Verkort jaarverslag 2015

Financieel crisisplan

In werking : 1 juli 2015 Vastgesteld door het bestuur : 26 juni 2015

2010: Pensioen wereld volop in de schijnwerpers

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Nieuwsbrief. Herstelplan. In dit nummer. oktober Waar ging het ook alweer over?

Stichting Pensioenfonds Xerox

Stichting Norit Pensioenfonds

Verkort jaarverslag In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen.

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Oegstgeest, 3 september 2018

Stichting Metro Pensioenfonds Populair jaarverslag 2008

Het jaarverslag 2012 in vogelvlucht

Herstelplan Stichting Personeelspensioenfonds APG (PPF APG)

Via deze brief krijgt u verdere (achtergrond)informatie over de huidige situatie en wat dit voor uw pensioen betekent.

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10

Pensioenen... Herstelplan 2017

WELKOM. Algemene Vergadering voor Deelnemers en Gepensioneerden 14 september 2016

Nieuws. Een fonds in goede conditie IN DIT NUMMER: Verkort jaarverslag

BEKNOPT JAARVERSLAG 2017

Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

VERKORT JAARVERSLAG 2016

68 De Pensioenwereld in 2014

In deze nieuwsbrief geven wij u informatie over de financiële situatie en andere belangrijke ontwikkelingen binnen het fonds.

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari Stand van zaken SVG. 1 van 19

Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV: Verkort Jaarverslag 2008

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart Samenvatting:

Deelnemersbijeenkomst

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

Jaarverslag Datum rapport 22 mei 2012 Nummer/versie Definitief

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 26 juni 2014

Communicatieplan Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

Deelnemersvergadering Stichting Pensioenfonds Thales Nederland. 20 juni 2013

Deutsche Bank Nederland Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

Roadshow Hoofdlijnennotitie Pensioenakkoord / FTK

1.1 Naam: Jos Dreuning 1.2 Telefoonnummer: adres:

Communicatie-beleidsplan Stichting Pensioenfonds Fresenius Nederland maart 2017

Pensioenfonds B&S. Pensioenkrant Pensioen fonds B&S

Reservetekort weggewerkt, pensioenen verhoogd

Volgens de beleidsregel van De Nederlandsche Bank (DNB) is een financieel crisisplan als volgt te definiëren:

Extra nieuwsbrief. De positie van het pensioenfonds. Mei Waarom een extra nieuwsbrief?

Verkort jaarverslag : Voortzetting koers 2011 en op naar herstel. Stichting Pensioenfonds PostNL. Meer weten?

Pensioenbijeenkomst. 22 maart 2018

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

POPULAIR JAARVERSLAG 2013

HERSTELPLAN 31 maart 2009

INFOSESSIES PENSIOENEN - 20, 22 en 26 november Infosessies PENSIOENEN en 26 november door Peter Boonen en Jan Lodewijks

Procedure toetsing premie, bijlage 3 (ABTN) Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

27 september Deelnemersvergadering

Algemene Vergadering 22 juni Stichting Pensioenfonds Protector

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Haarlem 18 juni 2019 Boxmeer 20 juni 2019 Oss 20 juni 2019

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

De opbouw die in 2019 en 2020 nog plaatsvindt in de overgangsregeling is, overeenkomstig voorgaande jaren, niet meegenomen in de berekeningen.

Financieel crisisplan. Voorwoord. Inleiding. 1. Beschrijving financiële crisissituatie

delta lloyd pensioenfonds Over het jaar 2012

Transcriptie:

Vastgesteld d.d. 23 mei 2014 Jaarverslag 2013

Profielschets Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV (het pensioenfonds) is een ondernemingspensioenfonds en voert de pensioenovereenkomsten uit die van toepassing zijn op de (oud)werknemers van De Nederlandsche Bank NV (DNB). Doelstelling De doelstelling van het pensioenfonds is het verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het waardevast houden van de pensioenrechten. Missie Het pensioenfonds wil een zo goed mogelijke invulling geven aan de pensioenovereenkomsten die de sponsor (De Nederlandsche Bank NV) heeft afgesloten met haar (gewezen) werknemers. De uitvoering van de overeenkomst dient correct, maatschappelijk verantwoord en zo (kosten)efficiënt mogelijk te geschieden. De ambitie is een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds te zijn dat zijn financiële verplichtingen en ambities nu en in de toekomst waar kan maken. Visie De pensioensector staan ingrijpende veranderingen te wachten die zorgen voor onzekerheid; daarbij is de uitdaging te voldoen aan de verwachtingen van belanghebbenden. Zowel binnen de huidige en komende wettelijke kaders streeft het pensioenfonds naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de rechten van deelnemers zowel nu als in de toekomst zo goed als mogelijk in stand te houden. Communicatie en transparantie acht het pensioenfonds van groot belang ten einde betrokkenheid te realiseren alsook pensioenbewustzijn en verwachtingen te managen. Om onze missie te kunnen uitvoeren en hoge kwaliteit te leveren is sprake van een robuust beleidskader, goed pensioenfondsbestuur en wordt goed samengewerkt met de sponsor, adviseurs en uitvoerende partijen op het gebied van vermogensbeheer en pensioenuitvoering. 2

Inhoudsopgave 1. Kerncijfers 4 2. Personalia 6 3. Bestuursverslag 9 3.1 Voorwoord bestuur 9 3.2 Financiële opzet en positie 11 3.3 Pensioenbestuur: organisatie en governance 17 3.4 Pensioenbeheer 21 3.5 Vermogensbeheer 28 4. Verslag verantwoordingsorgaan 34 4.1 Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan 37 5. Bevindingenrapport raad van toezicht 38 5.1 Reactie bestuur op bevindingenrapport raad van toezicht 42 6. Jaarrekening 44 6.1 Balans per 31 december 2013 45 6.2 Staat van baten en lasten 46 6.3 Kasstroomoverzicht 47 6.4 Toelichting op de jaarrekening 48 7. Overige gegevens 75 7.1 Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 75 7.2 Gebeurtenissen na balansdatum 75 7.3 Actuariële verklaring 76 7.4 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 77 Bijlagen 79 Bijlage 1 Pensioenregeling 80 Bijlage 2 Deelnemersbestand 82 Bijlage 3 Begrippenlijst 83 Bijlage 4 Staffel 89 Colofon 91 3

