SECTORSTUDIE KANTOORHOUDENDE DIENSTVERLENING



Vergelijkbare documenten
VERBRUIKSANALYSE SECTOR MACHINE-INDUSTRIE

Bijlage D. Warm tapwater in huishoudens en elektrische functies in de utiliteit. CE Oplossingen voor milieu, economie en technologie

CO 2 -uitstootrapportage 2011

A (zie toelichting in bijlage)

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

VERKLARENDE ENERGIEGEBRUIKSFACTOREN KANTOORGEBOUWEN

F (zie toelichting in bijlage)

Zonder investeren besparen 10 tips en vragen voor de facilitair manager

Energielabel. SKG-IKOB gecertificeerd BRL & BRL

Effecten van energiebesparende maatregelen

Rapport. Maatwerk voor brancheverenigingen FME

EPA U. advies- en ingenieursbureau. Nieuwbouw kantoorpand Demostraat, Tiel

Kentallen warmtevraag woningen

ENERGETISCHE VERBETERINGSMAATREGELEN IN DE SOCIALE HUURSECTOR ENKELE UITKOMSTEN VAN DE SHAERE-MONITOR

SPECIMEN. E (zie toelichting in bijlage) Energielabel gebouw. Dit gebouw. Standaard energiegebruik voor dit gebouw. 968,3 MJ/m 2

Structurele ondernemingsstatistieken

Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen

Milieubarometer

Ja Nee Nvt Maatregel Foto. Installaties & regelingen. Zijn de binnen- en buitensensoren op een representatieve locatie geïnstalleerd?

Trends in energetische maatregelen

Deerns ketenanalyse downstream van een van de twee meeste materiele emissies

Energielabel gebouw Dit gebouw Straat (zie bijlage) Gebruiksoppervlak Adviesbedrijf Nummer/toevoeging Opnamedatum Inschrijfnummer Postcode

Milieubarometer

pagina 1 van 8 Conjunctuurtest commerciële dienstverlening Onderwerpen Saldi per indicator Verwachte ontwikkeling omzet

nergiebesparing in de ICT

Media Maatwerktabellen TNO Centrum voor Beleidsstatistiek

Energiebeoordeling. Batenburg Energietechniek 1 januari 2018 t/m 31 december 2018

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland

ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN

Energietransitie. Bouw op onze kennis

ENERGIE PRESTATIE ADVIES VOOR WONINGEN

3.C.1 Communicatie over de voortgang van CO 2 bij Prins Bouw.

CO 2 -Voortgangsrapportage 2017 H1

Datum: 18 februari januari 2014 Project: NAM-gebouw De Boo te Schoonebeek Referentie:

Structurele ondernemingsstatistieken

Hoofdstuk 4 beschrijft ons plan van aanpak, inclusief de te nemen maatregelen in het bedrijf en vervoer (3.B.1 van CO 2 -Prestatieladder).

Maatwerk voor brancheverenigingen

Mogelijkheden voor aardgasloze Benedenbuurt

Monitoring scope 1 en 2

Ik kan de meeste energie besparen door de volgende maatregel(en) toe te passen:

VERBRUIKSANALYSE GRAFISCHE BEDRIJVEN

CO 2 -Prestatieladder

Werk en vestigingen in Nederland, CBS-regiobase en LISA vergeleken

Memo Energiekosten Leidsche Rijn

Discussienota Tertiaire sector voor de studie: Energie en broeikasgasscenario s voor het Vlaamse gewest verkenning beleidsscenario s tot 2030

Rapportage monitoring CO2 emissie en Energiebesparing gemeente Kerkrade CO2 emissie gemeente Kerkrade

