Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap



Vergelijkbare documenten
Perceptie van milieuhinder in Vlaanderen

Afdeling Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu en Gezondheid

4.2. Evaluatie van de respons op de postenquêtes. In dit deel gaan we in op de respons op instellingsniveau en op respondentenniveau.

Vlaamse overheid. Departement Omgeving

Gedrag en ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Gedrag en ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG - TECHNISCH RAPPORT

Gedrag & ervaringen van huishoudelijke afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 13/09/2012

Gedrag & ervaringen van professionele afnemers op de vrijgemaakte Vlaamse energiemarkt VREG 10/09/2013

Onderzoek over het spreken van het Frans door de inwoners van Vlaanderen

Wetenschap in het Paleis. Rapport

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

OPINIEONDERZOEK VLAANDEREN: ACTUELE MAATSCHAPPELIJKE THEMA S OKTOBER 2013 TECHNISCH-STATISTISCH RAPPORT

M.A.S. VEILIGHEID IN CIJFERS HOE KIJKT EEN MARKTONDERZOEKSBUREAU NAAR CRIMINALITEITSCIJFERS? 16 februari Marktstudies op maat

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

BUURTONDERZOEK BP. BP Buurtonderzoek 2014

Praktische tips voor succesvol marktonderzoek in de land- en tuinbouwsector

Antwerpen telt evenveel ja-stemmers als neen-stemmers voor de Lange Wapper brug. Volksraadpleging Lange Wapper mobiliseert vooral neen stemmers.

Resultaten voor België Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

ONDERZOEK VERPLAATSINGSGEDRAG VLAAMS-BRABANT

Huishoudens die niet gecontacteerd konden worden

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen 4.3 ( )

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Gezondheidsenquête, België Inleiding. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Resultaten voor België Vaccinatie bij volwassen Gezondheidsenquête, België, 1997

Studiepopulatie. Gezondheidsenquête, België, 1997.

VEA - Draagvlak windenergie

Onderzoek Zondagopenstelling Gemeente Borger-Odoorn

Studieaanbod in de eerste graad B-stroom. Screening van de beroepenvelden in de eerste graad van het voltijds secundair onderwijs

Lawaai, stank en lichtvervuiling in Vlaanderen

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Sociale Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Bijlage nr 10 aan ZVP BIJLAGE 10 LOKALE VEILIGHEIDS- BEVRAGING 2011

Trendbarometer hotels 2012 Finaal rapport

Marktpenetratie DVB-t

Inleiding. Bespreking pagina 1

... Graydon studie. Faillissementen. November 2017

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY. Onderzoeksverantwoording

Pendelarbeid tussen Gewesten en provincies

KOMEN NIET AAN BOD: - Mogelijke hinder door windmolens - Ervaringsdeskundigen & omwonenden van windmolens.

Hoe bekend is het EnergiePrestatieCertificaat? Eerste resultaten van de EPC nulmeting.

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Beperkingen Gezondheidsenquëte, België, 1997

Waar winkelen de inwoners van de gemeente Ede? Een onderzoek op basis van 304 winkelmomenten

Evaluatie van Open Bedrijvendag

Stichting Jeugd en Jongerenwerk Midden-Holland Hoe maak ik een jeugdenquête

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Opvoeden in Nederland 2010 Onderzoeksverantwoording. Sociaal en Cultureel Planbureau

1.1 Achtergrond. 1.2 Doelstelling van het onderzoek

nr. 46 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 14 oktober 2014 aan PHILIPPE MUYTERS Dienstencheques - Gebruikers

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten eindmeting, januari 2006

Meting stoppers-met-roken juni 2008

Belg tevreden over arts Transparantie en kostprijs blijven pijnpunt

Dongen, april 2004 Ond.nr.: 7166.fdg/mv

Meting stoppers-met-roken juli 2008

Resultaten voor Brussels Gewest Vaccinatie bij Volwassenen Gezondheidsenquête, België, 1997

Stap 1: Bepalen van het doel

SAMENVATTING RAPPORT VAN HET KWALITEITSONDERZOEK NAAR MATE VAN KLANTTEVREDENHEID OVER DIENSTVERLENING VAN ADVOCATEN

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Rookprevalentie

... Graydon studie. Faillissementen. Oktober 2018

STUDIE Faillissementen 2 november 2016 Opnieuw forse stijging in oktober

Tevredenheid bij bezoekers van infokantoren

ONDERZOEK NAAR DE GRENSOVERSCHRIJ- DENDE BEZOEKERSSTROMEN IN DE EUREGIO SCHELDEMOND UITLEG GEMEENTELIJKE FICHE

Enquête. «De universele postdienst in België : gedrag en wensen van zelfstandigen en van kmo s» Juli 2007

Wat wil jij dat er echt verandert? onderzoek naar verandering

Check Je Kamer Rapportage 2014

4. Onderzoeksresultaten

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Het Sectoraal comité van het Rijksregister (hierna "het comité");

Gezondheidsenquête door middel van Interview België 2001

Evaluatie van een 24-uur-niet-roken actie

Draagvlak windenergie. Resultaten uit de enquête 2018 oktober 2018

Technisch rapport kiesintentiemetingen

Resultaten voor Brussels Gewest Beperkingen Gezondheidsenquête, België, 1997

Evaluatie Tabakswet. Recht op een rookvrije werkplek en overlast door tabaksrook tussen 2003 en 2005

DE KOSTEN VOOR RIOLERING EN ZUIVERING AFVALWATER

Op 14 december 2015 stelde ik reeds een schriftelijke vraag (nr. 193) in verband met suïcidepreventie. Daarin stelde ik de volgende deelvragen.

STUDIE. Faillissementen februari 2017

Methodologie voor onderzoek in de verpleegkunde. Foeke van der Zee

Gezondheidsenquête, België Methodologie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Rookmelders Omnibusonderzoek 2011

StudentenBureau Stagemonitor

Trendrapport hotelbarometer Jaarrapport

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen

Resultaten van het klanttevredenheidsonderzoek over de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de gemeente Sint Anthonis in

Omnibusenquête deelrapport. Zoetermeer FM

LOKALE POLITIE & STAD LIER

Enquête Telefonische dienstverlening

van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis;

IWT KLANTENTEVREDENHEIDSONDERZOEK 2013 Executive summary redactie door IWT. Uitgevoerd door: GfK Belgium Opgesteld voor:

Meting stoppers-met-roken januari 2009

Rapportage cliënttevredenheidsonderzoek

... Graydon studie. Faillissementen. Eerste semester 2018

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering augustus 2013 VELDWERK OPTIMAAL

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

4 BEPALEN VAN GEWICHTEN

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Transcriptie:

Tel: +32 16 22 69 67 Market Analysis & Synthesis Fax: +32 16 20 50 52 Brusselsesteenweg 46 a http://www.masresearch.be B-3000Leuven Belgium Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid Uitvoeren van een schriftelijke enquête ter bepaling van het percentage gehinderden door geur, geluid en licht in Vlaanderen. SLO 1 -meting. Eindverslag Dossiernummer 03/1361 ntwoordpatroon u

1. INLEIDING... 5 2. BESCHRIJVEND DEEL... 8 2.1 Methodologie... 8 2.1.1. Desk-research... 8 2.1.2. Chronologisch verloop van het onderzoek... 10 2.1.3. Telefonische screening: theoretische achtergrond... 10 2.1.4. Telefonische screening: concrete werkwijze... 13 2.1.5. Mailing... 14 2.1.6. Recall... 15 2.1.7. Respons... 16 2.2 Socio-demografisch profiel van de bevolking, van de personen die bereid waren om aan het onderzoek deel te nemen en van de respondenten.... 18 2.2.1. Cijfergegevens... 18 2.2.2. Bespreking... 19 2.2.2.1. Bereidheid om deel te nemen aan het onderzoek... 19 2.2.2.2. Respons...21 2.3 Kwaliteit van de geretourneerde enquêtes... 22 2.4 Verwerking van de gegevens... 24 2.4.1 Structuur van de software file... 24 2.4.2 Datacleaning en creatie van bijkomende variabelen... 25 2.4.3 Codering van de open vragen, aggregatie... 26 2.4.4 Tabulaties... 26 2.4.5 Anova-analyses... 26 2.4.6 Interpretatie van non-respons bij de specifieke hindervragen... 27 2.4.7 Herweging van de resultaten i.f.v. de socio-demografische samenstelling van de steekproef33 2.4.8 Nauwkeurigheid van de resultaten... 35 2.4.9 Hinder van een andere of onbekende bron... 36 2.4.10 Hinder per categorie... 37 3. RESULTATEN... 38 3.1 Algemene bespreking van de resultaten op gewestelijk niveau... 38 3.1.1. Woonomgeving... 38 3.1.1.1. Algemene evaluatie en beschrijving van de omgeving... 38 3.1.1.2. Relatie tussen woonomgeving en algemene gehinderdheid... 42 3.1.1.3. Algemene opinie van de ondervraagde personen over geluids-, geur- en lichthinder... 48 3.1.1.4. Diverse hinderaspecten en beleidsprioriteiten... 59 3.1.2. Analyse van de hinderbronnen op gewestelijk niveau... 71 3.1.2.1. Overzicht van de verschillende hinderbronnen... 71 3.1.2.2. Vergelijking tussen de verschillende bronnen... 74 3.1.2.3. Vergelijking tussen de verschillende bronnen; vergelijking van SLO 1 met SLO 0... 83 3.1.3. Relatie tussen hinder en enkele parameters (gewest)... 87 3.1.3.1. Geluidshinder... 88 3.1.3.2. Geurhinder... 91 3.1.3.3. Lichthinder... 95 3.1.4. Relatie tussen hinder en algemene parameters... 98 1