1. Kerncijfers Bedragen x 1,0 miljoen, tenzij anders aangegeven) 2013 2012 2011 2010 2009 Balanswaarde van de beleggingen* Aandelen 215 223 159 225 193 Obligaties 957 935 815 698 664 Overige beleggingen 63 97 129 77 58 Totaal 1.235 1.256 1.104 999 915 Percentages van totaal beleggingen Aandelen 17% 18% 14% 22% 21% Obligaties 78% 75% 74% 70% 73% Overige beleggingen 5% 7% 12% 8% 6% Rendement -1,3% 13,6% 10,1% 9,0% 5,1% Uitvoeringskosten (x 1.000) Kosten vermogensbeheer 3.102 3.671 2.860 3.249 2.768 Kosten pensioenadministratie 745 765 704 645 787 Bestuurskosten 96 88 100 92 106 Voorziening Pensioenverplichtingen 1.136 1.168 1.075 926 841 Voorziening WAO-hiaat 1 1 1 2 2 Overig 3 3 2 2 2 Totaal 1.140 1.173 1.078 930 845 Discontovoet 2,77% 2,42% 2,74% 3,44% n.b. MSCI All Countries World Index 23,44% 16,80% -6,86% 13,21% 35,41% Dekkingsgraad** 108,9% 106,9% 102,5% 107,9% 109,1% Marktwaarde dekkingsgraad 106,8% 102,0% Reële dekkingsgraad 79,5% 74,0% 70,7% 80,5% 79,6% Toeslagverlening Actieven DNB 0,58% 1,21% 1,75% 0,0% 1,0% Inactieven ex-pvk (voor 1 jan 2005) 0,58% 1,21% 1,75% 0,0% 1,0% Inactieven DNB (voor 1 jan 2003) 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% Inactieven DNB (na 1 jan 2003) en premievrije aanspraken 0,0% 0,0% 0,0% 0,53% 0,0% Pensioenpremie van DNB 44 44 44 39 42 Aantal actieve deelnemers 2.024 2.023 2.044 2.033 1.999 Aantal pensioengerechtigden 1.263 1.198 1.153 1.109 1.085 Aantal gewezen deelnemers 1.481 1.474 1.432 1.367 1.337 Totaal 4.768 4.695 4.629 4.509 4.421 Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode 4

* De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat hier de economische samenstelling wordt getoond waarin de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond. ** Formule dekkingsgraad: ((eigen vermogen + totaal technische voorzieningen) / totaal technische voorzieningen) De marktwaarde dekkingsgraad wordt bepaald op basis van een voorziening pensioenverplichtingen die wordt berekend met behulp van de swaprentes per ultimo boekjaar (economische verplichtingen). De officiële dekkingsgraad wordt bepaald op basis van een voorziening pensioenverplichtingen die wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur (RTS), welke met ingang van 31-12-2012 wordt bepaald op basis van de ultimate forward rate (UFR) methode. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad wordt gebruikt gemaakt van een voorziening pensioenverplichtingen op basis van de swaprentes, rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Dit resulteert, binnen de huidige situatie, in een hogere voorziening en daarmee een lagere dekkingsgraad. Indien de reële dekkingsgraad op 100% uitkomt, is het bestuur in staat om een volledige indexatie gebaseerd op de prijsinflatie naar verwachting voor de toekomstige jaren toe te kennen. 5

2. Personalia Bestuur Naam Functie in bestuur/commissies Zittingsperiode (max. 2 periodes van 4 jaar) G. van Ankeren Lid namens pensioengerechtigden, 1 juli 2007 tot plaatsvervangend voorzitter 1 juli 2015 Auditcommissie, plaatsvervangend secretaris bestuur W.H. Bovenschen Lid namens werkgever, 4 oktober 2008 tot lid Auditcommissie 1 januari 2014 E. Elvers Lid namens gewezen deelnemers, 1 januari 2013 tot lid Beleggingscommissie 1 januari 2017 (herbenoeming mogelijk) D. Hendriks Lid namens deelnemers, 1 januari 2009 tot voorzitter Beleggingscommissie, 1 januari 2017 plaatsvervangend voorzitter bestuur E. Hondius Lid namens deelnemers, lid en 30 juni 2009 tot plaatsvervangend voorzitter 25 september 2013 Auditcommissie P.D. van Loo Lid namens werkgever, 1 januari 2008 tot plaatsvervangend voorzitter 1 januari 2016 Beleggingscommissie Mw. C.P.M. van Oorschot Lid namens werkgever, voorzitter 26 september 2011 tot Beleggingscommissie 1 augustus 2013 Mw. G.F.T. Tiellemans Lid namens werkgever, voorzitter 1 januari 2008 tot Auditcommissie, secretaris bestuur 1 januari 2016 L.J. van Wechem Lid namens deelnemers, lid 14 oktober 2013 tot 1 Auditcommissie januari 2019 (herbenoeming mogelijk) F.J. de Weert Lid namens de werkgever, lid Beleggingscommissie 19 november 2013 tot 1 januari 2018 (herbenoeming mogelijk) P.W.G.F. ten Westeneind Lid namens werkgever, lid 8 april 2014 tot 8 april Auditcommissie 2018 (herbenoeming mogelijk) Functie/in dienst van Gepensioneerd Jurist divisie Juridische Zaken Senior Risk Manager Delta Lloyd Groep Toezichthouder verzekeraars Toezichthouder banken Gepensioneerd Afdelingshoofd Asset Management Afdelingshoofd Thematisch Toezicht Banken Toezichthouder verzekeraars Hoofd Risicomanagement toezicht Toezichthouder Expertisecentrum Handhaving/ Markttoegang Voorzitter Naam Functie Benoemingsperiode F.A. Schilthuis Onafhankelijk voorzitter bestuur 9 februari 2012 tot 1 februari 2015 6

Per 1 juli 2014 zal de voorzitter in het bestuur opgenomen zijn als onafhankelijk bestuurslid, dus als bestuurslid dat niet tot een van de geledingen namens de belanghebbenden van het fonds behoort. Hij krijgt dan stemrecht. Gedurende het verslagjaar zijn de heer Hondius en mevrouw Van Oorschot afgetreden. Zij zijn opgevolgd door de heer Van Wechem en de heer De Weert. Aan het eind van het verslagjaar liep de zittingstermijn van de heer Bovenschen af. Hij heeft zich niet herbenoembaar gesteld en is opgevolgd door de heer Ten Westeneind. Onafhankelijke DNB adviseurs beleggingscommissie M.L. Admiraal, Medewerker afdeling Risk Management binnen de divisie Financiële Markten (vanaf 18 december 2013) Mw. D.F. Dijkhuis, senior toezichthouder EC-ECIH (expertise centrum Interventie en Handhaving bij DNB) J.F. de Ruiter, senior portfoliomanager bij DNB (tot 1 januari 2014) J. Veerman, Senior Risk Manager afdeling Risk Management binnen de divisie Financiële Markten (vanaf 18 december 2013) De heer De Ruiter heeft zijn adviseurschap van de Beleggingscommissie neer gelegd, hij wordt opgevolgd door de heren Veerman en Admiraal. Raad van toezicht H.M. Geukers Mw. A. Gram (vanaf 1 augustus 2013, plaatsvervangend voorzitter vanaf 15 oktober 2013) J.Th. van Niekerk (voorzitter, tot 1 augustus 2013) Mw. E.M.F. Schols-Van Oppen (vanaf 1 augustus 2013 voorzitter) De heer Van Niekerk is afgetreden als lid/voorzitter van de Raad van Toezicht. Mevrouw Gram heeft hem opgevolgd als lid, mevrouw Schols is benoemd tot voorzitter. Per 1 augustus 2014 zal de heer Geukers aftreden. De opvolgingsprocedure loopt. Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: J.E. Berndsen (plaatsvervangend voorzitter, tot 1 januari 2014) E.D. de Ruijter P.M.M. Timmer (voorzitter) Namens de deelnemers: R.F. Bharos N.J. Engel-de Groot (vanaf 13 september 2013) U. Karakhalil R.A. Vink (tot 13 september 2013) Namens de pensioengerechtigden en/of gewezen deelnemers: J.A.T. Denissen A. van Dorssen M.A. Santema De heer Vink is afgetreden en opgevolgd door mevrouw Engel. Met leedwezen heeft het bestuur er kennis van genomen dat de heer Vink eind maart 2014 is overleden. De zittingstermijn van de heer Berndsen als lid van het Verantwoordingsorgaan liep af op 1 januari 2014. In verband met de gewijzigde samenstelling van het Verantwoordingsorgaan per 1 juli 2014 wordt hij niet opgevolgd. Als plaatsvervangend voorzitter is aangewezen de heer Karakhalil. 7