BENG. Update

CO 2 -Voortgangsrapportage 2018 H1

3 Energiegebruik huidige situatie

CO 2 footprint tussenrapportage e half jaar

PROJECT HUURINFORMATIE. Kantorenhuis StavorenWerkt Stavorenweg 6 te Gouda

Energiemanagement CO 2 -prestatie

DGMR Totaal. Figuur 1. DGMR - Milieubelasting per jaar

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

energieprestatiecertificaat

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

VRIJBLIJVENDE PROJECTINFORMATIE TE HUUR. Stadionweg te Rotterdam

Ontwikkeling energiekosten in het primair onderwijs

CO 2 -uitstoot gemeente Delft

energiedeskundige / Dit certtficaat is geldig tot en met 27 juni 2021 berekend energieverbruik (kwh/m 2):

SECTORSTUDIE ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE

Energieverbruik per functie voor SenterNovem

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030

Compensatie CO 2 -emissie gemeentelijke organisatie Den Haag over 2013

Monitoring scope 1 en 2

Uitsplitsing verbruik elektriciteit en aardgas naar verbruiksschijf energiebelasting

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

Onderzoek Week van de Energierekening Gfk i.o. Milieu Centraal oktober 2012

Energieverbruik door huishoudens,

Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik

downloadbaar document, behorende bij bijlage I

Binnenklimaat: energie efficiënte oplossingen besparing door comfort

SAMENVATTING RAADSVOORSTEL 11G / J.W. Hofman T.H. Timmers. Lease kantoorgebouw Hazenweg (stadskantoor). 08 Inwoners en bestuur

Energie beoordelingsverslag januari 2016 (definitief)

Projectinformatie. Kantoorruimte + magazijn. Avelingen-West 47. Gorinchem. Avelingen West 36 (0183)

Uitkomst controlebezoek Ontbreken energiegegevens (x facultatief indien geen energiegegevens zijn overlegd)

Energie beoordelingsverslag januari 2016 (definitief)

ENQUÊTE BEROEPSBEVOLKING 2004 VERSIE B SCHEMA MODULE BEDRIJF

Management review Coolmark B.V. Mei 2014

: Bezoekresultaten naleving milieuwetgeving energiebesparing

Een nieuwe woning in RijswijkBuiten 66 woningen Buitenplaats Syon De energie van morgen vandaag in huis

Aanbod en verbruik van elektriciteit,

CO 2 -Voortgangsrapportage 2018

energieprestatiecertificaat

EnergieBesparingsMonitor gebouwde omgeving 2006

Voortgangsrapportage 2012 scope 1 en 2

Voortgangsrapportage 2013 scope 1 en 2

Energie beoordelingsverslag februari 2017

Review CO2 reductiedoelstellingenvoestalpine WBN. Conform niveau 5 op de CO2-prestatieladder 2.1

Rapportage Energiebesparingsverkenner

Voor onafhankelijke informatie en advies over:

Building Holland 2018

Externe publicatie CO2 Prestatieladder

Energiebeoordelingsverslag 2016

CO 2 Voortgangsrapportage 2016 Prins Bouw B.V.

Bestaande huizen van het aardgas af? Hans van Wolferen 18 april 2018 KIVI

De bakens verzetten. Verduurzamen van commercieel vastgoed. Machiel Karels - consultant

Bredaseweg 193 A TE HUUR LA Etten-Leur. Vragen? Kantoorunits vanaf ca. 28 m². Bel

Transcriptie:

SECTORSTUDIE KANTOORHOUDENDE DIENSTVERLENING ir. E.R. van den Ham Climatic Design Consult Nijmegen/Amsterdam NEEDIS Postbus 1 1755 ZG Petten telefoon: 0224-564750 telefax : 0224-563338 NDS--96-012 november 1996