3.2 Algemene bespreking van de resultaten op provinciaal niveau... 103 3.2.1. Beschrijvend gedeelte... 103 3.2.1.1. Algemene evaluatie en beschrijving van de omgeving... 103 3.2.1.2. Algemene opinie van de ondervraagde personen over geluids-, geur- en lichthinder... 110 3.2.1.3. Diverse hinderaspecten en beleidsprioriteiten... 115 3.2.2. Analyse van de hinderbronnen op provinciaal niveau... 124 3.2.2.1. Overzicht van de verschillende hinderbronnen... 124 3.2.2.2. Vergelijking tussen de verschillende bronnen en tussen de verschillende provincies... 130 3.2.3. Relatie tussen hinder en enkele parameters (provincie)... 134 3.2.3.1. Geluidshinder... 134 3.2.3.2. Geurhinder... 138 3.2.3.3. Lichthinder... 141 3.2.4. Bespreking van de gevallen ernstig en extreem gehinderden... 144 3.2.4.1. Het uitzetten van de gehinderden op kaart... 144 3.2.4 2. Overzicht van de belangrijkste kernen van hinder... 147 4. SAMENVATTING... 176 4.1 Methodologie... 176 4.2 Resultaten... 179 5. TRENDS... 184 5.1 Evolutie van de geluidshinder... 185 5.2 Evolutie van de geurhinder in relatie tot het vooropgezette reductieschema van door geur gehinderde Vlamingen... 186 5.3 Evolutie van de lichthinder in relatie tot de Mira-T indicator... 188 5.4 Verdere opvolging van het aantal door geluid, geur en licht gehinderde Vlamingen... 189 2

TABEL 1. LEEFTIJD... 18 TABEL 2. OPLEIDINGSNIVEAU... 18 TABEL 3. GESLACHT... 19 TABEL 4. PROVINCIE... 19 TABEL 5. LEEFTIJD SLO 0 -METING... 20 TABEL 6. INVULRESPONS - NIVEAU VRAGEN... 22 TABEL 7. NON-RESPONS GELUIDSHINDER... 29 TABEL 8. NON-RESPONS GEURHINDER... 30 TABEL 9. NON-RESPONS LICHTHINDER... 31 TABEL 10. NON-RESPONS GELUIDSHINDER - GEAGGREGEERD OP NIVEAU CATEGORIE.. 31 TABEL 11. NON-RESPONS GEURHINDER - GEAGGREGEERD OP NIVEAU CATEGORIE... 32 TABEL 12. NON-RESPONS LICHTHINDER - GEAGGREGEERD OP NIVEAU CATEGORIE... 32 TABEL 13. SOCIO-DEMOGRAFISCH EFFECT IN RELATIE TOT DE ALGEMENE HINDERVRAGEN (I.3)... 34 TABEL 14. BETROUWBAARHEIDSINTERVALLEN... 35 TABEL 15. REDENEN WAAROM MEN ZIJN VRIENDEN,... NIET ZOU AANRADEN OM IN HUN BUURT TE KOMEN WONEN... 40 TABEL 16. RELATIE TUSSEN GELUIDSHINDER EN WOONOMGEVING... 43 TABEL 17. RELATIE TUSSEN GEURHINDER EN WOONOMGEVING... 45 TABEL 18. RELATIE TUSSEN LICHTHINDER EN WOONOMGEVING... 47 TABEL 19. ALGEMENE GEHINDERDHEID. VERGELIJKING VAN 2004 MET DE NULMETING.... 53 TABEL 20. AANTAL RESPONDENTEN DAT UITSLUITEND ERNSTIG OF EXTREEM GEHINDERD IS DOOR EEN SUBCATEGORIE... 63 TABEL 21. OPMERKINGEN MILIEUHINDER, BELEID EN OVERHEID... 70 TABEL 22. ERNSTIG + EXTREEM GEHINDERDEN DOOR DE VERSCHILLENDE HINDERBRONNEN... 83 TABEL 23. ERNSTIG EN EXTREEM GEHINDERDEN DOOR DE HOOFDCATEGORIE 'VERKEER EN VERVOER'... 84 TABEL 24. ERNSTIG EN EXTREEM GEHINDERDEN DOOR 'BUREN'... 86 TABEL 25. RELATIE TUSSEN GELUIDSHINDER EN SOCIO-DEMOGRAFISCHE PARAMETERS... 88 TABEL 26. RELATIE TUSSEN TYPE WONING EN HET GEHINDERD ZIJN DOOR GELUID... 89 TABEL 27. GELUIDSHINDERBRONNEN EN TYPE WONING... 90 TABEL 28. RELATIE TUSSEN GEURHINDER EN SOCIO-DEMOGRAFISCHE PARAMETERS.. 91 TABEL 29. RELATIE TUSSEN TYPE WONING EN HET GEHINDERD ZIJN DOOR GEUR... 93 TABEL 30. GEURHINDERBRONNEN EN TYPE WONING... 94 TABEL 31. RELATIE TUSSEN LICHTHINDER EN SOCIO-DEMOGRAFISCHE PARAMETERS.. 95 TABEL 32. RELATIE TUSSEN TYPE WONING EN HET GEHINDERD ZIJN DOOR LICHT... 96 TABEL 33. LICHTHINDERBRONNEN EN TYPE WONING... 97 TABEL 34. RELATIE TUSSEN GELUIDSHINDER EN VERVOER, AANWEZIGHEID EN SLAAPWIJZE... 99 TABEL 35. RELATIE TUSSEN GEURHINDER EN VERVOER, AANWEZIGHEID EN SLAAPWIJZE... 99 TABEL 36. RELATIE TUSSEN LICHTHINDER EN VERVOER, AANWEZIGHEID EN SLAAPWIJZE... 100 TABEL 37. REDENEN WAAROM MEN NIET TEVREDEN IS OVER DE LEEFKWALITEIT IN EIGEN BUURT... 106 TABEL 38. PRIORITAIRE BELEIDSDOMEINEN TOP 1... 121 TABEL 39. PRIORITAIRE BELEIDSDOMEINEN - TOP 3... 121 TABEL 40. OPMERKINGEN I.V.M. HINDER IN FUNCTIE VAN PROVINCIE... 122 TABEL 41. OPMERKINGEN I.V.M. BELEID IN FUNCTIE VAN PROVINCIE... 123 TABEL 42. TOP-3 GELUIDSHINDERBRONNEN PER PROVINCIE... 130 TABEL 43. TOP-3 GEURHINDERBRONNEN PER PROVINCIE... 131 TABEL 44. TOP-3 LICHTHINDERBRONNEN PER PROVINCIE... 133 3