Compliance officer B.M. Peters, Nederlands Compliance Instituut Pensioenbeheer TKP Pensioen BV Vermogensbeheer BlackRock Netherlands BV Bewaarnemingsbedrijf (Custodian) Bank of New York Mellon SA/NV Onafhankelijke externe accountant PricewaterhouseCoopers Accountants NV Certificerend actuaris Sprenkels & Verschuren 8

3. Bestuursverslag 3.1 Voorwoord bestuur 2013 was een jaar met een voorzichtig en langzaam economisch herstel, waarbij grote schokken zijn uitgebleven. Bij de herziening van de pensioenwetgeving werd geen vooruitgang geboekt. Wel werd per 1 januari 2014 het fiscale kader aangepast. De financiële situatie van het fonds is licht verbeterd. De officiële dekkingsgraad bedroeg eind 2013 108,9%. Eind 2012 was deze 106,9%. De dekkingsgraad lag hiermee boven het niveau van het minimaal vereiste eigen vermogen. Hierdoor hoeven de reeds opgebouwde pensioenrechten en ingegane pensioenuitkeringen niet gekort te worden. De ontwikkeling van de officiële dekkingsgraad heeft er toe geleid dat het korte termijn herstelplan per ultimo 2013 is beëindigd. Door een verdere verbetering van de dekkingsgraad is er met ingang van eind maart 2014 ook geen lange termijn herstelplan voor het pensioenfonds meer van kracht. De voornaamste consequentie hiervan is dat er formeel geen beperking meer is voor een eventuele verhoging van de risicograad van de beleggingen. De marktwaarde dekkingsgraad bedroeg eind 2013 106,8%, een stijging van 4,8%-punt ten opzichte van ultimo 2012. Het bestuur hanteert voor het beleid (premie-, beleggings- en toeslagbeleid) de dekkingsgraad die wordt berekend volgens de marktwaarde-methode. Deze was eind 2013 lager dan de officiële dekkingsgraad. Het totale beleggingsrendement was negatief (-1.3%). De rentestijging in 2013 veroorzaakte een verlies van 2,5% op de beleggingen in vastrentende waarden die bijna 80 % van het totaal uitmaken. Op de aandelenportefeuille werd een positief rendement van ruim 20 % behaald. Ondanks de stijging van de marktwaarde dekkingsgraad, heeft het bestuur helaas weer moeten besluiten geen voorwaardelijke toeslagen toe te kennen. De afgelopen jaren hebben de gepensioneerden en gewezen deelnemers niet of nauwelijks indexatie ontvangen, omdat de financiële situatie van het pensioenfonds dit niet toestond. De indexatieachterstand voor deze groepen is verder opgelopen tot 4,5% volgens de loonindex en 9,2% volgens de prijsindex. Het bestuur voorziet in de nabije toekomst geen ruimte om deze achterstand in te lopen. De financiële en economische situatie in 2013 gaf geen aanleiding om de strategische normportefeuille te wijzigen. Het bestuur schatte de kans op een stijging van de aandelenkoersen hoger in dan de kans op een aanzienlijke rentestijging. Daarom is niet overgegaan tot een verlaging van de renteafdekking. Omdat de kans op een rentedaling klein geacht werd, heeft het bestuur ook niet besloten de renteafdekking te verhogen. In 2014 wordt het extra risicobudget op grond van de verbeterde financiële positie hoofdzakelijk ingezet voor een verhoging van het gewicht van de aandelenportefeuille met 2%-punt. Het bestuur heeft zich in 2013 voorbereid op de wijzigingen in de governance, die het gevolg zijn van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen. Het bestuur heeft, na een uitvoerige, extern begeleide, evaluatie van de huidige governance en het functioneren van het bestuur, besloten om een paritair bestuursmodel te handhaven met een raad van toezicht die het interne toezicht uitoefent. De wijzigingen die uit deze wet voortvloeien, worden per 1 juli 2014 geïmplementeerd. De pensioenregeling is in overleg met werkgever aangepast aan de fiscale wijzigingen per 1 januari 2014. De belangrijkste wijzigingen zijn een verhoging van de pensioenrichtleeftijd tot 67 jaar en een verlaging van het opbouwpercentage van 2,15% naar 2,05%. De premie blijft gehandhaafd op 34,5%. 9

De werkgever voert in 2014 overleg met de vakbonden over een nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2015. In dit kader wordt een enquête gehouden naar onder andere risicobereidheid. Het bestuur wordt hierbij betrokken, zodat het tijdig kan wijzen op de mogelijkheden en onmogelijkheden van de afspraken die sociale partners met elkaar willen maken. Deze wijziging zal tezamen met een (mogelijk) nieuw financieel toetsingskader per 1 januari 2015 in gaan. Uit een haalbaarheidsonderzoek naar samenwerking met het pensioenfonds van de AFM is gebleken dat dit op termijn een optie is. Voor de komende periode wordt evenwel prioriteit gegeven aan de invoering van een nieuwe pensioenregeling. 10

3.2 Financiële opzet en positie 3.2.1 Inleiding De hoofddoelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarnaast wordt gestreefd 1 naar het zo veel mogelijk waardevast houden van ingegane pensioenen en pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers. Om deze doelstellingen te realiseren, heeft het bestuur beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico's en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling, zoals die overeengekomen is door de cao-partijen en de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van figuur 1. Dit beleid wordt in paragraaf 3.2.3 toegelicht. Figuur 1: Opzet pensioenfonds Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds is dat het niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, moet het pensioenfonds handelen. Hiervoor heeft het pensioenfonds een aantal instrumenten. Het pensioenfonds kan in samenspraak met de werkgever de premie verhogen. Ook zal er geen ruimte zijn voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten vermindert. De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt door de toezichthouder gemeten op basis van de officiële dekkingsgraad. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds diverse andere risico's, die in de risicoparagraaf van de jaarrekening worden behandeld. 1 Voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad 11

