Jaarverslag 2010 Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics



Vergelijkbare documenten
Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Datum rapport Nummer/versie Definitief

Verkort jaarverslag 2013

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Vereniging van Gepensioneerden. April 2012

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Deelnemersvergadering. Haarlem 26 juni 2017 Boxmeer 29 juni 2017 Oss 29 juni 2017

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus AB AMSTERDAM

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam. Financieel crisisplan 2015

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Jaarverslag 2009 Stichting GE Pension NL 2007

Verkort jaarverslag 2016

Jaarverslag 2008 GE Pension NL 2007

J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R. 16 juni 2017

Verkort jaarverslag 2015

VERKORT JAARVERSLAG 2016

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

HERSTELPLAN 31 maart 2009

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen.

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 9 maart Stand van zaken SVG. 1 van 21

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

2010: Pensioen wereld volop in de schijnwerpers

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

Terugblik 2011 in cijfers

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland. Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari Stand van zaken SVG. 1 van 19

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Pensioenen... Herstelplan 2017

Pensioenbijeenkomst. 22 maart 2018

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Stichting Metro Pensioenfonds Populair jaarverslag 2008

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Verklaring inzake beleggingsbeginselen

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics in liquidatie

Stichting Pensioenfonds SABIC

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Datum Briefnummer Behandeld door Doorkiesnummer N.W. Dijkhuizen 630

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen

Extra informatie pensioenverlaging

Voor mensen die het naadje van de kous willen weten.

27 september Deelnemersvergadering

jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad

Informatiebijeenkomst Pensioenen: actueler dan ooit. Oktober 2013

Stichting Pensioenfonds Ballast Nedam

Haarlem 18 juni 2019 Boxmeer 20 juni 2019 Oss 20 juni 2019

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill

Verklaring inzake de beleggingsbeginselen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie

Procedure toetsing premie, bijlage 3 (ABTN) Stichting Pensioenfonds F. van Lanschot

2012 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

Verkort jaarverslag In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen.

Herstelplan ultimo 2016

VERKORT JAARVERSLAG 2017

Pensioenen... Herstelplan 2016

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 26 juni 2014

2009: een actief jaar met interessante ontwikkelingen

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag.

Volgens de beleidsregel van De Nederlandsche Bank (DNB) is een financieel crisisplan als volgt te definiëren:

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn:

Kwartaalverslag Tweede kwartaal 2019

De opbouw die in 2019 en 2020 nog plaatsvindt in de overgangsregeling is, overeenkomstig voorgaande jaren, niet meegenomen in de berekeningen.

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Verslag bijeenkomst SVG 9 maart 2016

1. Definities Zuivere Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen.

1.1 Naam: Marco Starreveld 1.2 Telefoonnummer: adres:

Financieel Crisisplan Stichting Norit Pensioenfonds

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Algemene Vergadering van Deelnemers en Gepensioneerden Oegstgeest, 3 september 2018

Pensioenfonds Robeco. Populair Jaarverslag 2014

Herstelplan PME Vastgesteld door het algemeen bestuur op 25 juni 2015

Financieel crisisplan Centraal Beheer APF Kring Premie Hoofdstukindeling

1.1 Naam: Jos Dreuning 1.2 Telefoonnummer: adres:

Welkom namens. Stichting Pensioenfonds van de KAS BANK. AMSTERDAM, 25 juni 2015

Jaarinformatie Stichting Pensioenfonds C1000 over het verslagjaar (opgesteld op basis van het jaarbericht 2012)

Jaarverslag Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

Jaarverslag 2012 Stichting Pensioenfonds General Electric Nederland

Pensioenbijeenkomst. 11 maart 2019

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Deelnemersbestand en uitvoeringskosten

FINANCIEEL CRISISPLAN STICHTING PENSIOENFONDS HUNTSMAN ROZENBURG. Bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

Nieuws. Gezond maar alert. Pensioenfonds IN DIT NUMMER: Verkort jaarverslag. De financiële situatie van het pensioenfonds verbeterde in 2017.

Transcriptie:

Jaarverslag 2010 Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics Datum rapport 28 april 2011 Nummer/versie Definitief

Inhoudsopgave Kerncijfers 3 Bestuursverslag 5 1. Woord van de voorzitter 6 2. Algemene informatie 8 2.1 Juridische structuur 8 2.2 Doelstelling 9 2.3 Personalia 9 3. Financiële positie en beleid in 2010 13 3.1 Financiële opzet en positie 13 3.2 Beleid en beleidskeuzes 16 3.3 Risicobeheer 25 4. Beleggingen 30 4.1 Algemeen 30 4.2 Resultaten beleggingsportefeuille 30 4.3 Aandelen 31 4.4 Vastrentende waarden 32 4.5 Vastgoedbeleggingen 32 5. Pensioenen 34 5.1 Inleiding 34 5.2 Pensioencommunicatie 34 5.3 Pensioenadministratie 35 5.4 Pensioenregelingen 36 5.5 Nieuwe wetgeving 39 6. Actuariële analyse 43 7. Besturing en naleving wetgeving 45 7.1 Algemeen 45 7.2 Bestuursaangelegenheden 45 7.3 Goed Pensioenfondsbestuur 46 7.4 Informatie omtrent de toezichthouders, DNB en AFM 51 7.5 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 51 7.6 Gedragscode 53 7.7 Geschillencommissie 53 7.8 Organisatie en uitvoering 53 7.9 Statutenwijziging 54 8. Verwachte gang van zaken 55 Jaarrekening 57 9. Jaarrekening 58 9.1 Balans 58 9.2 Staat van baten en lasten 59 9.3 Kasstroomoverzicht 60 9.4 Toelichting op de jaarrekening 61 Overige gegevens 92 10. Overige gegevens 93 10.1 Statutaire regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten 93 1

10.2 Gebeurtenissen na balansdatum 93 10.3 Actuariële verklaring 94 10.4 Controleverklaring 96 10.5 Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten 98 Bijlagen 99 Bijlage 1 Deelnemersbestand 100 Bijlage 2 Begrippenlijst 101 2

