4.2 Wijzigingen in de bouwregelgeving 4.2.1 Bouwbesluit EPC-verlaging Per 1 januari 2009 is een aanpassing van het Bouwbesluit doorgevoerd, waarbij de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) voor de gezondheidszorgfunctie is aangescherpt. De EPC voor de gezondheidszorgfunctie voor aan bed gebonden patiënten is verlaagd van 3,6 naar 2,6. De EPC voor andere gezondheidszorgfuncties is verlaagd van 1,5 naar 1. De EPC-aanscherping is een eerste stap op weg naar het doel om in 2017 nieuwe utiliteitsgebouwen waaronder gezondheidszorggebouwen de helft energiezuiniger te maken dan nu. De aanpassing heeft consequenties voor de investeringskosten van zorggebouwen. De meerkosten als gevolg van de eerdere aanscherping van de EPC in 2003 werden destijds op 12, - per m 2 (bouwkosten) geraamd. De meerkosten van de aanscherping per 1 januari 2009 worden voor de AWBZ-voorzieningen op 38, - per m 2 inclusief BTW op prijspeil januari 2009 (bouwkosten) geraamd. Voor de ziekenhuizen worden de meerkosten van de aanscherping geraamd op 44, - per m 2 inclusief BTW op prijspeil januari 2009 (bouwkosten). De aanscherping is gebaseerd op een haalbaarheidsstudie die in opdracht van het ministerie van VROM in 2005 door DGMR Bouw BV in samenwerking met Techniplan adviseurs BV is uitgevoerd. Voor zowel klinische gezondheidszorggebouwen (ziekenhuis en verpleeghuis) als een niet-klinisch gezondheidszorggebouw (groepspraktijk) is een pakket bepaald waarbij de kosten van de maatregelen om te komen tot een lagere EPC volledig worden terugverdiend binnen de functionele levensduur. Uiteraard zijn er meerdere alternatieven om te komen tot de beoogde EPC-verlaging. Warmtekoudeopslag in de bodem bijvoorbeeld heeft een groot effect op de energieprestatie, maar is niet overal in Nederland mogelijk. Vandaar dat deze maatregel niet in de pakketten van de haalbaarheidsstudie is opgenomen. Kostenconsequenties AWBZ-voorzieningen Een kostenneutraal pakket voor een verpleeghuis bestaat volgens de haalbaarheidsstudie uit de toepassing van veegpulsschakeling en daglichtregeling, warmteterugwinning met 70% en een warmtepomp in combinatie met een HR-ketel en koudeopslag. Hierbij moet worden opgemerkt dat in het referentiegebouw reeds is uitgegaan van een Rc (warmteweerstandswaarde) van 4 m 2 K/W, terwijl het huidige Bouwbesluit nog uitgaat van een Rc van 2,5 m 2 K/W. Derhalve moeten ook de meerkosten van de verhoging van de Rc-waarde als maatregel worden meegenomen in de kostengevolgen van de EPC-aanscherping. De meerkosten van een warmtepomp met buitenlucht als bron ten opzichte van een conventionele compressiekoelmachine bedragen volgens de haalbaarheidsstudie gemiddeld 190, - per KW exclusief BTW op prijspeil januari 2005 (bouwkosten). Uitgaande van een voor een verpleeghuis gemiddeld (relatief hoog) koelvermogen van 0,05 KW/m 2 bedragen de meerkosten van een warmtepomp met buitenlucht als bron 13, - per m 2 inclusief BTW op prijspeil januari 2009. De gemiddelde bouwkosten van een veegpulsschakeling en een daglichtregeling bedragen 2, - per m 2 respectievelijk 6, - per m 2 inclusief BTW op prijspeil januari 2009. De kosten van warmteterugwinning uit ventilatielucht met een rendement van 70% worden in de haalbaarheidsstudie geraamd op 0,65 per m 3 /h exclusief BTW op prijspeil januari 2005 (bouwkosten). Uitgaande van een voor een verpleeghuis gemiddeld ventilatiedebiet van 1,5 l/s per m 2 bedragen de bouwkosten van de warmteterugwinning circa 5, - per m 2 inclusief BTW op prijspeil januari 2009.