3.2.2 Financiële positie eind 2013 en herstelplan In 2013 is de officiële dekkingsgraad gestegen van 106,9% ultimo 2012 naar 108,9% ultimo 2013. De ontwikkeling van de officiële dekkingsgraad van het pensioenfonds van de afgelopen twee jaar is in figuur 2 weergegeven. Figuur 2: Ontwikkeling dekkingsgraad 2012-2013 De wijziging van de rentetermijnstructuur (RTS) heeft gevolgen voor de waardering van de voorziening pensioenverplichtingen. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de door de toezichthouder voorgeschreven RTS, welke gebaseerd is op de Ultimate Forward Rate (UFR) en driemaandsmiddeling van de marktrente. Een lagere rente resulteert in een hogere voorziening en een lagere dekkingsgraad en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur is in bovenstaande figuur in twee componenten gesplitst: ongemiddelde marktrente en UFR. Dit is gedaan om het verband tussen het effect van de wijziging van de marktrente en de beleggingsopbrengsten van de matching assets inzichtelijk te maken. De matching assets hebben als doel om het fonds in te dekken tegen de risico s die een wijziging van de marktrente met zich meebrengt. Met de mutatie Wijziging rentetermijnstructuur- benodigde interest wordt de 1-jaars RTS-rente toevoeging aan de pensioenverplichtingen bedoeld. Over 2013 bedroeg het effect hiervan 0,4%-punt. 12

In 2013 heeft de stijging van de rentetermijnstructuur (RTS) tot een substantiële daling van de voorziening pensioenverplichtingen geleid met een positief effect op de dekkingsgraad van per saldo 3,2 %-punt. De rentestijging had evenwel een waardedaling van de matchingportefeuille tot gevolg die een negatieve invloed op de dekkingsgraad had van 4,4%-punt. In 2012 vond een omgekeerde beweging plaats. Toen werd de stijging van de pensioenverplichtingen als gevolg van een rentedaling gecompenseerd door het resultaat van de matching assets. Voor de afdekking van het renterisico worden obligatiebeleggingen en renteswaps ingezet. Het resultaat op de beleggingen met een rendementsdoelstelling droeg 2,9%-punt bij aan de dekkingsgraad. Ook de voor de actieve deelnemers betaalde premie levert een positieve bijdrage aan de dekkingsgraad. Ontwikkelingen 2013 in het licht van het herstelplan In figuur 3 wordt het verloop van de financiële positie van het pensioenfonds weergegeven door een maandelijkse weergave van de dekkingsgraad over 2013. Daarnaast is ook weergegeven wat het herstelpad volgens het herstelplan is. Figuur 3: Verloop dekkingsgraad gedurende 2013 per ultimo maand 115% 114% 113% 112% 111% 110% 109% 108% 107% 106% 105% 104% 103% 102% 101% 100% 99% 98% 97% 96% 95% Officiële dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad Herstelplan dekkingsgraad Marktwaarde dekkingsgraad Ontwikkeling dekkingsgraad 2013 dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec Ultimo december 2013 bevindt de officiële dekkingsgraad zich boven de vereiste dekkingsgraad. De dekkingsgraad is nog wel lager dan de verwachte dekkingsgraad zoals gedefinieerd in het herstelplan, hoewel het verschil is afgenomen. In figuur 3 is te zien dat de officiële dekkingsgraad zich in 2013 beweegt richting het niveau van de dekkingsgraad zoals gedefinieerd in het herstelplan. Uit de grafiek is daarnaast goed af te lezen dat de officiële dekkingsgraad in 2013 een grillig verloop heeft gehad. De volatiliteit in het verloop van de officiële dekkingsgraad is een gevolg van de bepaling van de RTS op basis van de driemaands gemiddelde rentevoet. Hierbij worden mutaties in de marktrente vertraagd verwerkt in de RTS die door de toezichthouder wordt voorgeschreven om de voorziening mee te bepalen. Echter de beleggingen die voor de afdekking van het renterisico worden aangehouden, bewegen mee met de marktrente en reageren direct op schommelingen in de marktrentetarieven. Uit de grafiek blijkt dan ook dat de markwaarde dekkingsgraad een rustiger verloop laat zien. 13

In tabel 1 wordt de ontwikkeling van de dekkingsgraad en de achterliggende oorzaken weergegeven voor de afgelopen 5 jaar van het korte termijn herstelplan. Tabel 1 Oorzaak mutaties officiële dekkingsgraad op marktrente Kortetermijnherstelplan (ontwikkeling marktwaarde dekkingsgraad (=MW DG) Effect 2009 Effect 2010 Effect 2011 Effect 2012 Effect 2013 %-punt %-punt %-punt %-punt %-punt MW DG primo 105,3 109,1 107,9 99,3 102,0 Cumulatief Resultaat %-punt Wijziging marktrente 3,4-9,0-17,2-8,2 6,0-25,0 Benodigde interest -2,6-1,4-1,3-1,4-0,3-7,0 Beleggingsopbrengst matching 0,4 7,6 14,5 13,7-4,4 31,8 Beleggingsopbrengst return 4,7 1,3-4,0-0,1 3,1 5,0 Premie 1,4 1,5 0,9 0,5 0,8 5,1 Waardeoverdrachten -0,1-0,1 0,0-0,1 0,0-0,3 Kosten 0,0 0,1 0,1 0,0 0,0 0,2 Uitkeringen 0,2 0,4 0,4 0,0 0,3 1,3 Kanssystemen 0,8-0,2 0,6 0,1-0,4 0,9 Toeslagverlening 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Aanpassing levensverwachting -3,9-1,6-2,0-0,9 0,0-8,4 Saldo u.h.v. andere oorzaken -0,2 0,1 0,0-0,2 0,0-0,3 Kruiseffecten 2-0,3 0,1-0,6-0,7-0,2-1,7 Subtotaal 3,8-1,2-8,6 2,7 4,9 1,6 MW DG ultimo 109,1 107,9 99,3 102,0 106,9 Correcties op de ultimo MW DG Wijziging RTS 3mnds middeling 0,0 0,0 3,2 1,8-0,7 Wijziging UFR 0,0 0,0 0,0 3,1 2,7 Officiële DG ultimo 109,1 107,9 102,5 106,9 108,9 De ontwikkeling van de marktwaarde dekkingsgraad over de afgelopen 5 jaar laat zien dat het resultaat van de matching portefeuille de effecten van de wijziging van de voorziening pensioenverplichtingen door marktrente en benodigde interest heeft opgevangen. Daarnaast is de marktwaarde dekkingsgraad verbeterd door de premiebijdrage, maar de positieve bijdrage wordt bijna teniet gedaan door de gestegen levensverwachting. De return portefeuille heeft over de afgelopen 5 jaar (gecumuleerd) 5%-punt dekkingsgraad opgeleverd. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de doelstelling om de nominale pensioenaanspraken te verstrekken en korting van aanspraken te voorkomen, is behaald. Maar zoals eerder opgemerkt is het streven om de pensioenrechten waardevast te houden niet gerealiseerd. 3.2.3 Beleid en beleidskeuzes De verschillende sturingsmiddelen van het pensioenfonds zijn geïntegreerd in een premie-, toeslag- en een beleggingsstaffel, die het uitgangspunt vormen voor het beleid van het bestuur (zie bijlage 4). Het bestuur heeft de mogelijkheid om van de staffel af te wijken, maar dit moet goed gemotiveerd en na het inwinnen van advies van de adviserend actuaris gebeuren. 2 Kruiseffect wordt verkregen doordat de dekkingsgraadontwikkeling is uitgedrukt ten opzichte van de primo dekkingsgraad. 14