Kerncijfers Bedragen x 1.000 2010 2009 2008 2007 2006 Aantal aangeslotenen (per einde van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet* 1.434 1.442 1.539 1.575 2.734 Gewezen deelnemers* 2.805 2.847 2.989 3.946 2.754 Ingegane pensioenen 896 813 723 665 584 Totaal aantal aangeslotenen 5.135 5.102 5.251 6.186 6.072 Pensioenen Kostendekkende premie 28.810 27.458 25.064 28.626 n.b. Gedempte premie 27.152 24.185 - - n.b. Feitelijke premie** - jaarpremie - bijstortingsverplichting 27.152 6.700 24.185 7.800 38.393 0 29.575 0 n.b. n.b. Uitvoeringskosten 1.118 1.229 1.144 1.251 1.217 Uitkeringen 16.905 14.243 12.013 10.073 7.851 Reguliere toeslagverlening (per 1 januari) Actieve deelnemers 2,20% 3,64% 2,07% 1,94% 0,98% Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen 0,38% - 1,32% 0,88% 1,60% Inhaaltoeslagen Gewezen deelnemers en ingegane pensioenen 3,06% - - - - Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen 50.699 63.715-4.552 230.903 156.972 Minimaal vereist eigen vermogen (PW art. 131) 32.329 28.276 27.333 22.469 22.985 Vereist eigen vermogen (PW art. 132) 182.789 155.034 145.069 141.197 144.788 Technische voorzieningen*** 646.582 565.521 546.661 451.607 460.580 Dekkingsgraad in %*** 107,8% 111,3 % 99,2 % 151,4 % 134,1 % Modified duration 17,6 16,6 18,0 16,7 n.b. Rentetermijnstructuur (RTS) 3,8% 3,9% 3,9% 4,9% 4,3% 3

Bedragen x 1.000 2010 2009 2008 2007 2006 Beleggingen Balanswaarde**** 702.097 631.959 529.758 692.338 616.719 Beleggingsopbrengsten 52.164 68.543-127.564 47.673 56.941 Beleggingsrendement Totale portefeuille in % 7,7% 12,4 % -19,8 % 7,6 % 11,0 % * De grote afname bij actieven en toename bij gewezen deelnemers in 2007 ten opzichte van 2006 wordt veroorzaakt door de beëindiging van de aangesloten GE-ondernemingen per 1 september 2007. Aangezien ultimo 2007 nog geen formele uittreding van GE-ondernemingen had plaatsgevonden, zijn de actieve GEwerknemers, in overleg met DNB en met het bestuur van Stichting GE Pension NL 2007, per 1 september 2007 als gewezen deelnemers opgenomen in het pensioenfonds. De grote afname van de gewezen deelnemers in 2008 ten opzichte van 2007 is het gevolg van het formaliseren van de uittreding van de GE-ondernemingen in 2008. De verdere afname van de actieve deelnemers van 2009 t.o.v. 2008 wordt grotendeels veroorzaakt door de afsplitsing van Momentive. ** Het grote verschil tussen de feitelijke premie en de kostendekkende premie in 2008 wordt veroorzaakt door het interestverschil en de niet toegekende toeslagverlening voor de gewezen deelnemers en de daarvoor benodigde solvabiliteit. *** De overige technische voorziening is inbegrepen in de technische voorzieningen en met ingang van 2010 in de berekening van de dekkingsgraad. Vóór 2010 werd de dekkingsgraad exclusief de overige technische voorzieningen berekend. **** De balanswaarde van de beleggingen bestaat uit de beleggingen voor risico pensioenfonds en de liquiditeiten. 4

Bestuursverslag 5

1. Woord van de voorzitter Het is inmiddels de derde keer dat ik een voorwoord bij het jaarverslag van ons pensioenfonds mag schrijven. Ook deze keer beperk ik me tot een paar zaken die extra aandacht verdienen. Over belangstelling voor pensioenzaken hebben we niet te klagen. Zo verschijnt in iedere krant toch minstens één keer per week een artikel over pensioenen. Kunt u het allemaal volgen? Zoals velen van u weten heeft onze onderneming SABIC-IP in Bergen op Zoom in overleg met de vakbonden een studiecommissie ingesteld die de houdbaarheid van onze pensioenregeling zal onderzoeken. De studiecommissie richt zich op de vraag of de pensioenpremie bij de huidige regeling betaalbaar blijft in de toekomst en ook de verdeling van risico s wordt daarin meegewogen. Het is in ons aller belang dat naar goede alternatieven gezocht wordt, zodat ons pensioen ook in de toekomst betaalbaar blijft. Je hoeft geen expert te zijn om te begrijpen dat onze pensioenen, als gevolg van mogelijke wijzigingen, mogelijk minder riant of minder zeker zouden kunnen worden. De verantwoordelijkheid voor een aanpassing van de pensioenregelingen ligt echter, zoals dat zo mooi gezegd wordt, bij de sociale partners. Het pensioenfonds voert de (nieuwe) regeling uit. Daarbij mag u van het pensioenfonds verwachten dat zij kritisch zal toetsen of een nieuwe regeling niet tot een scheve verdeling van de lasten tussen de verschillende belanghebbenden zal leiden en uiteraard ook of de regeling praktisch uitvoerbaar zal zijn. Bij de senioren contactdag heb ik vermeld dat het er naar uit zag, dat de toeslagverlening (de officiële uitdrukking voor indexatie) dit jaar niet toegekend zou worden. Het verheugt me, dat we in de bestuursvergadering van 10 februari 2011 konden besluiten de toeslagverlening (1,58%) aan de gepensioneerden en aan de vóór hun pensionering bij SABIC-IP vertrokken medewerkers (in de pensioenwereld worden deze mensen slapers genoemd) toe te kennen. Dit was mogelijk omdat de voorgeschreven rekenrente (de zogenaamde RTS) de laatste maanden naar een hogere, meer marktconforme, waarde is gestegen en de beleggingsresultaten in dezelfde periode ook goed waren. Bovendien verwacht het bestuur dat de ontwikkeling van de RTS en die van de beleggingsresultaten de komende maanden positief zal blijven. Het bestuur heeft ook dit jaar weer hard gewerkt. Helaas besloten enkele bestuursleden, om verschillende redenen, met hun werkzaamheden voor het fonds te stoppen. Ook Jan Aerts heeft inmiddels per 1 februari 2011 zijn werkzaamheden als adviseur voor het pensioenfonds beëindigd. Het fonds heeft veel aan Jan te danken! Gelukkig zijn er goede kandidaten gevonden die de lege plaatsen hebben opgevuld. Bijzondere vermelding verdient het feit dat Lau de Smet na vier jaar bereid was zich voor een volgende periode van vier jaar beschikbaar te stellen. Het besturen van een pensioenfonds, met een vermogen van inmiddels ruim 700 miljoen euro dat bestemd is voor uw pensioen, is een buitengewoon verantwoordelijke taak. U mag er van uitgaan dat deze taak door het bestuur zorgvuldig wordt uitgevoerd. Daarbij wordt het bestuur door vele instanties gesteund en gecontroleerd. Daarbij wil ik in het bijzonder de deelnemersraad en het verantwoordingsorgaan noemen. Het doet me goed te kunnen melden dat het overleg met deze organen in het verslagjaar 6