De bouwkosten van het verhogen van de Rc-waarde van dak, gevel en vloer bedragen, uitgaande van 3 bouwlagen en een gevelfactor van 0,65, circa 12, - per m 2 bvo inclusief BTW op prijspeil januari 2009. Per saldo bedragen de bouwkosten van het maatregelenpakket inclusief het verhogen van de Rcwaarde 38, - per m 2 inclusief BTW op prijspeil januari 2009. Het maatregelenpakket voor het verpleeghuis staat model voor alle AWBZ-voorzieningen waarin sprake is van de functie verblijf. Kostenconsequenties ziekenhuis Een kostenneutraal pakket voor een ziekenhuis bestaat volgens de haalbaarheidsstudie uit de toepassing van veegpulsschakeling en daglichtregeling, toerenregeling van het ventilatiedebiet en warmtekrachtkoppeling (WKK). Hierbij moet worden opgemerkt dat in het referentiegebouw reeds is uitgegaan van een Rc van 4 m 2 K/W, terwijl het huidige Bouwbesluit nog uitgaat van een Rc van 2,5 m 2 K/W. Derhalve moeten ook de meerkosten van de verhoging van de Rc-waarde als maatregel worden meegenomen in de kostengevolgen van de EPC-aanscherping. De kosten van WKK worden in de haalbaarheidsstudie geraamd op circa 940, - per KW exclusief BTW op prijspeil januari 2005 (bouwkosten). Uitgaande van de helft van het voor een ziekenhuis benodigde verwarmingsvermogen bedragen de bouwkosten van de warmtekrachtkoppeling circa 27, - per m 2 inclusief BTW op prijspeil januari 2009. Hierbij is tevens rekening gehouden met een lager vermogen van de Cv-ketel. WKK wordt overigens lang niet altijd in eigen beheer uitgevoerd, maar kan ook worden uitbesteed aan het energiebedrijf. De elektriciteit komt aan het energiebedrijf toe. De warmte wordt tegen een gereduceerd tarief verkocht aan het ziekenhuis. De WKK drukt hiermee niet op de investeringskosten. Daartegenover staat dat de uiteindelijke winst van de energiebesparing voor het ziekenhuis beperkt blijft. De gemiddelde bouwkosten van een veegpulsschakeling en een daglichtregeling bedragen 2, - per m 2 respectievelijk 6, - per m 2 inclusief BTW op prijspeil januari 2009. De bouwkosten van een toerenregeling, waarbij kan worden bespaard op elektrische energie voor de ventilatoren, bedragen volgens de haalbaarheidsstudie gemiddeld 0,22 per m 3 /h exclusief BTW op prijspeil januari 2005. Uitgaande van een voor een ziekenhuis gemiddeld ventilatiedebiet van 2,5 l/s per m 2 bedragen de bouwkosten van een toerenregeling circa 3, - per m 2 inclusief BTW op prijspeil januari 2009. De bouwkosten van het verhogen van de Rc-waarde van dak, gevel en vloer bedragen, uitgaande van 10 bouwlagen en een gevelfactor van 0,5 (blokvormig modelziekenhuis uit variantenboek DHV), circa 6, - per m 2 bvo inclusief BTW op prijspeil januari 2009. Per saldo bedragen de bouwkosten van het maatregelenpakket voor een ziekenhuis inclusief het verhogen van de Rc-waarde 44, - per m 2 inclusief BTW op prijspeil januari 2009. Herziening van het Bouwbesluit 2003 derde tranche Op dit moment wordt door het ministerie van VROM gewerkt aan het dereguleren en vereenvoudigen van het huidige Bouwbesluit. In 2010 zal naar verwachting de zogeheten herziening van het Bouwbesluit 2003 derde tranche worden afgerond. Hiermee zal het Bouwbesluit met het Gebruiksbesluit worden geïntegreerd tot één AmvB. Het Centrum Zorg en Bouw zal de beoogde wijzigingen voor met name de gezondheidszorgfunctie kritisch blijven volgen en waar nodig in overleg treden met het ministerie van VROM. 4.2.2 Bouwverordening en Gebruiksbesluit De afgelopen jaren is er veel te doen geweest over de introductie van het Gebruiksbesluit Brandveilige Bouwwerken, kortweg het Gebruiksbesluit genoemd. Het Gebruiksbesluit moet een einde maken aan de diversiteit aan brandveiligheidseisen in de verschillende gemeentelijke bouwverordeningen. Met de