Premiebeleid Conform de premie- en toeslagstaffel bedraagt het premiepercentage bij het huidige niveau van de dekkingsgraad 34,5% van de salarissom. In tabel 2 zijn zowel de kostendekkende premie, gedempte kostendekkende, als ook de feitelijk betaalde premie weergegeven. Hieruit is op te maken dat de feitelijke premie de kostendekkende premie overstijgt, waarmee wordt voldaan aan de wettelijke eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Tabel 2: Premies 2013 (in EUR x1000) Kostendekkende premie 36.320 Feitelijke premie 44.377 Gedempte kostendekkende premie 24.074 Toeslagbeleid De toeslagverlening van de pensioenaanspraken van actieve deelnemers volgt de loonindex en is onvoorwaardelijk. Deze bedroeg over 2013 0,58%. Reglementair is de hoogte van de toeslag voor werknemers in dienst bij DNB gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-cao. Deze toeslagverlening is geëffectueerd per 31 december 2013. Aan inactieve deelnemers (pensioengerechtigden en gewezen deelnemers) kon in 2013 wederom geen indexatie worden verleend, vanwege de financiële situatie van het pensioenfonds. Op de peildatum ultimo september was de marktwaarde dekkingsgraad met 105,4% te laag. Om een (gedeeltelijke) toeslag te kunnen verlenen is een dekkingsgraad van 107,0% nodig. De hoogte van de toeslagverlening is voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden reglementair gekoppeld aan de consumentenprijsindex voor alle huishoudens in het betreffende jaar (meetperiode maand oktober voorgaande jaar tot en met september in het betreffende jaar). Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds, waarvoor de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2005, geldt reglementair nog de toeslagverlening op basis van de algemene loonontwikkeling bij de werkgever, te weten 0,58% in 2013. Hiervoor betaalt de werkgever de kosten als het pensioenfonds over onvoldoende middelen hiervoor beschikt, zoals in 2013 het geval was. De afgelopen jaren hebben inactieven niet of nauwelijks indexatie ontvangen. Voor gewezen deelnemers en gepensioneerden wordt in tabel 3 een specificatie gegeven van het verschil tussen de volledige en de werkelijke toegekende toeslagen. In de uiterst rechtse kolom wordt weergegeven wat het totaal aan niet verleende toeslagen is. Dit betreft een samengesteld percentage van de niet verleende toeslagen van de individuele voorafgaande jaren. Het totale verlies aan koopkracht is de afgelopen vijf jaar opgelopen tot 9-10%. Het bestuur voorziet in de nabije toekomst geen ruimte om deze achterstand in te lopen. 15

Tabel 3: Verschil volledige toeslagen en werkelijke toeslagen inactieven Jaar Verleende toeslag Maximaal volgens maatstaf Niet verleend Totaal niet verleend (cumulatief) Toeslagen o.b.v. loonindex 2009 0,00% 1,00% 1,00% 1,00% 2010 0,00% 0,00% 0,00% 1,00% 2011 0,00% 1,75% 1,75% 2,75% 2012 0,00% 1,21% 1,21% 3,96% 2013 0,00% 0,58% 0,58% 4,61% Toeslagen o.b.v. prijsindex 2009 0,00% 0,40% 0,40% 0,40% 2010 0,53% 1,60% 1,07% 1,47% 2011 0,00% 2,70% 2,70% 4,21% 2012 0,00% 2,32% 2,32% 6,63% 2013 0,00% 2,45% 2,45% 9,24% Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is er op gericht om de nominale pensioenaanspraken te verstrekken, alsmede op het waardevast houden van de pensioenaanspraken. Bij deze doelstelling zijn de middelen van het pensioenfonds en de hoogte van de dekkingsgraad van belang. Om de doelstelling te realiseren heeft het pensioenfonds gekozen voor een beleggingsstrategie die voornamelijk gebaseerd is op de verplichtingen van het pensioenfonds. Deze strategie kan als prudent worden aangemerkt en de hoogte van het risicobudget wordt hier dan ook op afgestemd. In afwijking van de staffel (zie bijlage 4) is voor 2013 het risicobudget vastgesteld op 3,8%. Op basis van de staffel zou een risicobudget van 2,7% (trede 2) gelden. Met een dergelijk laag budget zou er vrijwel geen sprake zijn van de mogelijkheid tot herstel van de dekkingsgraad. Bij een lage dekkingsgraad wordt het risico teruggebracht. Bij een hogere dekkingsgraad wordt er meer risico genomen. Het besluit van het bestuur om een hoger risicobudget te gebruiken (op basis van trede 3) is genomen, na advisering van de adviserend actuaris en in overleg met de werkgever. Ook voor 2014 wordt er uitgegaan van een risicobudget behorende bij trede 3 van de staffel. Wel is het maximaal toegestane risicobudget herrekend op basis van de huidige parameters van de S-toets en bedraagt 4,18%. Voor een verdere toelichting op het beleggingsbeleid en de keuzes daarin wordt verwezen naar hoofdstuk 3.5. 16

3.3 Pensioenbestuur: organisatie en governance 3.3.1 Governancestructuur Figuur 4: Governancestructuur 2013 Het bestuur bestaat uit acht bestuursleden en een onafhankelijke voorzitter. Het bestuur wordt ondersteund door twee vaste commissies, te weten de beleggingscommissie en de auditcommissie. De commissies bestaan uit bestuursleden, waarbij de beleggingscommissie aangevuld is met drie onafhankelijke DNB adviseurs. De commissies staan het bestuur bij in de voorbereiding van en advisering over besluiten en de monitoring van de uitvoering van besluiten. Daarnaast kan het bestuur werkgroepen instellen als er onderwerpen uitgewerkt moeten worden die expertise vanuit de verschillende commissies behoeven. In 2013 zijn de werkgroepen Jaarverslag, Samenwerking AFM en Nieuw Pensioencontract actief geweest. De werkgroepen rapporteren aan het bestuur. Twee bestuursleden participeren in de klankbordgroep die de werkgever heeft ingesteld om input te geven voor en mee te denken over de nieuwe pensioenregeling. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de contacten met de uitvoeringsorganisaties, werkgever en andere pensioenfondsorganen. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, secretaris en plaatsvervangend voorzitter. Indien nodig kan het dagelijks bestuur optreden bij zeer acute bestuursaangelegenheden. Ook draagt het dagelijks bestuur zorg voor het agendabeheer en monitoring van het functioneren van het bestuur en de bestuursleden. De raad van toezicht toetst en beoordeelt het functioneren van het bestuur en de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De raad bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, die op 17