TABEL 45. RELATIE TUSSEN GELUIDSHINDER EN SOCIO-DEMOGRAFISCHE PARAMETERS PER PROVINCIE... 134 TABEL 46. RELATIE TUSSEN GELUIDSHINDERBRONNEN EN SOCIO-DEMOGRAFISCHE PARAMETERS IN FUNCTIE VAN PROVINCIE... 135 TABEL 47. RELATIE TUSSEN GEURHINDER EN SOCIO-DEMOGRAFISCHE PARAMETERS PER PROVINCIE... 138 TABEL 48. RELATIE TUSSEN GEURHINDERBRONNEN EN SOCIO-DEMOGRAFISCHE PARAMETERS IN FUNCTIE VAN PROVINCIE... 139 TABEL 49. RELATIE TUSSEN LICHTHINDER EN SOCIO-DEMOGRAFISCHE PARAMETERS PER PROVINCIE... 141 TABEL 50. RELATIE TUSSEN LICHTHINDERBRONNEN EN SOCIO-DEMOGRAFISCHE PARAMETERS IN FUNCTIE VAN PROVINCIE... 142 TABEL 51. AANTAL GEHINDERDEN PER PROVINCIE... 144 TABEL 52. AANTAL GEHINDERDEN DOOR GELUID PER PROVINCIE EN PER CATEGORIE150 TABEL 53. AANTAL GEHINDERDEN DOOR GEUR PER PROVINCIE EN PER CATEGORIE... 163 TABEL 54. AANTAL GEHINDERDEN DOOR LICHT PER PROVINCIE EN PER CATEGORIE.. 173 TABEL 55. EVOLUTIE VAN DE GELUIDSHINDER... 185 TABEL 56. EVOLUTIE VAN DE GEURHINDER EN REDUCTIESCENARIO... 186 TABEL 57. EVOLUTIE VAN DE GEURHINDER EN REDUCTIESCENARIO... 187 TABEL 58. EVOLUTIE VAN DE LICHTHINDER... 188 4

1. INLEIDING Het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap voert een actieve milieupolitiek met als doel de kwaliteit van het leefmilieu in Vlaanderen te verbeteren. Om een goede inschatting te kunnen maken van het belang van de hinderproblematiek, evoluties te kunnen opvolgen en beleidsprioriteiten te kunnen leggen, voerde de Vlaamse milieu-administratie Aminal in 2001 een grootschalig onderzoek uit naar geluids-, geur- en lichthinder. Dit onderzoek had het karakter van een nulmeting met de bedoeling evoluties in de toekomst op te volgen door de type-enquête twee- of driejaarlijks te herhalen. Deze huidige studie, de SLO 1 -meting, is de eerste van deze vervolgstudies. De bedoeling van dit onderzoek is een antwoord te krijgen op de vraag naar de mate waarin de burgers van het Vlaamse Gewest hinder ervaren van geur, geluid en licht in het jaar 2004 en om deze resultaten te vergelijken met de resultaten van de nulmeting, de SLO 0 - meting. Deze vergelijking laat toe na te gaan of de hinder is toe- of afgenomen en/of de hinder zich verplaatst heeft naar andere hindercategorieën. Daar waar de nulmeting zich hoofdzakelijk toespitste op de geurhinder en er m.b.t. geluid en licht enkel primaire gegevens werden verzameld, besteedt dit onderzoek evenveel aandacht aan elk van de drie vernoemde hinderbronnen. De enquêtering gebeurde schriftelijk. De vooropgestelde steekproefgrootte betrof een gerapporteerde basis van N = 5000 1, evenredig verdeeld over de verschillende provincies. Deze steekproef liet toe om significante en statistisch betrouwbare resultaten te bekomen, zowel voor de steekproef in zijn geheel, als voor de verschillende subpopulaties. Het onderzoek werd uitgevoerd in drie fasen namelijk: De desk-research; De enquêtering en de encodering, de verwerking en de analyse van de resultaten; De interpretatie van de onderzoeksresultaten. 1 En volgde daarmee de aanbeveling om de gerapporteerde basis van N=3000 van de SLO 0 -meting uit te breiden naar een gerapporteerde basis van N =5000. 5

De desk-research had tot doel om het enquêteformulier van de SLO 0 -meting te optimaliseren op basis van de suggesties van de SLO 0 -meting, waarbij steeds de mogelijkheid tot vergelijking met de SLO 0 -meting voor ogen werd gehouden. Men was er zich immers van bewust dat elke wijziging aan de vragenlijst van de SLO 0 -meting, hoe klein ook, een invloed kan hebben op de antwoorden van de respondenten op nietgewijzigde vragen. In de tweede fase werden de enquêtes, na telefonische screening van de steekproef, verstuurd. Een telefonische recall vond plaats ten einde de non-respons te beperken. De encodering, verwerking en analyse van de enquêtes gebeurde in SPSS 2, zowel wat de invoer van de gegevens betreft, de verwerking op zich, de omzetting naar tabellen en de verdere statistische verwerking. De verkregen data werden opgenomen in tabellenboeken. Deze omvatten de data en de tabellen in logische volgorde, met titulatuur, met afdruk van de corresponderende subgroepen waarop de data betrekking hebben en met afdruk van de respectievelijke vraag- en antwoordmogelijkheden. Deze tabellenboeken zijn in een afzonderlijk volume opgenomen. Uiteindelijk werden de enquêteresultaten geanalyseerd en geïnterpreteerd. De analyse van de resultaten gebeurde zowel op gewestelijk niveau als op het niveau van de vijf Vlaamse provincies. De provinciale toetsing was erop gericht om na te gaan of er wezenlijke verschillen zijn tussen de bekomen resultaten op gewestelijk niveau en deze op provinciaal niveau. Er werd bovendien nagegaan of er tussen de onderscheiden provincies belangrijke verschillen waar te nemen zijn. Door middel van het op kaart uitzetten van de coördinaten van de gehinderden door geluid, geur en licht (extreem en ernstig gehinderden), werd nagegaan of er belangrijke kernen terug te vinden zijn met betrekking tot geluids-, geur- of lichthinder. Tot slot werd de invloed van bepaalde parameters zoals geslacht, leeftijd, provincie, type woning en woontijd op de mate van gehinderdheid door geur, geluid en licht bepaald. Aan de hand van ANOVA-tabellen werd nagegaan of er statistisch significante verschillen bestonden. 2 Statistical Package for Social Science 6

In deze verwerking van resultaten, werd niet alleen rekening gehouden met de specifieke vragen met betrekking tot geluids-, geur- en lichthinder, doch ook met algemene vragen inzake de leefkwaliteit van de buurt. In een eerste beschrijvend deel beschrijven we de methodologie; het sociodemografisch profiel van de bevolking, van de personen die bereid waren aan het onderzoek deel te nemen en van de respondenten; en gaan we in op de kwaliteit van de geretourneerde enquêtes en de manier waarop de ruwe data verwerkt zijn. In een tweede deel worden de onderzoeksresultaten uitvoerig besproken. In een eerste luik worden de resultaten op gewestelijk niveau weergegeven en vervolgens, in een tweede luik, op provinciaal niveau. Tot slot werden de gevallen van extreem en ernstig gehinderd in een derde luik in detail weergegeven. 7

2. BESCHRIJVEND DEEL 2.1 Methodologie 2.1.1. DESK- RESEARCH Het doel van de desk-research was om op basis van de suggesties van de SLO 0 -meting een nieuw geoptimaliseerd enquêteformulier op te stellen (zonder repercutie op de mogelijkheid tot vergelijking met de nulmeting). Volgende aanpassingen zijn gebeurd aan de vragenlijst: m.b.t. geluidshinder: o onder de hoofding recreatie en toerisme de categorie "pretparken" werd weggelaten de categorieën "muziek van dancings" en "muziek van cafés of restaurants" werden samengevoegd tot één categorie ( muziek van dancings, van cafés of restaurants ) de categorie "muziek in auto's" werd toegevoegd de categorie "race- en crosscircuits" werd vervangen door "racen en crossen" o onder de hoofding buren de categorieën "tuinonderhoud", "muziek of TV" en "verwarmings- en airco-installaties" werden toegevoegd o de vraag over opmerkingen werd vervangen door vraag naar specifieke hinderbronnen m.b.t. geurhinder: o onder de hoofding handel, diensten, recreatie en toerisme bij de opsomming van de categorie "Horeca" werd café expliciet vermeld o onder de hoofding buren de categorie "schoorsteenafvoer" werd toegevoegd o de vraag over opmerkingen werd vervangen door vraag naar specifieke hinderbronnen 8

m.b.t. lichthinder: o onder de hoofding handel, diensten, recreatie en toerisme de categorie "laserverlichting" werd vervangen door "skytracers of hemelprojectoren" o de vraag over opmerkingen werd vervangen door vraag naar specifieke hinderbronnen onderdeel Beleid : dit onderdeel van de SLO 0 -meting werd geschrapt onderdeel Milieuhinder Varia Dit onderdeel Milieuhinder Varia is een nieuw onderdeel in vergelijking met de SLO 0 -meting en omvat een aantal vragen die betrekking hebben op geluidshinder (in relatie tot het s nachts wakker worden ervan), op geurhinder (in relatie tot de perceptie van schadelijkheid voor de gezondheid ), op de verlichting van gemeente-, gewest en snelwegen en op de prioriteiten die de overheid in haar beleid dient te stellen. 9