constructief was en dat er verschillende initiatieven genomen zijn om het overleg verder te intensiveren. Misschien heeft mijn voorwoord u nieuwsgierig gemaakt en wilt u meer over uw pensioenfonds weten. Als dat zo is dan nodig ik u graag uit het jaarverslag eens door te lezen. Mochten er vragen zijn dan kunt u altijd bij de helpdesk van TKP terecht. Uiteraard kunt u ook bij Arthur Smit, als directeur van ons fonds, of een van de bestuursleden terecht. Bergen op Zoom, 28 april 2011 mr. ir. Frederik Grever, voorzitter 7

2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics, statutair gevestigd te Bergen op Zoom, is opgericht op 14 december 1970. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41103094. Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor de medewerkers van SABIC Innovative Plastics BV. De basispensioenregeling is een (voorwaardelijk) geïndexeerde opbouwregeling, ook wel middelloonregeling genoemd. De regeling op basis van het middelloonsysteem wordt in de Pensioenwet gekarakteriseerd als een uitkeringsovereenkomst. De premies voor de basispensioenregeling worden ingebracht door de werkgever en de werknemers. De vrijwillige bijspaarregeling Gesave wordt gekarakteriseerd als een premieovereenkomst, ook wel beschikbare premieregeling genoemd. De premies hiervoor worden ingebracht door de deelnemers aan de regeling. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds circa 5.100 (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van circa EUR 696 miljoen. De uitvoering van de basispensioenregeling heeft het bestuur sinds 1 januari 2006 uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP). Het vermogensbeheer heeft het bestuur eveneens uitbesteed, te weten aan: - GE Asset Management (GEAM) voor het beheer van de aandelen en een gedeelte van de vastrentende waarden middels deelname in beleggingsfondsen. GEAM heeft voor haar beleggingsfondsen State Street Corporation in Ierland als custodian aangesteld. - TKP Investments BV voor het beheer van indirect vastgoed. - BlackRock voor een gedeelte van de vastrentende portefeuille. - De Nederlandse vestiging van State Street Corporation is aangesteld als custodian door het pensioenfonds. De individuele pensioenspaarregelingen (Gesave en Geflex) worden uitgevoerd door Delta Lloyd Bank. Het bestuur is conform de eisen van de Pensioenwet verantwoordelijk voor de juiste uitvoering van de uitbestede taken. Het bestuur laat zich terzijde staan door de externe certificerende actuaris Mercer en de externe accountant KPMG. 8

2.2 Doelstelling Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics heeft ten doel om binnen de grenzen van zijn middelen de deelnemers, gewezen deelnemers en hun nabestaanden te beschermen tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Het fonds voorziet hiertoe in het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten en streeft hierbij naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is onvoorwaardelijk. Op de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen wordt voorwaardelijk toeslag verleend. Dat wil zeggen dat er geen recht op toeslagverlening is en het voor de langere termijn niet zeker is of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. Ook draagt het fonds zorg voor duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. Het fonds heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie om de genoemde doelstellingen te bereiken. Dit beleid is vastgelegd in diverse documenten, waarvan de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN) het belangrijkste is. De ABTN is voor het laatst geactualiseerd in het vierde kwartaal van 2010 en is vanaf december 2010 van toepassing. 2.3 Personalia Bestuur Benoemd namens de werkgever: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot dr. ir. J.G.M. van Gisbergen plaatsvervangend 11-04-2008 11-04-2012 secretaris mr. ir. F. Grever voorzitter 01-11-2008 01-11-2012 mw. mr. D. Hameetman lid 01-05-2007 01-05-2011 J.M.M.P. Stockbroekx lid 10-05-2007 10-05-2011 De werkgeversvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar en zijn terstond herbenoembaar. 9

Benoemd namens de deelnemers: Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf Bestuurslid tot J.L. Boot lid 16-09-2010 16-09-2014 ir. A.W. Both lid 03-03-2010 03-03-2010 T.A.M. Dekkers secretaris 22-04-2010 22-04-2014 ir. W. Grin plaatsvervangend voorzitter 16-09-2010 16-09-2014 R. Lisapaly lid 11-04-2008 01-02-2010 ing. L.J.M. de Smet lid 01-12-2006 01-12-2014 dr. A.A. Volkers plaatsvervangend voorzitter 01-03-2009 01-07-2010 De werknemersvertegenwoordigers hebben zitting voor een periode van vier jaar. De aftredende kan zich terstond herkiesbaar stellen. Directeur Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics drs. A.J. Smit Assistent van de directie: mw. C. Ligtenberg Dagelijks bestuur T.A.M. Dekkers dr. ir. J.G.M. van Gisbergen mr. ir. F. Grever (voorzitter) ir. W. Grin drs. A.J. Smit Beleggingscommissie E. Bannet (extern lid) T.A.M. Dekkers mr. ir. F. Grever F. Mortier (extern lid) drs. A.J Smit J.M.M.P. Stockbroekx (voorzitter) O.M.H. Tant (extern lid) Risicocommissie J.L. Boot ir. W. Grin (voorzitter) ing. L.J.M. de Smet drs. A.J. Smit Communicatiecommissie J.L. Boot Mw. mr. D. Hameetman S.P.M. Op het Veld (TKP) ing. L.J.M. de Smet (voorzitter) drs. A.J. Smit 10