voordracht van de raad door het verantwoordingsorgaan worden benoemd. Het bestuur acht dit de meest zuivere benoemingsprocedure, aangezien het bestuur dan niet zijn eigen toezichthouder benoemt. Via het verantwoordingsorgaan legt het bestuur verantwoording af aan de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en werkgever. Het verantwoordingsorgaan dient vast te stellen in hoeverre het bestuur bij de genomen besluiten op evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van alle belanghebbenden bij het pensioenfonds. Het verantwoordingsorgaan heeft adviesrechten op het gebied van de vergoedingsregeling voor bestuursleden, wijziging van beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan of het interne toezicht, de interne klachten- en geschillenprocedure en het communicatie- en voorlichtingsbeleid van het pensioenfonds. Een externe compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode en relevante weten regelgeving. De compliance officer doet minimaal éénmaal per jaar verslag van zijn bevindingen aan het bestuur. In het kader van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen heeft het fonds gekozen voor handhaving van een paritair bestuursmodel met een raad van toezicht per 1 juli 2014. De thans nog onafhankelijke voorzitter zal dan als onafhankelijk bestuurslid toegevoegd worden aan het bestuur, waarbij hij stemrecht krijgt. Het bestuur bestaat vanaf 1 juli 2014 uit negen leden. Het verantwoordingsorgaan blijft gehandhaafd, maar het aantal leden namens de werkgever zal teruggebracht worden van drie naar twee, waardoor het totaal aantal leden acht wordt. De adviesrechten van het verantwoordingsorgaan worden uitgebreid en de raad van toezicht krijgt goedkeuringsrechten. Het bestuur heeft de stakeholders van het fonds (raad van toezicht, verantwoordingsorgaan, sociale partners) geraadpleegd alvorens een keuze voor het paritaire bestuursmodel te hebben gemaakt. Alle stakeholders begrijpen de keuze van het bestuur. De fondsdocumenten worden in 2014 aangepast aan de nieuwe situatie. Omdat communicatie een steeds belangrijker plek inneemt in de activiteiten van het pensioenfonds, heeft het bestuur besloten formeel een communicatiecommissie in te stellen, die de taken en werkzaamheden overneemt van de voorheen bestaande leescommissie. De communicatiecommissie legt verantwoording af aan het bestuur. Per 1 januari 2014 geldt de Code Pensioenfondsen van de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, waarin aanbevelingen voor de pensioensector staan. Het pensioenfonds voldoet grotendeels aan deze code en zal op enkele punten waar dit nog niet zo is, actie ondernemen. 3.3.2 Informatie vanuit extern toezicht De toezichthouders hebben geen sancties opgelegd aan het pensioenfonds. Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouders geen dwangsommen of boetes opgelegd. Evenmin zijn door de toezichthouders aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouders. De toezichthouder DNB heeft in 2012 pensioenfondsen verzocht onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van (individuele) gegevens van pensioenaanspraken (Quinto P-onderzoek). De toezichthouder heeft de besturen van de pensioenfondsen geadviseerd een onderzoek te doen naar de beschikbaarheid van de (historische) brongegevens en de juistheid van de op basis van de brongegevens berekende rechten in de administratie. Uit een eerste onderzoek door TKP, de administrateur van het pensioenfonds, blijken geen ernstige onjuistheden. Bij de overgang van de 18

administratie van het pensioenbureau naar TKP (2007) zijn verklaringen van de Interne Accountantsdienst van werkgever en van de externe, begeleidende actuaris ontvangen dat de gegevens juist waren. TKP doet nog een steekproef op haar systemen, op basis van welke uitkomsten het bestuur zal beslissen of er nader onderzoek naar de periode vóór 2007 moet worden gedaan. De uitvoerders hebben tijdig voldaan aan de SEPA-richtlijnen (Single Euro Payments Area). Naar aanleiding van het themaonderzoek van toezichthouder DNB over de uitbesteding van het vermogensbeheer, heeft het bestuur onderzoek gedaan naar de (vastlegging van) deze uitbesteding. Hieruit kwamen geen grote issues naar voren; wel zullen enkele aanbevelingen meegenomen worden bij de eerstvolgende herziening van de uitbestedingsovereenkomst. Het fonds heeft voorts meegewerkt aan de onderzoeken van toezichthouder DNB naar de beheersing van het renterisico, de uitbesteding van de pensioenadministratie, de transitie naar het nieuwe pensioencontract, en op verzoek van de toezichthouder gecontroleerd of de fondsdocumenten voldoen aan artikel 5 van de Pensioenwet. In artikel 5 is geregeld dat een pensioenuitvoerder verantwoordelijk is voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst richting een werknemer en andere aanspraak- of pensioengerechtigden, ook als de werkgever het pensioenfonds onjuist heeft geïnformeerd. De fondsdocumenten voldoen aan deze bepaling. Ook uit de andere onderzoeken kwamen geen fondsspecifieke issues naar voren. 3.3.3 Geschiktheid In het beleidsdocument Geschikt pensioenfondsbestuur is de geschiktheid van de bestuursleden en het beleid voor handhaving van deze geschiktheid uitgewerkt. Dit document is in 2014 aangepast aan de nieuwe governance en de nieuwe aanbevelingen van de Pensioenfederatie over bestuurlijke geschiktheid (Handreiking Geschikt Pensioenfondsbestuur). Het bestuur heeft zijn functioneren en de bestaande governance geëvalueerd, met behulp van een externe deskundige. Daarbij is input gevraagd en ontvangen van de raad van toezicht, het verantwoordingsorgaan en de werkgever. Deze input is mede gebruikt voor de gedachtenvorming over het toekomstige bestuursmodel. De belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn dat het bestuur goed functioneert, maar dat er wel bedreigingen zijn die dit kunnen ondermijnen. De belangrijkste bedreigingen zijn het tijdsbeslag, beschikbaarheid van deskundige bestuursleden en de hoogte van de uitvoeringskosten ten opzichte van de schaalgrootte. De bestuursondersteuning zal versterkt worden, door een intensievere inzet van de interne adviseurs, waarbij de nadruk zal liggen op de coördinatie van de verschillende uitvoerders. Vooralsnog staat het voortbestaan van het fonds niet ter discussie, maar als de kosten te hoog worden kan dit consequenties hebben voor de zelfstandigheid van het fonds. Het bestuur zal voorzienbare vacatures tijdig aankaarten bij de voordragende partijen, zodat kandidaten tijd krijgen zich in te werken in het bestuurswerk alvorens zij benoemd worden. Ook zal in overleg met de voordragende partijen getracht worden een pool te vormen van geschikte kandidaten. Het bestuur heeft naast zijn reguliere vergaderingen themadagen en workshops georganiseerd, waarin dieper op speciale onderwerpen is ingegaan. Zo is dieper ingegaan op de (fiscale) wijzigingen van de pensioenregeling per 1 januari 2014 en bereidt het bestuur het nieuwe pensioencontract per 1 januari 2015 voor. Ook zijn de effecten van de UFR (nogmaals) onderzocht en is gekeken naar het inflatiebeleid in relatie tot het risicobudget. De Wet versterking bestuur pensioenfondsen is besproken, waarbij het functioneren van de huidige governance is meegewogen bij de uiteindelijke keuze voor handhaving van het paritaire model. 19

3.3.4 Klachten en geschillen In 2013 heeft het pensioenfonds één klacht ontvangen die binnen de gehanteerde termijnen is afgehandeld. De klacht betrof een per abuis gecorrigeerde opgave van rechten in verband met waardeoverdracht. De eerste opgave van omzetting van partnerpensioenrechten naar ouderdomspensioenrechten was juist en de tweede opgave niet. Het overnemende pensioenfonds is hiervan op de hoogte gebracht. 3.3.5 Compliance Met betrekking tot de naleving van de gedragscode in 2013 zijn geen afwijkingen geconstateerd. De compliance chart van het pensioenfonds wordt minimaal één maal per jaar geactualiseerd. De bevindingen uit de compliance scans bij TKP en BlackRock zijn opgenomen in de compliance chart. In 2014 zal het fonds een compliance scan bij de Bank of New York Mellon laten uitvoeren. 3.3.6 Statuten en reglementen De statuten, het huishoudelijk reglement en de reglementen van het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht worden in 2014 gewijzigd naar aanleiding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en de Code Pensioenfondsen van de Pensioenfederatie en Stichting van de Arbeid. Hoewel het paritaire bestuursmodel gehandhaafd blijft, wijzigen onder andere de adviesrechten van het verantwoordingsorgaan. De raad van toezicht krijgt goedkeuringsrechten voor bepaalde bestuursbesluiten. 20