2.1.2. CHRONOLOGISCH VERLOOP VAN HET ONDERZOEK Wat betreft het verloop van het veldwerk (de gegevensverzameling) kunnen we de volgende stappen onderscheiden : 1. Telefonische screening 2. Mail out 3. Ontvangst van de geretourneerde vragenlijsten 4. (Selectieve) recall 2.1.3. TELEFONISCHE SCREENING: THEORETISCHE ACHTERGROND Identiek aan de referentiemeting SLO-0 werd ervoor geopteerd om een voorafgaandelijke telefonische screening in te lassen. De argumenten om bij dit 'postaal' onderzoek een voorafgaandelijke telefonische screening in te lassen, eerder dan een onmiddellijke postale enquête uit te voeren, zijn : 1. dat de beschikbare adresbestanden zoals die van Belgacom, geen aanduiding geven van de samenstelling van het gezin dat op dat adres woont, met als gevolg: a. dat frequenter mannen zullen reageren omdat ze frequenter de bestemmeling of geadresseerde van de niet-gescreende adressen zullen zijn 3, en b. dat naast vrouwen, ook inwonende jongeren ouder dan 16 jaar minder frequent zullen reageren gezien zij op hun beurt ook minder frequent de geadresseerde van de niet-gescreende adressen zullen zijn. (zie verder) 3 Zie in dit verband de resultaten van het onderzoek Meetsysteem percentage gehinderden door geluid : Partim 'Postale Proefenquête' d.d. 30 september, 1998. 10

2. dat de voorafgaandelijke telefonische screening toelaat : c. om de samenstelling van de initiële steekproef, i.c. van de personen die de enquête zullen toegestuurd krijgen, beter te controleren en in de hand te houden, en d. om de niet-gehinderde personen die de neiging zouden hebben om niet aan het onderzoek deel te nemen omdat ze niet gehinderd zijn, vooralsnog te overtuigen om wel aan dit onderzoek deel te nemen, en e. om de respons te verhogen doordat er reeds een voorafgaandelijk contact is geweest met corresponderend engagement van de positief reagerende respondent in kwestie, en f. om selectief te "recall-en" in functie van de respons 4 Het inherent nadeel van deze manier van werken is dat de personen die helemaal niet geïnteresseerd zijn, de mogelijkheid hebben om negatief te antwoorden op de vraag naar medewerking. Echter lijkt het ons dat deze voorafgaandelijke telefonische screening de finale respons verhoogt, gezien deze voorgenoemde personen (de helemaal niet-geïnteresseerden) de postale enquête anders (= zonder telefonisch contact) ook niet zouden teruggestuurd hebben en gezien het telefonisch contact de mogelijkheid biedt om twijfelende personen toch te overhalen om mee te doen. Een tweede inherent nadeel verbonden aan het inlassen van een telefonische screening, is de - zij het beperkte - onvolledigheid van het databestand dat gebruikt wordt. Meer specifiek refereren we hier aan het adressenbestand van Belgacom dat alle niet-private telefoonabonnees van België omvat. De beperkingen zijn dat (1) een (beperkt) aantal mensen hun telefoonnummer geheim wensen te houden en desgevolgend niet opgenomen zijn in dit databestand en dat (2) niet alle gezinnen een vaste telefoonaansluiting hebben en/of deze vaste telefoonaansluiting geconverteerd hebben naar een mobiele aansluiting bij één van de GSM-operatoren. We dienen in dit verband echter te noteren dat steeds meer en meer mensen hun mobiel telefoonnummer in de telefoongids laten opnemen, zeker in het geval dat dit mobiel nummer hun vroeger vast telefoonnummer vervangt. Deze mobiele nummers werden tijdens de telefonische screening in dezelfde proportie gebruikt als de vaste nummers. 4 Om in concreto prioritair die doelgroepen (in functie van woonplaats, geslacht,...) te recall-en wiens finale respons (het terugsturen van de ingevulde enquête) proportioneel lager is. 11

Er moet bovendien gesteld worden dat dit - beperkte - euvel evenzeer en in dezelfde mate opgaat voor een postale enquête zonder voorafgaandelijke telefonische screening, wanneer deze postale enquête gebaseerd is op ditzelfde databestand, of nog, het is een beperking eigen aan het karakter van het bestand, eerder dan het gevolg van het feit of er al dan niet een telefonische screening ingelast wordt. Afgezien van het niet-publieke Rijksregister is de keuze voor het Belgacom databestand een zeer goed te verdedigen optie, die duidelijk superieur is aan andere beschikbare commerciële adresbestanden, omwille van het vrij volledig en up-to-date karakter van de informatie in het databestand van Belgacom 5, met inherent inbegrip van de corresponderende telefoonnummers. De bedoeling van dit onderzoek is te komen tot een gerapporteerde steekproef van N = 5.000, 1.000 per provincie en verder per provincie evenredig verdeeld over de bevolking van deze provincies. Vertaald naar de telefonische screening, impliceert dit dat voor elke provincie het aantal respondenten per gemeente (mail out) evenredig moet zijn aan het aantal inwoners van de respectievelijke gemeente voor de respectievelijke provincie. De gegevens van het N.I.S. vormden de basis voor de samenstelling van deze populatie. Op basis van de gegevens van het N.I.S., i.c. het aantal inwoners per gemeente, en op basis van de initieel vooropgezette mail out van N = 7.750 6 enquêtes werd eerst het aantal respondenten per hoofdgemeente 7 bepaald dat bereid zou moeten zijn om aan dit onderzoek deel te nemen. Dit vooropgezet aantal (bereidwillige) respondenten per gemeente werd op een gestructureerde toevalsmanier geselecteerd door gebruik te maken van de telefoondirectories van Belgacom, waarbij iedere burger in het Vlaamse Gewest van 16 jaar of ouder evenveel kans had om gecontacteerd te worden en om positief te antwoorden op de vraag naar medewerking 8. 5 Waarbij de telefoonabonnees zelf ook vragende partij zijn om correct opgenomen te zijn in dit databestand. 6 N = 7.750 x 65 % respons (cf. 2001) = 5.037 enquêtes. 7 Hoofdgemeente, inclusief de respectievelijke deelgemeenten 8 Ingevolge het vragen naar de persoon die eerstvolgend jarig is (zie verder). 12

2.1.4. TELEFONISCHE SCREENING: CONCRETE WERKWIJZE Na de begroeting gaf de interviewer aan dat het studiebureau in opdracht van de Vlaamse Overheid bezig is met een onderzoek over de leefkwaliteit in Vlaanderen, waarna hij/zij naar de eerstvolgend jarige persoon in het gezin van 16 jaar of ouder vroeg. Het is en was onze bekommernis om ervoor te zorgen dat een maximaal aantal van de gecontacteerde personen ook effectief positief antwoordt op de vraag naar medewerking, en dit om te vermijden dat enkel de geïnteresseerden 9 zouden reageren, meer dan de niet-gehinderde personen bvb. 10. Dit laatste, in casu het feit dat gehinderde personen frequenter reageren dan niet-gehinderde personen, moet hoe dan ook vermeden worden gezien de resultaten van dit onderzoek - "de mate van hinder die de burgers ervaren" - hierdoor negatief vertekend zouden kunnen worden. Om de kans op een positieve respons bij de telefonische screening te verhogen, werd tijdens het screeningsinterview aangegeven : 1. dat dit onderzoek uitgaat van de Vlaamse overheid 11. 2. dat dit onderzoek volledig vertrouwelijk is 12. 3. dat het belangrijk is om deel te nemen aan het onderzoek, ook indien men geen hinder zou ondervinden 13. Na de voorstelling van het onderzoek en de vraag naar medewerking, werden - in het geval van een positief antwoord - in het kort enkele socio-demografische vragen gesteld 14, waarna het adres geverifieerd en zonodig gecorrigeerd werd. De coördinaten, alsook de socio-demografische gegevens werden genoteerd in het databestand en vormden als dusdanig de basis voor de mailing. 9 Zoals bvb. de personen die specifiek gehinderd zijn of de personen die meer dan gemiddeld mondig zijn en hun mening willen uiten of de personen die om een andere reden geïnteresseerd zijn in de thematiek. 10 Omdat de niet-gehinderde personen er gemiddeld minder persoonlijk belang bij hebben om te reageren. 11 De uitdrukking "Vlaamse overheid" geeft een officieel karakter aan dit onderzoek. 12 M.a.w. dat de personen die meewerken aan dit onderzoek geen schrik hoeven te hebben dat de opdrachtgever of derden met de individuele resultaten naar buiten komt. 13 Dit werd door de interviewer aangegeven op het moment dat de respondent aan de telefoon antwoordde dat hij/zij niet wenste mee te doen omdat hij/zij toch niet gehinderd is. 14 Naar leeftijd, geslacht (indien niet duidelijk) en opleidingsniveau. 13