Redactie PensioenPraat J.L. Boot mw. mr. D. Hameetman mw. C. Ligtenberg S.P.M. Op het Veld (TKP) ing. L.J.M. de Smet (voorzitter) drs. A.J. Smit P. van Tilburg (Deelnemersraad) Commissie Fondsdocumenten T.A.M. Dekkers mr. ir. F. Grever (voorzitter) dr. ir. J. van Gisbergen mw. mr. D. Hameetman drs. A.J. Smit Commissie Deskundigheid en Functioneren dr. ir. J.G.M. van Gisbergen (voorzitter) mw. mr. D. Hameetman drs. A.J. Smit Archiveringscommissie (tijdelijke commissie) ing. L. de Smet drs. A.J. Smit (voorzitter) C. Ligtenberg ALM-commissie (tijdelijke commissie) E. Bannet (extern lid) dr. ir. J.G.M. van Gisbergen drs. A.J. Smit J.M.M.P. Stockbroekx (voorzitter) Deelnemersraad H. van den Durpel, voorzitter J. van Es, secretaris B. Jonker P. van Tilburg, plaatsvervangend secretaris A. van Valen E. Schlärmann Administratie Deelnemersraad: mw. C. Ligtenberg Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: Namens de actieve deelnemers: Namens de pensioengerechtigden: ir. P. Broers (voorzitter) en J. Castelijn J. van Es (secretaris) en H. van den Durpel B.A. Klazema en J.W. Tillema 11

Custodian State Street Corporation, Amsterdam Pensioenadministratie TKP Pensioen BV, Groningen Vermogensbeheerders GE Asset Management Limited, London/Stamford (U.S.) (GEAM) BlackRock (Netherlands) B.V., Amsterdam TKP Investments BV (TKP Pensioen Real Estate Fonds), Groningen Delta Lloyd Bank NV, Amsterdam (Geflex, Gesave) Adviseurs KPMG Accountants NV, externe accountant Mercer Certificering BV, externe actuaris Quinator, beleggingsadviesbureau Mercer, adviserend actuaris Herverzekering Zwitserleven NV, Amstelveen Performance meting beleggingen The WM Company, Amsterdam Visitatiecommissie G. Russelman (voorzitter) Mr. G.J. Heeres L.J.M. Roodbol AAG Compliance Officer Mr. M. Mandemaker 12

3. Financiële positie en beleid in 2010 3.1 Financiële opzet en positie Dekkingsgraad De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. Het geeft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen weer. De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente (de zogeheten rentetermijnstructuur, de rts). De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven. 2010 2009 Dekkingsgraad per 1 januari 111,3% 99,2% Effect premies 1,6% 1,7% Effect toeslagverlening -0,1% -1,9% Effect beleggingsresultaat 7,7% 9,0% Effect rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen -10,5% 6,0% Effect kanssystemen 0,5% 0,7% Effect waardeoverdrachten, kosten, uitkeringen en overige oorzaken -0,3% -0,2% Effect aanpassing levensverwachting -2,4% -3,2% Dekkingsgraad per 31 december 107,8% 111,3% Effect premies Vanwege de financiële positie ultimo 2009 is in de premiestelling voor 2010 rekening gehouden met een herstelpremie. Het bestuur heeft de premie vastgesteld op een bedrag van 6,7 miljoen. In het herstelplan was sprake van een premie van 8,1 miljoen. Op basis van de hogere dekkingsgraad per 01-01-2010 ten opzichte van het herstelplan heeft een herberekening van de herstelpremie plaatsgevonden. Het positief effect van de herstelpremie op de dekkingsgraad is totaal 1,0%. Effect toeslagverlening De toeslagverlening wordt volledig uit de premie betaald. Het effect toeslagverlening heeft alleen betrekking op de reguliere indexatie voor slapers en pensioengerechtigden van 1 januari 2011. De toeslagverlening aan de actieven is verantwoord onder effect premies. Effect beleggingsresultaten Het rendement op de beleggingen was positief en droeg daarom positief bij aan de dekkingsgraad. In paragraaf 4.2 (resultaten beleggingsportefeuille) wordt dit nader toegelicht. 13

Onderstaande tabel geeft het verloop van de dekkingsgraad over de laatste vijf jaar weer. Ter illustratie zijn daarbij ook het behaalde beleggingsrendement en de gemiddelde rente behorende bij de gemiddelde looptijd van de verplichtingen vermeld: 2010 2009 2008 2007 2006 Dekkingsgraad 107,8% 111,3% 99,2% 151,4% 134,1% Beleggingsrendement 7,7% 12,4% -19,8% 7,6% 11,0% Gemiddelde rente 3,8% 3,9% 3,9% 4,9% 4,3% Rentetermijnstructuur De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op marktwaarde met behulp van de rentetermijnstructuur. De rentetermijnstructuur is variabel. Iedere maand wordt deze door De Nederlandsche Bank (DNB) gepubliceerd. Een lagere rentetermijnstructuur leidt tot een hogere voorziening en vice versa. De daling van de rentetermijnstructuur leidde in 2010 tot een stijging van de voorziening. Dit had een negatief effect op de dekkingsgraad. Effect kanssystemen Aan het vaststellen van de technische voorzieningen liggen statistieken ten grondslag. De belangrijkste betreffen overlevingskansen en arbeidsongeschiktheid. Aanpassing levensverwachting Vooruitlopend op de nieuwe AG Prognosetafel 2010-2060 heeft het bestuur eind 2009 besloten om de technische voorziening met 3,5% te verhogen. Deze verhoging is gebaseerd op de in 2008 gepubliceerde overlevingstafel van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Eveneens heeft het AG geadviseerd om ervaringssterfte (onder- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking) niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor. Op basis van een onderzoek naar gerealiseerde sterfte binnen de portefeuille zijn deze correctiefactoren in het vierde kwartaal 2010 vastgesteld. Vervolgens heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels. De sterftekansen van deze nieuwe tafel zijn gecorrigeerd met de door Mercer vastgestelde correctiefactoren die gebaseerd zijn op de inkomensklasse Midden/Hoog. De leeftijdcorrecties zijn hierdoor vervallen. De voorziening is voor het eerst per 31 december 2010 op basis van deze nieuwe grondslagen vastgesteld. De technische voorziening was zodoende aan het eind van 2009 gebaseerd op de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap verhoogd met een opslag van 3,5%, en aan het eind van 2010 op basis van de AG-prognosetafel 2010-2060. Het totale effect op de technische voorziening van de aangepaste prognosetafels bedraagt ruim 5,5% (inclusief de opslag van 3,5%). De actuariële analyse gedurende het jaar is gebaseerd op de prognosetafel 2005-2050 verhoogd met een opslag van 3,5%. Ontwikkelingen herstelplan Eind december 2009 was de dekkingsgraad van het fonds voor het derde opeenvolgende kwartaal hoger dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen, waardoor het kortetermijnherstelplan vanaf dat moment niet langer van toepassing was. De 14