3.4 Pensioenbeheer 3.4.1 Pensioenreglement De sterftegrondslagen zijn per ultimo 2012 gebaseerd op de prognosetafel 2012-2062 van het Actuarieel Genootschap, waarbij de ervaringssterfte gebaseerd blijft op de sociaaleconomische status hoog. De gewijzigde reglementsfactoren zijn opgenomen in de versie 2013 van de reglementen. Pensioenreglement P2006 is eind 2013 aangepast aan het gewijzigde fiscale kader, dat geldt vanaf 1 januari 2014. De opbouw van nieuwe pensioenaanspraken vanaf 2014 wordt gebaseerd op een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar in plaats van 65 jaar. Bestaande aanspraken tot 2013 blijven gebaseerd op een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar. De tweede belangrijke verandering betreft de beperking van het maximaal toegestane opbouwpercentage tot 2,05%. Daarbij is de franchise aangepast aan de maximale wettelijke kaders. Tevens is het arbeidsongeschiktheidsconvenant (inzake in- en uitloop risico) verwerkt in de pensioenreglementen. 3.4.2 Pensioencommunicatie Communicatie was in 2013 voor een groot deel gericht op het managen van verwachtingen. Pensioenen bleven in het nieuws en dat nieuws was niet in alle gevallen gunstig. Het bestuur wil garant staan voor goed beleid en daarover helder communiceren via diverse middelen. Het pensioenfonds benadert pensioencommunicatie vanuit een strategische invalshoek, waarbij de communicatiemiddelen afgestemd worden op de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën. Er zijn door het fonds doelstellingen voor de langere termijn vastgesteld en daarvan wordt een jaarlijks actieplan afgeleid. Uitgangspunten hierbij volgen uit de Pensioenwet en de eisen die de toezichthouder stelt. De belangrijkste communicatiedoelstellingen zijn klantgericht communiceren, pensioenbewustzijn bij de deelnemers vergroten en verantwoording afleggen over beleid en uitvoering. Hierbij worden zowel de actieve deelnemers als de in-actieve deelnemers (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) betrokken. Periodiek wordt de effectiviteit van de communicatie gemeten door het uitvoeren van nul- en éénmetingen dan wel enquêtes. In 2014 wordt samen met werkgever een enquête onder de deelnemers gehouden over de nieuwe pensioenregeling en de risicobereidheid. Het pensioenfonds richt zich hierbij op de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Pensioenkranten In 2013 zijn twee pensioenkranten verschenen met informatie over de pensioenregeling en de financiële situatie van het pensioenfonds. In de editie van mei werd ingegaan op de discussie rond het gebruik van de UFR bij het berekenen van de dekkingsgraad. Ook was er een artikel over de ontwikkelingen rond het pensioenakkoord (dat toen nog leek te gaan over een keuze tussen een nominaal en een reëel contract). De editie die in december 2013 verscheen stond onder andere in het teken van het einde van de korte termijn herstelperiode. Ook werd uitgebreid ingegaan op de wijzigingen in de pensioenregeling van 2014 en was er een vooruitblik naar de wijzigingen die in 2015 zullen plaatsvinden. Website De website neemt een steeds belangrijkere plaats in bij de communicatie. Op de website heeft de stand van de dekkingsgraad een prominente plaats op de homepage. Op de website en in de diverse andere middelen wordt 21

achtergrondinformatie bij de dekkingsgraad en de actuele financiële situatie van het fonds gegeven. In mailingen wordt standaard verwezen naar de website. Verder kunnen er brochures, jaarverslagen en pensioenkranten gedownload worden. Bovendien kunnen deelnemers zich op de website aanmelden voor de digitale nieuwsbrief. Via de website kan men gebruik maken van de pensioenplanner. Hiermee kan men verschillende varianten voor zijn of haar pensioen doorrekenen, waarbij onder andere de ingangsdatum een variabele is. Digitale nieuwsbrief In het najaar van 2013 is een eerste editie van de digitale nieuwsbrief verschenen. Voor dit nieuwe communicatiemiddel hebben zich inmiddels ruim 350 deelnemers ingeschreven. Met een digitale nieuwsbrief kan snel worden ingespeeld op de actualiteit. Hij wordt na publicatie op de website geplaatst, zodat de gehele fondspopulatie kennis kan nemen van de inhoud. Overige (reguliere) communicatie Naast bovenstaande communicatiemiddelen, verstuurt het pensioenfonds ieder jaar de volgende documenten: Uniform Pensioenoverzicht Het Uniform Pensioenoverzicht (UPO) is in 2013 verstuurd naar alle actieve deelnemers. Hierin staat o.a. de volgende informatie: - opgebouwde en te bereiken rechten naar de stand van 31 december; - A-factor. Het UPO is voor de deelnemers ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website. De verzending van het UPO is ondersteund op de website met extra informatie. Overzicht partnerpensioen / bijzonder partnerpensioen De pensioengerechtigden hebben in 2013 het jaarlijkse overzicht van het partnerpensioen ontvangen. Startbrief en andere procesbrieven en brochures. Pensioencommunicatie in 2014 en daarna In 2014 ligt de focus vooral op het verder duidelijk uitleggen van de veranderingen die per 1 januari 2014 in werking zijn getreden. Ook zal in samenwerking met werkgever over de nieuwe pensioenregeling, die naar verwachting per 1 januari 2015 in werking zal treden, gecommuniceerd worden. Het pensioenfonds heeft daarbij een speciale verantwoordelijkheid waar het gaat om de communicatie met gewezen deelnemers en pensioengerechtigden omdat deze groepen door de werkgever niet bereikt worden. Het pensioenfonds zal zich blijvend inspannen om in de communicatiebehoefte van alle doelgroepen te voorzien. De manier waarop dat gebeurt, kan wel veranderen, bijvoorbeeld door veranderende wet- en regelgeving op het gebied van pensioencommunicatie. Een beweging naar meer digitale communicatie ligt daarbij voor de hand. Ook omdat het een manier is om de groep jongeren met nieuwe middelen bij het onderwerp te betrekken. 22