2.1.5. MAILING De personen die bereid waren om deel te nemen aan dit onderzoek, kregen een brief toegestuurd, bestaande uit een enquête, een begeleidend schrijven 15, een C5- antwoordenvelop 16 geadresseerd aan, en dit geheel in een C4-verzendenvelop met hoofding van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en met als afzender. Deze brieven werden verstuurd in verschillende "waves" van minstens 1.000 exemplaren elk. Het in éénmaal verzenden van de 7.750 enquêteformulieren is meer kostprijseffectief, maar verlengt tegelijkertijd de periode tussen het "zich bereid verklaren om deel te nemen" enerzijds en de ontvangst van de fysische enquête anderzijds. Hoe langer de periode tussen het "zich bereid verklaren om deel te nemen" enerzijds en de ontvangst van de fysische enquête anderzijds, hoe lager de medewerkingsgraad. Gezien de validiteit van het onderzoek een functie is van de medewerkingsgraad 17, is ervoor geopteerd om de enquêtes in meerdere opeenvolgende waves (zendingen) te versturen. De respondenten kregen een periode van ongeveer twee weken de tijd om de enquête in te vullen en terug te sturen, waarbij ervoor gezorgd werd dat er minstens 2 weekends inbegrepen waren. De keuze van deze periode was gebaseerd op het feit dat een kortere periode niet voldoende kans geeft aan de respondenten om de enquête tijdig in te vullen en terug te sturen met een lagere responsgraad tot gevolg. 18 Een langere periode dan diegene die voorzien is in dit onderzoek, zou ertoe leiden dat een aantal respondenten het invullen van de enquête voor zich uit schuiven, wat - met het spreekwoord indachtig "van uitstel komt afstel" - op zijn beurt tot een lagere responsgraad zou kunnen leiden. In totaal werden 8050 enquêtes verstuurd in verschillende "waves" van minstens 1000 exemplaren elk, de eerste op 8 maart 2004 en de laatste op 9 juni 2004. 15 Op briefpapier van en met hoofding van het Vlaamse Gewest, Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid. 16 Van het type "port betaald door bestemmeling" 17 Hoe hoger de medewerkingsgraad, des te groter is de validiteit. 18 Hoe hoger de medewerkingsgraad, des te groter is de validiteit. 14

2.1.6. RECALL Met de bedoeling de responsgraad (en dus de validiteit) van het onderzoek te verhogen, werden alle personen die de enquête niet binnen de afgesproken periode teruggestuurd hadden, telefonisch gecontacteerd. Deze recall doet geen afbreuk aan het vertrouwelijke karakter van dit onderzoek, aangezien t.o.v. de respondent gesteld werd dat het doel van deze contactname was ervoor te zorgen dat iedereen zou reageren op deze enquête door ze in te vullen en op te sturen. Dit was ook effectief de bekommernis en doelstelling van deze recall. In het geval de respondent niet aanwezig was 19, werd de boodschap ingesproken op het antwoordapparaat en/of werd aan de persoon aan de andere kant van de lijn gevraagd om de boodschap aan de desbetreffende respondent door te geven. In het geval de respondent de enquête niet ontvangen zou hebben of deze wel ontvangen had maar daarna niet meer terug kon vinden, werd gevraagd of er een nieuwe enquête mocht opgestuurd worden. In het geval het antwoord positief was, werd hieraan een positief gevolg gegeven. 19 Er werden tot drie pogingen ondernomen om de respondent persoonlijk aan de lijn te krijgen. 15

2.1.7. RESPONS 1,1% van de poststukken werden door de postdiensten terug naar de afzender gestuurd 20. In een aantal gevallen was het poststuk verkeerd geadresseerd, in andere gevallen was het poststuk juist geadresseerd, maar teruggekomen als "geadresseerde onbekend" 21. In nog andere gevallen werd de enquête na telefonische controle opnieuw naar hetzelfde adres opgestuurd, waarna de ingevulde enquête door de (oorspronkelijke) bestemmeling naar werd geretourneerd. De personen die de enquête niet binnen de afgesproken periode teruggestuurd hadden, werden telefonisch opnieuw gecontacteerd (= recall). Van diegenen waarvan we de enquête nog niet ontvangen hadden verklaarde 6,4% 22 (3,1%) 23 dat de enquête reeds opgestuurd was, 24,9% (11,9%) dat ze de enquête alsnog zouden opsturen en 10,3% (4,9%) verklaarde niet langer te willen meewerken. Bij 9,9% (4,7%) van de respondenten werd een boodschap nagelaten op een automatisch antwoordapparaat of werd de boodschap doorgegeven aan derden. 24 28,5% (13,7) kon niet persoonlijk bereikt worden (waarbij ook geen mogelijkheid was om een boodschap achter te laten). Over het algemeen komen deze cijfers vrij goed overeen met de cijfers uit de SLO 0 - meting. Wat het specifieke resultaat van deze recall is geweest, laat zich moeilijk tot niet achterhalen, gezien de ontvangst van de enquêtes na de recall de resultante is van de enquêtes die "zogezegd" al opgestuurd waren, van de enquêtes die zonder recall ook gingen opgestuurd worden en van de enquêtes die opgestuurd werden als direct gevolg van de recall. D.d. 17 juni 2004 werd de ontvangst afgesloten met 5050 ingevulde enquêtes. Echter is het zo dat er nog steeds enquêtes - zij het druppelsgewijs- geretourneerd werden, wat het aantal d.d. 5 augustus 2004 op 5131 bracht. Deze 5050 enquêtes komen overeen met een respons van 63%. 25 20 Inclusief het aantal poststukken dat naar Aminal werd teruggestuurd. 21 Inclusief de situaties waarbij de geadresseerde expliciet gevraagd had om de enquête naar het desbetreffende (andere) adres op te sturen. 22 rel% = % ten opzichte van het aantal enquêtes dat nog niet geretourneerd was op het ogenblik van de start van de telefonische recall. 23 abs. % =% ten opzichte van het origineel aantal verzonden enquêtes. 24 'derden' te verstaan als personen die op dat moment de telefoon opnamen en beantwoordden. 25 En zelfs 64% op basis van het huidige aantal van 5131. 16

De zeer goede responscijfers zijn een indicator voor de representativiteit - en dus ook voor de validiteit- van dit onderzoek. Dit resultaat moet gezien worden als een combinatie van verschillende factoren waaronder de proefopzet, het onderwerp, de vermelding van de opdrachtgever en de zorgvuldige uitvoering met inbegrip van de doorgedreven recall. 17

2.2 Socio-demografisch profiel van de bevolking, van de personen die bereid waren om aan het onderzoek deel te nemen 26 en van de respondenten 27. 2.2.1. CIJFERGEGEVENS Tabel 1. Leeftijd leeftijdscategorie bevolking bereid tot respondenten Respons 28 29 deelname 30 31 % % % % 16-30 22,11 13,91 11,8 54,8 31-45 28,04 32,34 31,3 61,4 46-60 23,82 30,77 32,9 66,7 61en + 26,03 22,98 24,0 66,1 Totaal 100 100 100 63 Tabel 2. Opleidingsniveau opleidingsniveau bevolking bereid tot respondenten respons deelname % % % % geen + lager onderwijs 25,03 14,35 10,4 57,6 secundair 53,61 43,74 53,9 63,0 hoger niet-universitair onderwijs 15,48 31,00 25,8 65,5 universitair onderwijs 5,88 10,91 9,9 65,0 Totaal 100 100 100 63 26 I.c. van de personen die positief antwoordden op de telefonische vraag naar medewerking. 27 I.c. van de personen die de enquête teruggestuurd hebben. 28 Dit is de populatie op basis van de gegevens van het N.I.S. en in de mate van het mogelijke gecorrigeerd voor regio (Vlaams Gewest) in combinatie met leeftijd (16+) en in combinatie met het criterium privé-woning. 29 Inclusief 'contacteerbaar'. 30 Dit is de finale gerapporteerde steekproef. 31 Is het % van de respectievelijke subgroep dat de enquête heeft teruggestuurd. Bvb. 1112 16-30-jarigen waren bereid tot deelname; 609 16-30-jarigen stuurden de enquête terug. Dit geeft een responspercentage van 54,76%, afgerond 54,8%. 18