Verantwoording In opdracht van de Stichting NEEDIS wordt door ECN-Beleidsstudies het Nationaal Energie en Efficiency Data Informatie Systeem ontwikkeld. In de Stichting NEEDIS zijn het Ministerie van Economische Zaken, Sep en Gasunie vertegenwoordigd. Het doel van NEEDIS is om een algemeen erkend en in beginsel openbaar databestand samen te stellen en actueel te houden. In dit databestand wordt informatie opgenomen over het energieverbruik en de energie-efficiency in Nederland. Om een nadere analyse te maken van verschillende verbruikerscategorieën wordt uitgegaan van een sectorindeling en worden per sector onderzoeken uitbesteed. Dit rapport betreft een studie naar de sector kantoorhoudende dienstverlening (SBI 74: 8, SBI 93: 65,66,67,70,71,72,73,74) en is samengesteld door Climatic Design Consult. Studies van diverse andere sectoren en gegevens uit het databestand zijn verkrijgbaar bij de beheerder van NEEDIS. 2

INHOUD SAMENVATTING 5 1. INLEIDING 7 2. SECTORSCHETS 9 2.1 Algemene beschrijving van de sector 9 2.2 Beschouwde SBI-sectoren 9 2.3 Verklarende factoren 10 2.4 Economische gegevens 11 2.5 Huisvesting 14 2.5.1 Gebouwenvoorraad 14 2.5.2 Bezitsvorm 15 2.5.3 Kwantitatief ruimtegebruik 16 2.6 Energiefuncties 19 2.6.1 Klimatisering 20 2.6.2 Verlichting 20 2.6.3 Communicatie 20 2.6.4 Overige energiefuncties 21 2.7 Energiebesparing 22 2.7.1 Besparingsopties 22 2.7.2 Energieprestatienormering 24 2.7.3 Meerjarenafspraken energiebesparing 24 2.8 Trends en ontwikkelingen 24 2.8.1 Groei van de sector 24 2.8.2 Toenemend ruimtegebruik per persoon 25 2.8.3 Telewerken 25 2.8.4 Kantoorautomatisering 25 3. ENERGIEGEBRUIKSGEGEVENS 27 3.1 CBS-gegevens 27 3.1.1 Algemeen 27 3.1.2 CBS-enquête 1990 27 3.1.3 CBS-enquête 1994 29 3.1.4 Jaarreeksen 30 3.2 Analyse van het energiegebruik 32 3.2.1 Vergelijking cijfers 1990 en 1994 32 3.2.2 Energiegebruik per werkzaam persoon 32 3.2.3 Energiegebruik per m 2 35 3.2.4 Verhouding gas/elektriciteit 35 3.2.5 Verhouding grootverbruik/kleinverbruik aardgas 36 3

November 1996 Sectorstudie kantoorhoudende dienstverlening 4. INVENTARISATIE BRONNEN 37 4.1 Algemeen 37 4.2 CBS 37 4.3 Brancheverenigingen 37 4.3.1 Nederlandse Vereniging van makelaars in Assurantiën en assurantieadviseurs (NVA) 37 4.3.2 Nederlandse Vereniging van Makelaars in onroerende goederen (NVM) 38 4.3.3 Bond van Nederlandse Architecten (BNA) 38 4.4 Overige bronnen 38 4.4.1 TU-Delft, Faculteit Bouwkunde, Vakgroep Bouwmanagement en Vastgoedbeheer 38 4.4.2 Novem 38 4.4.3 Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) 38 5. INDELING IN SEGMENTEN EN GEBOUWTYPOLOGIEËN 41 5.1 Clustering van SBI-(sub)sectoren 41 5.2 Indeling in gebouwtypologieën 42 5.2.1 Algemeen 42 5.2.2 Grootteklasse en installatietype 42 5.2.3 Voorstel voor te beschouwen gebouwtypologieën 44 5.3 Gebruik van gebouwmodellen 44 6. ADVIES VOOR MONITORING 45 6.1 Te beschouwen SBI-sectoren 45 6.2 Gewenste aanvullende gegevens 45 6.2.1 Ruimtegebruik 45 6.2.2 Aantal kantoorwerkplekken 45 6.2.3 Technische kenmerken 46 REFERENTIES 47 BIJLAGE A. Sector 8 volgens SBI 74 49 BIJLAGE B. Sectoren 65-74 volgens SBI 93 53 BIJLAGE C. Schakelschema SBI 74-SBI 93 59 BIJLAGE D. Economische gegevens 61 BIJLAGE E. Gegevens CBS-enquete 1990 63 BIJLAGE F. Gegevens CBS-enquete 1994 67 BIJLAGE G. Brancheverenigingen 71 SBI 93 sectoren 79 4