komst van het Gebruiksbesluit worden de gebruikseisen op het gebied van de brandveiligheid landelijk uniform, net zoals de eisen die in het Bouwbesluit aan de veiligheid van gebouwen en de installaties worden gesteld. De gebruikseisen zijn overigens gebaseerd op de laatste versie van de Modelbouwverordening en leiden daarmee in principe niet tot een verzwaring van de regelgeving. Fase 1 van het Gebruiksbesluit is op 1 november 2008 in werking getreden. Met fase 1 zijn de voorschriften voor brandveilig gebruik uit de Modelbouwverordening van de VNG overgeheveld naar landelijke regelgeving. Met fase 2 wordt de afstemming tussen de bouwtechnische, de installatie- en de gebruikstechnische eisen geoptimaliseerd. Deze afstemming zal volgens de planning van het ministerie van VROM in 2010 worden gerealiseerd. De invoering van het Gebruiksbesluit draagt bij aan de deregulering van de bouwregelgeving, evenwel met behoud van de inhoudelijke eisen. Voor veel voorzieningen komt de huidige verplichte gebruiksvergunning namelijk te vervallen. Voor 80 procent van de huidige gebruiksvergunningplichtige gebouwen kan in de toekomst met een melding worden volstaan. (Gebruiks-)Vergunningplicht blijft bestaan voor voorzieningen waarin: bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf wordt verschaft aan meer dan tien personen. Het besluit vermeldt daar overigens bij dat in de bouwverordening (nog steeds) kan worden afgeweken van dit genoemde aantal personen; dagverblijf wordt verschaft aan meer dan tien personen jonger dan twaalf jaar of aan meer dan tien lichamelijk of verstandelijk gehandicapte personen. Op basis van de voornoemde criteria valt te constateren dat het merendeel van de zorggebouwen gebruiksvergunningplichtig blijft. 4.2.3 Omgevingsvergunning Veel besproken is ook het wetsvoorstel voor de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de daarop gebaseerde omgevingsvergunning. Op 20 mei 2009 is het wetsvoorstel Invoeringswet Wabo bij de Tweede Kamer ingediend. Invoeringswetgeving is technisch van aard en regelt onder andere het overgangsrecht en de wijziging van bestaande wetten die opgaan in de Wabo. De inwerkingtreding van de Wabo is voorzien per 1 januari 2010 (richtdatum). De Wabo maakt het mogelijk om één omgevingsvergunning aan te vragen voor een 25-tal vergunningen en toestemmingen op het gebied van natuur, milieu, bouwen en ruimte. Ook de bouwen gebruiksvergunning worden in de omgevingsvergunning geïntegreerd. Het is de bedoeling dat er één integraal en digitaal aanvraagformulier komt dat bij één loket wordt ingediend. Achter het loket moet binnen en tussen overheden worden samengewerkt om te komen tot één besluit, zonder tegenstrijdige voorschriften. Er is één beroepsgang en één controlerende instantie die verantwoordelijk wordt voor de coördinatie van toezicht en handhaving. De Wabo moet leiden tot betere dienstverlening door de overheid aan burgers en bedrijven. De Wabo heeft met name tot doel de administratieve lasten voor de aanvragers te beperken. De komende vernieuwing van het vergunningstelsel zal echter niet leiden tot nieuwe of afwijkende toetsingscriteria. Op de website van het ministerie van VROM (www.vrom.nl) is het Kennisplein Omgevingsvergunning ingericht. Hier is alle overige en actuele informatie over de omgevingsvergunning te vinden. Het is de vraag of de vernieuwing van het vergunningstelsel ook zal leiden tot de beëindiging van de grote verschillen in de legesheffingen.