Tabel 3. Geslacht geslacht bevolking bereid tot respondenten respons deelname % % % % man 49,31 48,9 47,6 62,6 vrouw 50,69 51,1 52,4 63,4 Totaal 100 100 100 63 Tabel 4. Provincie provincie bevolking bereid tot respondenten respons deelname % % % % Antwerpen 27,65 19,32 20,0 64,3 Vlaams-Brabant 17,08 21,39 21,1 60,6 Oost-Vlaanderen 22,94 20,72 18,8 60,0 West-Vlaanderen 18,96 19,51 20,1 65,0 Limburg 13,37 19,06 20,0 65,6 Totaal 100 100 100 63 2.2.2. BESPREKING 2.2.2.1. BEREIDHEID OM DEEL TE NEMEN AAN HET ONDERZOEK In functie van de verdeling van de bevolking over de verschillende opleidingsniveaus zien we dat de hoger-geschoolden frequenter bereid waren om deel te nemen aan deze studie in vergelijking met lager-geschoolden 32. Daarentegen waren de 16-30-jarigen minder frequent bereid te participeren aan dit onderzoek (en/of minder gemakkelijk bereikbaar). Hetzelfde geldt voor de Limburgers, de Antwerpenaren en de West- Vlamingen die minder frequent bereid waren om deel te nemen dan de Vlaams- Brabanders en de Oost-Vlamingen. Dit betekent dat voor het Vlaamse Gewest de resultaten zullen moeten herwogen worden, in acht genomen dat het antwoordpatroon tussen de verschillende subgroepen verschillend zou zijn (cfr. infra) en de respons deze verschillen in bereidheid niet zou corrigeren. 32 En/of gemakkelijker bereikbaar zijn. 19

Deze resultaten komen zeer goed overeen met de resultaten van de nulmeting. Zowel in de SLO 0 -meting als in de SLO 1 -meting waren de 16-30-jarigen minder frequent bereid deel te nemen aan het onderzoek dan oudere personen en waren de hoger-geschoolden meer frequent bereid deel te nemen aan het onderzoek. Bij wijze van voorbeeld geven we hieronder de tabel met de cijfers m.b.t. leeftijd uit de SLO 0 -meting. Tabel 5. Leeftijd SLO 0 -meting leeftijdscategorie bevolking bereid tot respondenten Respons deelname % % % % 16-30 23,5 14,8 12,7 56 31-45 28,6 35,7 35,2 64 46-60 22,4 28,0 29,2 67 61en + 25,5 21,5 22,8 68 Totaal 100 100 100 65 20

2.2.2.2. RESPONS In functie van de leeftijd blijkt alvast dat oudere personen de enquête eerder frequenter terugsturen in vergelijking met jongere respondenten. Vooral de 16-30-jarigen sturen de enquête minder frequent terug. Dit gegeven was ook al in de SLO 0 -meting merkbaar. Het zou erop kunnen wijzen dat de 16-30-jarigen minder betrokken zijn in wat er zich afspeelt in hun (tijdelijke?) buurt. De verschillen in respons tussen mannen en vrouwen zijn beperkt. Verder stellen we nog vast dat de lager geschoolden de enquête minder frequent terugsturen dan hoger geschoolden. Men zou door dit gegeven kunnen vermoeden dat de lager geschoolden de enquête minder terugsturen omwille van de moeilijkheid en het niet verstaanbaar zijn van de enquête. De cijfers uit de SLO 0 -meting leren ons echter dat dit niet het geval is. De responscijfers van de lager geschoolden verschilden toen nauwelijks van de responscijfers van de hoger geschoolden en het huidige enquêteformulier verschilt slechts op enkele punten van de vorige enquête. De verschillen tussen de provincies zijn ook significant. De inwoners van Vlaams- Brabant en Oost-Vlaanderen sturen minder frequent de enquête terug dan de inwoners uit de overige provincies. Gezien de verschillen in respons de verschillen in bereidheid niet voldoende corrigeren, werden de resultaten voor het Vlaamse Gewest herwogen in functie van geslacht, leeftijd en provincie. 21

2.3 Kwaliteit van de geretourneerde enquêtes De enquêtes blijken over het algemeen goed ingevuld te zijn. Een overgrote meerderheid vult ook zijn adrescoördinaten in op de enquête achteraan. Een aantal van hen die hun coördinaten niet volledig invullen, vullen wel de postcode van de gemeente in. De kwaliteit van de ingevulde enquêtes kan geëvalueerd worden aan de hand van de mate waarin men eenvoudig in te vullen vragen 33 beantwoordt. Uit de onderstaande tabel kunnen we aflezen dat het slechts uitzonderlijk is dat de eenvoudig in te vullen vragen niet ingevuld zijn. De % van de onderstaande tabel geven de correcte antwoorden weer. Het verschil met 100% zijn de personen die de vraag blanco 34 lieten. Tabel 6. Invulrespons - niveau vragen Vraagstelling correct antwoord % men is huurder of eigenaar 97,5 men woont nog geen twee jaar hetzij twee jaar en langer in de woning 98,8 geslacht 98,0 leeftijd 97,5 Enkel de vraag naar het gebruik van een aantal vervoersmiddelen (VI.6.) blijkt dikwijls niet volledig ingevuld te zijn. Respondenten duiden vaak maar 1 of 2 bolletjes in de hele tabel aan. Evidente fouten 35 zijn op deze 5050 enquêtes niet voorgekomen. 33 Waarbij we vooral refereren aan de socio-demografische vragen 34 Dus niet beantwoord hebben, waarbij we er mogen van uitgaan dat sommigen de vraag niet kunnen beantwoorden (bvb. man en vrouw hebben de enquête samen ingevuld, of bvb. men is noch huurder, noch eigenaar van de woning, maar bvb. vruchtgebruiker van deze woning) 35 Zoals leeftijd = 150, aantal gezinsleden = 45 en dergelijke 22

Wat betreft de non-respons (het niet-beantwoorden van de vragen) voor de 'hinderbronnen' verwijzen we naar de gedetailleerde bespreking verder in dit rapport. De socio-demografische vragen (VI. 1 à 5 en 7 à 10) zijn over het algemeen goed ingevuld. Dit is iets minder het geval voor de vraag met betrekking tot het aantal dagen en avonden dat men thuis is en de vraag naar de stand van de ramen. Enkele respondenten vragen zich expliciet af of dit vragen zijn bestemd voor inbrekers. 23

2.4 Verwerking van de gegevens 2.4.1 S TRUCTUUR VAN DE SOFTWARE FILE De gegevens van de enquêtes werden ingevoerd en de resultaten werden getabuleerd in SPSS. De softwarestructuur van de vragenlijst in SPSS bestaat uit een matrix van 197 variabelen per record (per respondent) Voor de gesloten vragen met meerdere elkaar uitsluitende antwoorden is één variabele voorzien: Voorbeeld : I.1. Voor de gesloten vragen die bestaan uit subvragen waarbij voor elke subvraag meerdere elkaar uitsluitende antwoorden voorzien zijn, is er één variabele voorzien per subvraag. Voorbeeld : I.3.; I.5.; II.1.: V.1; VI.6 Het aantal variabelen dat voorzien is voor een open vraag hangt af van de vraag zelf. Uitzonderlijk zijn er meerdere variabelen voorzien voor één gesloten (sub)vraag, met name: vraag I.4. vraag VI.5. : 1 variabele per combinatie van subvraag x antwoordcategorie : 7 variabelen Alle variabelen zijn numerische variabelen, met uitzondering van de variabelen die voorzien zijn voor de open vragen. Deze laatsten zijn tekstvariabelen (lengte 255 karakters) die later omgezet werden naar numerische variabelen. 24