dekkingsgraad is per eind mei 2010 weer gedaald tot onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen, waardoor wederom sprake was van een dekkingstekort. Op 17 juni 2010 is een brief van DNB ontvangen inzake het herstelplan. DNB geeft in deze brief aan dat er geen nieuw herstelplan ingediend hoeft te worden als de maatregelen uit het herstelplan nog steeds uitvoerbaar zijn. Daardoor is het kortetermijnherstelplan van begin 2009 opnieuw in werking getreden. De belangrijkste kenmerken van het in 2009 ingediende herstelplan zijn: Voor het kortetermijnherstel wordt een periode van vijf jaar gehanteerd. Het bestuur heeft besloten het rendementspercentage in 2009 op 0% te stellen. Bovendien is voor de daar opvolgende jaren een rendement gehanteerd dat gemiddeld 0,5% lager is dan het maximum dat door DNB is toegestaan. In de uitvoeringsovereenkomst tussen het pensioenfonds en de werkgever zijn afspraken gemaakt dat de werkgever bij een dekkings- of reservetekort de verschuldigde pensioenpremie verhoogt. Voor het jaar 2010 heeft de werkgever een extra premie gestort van 6,7 miljoen. Toeslagverlening aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening. Zolang de dekkingsgraad lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen (105%) worden geen toeslagen toegekend aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Daarnaast mag door het verlenen van een toeslag de dekkingsgraad niet lager worden dan het minimaal vereist vermogen. Indien in enig jaar geen toeslag is verleend aan de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, kan het bestuur besluiten om in latere jaren over te gaan op inhaalindexatie. Het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat er geen sprake is van toename van het fondsrisico. Het herstelplan ziet erop toe dat de dekkingsgraad per eind 2013 (einde kortetermijnherstelperiode) minimaal 105,0% bedraagt en dat deze per eind 2023 (einde langetermijnherstelperiode) minimaal 126,4% 1 bedraagt. In het herstelplan wordt voor eind 2010 een dekkingsgraad verwacht van 106,4%. De werkelijke dekkingsgraad ultimo 2010 bedraagt 107,8%. Het pensioenfonds loopt daarmee voor op het verwachte herstelplan zoals geformuleerd in het herstelplan. In onderstaand overzicht worden de verwachte en werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad weergegeven. 1 In het herstelplan is uitgegaan van de vereiste dekkingsgraad ultimo 2008. De vereiste dekkingsgraad ultimo 2010 bedraagt 128,3%. 15

Verwacht (in %) Werkelijk (in %) Dekkingsgraad per 31 december 2009 100,0 111,3 Premie 3,4 1,6 Sturingsmiddeleverlening Toeslag- 0,0-0,1 Beleggingen 3,1 7,7 Rentetermijnstructuur 0,0-10,5 Overige Effect van uitkeringen, kosten, kanssystemen en waardeoverdachten. -0,1 0,2 Subtotaal 106,4 110,2 Aanpassing prognosetafels 0,0-2,4 Dekkingsgraad per 31 december 2010 106,4 107,8 Naast het verschil in startwaarde van de dekkingsgraad, zorgen vooral de componenten beleggingen, rentetermijnstructuur en aanpassing prognosetafels voor verschillen tussen de verwachting en de werkelijkheid. Het behaalde beleggingsrendement in 2010 bedroeg 7,7%, terwijl het herstelplan uitging van een rendement van 6,4%. Hierdoor was de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad op dit onderdeel gunstiger dan verwacht. De daling van de rentetermijnstructuur in 2010 zorgde voor een daling van de dekkingsgraad. In het herstelplan was ervan uitgegaan dat de ontwikkeling van de rente geen effect zou hebben op de dekkingsgraad in 2010. Als gevolg van de nieuwe prognosetafels daalde de dekkingsgraad in 2010 met 2,4%-punt. Dit effect was niet opgenomen in het herstelplan. De dekkinggraad ligt eind 2010 boven het minimaal vereist vermogen, waardoor er geen sprake meer is van een dekkingstekort Er is nog wel sprake van een reservetekort, omdat de dekkingsgraad lager ligt dan de vereiste dekkingsgraad van 128,3%. Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de oorspronkelijke uitgangspunten van het herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet het herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. 3.2 Beleid en beleidskeuzes Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenovereenkomst zoals die in de CAO is vastgelegd. 16

Pensioenovereenkomst Financiële positie Toeslagbeleid Financierings -beleid Beleggingsbeleid 3.2.1 Toeslagbeleid Volgens de toeslagenmatrix van DNB valt het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de actieve deelnemers onder categorie F2. Dit betekent dat de opgebouwde aanspraken van deze deelnemers jaarlijks onvoorwaardelijk worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven. Deze toeslagverlening is onvoorwaardelijk en wordt gefinancierd uit de premie. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds ten aanzien van de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden valt onder categorie D2 van de toeslagmatrix van DNB. Ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden kunnen worden aangepast aan de ontwikkeling van de CBS-prijsindex voor alle huishoudens. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk (afhankelijk van de financiële positie van het fonds) en wordt gefinancierd uit de premie. De toeslagverlening vindt in ieder geval niet plaats indien het vermogen na toeslagverlening kleiner is dan het minimaal vereist eigen vermogen. Het bestuur neemt ieder jaar een besluit over de toeslagverlening. Toeslagbesluit per 1 januari 2010 betreffende jaarlijkse toeslag Het bestuur heeft, na een zorgvuldige overwegingen van de mogelijke gevolgen van het verlenen van inhaaltoeslag, besloten de gemiste toeslag van 1 januari 2009, toe te kennen per 1 januari 2010. Hiervoor was reeds in 2008 premie betaald. Op de opgebouwde aanspraken van personen die op 1 januari 2009 de status hadden van gewezen deelnemer en/of 17

gepensioneerde is per 1 januari 2010 een toeslag verleend van 3,06% (ontwikkeling CBSprijsindex). Het bestuur heeft in februari 2010 met terugwerkende kracht per 1 januari 2010, gelet op de financiële positie van het fonds ultimo 2009 en de werkelijke prijsinflatie van 0,38%, besloten de premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen te verhogen met 0,38% (ontwikkeling CBS-prijsindex). Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is per 1 januari 2010 een toeslag verleend van 2,20% (ontwikkeling CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven). Toeslagbesluit per 1 januari 2011 betreffende jaarlijkse toeslag Het bestuur heeft in februari 2011 met terugwerkende kracht per 1 januari 2011, gelet op de financiële positie van het fonds ultimo 2010 en de werkelijke prijsinflatie van 1,58%, besloten de premievrije rechten van gewezen deelnemers en de ingegane uitkeringen te verhogen met 1,58% (ontwikkeling CBS-prijsindex). Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers is per 1 januari 2011 een toeslag verleend van 0,80% (ontwikkeling CBS-CAO-lonen per uur inclusief bijzondere beloningen voor particuliere bedrijven). Het bestuur is van mening dat op basis van het premie- en toeslagbeleid een evenwichtige belangenafweging is gemaakt tussen alle belanghebbenden, zijnde de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever. 18