4.2.4 De nieuwe Wet ruimtelijke ordening De Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) regelt de wijze waarop ruimtelijke plannen (waaronder het bestemmingsplan) tot stand komen. Na een lange procedure is er duidelijkheid over de vernieuwing van deze wet. Met de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) die per 1 juli 2008 in werking is getreden, hebben Rijk, provincies en gemeenten meer bevoegdheden én (vooral de laatsten) meer verantwoordelijkheden gekregen. Een belangrijke verandering is dat de bestemmingsplanprocedure is teruggebracht van ruim één jaar naar 26 weken. Het bestemmingsplan wordt in principe door de gemeente opgesteld. Rijk en provincie stellen in de regel alleen nog algemene kaders. In uitzonderlijke gevallen, indien Rijk en provincie menen zelf verantwoordelijk te zijn voor een bepaald gebied of een bepaalde ontwikkeling op Rijksof provinciaal niveau, kunnen zij echter ook zelf het bestemmingsplan vaststellen. Grondexploitatiewet Per 1 juli 2008 is ook, als onderdeel van de nieuwe Wro, de Grondexploitatiewet in werking getreden. De Grondexploitatiewet biedt regels voor de verdeling van kosten en opbrengsten bij het ontwikkelen van bouwlocaties. De totstandkoming van de Grondexploitatiewet kent een lange voorgeschiedenis. De grondpolitiek en het grondbeleid is een complex en politiek gevoelig thema gebleken, dat er het afgelopen decennium, met de opkomst van private partijen met grote grondposities, niet eenvoudiger op is geworden. De Grondexploitatiewet wordt gezien als de belangrijkste wettelijke vernieuwing die direct het moderniseringsproces van het grondbeleid raakt. Goede bouwlocaties voor de realisatie van zorgvoorzieningen waren en zijn nog steeds een schaarsteartikel. Diverse gemeenten zijn ook voor zorglocaties een marktwaarde aan de grond gaan toekennen hetgeen in veel gevallen heeft geleid tot een opzienbarende prijsontwikkeling. In 2001 bracht het Bouwcollege over dit onderwerp een signalerings- en uitvoeringstoets uit 1 ). In de voornoemde uitvoeringstoets droeg het Bouwcollege oplossingen aan voor de grondproblematiek. Daarbij werd onder meer verwezen naar de Nota Grondbeleid (2001) en de reeds daarin aangekondigde Grondexploitatiewet, waarmee het kabinet de kaders voor een actief grondbeleid schetste. De in de Nota Grondbeleid benoemde doelstellingen waren: het bevorderen van maatschappelijk gewenst ruimtegebruik; het verhogen van de kwaliteit van het ruimtegebruik; het bevorderen van een rechtvaardige verdeling van kosten en opbrengsten. Met de Grondexploitatiewet kunnen gemeenten kostenverhaal afdwingen op basis van een wettelijke lijst van kostensoorten, zodat ontwikkelaars worden verplicht bij te dragen in de kosten. Tot de lijst kostensoorten worden onder meer gerekend de aanleg van openbare (fysieke) voorzieningen binnen het plangebied, planontwikkelingskosten, planschade en de kosten voor bovenwijkse voorzieningen. De Grondexploitatiewet biedt een kader voor de toerekening van kosten naar categorie van uitgifte. Dit houdt in dat aan gronden voor een commerciële bestemming een hoger deel van de kosten kan worden toegerekend dan aan gronden voor een maatschappelijke bestemming. Op deze wijze kunnen gemeenten de totstandkoming van sociale voorzieningen stimuleren. Het belang om in de ruimtelijke ordening sociale voorzieningen een integraal onderdeel te maken van plannen is in de Nota Grondbeleid benadrukt. De gedachten achter de Grondexploitatiewet stemmen overeen met de oude VNG-methode inzake de grondexploitatieberekening (de oude blauwe en bruine boekjes), waarin is gesteld dat aan grond voor zorgvoorzieningen in beginsel geen profijt wordt toegerekend. Dit is voorheen in de Bouwkostennota 1 Uitvoeringstoets grondverwerving, rapport nr. 516. College bouw ziekenhuisvoorzieningen. Utrecht, 26 november 2001.
en ook nu nog in de paragraaf Grondkosten van dit Jaarbeeld Bouwkosten Zorgsector als uitgangspunt gehanteerd.