3.4.3 Integraal risicomanagement Integraal risicomanagement (IRM) is het proces waarmee door het fonds richting wordt gegeven aan de risicobeheersing en geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het bestuur. Voor het geheel van de risico s waar een pensioenfonds mee te maken krijgt (financieel en niet-financieel), wordt continu een cyclus doorlopen bestaande uit het opstellen van de risicostrategie, het identificeren van de risico s, de risicobeheersing en de monitoring en terugkoppeling met betrekking tot de beheersing van deze risico s. Het risicomanagementproces wordt daarbij continu doorlopen via de onderstaande 7 stappen, conform de Handreiking Integraal Risicomanagement zoals uitgebracht door de Pensioenfederatie. Het risicoprofiel van het pensioenfonds is op een gestructureerde wijze in kaart gebracht en vastgesteld. Bij het IRM maakt het fonds gebruik van de FIRM methodiek, die tot voor kort door de toezichthouder DNB gebruikt werd als methode voor risicoanalyse. Hierbij zijn alle risico s geïdentificeerd. Tevens zijn de mogelijke beheersmaatregelen in kaart gebracht. Binnen FIRM worden de volgende risicocategorieën en beheersingscategorieën onderscheiden: Risicocategorieën Financiële risico s Niet-financiële risico s Beheersingscategorieën Matching-/renterisico Omgevingsrisico Risicospecifieke beheersing Marktrisico Operationeel risico Organisatie Kredietrisico Uitbestedingsrisico Management Verzekeringstechnisch risico IT-risico Solvabiliteitsbeheer Integriteitsrisico Liquiditeitsbeheer Juridisch risico 23

Bij de uitgevoerde risico-analyse heeft het bestuur de missie en visie van het fonds herbevestigd en de relevante risico s geïdentificeerd. Vooral de financiële risico s (te weten het matching-/renterisico, marktrisico en het verzekeringstechnisch risico) worden gekenmerkt door relatief hoge netto-risico s. Daarnaast wenst het bestuur, vanwege de vergaande uitbesteding van activiteiten, ook focus te leggen op het uitbestedings- en omgevingsrisico. De risico-identificatie en beheersmaatregelen zijn vastgelegd in het Handboek Integraal Risicomanagement. Het bestuur heeft de voornaamste FIRM risico s gekoppeld aan de fondsdoelstellingen. De beheersing van deze risico s zijn over de bestuurscommissies verdeeld. Op deze manier zijn alle geselecteerde beheersmaatregelen belegd bij de verschillende commissies. In 2013 heeft het bestuur een IRM dashboard kwartaalrapportage opgezet, waarin door de commissies gerapporteerd wordt over de belangrijkste ontwikkelingen van de geselecteerde risicoitems. Het Integraal Risicomanagement wordt jaarlijks geëvalueerd. 3.4.4 Uitvoeringskosten De uitvoeringskosten van de pensioenregeling zijn in 2013 gedaald ten opzichte van het voorgaande jaar. In tabel 4 worden de kosten gepresenteerd conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Gewezen deelnemers worden volgens de definitie van de Pensioenfederatie buiten de berekening gehouden. De uitvoeringskosten worden opgedeeld in: 1. Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheer. Hierbij is het aandeel van de algemene kosten wat volgens de aanwijzingen van de Pensioenfederatie toegewezen kan worden aan vermogensbeheer, uitgezonderd. 2. Kosten van vermogensbeheer: dit betreft de integrale kosten voor vermogensbeheer, inclusief kosten begrepen in onderliggende beleggingsstructuren (bijvoorbeeld bij beleggingsfondsen waarin wordt geparticipeerd). In tegenstelling tot in 2012 is in 2013 het aandeel van de algemene kosten wat volgens de meest recente aanwijzingen van de Pensioenfederatie toegewezen kan worden aan vermogensbeheer, hieronder ook opgenomen. 3. Transactiekosten: dit betreft de transactiekosten van de directe beleggingen van het pensioenfonds (inclusief acquisitiekosten bij illiquide beleggingen), alsmede de toe- en uittredingsvergoedingen bij beleggingen in beleggingsfondsen. Tabel 4: Uitvoeringskosten pensioenregeling 2013 2012 Pensioenuitvoeringskosten in euro s per deelnemer 284 383 Vermogensbeheer als percentage van het gemiddeld belegd vermogen 0,27% 0,31% Transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen 0,22% 0,19% De pensioenuitvoeringskosten zijn met name gedaald als gevolg van de herverdeling van de pensioenuitvoeringskosten voor het aandeel wat betrekking heeft op vermogensbeheer. Dit is gebeurd conform het advies van de Pensioenfederatie. Uit een vergelijking van de kosten over 2012 met pensioenfondsen van vergelijkbare grootte blijkt dat de uitvoeringskosten per deelnemer ongeveer op het gemiddelde zitten. Het bestuur monitort de kosten op kwartaalbasis en stuurt bij waar mogelijk. 24

De lichte daling van de kosten vermogensbeheer wordt verklaard door een gewijzigde methodiek van kostenbepaling met ingang van 2012. Om een volledige weergave van de kosten te presenteren zijn in 2012 eenmalige extra lasten genomen voor nog niet gefactureerde kosten die betrekking hadden op 2012. Hierdoor zijn eenmalig meer kosten gepresenteerd in het betreffende boekjaar. De bepaling van de transactiekosten vindt plaats door een schatting. Ten opzichte van 2013 zijn de kosten gestegen als gevolg van een verfijning van de methodiek. De schattingsmethodiek vindt plaats conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. 3.4.5 Ontwikkelingen in 2013 en daarna Inperking fiscaal kader Als gevolg van de Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd is per 1 januari 2014 het fiscaal maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een pensioenleeftijd van 65 jaar (en een franchise van 13.227) naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar (en een franchise van 12.251). In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat gelden. Het gewijzigde wetsvoorstel is op 20 januari 2014 ingediend bij de Tweede Kamer en op 10 maart 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. De beoogde inwerkingtreding is op 1 januari 2015. De kernpunten zijn: Het maximale opbouwpercentage zal 1,875% (voor middelloonregelingen) worden bij een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. Fiscaal gefaciliteerd pensioen kan opgebouwd worden tot een salaris van maximaal 100.000. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf 100.000 uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, via een vrijstelling in box III. Herziening financieel toetsingskader Het uit 2010 stammende Pensioenakkoord dient nog steeds nader te worden uitgewerkt in een nieuw Financieel Toetsingskader (FTK). Lange tijd was de verwachting dat dit zou leiden tot een keuze tussen een nominaal contract en reëel contract. Na consultatie in het pensioenveld door de staatssecretaris heeft zij op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de herziening van het FTK. In plaats van een keuze tussen een nominaal of een reëel contract zal er een tussenvariant gaan gelden. Bij de herziening van het FTK hoeft er dan niet te worden ingevaren (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere systemen naast elkaar te bestaan. De tussenvariant zal onder meer een spreidingsmethodiek voor financiële schokken kennen. Er zullen daarnaast verdeelregels worden geïntroduceerd met betrekking tot de indexatie, zodat de buffers eerlijk over jong en oud worden verdeeld. De sturingselementen die pensioenfondsbesturen ter beschikking staan, zullen zodanig worden aangepast dat pensioenfondsen minder afhankelijk worden van dagkoersen op de financiële markten en de premie zal mogen worden vastgesteld door uit te gaan van een 10-jaars gemiddelde rente. De opgebouwde aanspraken zullen op dezelfde manier worden beschermd als in de huidige systematiek: het korten van aanspraken blijft het uiterste middel. Het wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State, waarna het naar verwachting medio 2014 bij de Tweede Kamer wordt ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari 2015. 25