SAMENVATTING De sector kantoorhoudende dienstverlening, welke bestaat uit het bank- en verzekeringswezen en de zakelijke dienstverlening, wordt gekenmerkt door een grote diversiteit aan dienstverlenende activiteiten die hoofdzakelijk worden verricht in een kantooromgeving. In deze sector genereren circa 750.000 werkzame personen een toegevoegde waarde van circa 150 miljard gulden (peiljaar 1994). Het jaarlijkse energiegebruik bedraagt 411 miljoen m 3 aardgas en 2629 miljoen kwh elektriciteit. De totale energiekosten bedragen 588 miljoen gulden. Als faciliteit voor de produktie wordt circa 27 miljoen m 2 bruto vloeroppervlakte ingezet. De energie-efficiency wordt in belangrijke mate bepaald door het ruimtegebruik per werkzame persoon. In deze sectorstudie is gezocht naar aanvullende data uit bestaande bronnen, welke samen met de CBS-gegevens een zo compleet mogelijk beeld geven van de betreffende sector. In sommige subsectoren wijkt in de CBS-gegevens het energiegebruik per werkplek of het energiegebruik per werkzame persoon aanzienlijk af van het gemiddelde. Dat geldt om verklaarbare redenen bijvoorbeeld voor de schoonmaakbedrijven. Monitoring De indeling conform de SBI is goed bruikbaar voor monitoring mits enkele sectoren met afwijkende functies apart worden beschouwd, waarvan de sector 73 speuren ontwikkelingswerk de belangrijkste is. Voorts wordt geadviseerd clusters van (sub) sectoren te maken die qua energiekenmerken relatief homogeen zijn en voor de betreffende clusters de volgende gegevens te verzamelen:. toegevoegde waarde;. aantal werkzame personen;. aantal kantoorwerkplekken;. grootte van de kantooroppervlakte per locatie;. aanwezigheid van (een vorm van) koeling. Voor gedetailleerde analyses in een cluster van (sub) sectoren kan het wenselijk zijn over gegevens van technische gebouwkenmerken te beschikken:. installatietype (natuurlijke ventilatie/mechanische ventilatie/topkoeling etc.);. glaspercentage;. isolatievoorzieningen;. bijzondere technieken (warmtepompen, warmte/kracht-koppeling, e.d.). 5

November 1996 Sectorstudie kantoorhoudende dienstverlening 6

1. INLEIDING Om meer inzicht te krijgen in het energiegebruik in Nederland in al zijn facetten hebben het Ministerie van Economische Zaken, de Gasunie en de Sep de stichting NEEDIS opgericht, met als belangrijkste taak het opzetten van de NEEDIS-databank (Nationaal Energie en Efficiency Data Informatie Systeem). De referentie voor de gegevens in NEEDIS wordt gevormd door CBS-gegevens. De huidige opdeling van de sectoren bij het CBS sluit echter niet altijd aan op de doelstelling van NEEDIS. Daarom wordt met sectorstudies gezocht naar aanvullende data uit bestaande bronnen, welke samen met de CBS-gegevens een zo compleet mogelijk beeld geven van de betreffende sector. In het voorliggende rapport is dit gedaan voor de sector kantoorhoudende dienstverlening. In het kader van deze sectorstudie is geen nieuw onderzoek verricht, er is alleen geïnventariseerd welke bronnen relevante gegevens bevatten en op welke wijze deze in NEEDIS kunnen worden ingebracht. Hoofdstuk 2 geeft een schets van de sector, waarna in hoofdstuk 3 de belangrijkste energieverbruiksgegevens worden vermeld. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven op welke verschillende wijzen de sector in segmenten en functies kan worden ingedeeld. Hoofdstuk 5 beschrijft de belangrijkste bronnen en in hoofdstuk 6 wordt een advies voor monitoring gegeven, gericht op het invullen van de belangrijkste hiaten in de beschikbare gegevens. In de tekst en de figuren wordt steeds gesproken over SBI-sectoren. Door het uitklapvel achter in dit rapport open te slaan, heeft u bij het lezen steeds een overzicht van de beschouwde SBI-sectoren met het bijbehorende energiegebruik bij de hand. 7