2.4.2 D ATACLEANING EN CREATIE VAN BIJKOMENDE VARIABELEN Onder datacleaning wordt verstaan het optimaliseren van de datamatrix zodanig dat deze zo correct en zo volledig mogelijk is. Hierbij wordt het zorgvuldigheidsprincipe gehanteerd dat erin bestaat dat we maximaal proberen te vermijden dat antwoorden geïnterpreteerd moeten worden om te verhinderen dat deze verkeerd zouden geïnterpreteerd worden. Naar analogie van de SLO 0 -meting werden de aanpassingen van de resultaten beperkt tot de volgende: consistentie tussen "ik woon hier nog geen twee jaar" (I.5.) en "hoe lang woont u reeds op dit adres" (VI.12.) consistentie tussen leeftijd en opleidingsniveau het antwoord "ik woon hier nog geen twee jaar" (I.5.) is slechts één of twee maal ingevuld controle wat betreft het aanvaardbaar zijn van leeftijd, gezinsgrootte, aantal jaar op adres,.... wat betreft de acties die men ondernomen heeft (I.4.): indien voor een bepaalde subcategorie (bvb. een advocaat gecontacteerd) geen antwoord werd gegeven, terwijl men voor de andere subcategorieën systematisch "neen" aanduidde, dan krijgt de subcategorie (bvb. een advocaat gecontacteerd) ook het antwoord "neen". 25

2.4.3 C ODERING VAN DE OPEN VRAGEN, AGGREGATIE De antwoorden op de open vragen werden gecodeerd door de partners van het team, zij het dat de oorspronkelijke antwoorden omwille van hun 'kwalitatieve waarde' in de oorspronkelijke datafile behouden bleven. De open vragen die gecodeerd werden zijn: - vraag I.2. : waarom wel/niet aanraden om hier te komen wonen - vraag I.4. : andere actiestappen - vragen II.1., III.1., IV.1. : 'andere of onbekende bron' - vragen II.2., III.2., IV.2. : 'specifieke bron' - vraag V.1. : 'andere bron s nacht wakker worden' - vraag V.7. : opmerkingen milieuhinder/beleid overheid 2.4.4 T ABULATIES De resultaten werden gewogen op geslacht, leeftijd en provincie en getabuleerd in functie van : - leeftijd - geslacht - provincie - wel of niet twee jaar op die plaats wonen - type woning 2.4.5 ANOVA- ANALYSES Wat betreft het aspect hinder door geluid, geur of licht (hinder in het algemeen, evolutie van hinder, hinder per hinderbron) werd d.m.v. ANOVA-analyses nagegaan in welke mate de onderscheiden socio-demografische subgroepen verschillend antwoordden, i.c. in verschillende mate gehinderd worden. (zie verder) 26

Op het niveau van het Vlaamse Gewest werden deze ANOVA-analyses uitgevoerd in functie van: - leeftijd - geslacht - provincie - wel of niet twee jaar op die plaats wonen - type woning - beroep - opleidingsniveau Op het niveau van de vijf Vlaamse provincies werden dezelfde ANOVA-analyses uitgevoerd, uiteraard met uitzondering van de variabele provincie zelf. 2.4.6 I NTERPRETATIE VAN NON- RESPONS 36 BIJ DE SPECIFIEKE HINDERVRAGEN Niet iedereen vult alle vragen in. Vooral (zie ook verder) bij de specifieke hindervragen gebeurt het dat de respondent geen enkel bolletje aanduidt. De vraag stelt zich dan of: 1. deze vraag per vergissing/per toeval is overgeslagen, of 2. de persoon wel gehinderd is, maar niet in staat was om de hindergraad weer te geven 37, of 3. de persoon enkel die paar bronnen aanduidt waarvan hij/zij hinder ondervindt en daarbij gemakkelijkheidshalve de overige 20 andere bronnen blanco laat, of 4. de vraag niet van toepassing is en hij/zij deze bron daarom niet invult 38. 36 Men laat de vraag onbeantwoord (blanco). 37 Zoals bij twijfel tussen twee nabijgelegen hindercategorieën 38 Bvb. de bron "treinverkeer" voor iemand die meer dan 10km van een spoorlijn woont: de ene persoon zal 'helemaal niet gehinderd' aanduiden, een andere persoon zal de vraag misschien overslaan. 27

Deze non-respons bedraagt voor 'geluid' 2,0% (straatverkeer) tot 5,4% (scheepvaart); (tabel 7). Gezien scheepvaart het hoogste cijfer haalt, is het niet invullen omwille van het niet van toepassing zijn zeker mede één van de verklaringen. Wanneer we aggregeren naar het niveau van de categorie bedraagt deze non-respons 1,2% tot 2,9% (tabel 10). Voor 'geur' bedraagt deze non-respons 2,4% (straatverkeer) tot 3,8% (luchtvaart); (tabel 8). Indien geaggregeerd op het niveau van de categorie, bedraagt deze non-respons 2,1% tot 3,0% (tabel 11). Voor verlichting is de non-respons 2,4% (verlichting autosnelwegen) tot 3,3% (verlichting van monumenten en/of van gebouwen); (tabel 9). Wanneer we aggregeren naar het niveau van de categorie bedraagt deze non-respons 2,1% tot 3,1% (tabel 12). Wanneer we de non-responspercentages uit deze studie vergelijken met de nonresponspercentages uit de SLO 0 -meting zien we dat de subcategorieën waartoe de hoogste en de laagste non-respons voor elke hinderbron (geur, geluid of licht) behoren dezelfde zijn gebleven. De percentages van de non-respons liggen in deze studie echter bijna systematisch lager dan de reeds lage non-respons percentages in de SLO 0 -meting. Uit het kwalitatief onderzoek van de SLO 0 -meting is gebleken dat het merendeel van de non-respons beschouwd mag worden als "helemaal niet gehinderd". Naar analogie van de nulmeting werd echter besloten om deze non-respons als non-respons te behouden en wel om de volgende redenen: het percentage non-respons is laag; niet alle non-respons mag als "helemaal niet gehinderd" geïnterpreteerd worden; het is moeilijk te bepalen vanaf wanneer een non-respons als "helemaal niet gehinderd" mag beschouwd worden. Indien er slechts één of enkele (en hoeveel dan?) bolletjes niet ingevuld zijn of indien er slechts één of enkele bolletjes (en hoeveel dan?) wel ingevuld zijn. De consequenties hiervan zijn beperkt. Stel dat voor een welbepaalde categorie de nonrespons 5% bedraagt en dat 70% van de respondenten helemaal niet gehinderd is, dan zal het reëel aantal "helemaal niet gehinderden "gelijk zijn aan 70 à 74%. Met andere woorden er is een systematische beperkte overschatting van de hinder. Deze is echter systematisch, gezien de non-respons van dezelfde orde van grootte is voor alle subcategorieën. 28

Tabel 7. Non-respons geluidshinder Blanco op Bronnen van geluidshinder Antwoord Blanco totaal VERKEER EN VERVOER N N % Straatverkeer 4950 100 2,0 Treinverkeer 4801 249 4,9 Luchtvaart 4815 235 4,7 Scheepvaart 4775 275 5,4 KMO & INDUSTRIE Laden en lossen van vrachtwagens 4859 191 3,8 Zelfstandige beroepsactiviteiten (vb. Timmerman, 4857 193 3,8 bakker, ) Bedrijven, fabrieken 4847 203 4,0 Handel en diensten 4844 206 4,1 Bouw- en sloopactiviteiten 4851 199 3,9 RECREATIE EN TOERISME Muziek van dancings, cafés of restaurants 4880 170 3,4 Muziek in auto's 4881 169 3,4 Kermissen, braderijen en muziekfestivals 4866 184 3,6 Sportvelden en -stadia 4869 181 3,6 Racen en crossen 4869 181 3,6 LANDBOUW Landbouwwerktuigen 4880 170 3,4 Vee (vb. Koeien, schapen, pluimvee, ) 4868 182 3,6 Geluid van ventilatoren van stallen 4865 185 3,7 BUREN Spelende kinderen 4892 158 3,1 Huisdieren van buren 4879 171 3,4 Doe-het-zelf-activiteiten van buren 4849 201 4,0 Tuinonderhoud (grasmachines, ) 4864 186 3,7 Muziek of TV (uitgezonderd horeca) 4847 203 4,0 Verwarmings- en airco-installaties 4836 214 4,2 29