3.2.2 Financieringsbeleid Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen worden onderscheiden: - minimaal vereist eigen vermogen: de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen is gelijk aan 105% van de voorziening pensioenverplichtingen; - vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen negatief wordt; - gewenst eigen vermogen: het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie op de lange termijn na te kunnen komen. Voor 2010 gelden de volgende waarden: Vermogensposities 170,0% 160,0% 150,0% 140,0% 130,0% 120,0% 110,0% 100,0% 90,0% 80,0% 158,0% 128,3% 105,0% Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Gewenst eigen vermogen Bij de berekening van het vereiste eigen vermogen worden buffers gebaseerd op de asset allocatie van de beleggingen, bij de berekening van het gewenste eigen vermogen wordt daarenboven rekening gehouden met inflatiecorrectie (volledige toeslagverlening). De gehanteerde premieberekeningssystematiek zorgt ervoor dat de actuele vermogenspositie direct tot uiting komt in het premiepercentage. Indien de dekkingsgraad beneden de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen komt (105%), wordt SABIC Innovative Plastics verzocht een extra bijdrage te storten. Het pensioenfonds kan in deze situatie geen toeslagen verlenen. Een tekort waarbij de dekkingsgraad ligt tussen de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen(105%) en de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen (128,3%) leidt tot een hogere solvabiliteitspremie, (gedeeltelijke) toeslagverlening (afhankelijk van een bestuursbesluit) en een herstelplan met het oogmerk van herstel van het tekort binnen vijftien jaar. Ultimo 2010 bevindt Pensioenfonds SABIC-IP zich in deze situatie. Voor de 19

ontwikkeling van het herstel verwijzen we naar paragraaf 3.1. Kostendekkende premie De door het pensioenfonds te ontvangen premie wordt actuarieel berekend conform de ABTN en in rekening gebracht conform de uitvoeringsovereenkomst. Uitgangspunt daarbij is dat de opgebouwde rechten steeds zijn afgefinancierd. De verhoging van de aanspraken als gevolg van toeslagverlening wordt afgefinancierd door middel van koopsommen. Naast deze premie worden voor de dekking van de partnerpensioenen op risicobasis en de arbeidsongeschiktheidsverzekeringen risicopremies voldaan. Tevens bevat de premie een solvabiliteitsopslag welke bestemd is voor het herstellen c.q. op peil houden van de dekkingsgraad. We onderscheiden drie soorten premies: - de feitelijk premie die daadwerkelijk is ontvangen; - de kostendekkende premie: premie wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur; - de gedempte premie: het fonds hanteert een vaste rekenrente voor de berekening van de premie van 4%. De feitelijke premie bedraagt 27,2 miljoen (2009: 24,2 miljoen). De kostendekkende premie bedraagt 28,8 miljoen (2009: 27,5 miljoen). De gedempte premie bedraagt 27,2 miljoen (2009: 24,2 miljoen). Het pensioenfonds hanteert een gedempte premie. De Pensioenwet eist dat minimaal de gedempte premie in rekening wordt gebracht. De feitelijke premie is bij het fonds gelijk aan de gedempte premie. Hiermee is aan de eisen van de Pensioenwet voldaan. De feitelijke premie is bepaald volgens de individuele methode op basis van een vaste rente van 4% (de gedempte premie), waar de herstelpremie en eventuele koopsommen worden bijgeteld. De kostendekkende premie, met uitzondering van de toeslagverlening per 1 januari 2011, wordt berekend met de rentetermijnstructuur van 31 december 2009. De toeslagverlening per 1 januari 2011 in de kostendekkende premie is berekend met de rentetermijnstructuur van 31 december 2010. Het verschil tussen de feitelijke premie en de kostendekkende premie wordt veroorzaakt door het interestverschil en de betaalde herstelpremie. Premiebeleid De jaarlijkse premie is in ieder geval gelijk aan de kostendekkende premie op basis van de wettelijke voorschriften en de uitvoeringsovereenkomst. In de uitvoeringsovereenkomst is vastgelegd dat in geval van een dekkings- of reservetekort de verschuldigde premie wordt verhoogd. Vanaf 2009 is de premie verhoogd. Premies en grensbedragen Voor 2010 golden de volgende premies en grensbedragen: pensioenpremie: wordt individueel bepaald voor de pensioenopbouw in 2010 over het salaris onder aftrek van de franchise ( 12.873). premie WIA-excedent: 2,75% van de verzekerde uitkering. 20

3.2.3 Beleggingsbeleid Algemeen Vanwege de onzekerheden in de financiële markten in 2009 en de nasleep daarvan die verwacht werd voor het jaar 2010, besloot het bestuur eind 2009 de volgende maatregelen te nemen in 2010: - versterken van de beleggingscommissie; - het laten uitvoeren van een nieuwe ALM-studie; - het laten opstellen van een risicobudget. De beleggingscommissie is aangevuld met Frank Mortier, werkzaam bij SABIC Capital, en Eddy Bannet, een onafhankelijk adviseur van adviesbureau Quinator. Daarmee bestond de beleggingscommissie vanaf maart/april uit de volgende personen: Jurgen Stockbroekx (voorzitter), Frederik Grever (tevens voorzitter van het fonds), Theo Dekkers (tevens secretaris van het fonds), Arthur Smit (tevens directeur van het fonds), Olaf Tant, Frank Mortier, Jan Aerts en werd bijgestaan door Eddy Bannet, de externe adviseur. Frank Mortier werd aangezocht omdat hij binnen SABIC reeds bij meerdere pensioenfondsen actief is in de beleggingssfeer en bovendien kan optreden als contactpersoon naar de sponsor. Dit laatste is van groot belang omdat de sponsor uiteindelijk het fonds moet bijstaan met herstelbijdragen in geval van onderdekking of reservetekort en het fonds zich dus goed moet vergewissen van de risicoacceptatie van de sponsor. Eddy Bannet is na een selectieprocedure aangezocht als extern adviseur van de beleggingscommissie. Jan Aerts heeft de beleggingscommissie eind januari 2011 verlaten. Zijn inbreng en inzet door de jaren heen was groot. De vorige ALM-studie werd gedaan toen het fonds een dekkingsgraad had van circa 150% en in geheel andere marktomstandigheden verkeerde dan de huidige. Gezien de totaal andere omstandigheden is besloten om een nieuwe studie te laten verrichten om het beleid te toetsen. Na een selectieprocedure werd in april 2010 Ortec gekozen. Voor de begeleiding van de ALMstudie is tijdelijk een speciale ALM-commissie ingezet bestaande uit: Jurgen Stockbroekx, Theo Dekkers, Arthur Smit, André Volkers (later vervangen door Jos van Gisbergen). De overige bestuursleden werden uitgenodigd aanwezig te zijn wanneer mogelijk. Met name Frederik Grever heeft daarvan gebruik gemaakt. Het bestuur heeft ook Rolf van Kouwen (werkzaam voor SABIC Capital als International Governance & Compliance Leader, Finance) uitgenodigd de zittingen bij te wonen gezien zijn functie bij de sponsor en het feit dat het uiteindelijke beleggingsrisico grotendeels bij de sponsor ligt. Rolf heeft de meeste zittingen bijgewoond en had een actieve inbreng. De ALM-commissie heeft de volgende risicocriteria vastgesteld: - de kans dat de dekkingsgraad zich ontwikkeld tot lager dan 100% mag over de periode van de studie niet groter zijn dan 2%; - de gemiddelde jaarlijkse bijstorting door de onderneming als herstelbijdrage mag in een periode van onderdekking niet groter zijn dan 7 miljoen. 21

De uitkomsten van de ALM-studie zijn hieronder in hoofdlijnen samengevat: - het huidige beleid voldoet aan het eerste criterium, maar niet aan de tweede (de gemiddelde bijstorting was uitgerekend als iets meer dan 8 miljoen); - renteafdekking in de huidige financiële omgeving belemmert de herstelkracht van het fonds zodanig dat geen van beide criteria zullen worden gehaald; - grotere belegging in aandelen verhogen weliswaar de herstelkracht maar ook de risico s zodanig dat aan beide criteria niet meer wordt voldaan; - op langere termijn moet het risico wel worden afgebouwd, met name om aan het tweede criterium te kunnen voldoen. Dit kan plaats vinden door renteafdekking of door het afbouwen van het belang in zakelijke waarden of een combinatie van beide. De beleggingscommissie heeft haar voorstel voor het Beleggingsplan voor 2011 gebaseerd op deze uitkomsten die in oktober/november beschikbaar kwamen. Het bestuur heeft dit voorstel goedgekeurd. Uit de risicobudget-studie kwam naar voren dat het huidige beleid voldoet en slechts in beperkte mate verder geoptimaliseerd kan worden, en deze uitkomsten zijn ook verwerkt in het beleggingsplan 2011. Deze verdere optimalisatie bestaat uit het mogelijk toevoegen van andere beleggingscategorieën waardoor bij een iets lager risico een iets hoger rendement geboekt zou kunnen worden. Omdat dit slechts marginale verbeteringen zijn is in het Beleggingsplan 2011 de nadruk in eerste instantie komen te leggen op het aanpassen van het Fixed Income mandaat en het verder invullen van de Overige beleggingen (waaronder onroerend goed) wat eveneens in lijn is met de uitkomsten van het risicobudget. Strategische beleggingsportefeuille Het beleggingsbeleid is erop gericht om een zo hoog mogelijk rendement te behalen waarbij de beleggingsrisico s beheersbaar dienen te zijn. De volgende tabel geeft de strategische beleggingsportefeuille per beleggingscategorie weer, zoals vastgesteld in het Strategische Beleggingsbeleid van 2009/2010 en bevestigd in het Beleggingsplan 2011. 22

Strategische en werkelijke gewichten beleggingsportefeuille (%) Beleggingscategorie Strategische portefeuille Totaal GEAM Anderen Aandelen (excl. International Private Equity) 45% 45% - - Minimum 38% - Maximum 51% Vastrentende waarden 45% 22,5% 22,5% - Minimum 40% - Maximum 50% Indirect Vastgoed 5% - 5% - Minimum 3% - Maximum 7% International Private Equity 5% 5% - Minimum 3% - Maximum 6% Liquiditeiten - Maximum 2% Afwijkingen van deze grenzen behoeven goedkeuring van het bestuur, onder opgave van de redenen waarom de afwijking is ontstaan en de termijn waarbinnen de afwijking hersteld kan zijn. De subcategorieën binnen de portefeuille aandelen zijn: Euro equities 27,5% - Minimum 25% - Maximum 30% Global equities 12,5% - Minimum 10% - Maximum 14% Emerging markets 3,0% - Minimum 2% - Maximum 4% China equities 2,0% - Minimum 1% - Maximum 3% Er geldt een randvoorwaarde dat minimaal 65% van deze beleggingen in euro moet plaatsvinden. 23

In de onderstaande diagram is de werkelijke assetmix per 31 december 2010 van de beleggingen voor risico pensioenfonds weergegeven. 3,6% 1,6% 2,5% 40,7% 51,6% Aandelen Vastrentende waarden Vastgoedbeleggingen International Private Equity Liquiditeiten Het percentage aandelen is opgelopen tot 51,6% in 2010 (49% in 2009), vanwege koersstijgingen en nieuwe beleggingen. In 2010 is een deel van de liquiditeiten (22 miljoen) additioneel belegd in aandelen. Het percentage obligaties is gezakt naar 40,7% in 2009 (44% in 2009). Het percentage vastgoedbeleggingen zakte van 4% in 2009 naar 3,6% in 2010. De liquiditeiten zijn door de nieuwe beleggingen afgenomen naar 2,5% in 2010 (3% in 2009). Het saldo liquiditeiten is in 2010 verdeeld over drie Nederlandse bankinstellingen om het risico te spreiden. De beleggingscommissie heeft zich uitgesproken tegen het automatisch rebalancen van de portefeuilles om ze weer binnen de toegestane bandbreedtes terug te brengen omdat in deze marktomstandigheden dit leidt tot het verkopen van goed renderende beleggingen welke opbrengst dan wordt belegd in vastrentende waarden waarvan de waardeontwikkeling zwaar onder druk staat wegens de alom stijgende rentes. Het bestuur heeft dit geaccordeerd als tijdelijke maatregel. 24