Tabel 8. Non-respons geurhinder Blanco op Bronnen van geurhinder Antwoord Blanco totaal VERKEER EN VERVOER N N % Straatverkeer (uitlaatgassen van auto's, vracht- 4931 119 2,4 wagens, bussen) Luchtvaart (militaire en burgervluchten, heli's, ) 4856 194 3,8 KMO & INDUSTRIE Slachterijen en verwerken dierlijk afval, vetsmelterijen 4887 163 3,2 Verfspuitcabines 4883 167 3,3 Chemische en petrochemische nijverheid 4880 170 3,4 Textielbedrijven 4879 171 3,4 Voedings- en drankenindustrie, inclusief brouwerijen 4880 170 3,4 Composteringsinstallaties voor groenafval en GFT- 4881 169 3,3 afval Veevoederbedrijven 4882 168 3,3 Metaal- en metaalverwerkende industrie 4872 178 3,5 HANDEL, DIENSTEN, RECREATIE EN TOERISME Horeca (café, restaurant, frituur, bakker, beenhouwer) 4891 159 3,1 Benzine stations 4875 175 3,5 LAND- EN TUINBOUW Varkensstallen 4883 167 3,3 Uitspreiden van dierlijke mest 4892 158 3,1 Stookinstallaties tuinbouw 4869 181 3,6 Pluimveehouderijen 4881 169 3,3 Rundveekwekerijen 4876 174 3,5 WATER EN -ZUIVERING Waterlopen (beek, rivier, kanaal) 4886 164 3,2 Waterzuivering 4868 182 3,6 Riolering 4868 182 3,6 BUREN Verbranden van afval in open lucht 4883 167 3,3 Schoorsteenafvoer 4867 183 3,6 Opslaan van afval (composthopen, ) 4859 191 3,8 Huisdieren (honden, kippen, ) 4867 183 3,6 30

Tabel 9. Non-respons lichthinder Blanco op Bronnen van lichthinder Antwoord Blanco totaal VERKEER EN VERVOER N N % Verlichting van autosnelwegen 4927 123 2,4 Verlichting van gemeente- en gewestwegen 4907 143 2,8 Verlichting parkeerterreinen 4898 152 3,0 KMO & INDUSTRIE Verlichting van industrieterreinen 4896 154 3,1 HANDEL, DIENSTEN, RECREATIE EN TOERISME Lichtreclame 4900 150 3,0 Verlichte uitstalramen 4895 155 3,1 Skytracers of hemelprojectoren (van dancings, bioscopen) 4890 160 3,2 Verlichting sport- en recreatieterreinen 4897 153 3,0 Feestverlichting 4890 160 3,2 Verlichting van monumenten en/of van gebouwen 4885 165 3,3 LAND- EN TUINBOUW Verlichting serres 4903 147 2,9 BUREN Verlichting tuinen en opritten 4894 156 3,1 Tabel 10. Non-respons geluidshinder - geaggregeerd op niveau categorie Blanco op Bronnen van geluidshinder Antwoord Blanco totaal N N % VERKEER EN VERVOER 4988 62 1,2 KMO & INDUSTRIE 4913 137 2,7 RECREATIE EN TOERISME 4925 125 2,5 LANDBOUW 4901 149 2,9 BUREN 4926 124 2,5 31

Tabel 11. Non-respons geurhinder - geaggregeerd op niveau categorie Blanco op Bronnen van geurhinder Antwoord Blanco totaal N N % VERKEER EN VERVOER 4946 104 2,1 KMO & INDUSTRIE 4910 140 2,8 HANDEL, DIENSTEN, RECREATIE EN TOERISME 4897 153 3,0 LANDBOUW 4908 142 2,8 WATER EN -ZUIVERING 4901 149 3,0 BUREN 4921 129 2,6 Tabel 12. Non-respons lichthinder - geaggregeerd op niveau categorie Blanco op Bronnen van lichthinder Antwoord Blanco totaal N N % VERKEER EN VERVOER 4945 105 2,1 KMO & INDUSTRIE 4896 154 3,1 HANDEL, DIENSTEN, RECREATIE EN TOERISME 4914 136 2,7 LANDBOUW 4903 147 2,9 BUREN 4894 156 3,1 32

2.4.7 H ERWEGING VAN DE RESULTATEN I. F.V. DE SOCIO- DEMOGRAFISCHE SAMENSTELLING VAN DE STEEKPROEF Hiervoor is aangegeven dat de respons van de verschillende socio-demografische groepen meer dan behoorlijk is zodanig dat significante uitspraken voor elk van deze groepen mogelijk zijn. Tegelijkertijd is ook aangegeven dat er soms verschillen zijn in respons tussen deze verschillende socio-demografische groepen 39. De vraag stelt zich dan ook of de resultaten niet moeten herwogen worden. Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van het antwoord op twee subvragen: 1. Is er een verschil tussen de steekproef 40 en de bevolking van het Vlaams Gewest? 2. Is er een verschillend antwoordpatroon tussen de verschillende socio-demografische groepen? In het geval het antwoord op de eerste vraag negatief is, is er geen herweging nodig, ook al zou er een verschil in antwoordpatroon zijn. Indien het antwoord op de eerste vraag positief is, moet naar het antwoord op de tweede vraag gekeken worden. Voor leeftijd, opleidingsniveau en provincie stellen we verschillen vast tussen de bevolking in het Vlaams Gewest en de steekproef. Voor geslacht is dit verschil minimaal. Het gevolg is dus dat we positief moeten antwoorden op de eerste vraag en een antwoord moeten geven op de tweede vraag. In het geval het antwoord op de tweede vraag negatief is, is een herweging van de resultaten niet nodig. Is echter het antwoord op de tweede vraag positief dan moet er wel herwogen worden. Om een antwoord te krijgen op de tweede vraag is het noodzakelijk dat we een ANOVA-analyse uitvoeren. Deze analyse werd uitgevoerd op de vier verschillende socio-demografische variabelen (i.e. leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en provincie). 39 bvb. het feit dat de 16-30-jarigen minder frequent antwoordden. 40 O.a. als gevolg van verschillen in respons. 33

1. Wat betreft de algemene hindervragen is er wel/niet een effect voor: Tabel 13. Socio-demografisch effect in relatie tot de algemene hindervragen (I.3) Bron van hinder WEL een effect voor: GEEN effect voor: geluidshinder geslacht, leeftijd, provincie, opleiding geurhinder leeftijd, opleiding geslacht, provincie lichthinder leeftijd, opleiding, provincie geslacht 2. Wat betreft de specifieke hindercategorieën voor geluid is er een effect voor: geslacht (2x), opleiding (13x), provincie (11x), leeftijd (13x) op een totaal van 23 geluidshindercategorieën. 3. Wat betreft de specifieke hindercategorieën voor geur is er een effect voor: opleiding (3x), provincie (8x), leeftijd (8x) op een totaal van 24 geurhindercategorieën. Voor geslacht was er nergens een effect. 4. Wat betreft de specifieke hindercategorieën voor licht is er een effect voor: geslacht (4x), opleiding (5x), provincie (3x), leeftijd (8x) op een totaal van 12 lichthindercategorieën. Om deze redenen is er besloten om de resultaten te herwegen op provincie, leeftijd en geslacht. Deze drie variabelen in combinatie met elkaar geeft ons een totaal van 40 wegingsfactoren. Gezien het ontbreken van accurate gegevens m.b.t. het opleidingsniveau 41 in het Vlaams Gewest 42 werd het opleidingsniveau niet opgenomen in de herweging. De fout die hierbij (door het niet herwegen op opleidingsniveau) zou kunnen optreden wat betreft de eindresultaten kan niet exact berekend worden. Deze fout kan ook niet geraamd worden. Echter, het feit dat we reeds wegen op leeftijd en geslacht, zal deze fout kleiner maken dan wat ze oorspronkelijk was zonder herweging op leeftijd en geslacht. 41 I.c. het hoogst behaalde diploma van de 16+-jarigen die niet in een gemeenschap (rusthuis,...) wonen 42 Er zijn geen gegevens beschikbaar die het opleidingsniveau van de bevolking van het Vlaams Gewest combineren met leeftijd, geslacht en provincie. Deze gegevens zijn nodig om een herweging op opleidingsniveau mogelijk te maken. 34