3.3 Risicobeheer Risicobeheer Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico s. Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico is dat een fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, zal het pensioenfonds de premie verhogen en is er geen of minder ruimte voor toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds, het betreft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. Beleggingsrisico s De belangrijkste beleggingsrisico s betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. Het marktrisico wordt beheerst doordat met de externe vermogensbeheerders duidelijke beleggingsmandaten zijn overeengekomen, waarin specifieke randvoorwaarden zijn opgenomen, bijvoorbeeld betreffende de kwaliteit van de effecten waarin wordt belegd. De beleggingsmandaten worden goedgekeurd door het bestuur en periodiek geëvalueerd en eventueel aangepast. Eind 2009 is een aanpassing aan het strategische mandaat voorgesteld aan het bestuur, die door het bestuur begin 2010 is goedgekeurd. In het Beleggingsplan van 2011 is het mandaat Fixed income verder aangepast. Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Valutarisico De waarde van beleggingen in aandelen en vastrentende waarden wordt beïnvloed door de ontwikkelingen van de valutakoersen waarin de betreffende beleggingen luiden. Ten aanzien van beleggingen in vreemde valuta zijn door het bestuur aan de vermogensbeheerders beperkingen opgelegd. Het fonds heeft het valutarisico voor aandelen nog niet afgedekt. In 2011 wordt in stappen de valuta afdekking grotendeels uitgevoerd. Wel dient tenminste 65% van de aan de beursgenoteerde aandelen in euro s te worden belegd. Minstens 90% van de vastrentende waarden moet worden belegd in euro s. Indien er minder dan 90% van de 25

vastrentende waarden wordt belegd in euro s, dient het verschil door de vermogensbeheerder te worden afgedekt. Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardewijzigingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Teneinde onnodige risico s te vermijden, sluit het beleggingsbeleid van het fonds het beleggen met geleend geld uit, evenals het verkopen van waardepapieren die het fonds niet bezit. Evenmin staat het beleggingsbeleid het gebruik van derivaten toe, tenzij hiervoor van het bestuur schriftelijke goedkeuring is verleend en dit gebruik dient tot afdekking van bestaande risicoposities. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)- derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico s is het settlementrisico. Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen kan lijden. Ter beperking van het kredietrisico gelden binnen het fonds restricties voor de samenstelling van de vastrentende portefeuilles met betrekking tot geografische spreiding (alleen OECD landen zijn toegestaan), verdeling over verschillende debiteurencategorieën, de minimale kwaliteit van de debiteur ( rating door rating agencies ) en de omvang van de beleggingen per debiteur. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALM-studie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico s te beheersen, is de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversifieerd. De custodian, State Street Corporation, rapporteert eventuele concentraties die desondanks ontstaan door combinaties van diverse vermogensbeheerders. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende 26

ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Verzekeringstechnische risico s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnisch risico slechts gedeeltelijk herverzekerd door een groot eigen risico aan te houden. De belangrijkste actuariële risico s zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico (kortleven) en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Vooruitlopend op de nieuwe AG Prognosetafel 2010-2060 heeft het bestuur eind 2009 besloten om de technische voorziening met 3,5% te verhogen. Deze verhoging is gebaseerd op de in 2008 gepubliceerde overlevingtafel van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Op 30 augustus 2010 heeft het Actuarieel Genootschap de nieuwe prognosetafel 2010-2060 gepubliceerd. Eveneens heeft het AG geadviseerd om ervaringssterfte (onder- of oversterfte ten opzichte van de gehele bevolking) niet langer middels leeftijdsterugstellingen in de prognosetafels te verwerken, maar volgens een leeftijdsafhankelijke correctiefactor. Na uitvoerig advies te hebben ingewonnen van Mercer, heeft het bestuur vervolgens besloten de pensioenverplichtingen te waarderen volgens de nieuwe prognosetafels. De sterftekansen van deze nieuwe tafel zijn gecorrigeerd met de door Mercer vastgestelde correctiefactoren die gebaseerd zijn op de inkomensklasse Midden/Hoog. De leeftijdcorrecties zijn hierdoor vervallen. De voorziening is voor het eerst per 31 december 2010 op basis van deze nieuwe grondslagen vastgesteld. De technische voorziening was zodoende aan het eind van 2009 gebaseerd op de prognosetafel 2005-2050 van het Actuarieel Genootschap verhoogd met een opslag van 3,5%, en aan het eind van 2010 met een extra opslag van ruim 2% op basis van de AG-prognosetafel 2010-2060. Het totale effect op de technische voorziening van de aangepaste prognosetafels bedraagt ruim 5,5%. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. 27

De risico s uit hoofde van nabestaandenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid zijn, voor zover die vallen buiten het eigen behoud van het fonds, op stop-loss basis herverzekerd bij Zwitserleven. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, het rendement, de looninflatie en de demografie, alsmede de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening op de ingegane pensioenen en premievrije pensioenaanspraken voorwaardelijk is en afhankelijk van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Daarmee wordt dit risico in feite gedragen door deze deelnemers van het fonds. Het risico wordt meegenomen in de afweging van de belangen van de diverse groepen van belanghebbenden van het fonds. Op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers wordt jaarlijks onvoorwaardelijk toeslag verleend. Niet-financiële risico s Naast financiële risico s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico s zijn het operationeel risico, het uitbestedingsrisico en het systeemrisico. Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft het vermogensbeheer en de pensioenuitvoeringsactiviteiten uitbesteed. Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP een ISAE 3402 type II-rapport. Over het jaar 2010 is het SAS 70 type II-rapport vervangen door het uitgebreidere ISAE 3402 type II-rapport. Het ISAE-rapport is ten opzichte van het SAS70-rapport uitgebreid met het proces monitoring uitbesteding van activiteiten die worden uitgevoerd door derden voor TKP. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico s en geeft aan of de uitvoerder in control is. PricewaterhouseCoopers Accountants NV certificeert de ISAE 3402-rapportage. De strekking van de accountantsmededeling is dat de interne beheersing van TKP op 31 december 2010 voldoet aan de daaraan te stellen eisen: de beschreven en aanwezige beheersmaatregelen zijn toereikend om te controledoelstellingen te bereiken. Tevens wordt verklaard dat in de periode 28