November 1996 Sectorstudie kantoorhoudende dienstverlening 8

2. SECTORSCHETS 2.1 Algemene beschrijving van de sector De sector kantoorhoudende dienstverlening bestaat uit een zeer diverse groep van dienstverlenende bedrijven (excl. overheid) die als belangrijkste gemeenschappelijk kenmerk hebben dat de werkzaamheden hoofdzakelijk in een kantooromgeving worden verricht. In tegenstelling tot andere sectoren is niet het geleverde produkt, maar de huisvesting de belangrijkste factor die het energiegebruik bepaalt. De diversiteit van de sector komt onder meer tot uitdrukking in het aantal werknemers per bedrijf, dat uiteen loopt van een tot tienduizenden en in de kwaliteit van de huisvesting, die uiteen loopt van oude herenhuizen tot moderne kantoorpanden. Gemiddeld genomen staat energiebesparing bij de bedrijven in deze sector niet hoog op de agenda, deels omdat de energiekosten een klein deel van de bedrijfskosten vormen en deels omdat veel bedrijven in gehuurde panden zitten, zodat de gebruiker niet over investeringen in energiebesparende maatregelen kan beslissen. 2.2 Beschouwde SBI-sectoren In het kader van deze studie wordt de sector kantoorhoudende dienstverlening beperkt tot sector 8 volgens SBI 74 [16] of de subsectoren 65, 66, 67, 70, 71, 72, 73 en 74 volgens SBI 93 [17]. Tabel 2.1 geeft een overzicht van de beschouwde SBI-sectoren. In bijlage A en B zijn de beschouwde SBI-sectoren volgens SBI 74 respectievelijk SBI 93 in detail beschreven. Buiten deze sectoren vallen onder andere: - kantoorgebouwen bij industriegebouwen en groothandel; - overheidsgebouwen. Bijlage C geeft in detail het schakelschema tussen SBI 74 en SBI 93. De belangrijkste verschillen betreffen: - In SBI 93 zijn de activiteiten t.b.v. of verwant aan financiële instellingen (b.v. assurantietussenpersonen) als aparte sector beschouwd (67). - In SBI 93 is de sector speur- en ontwikkelingswerk toegevoegd. - In SBI 93 is de sector computerservice- en informatietechnologiebureaus apart van de overige zakelijke dienstverlening beschouwd. 9

November 1996 Sectorstudie kantoorhoudende dienstverlening Tabel 2.1: SBI-sectoren kantoorhoudende dienstverlening SBI 74 SBI 93 81 Bankwezen 65 Financiële instellingen (excl. Verzekeringswezen en pensioenfondsen) 82 Verzekeringswezen 66 Verzekeringswezen en pensioenfondsen (excl. verplichte sociale verzekeringen) 83 Exploitatie van en handel in onroerende goederen e.d. 85 Verhuur van machines e.a. roerende goederen 67 Activiteiten t.b.v. of verwant aan financiële instellingen 70 Verhuur van en handel in onroerend goed 71 Verhuur van transportmiddelen, machines en werktuigen zonder bedienend personeel en van overige roerende goederen 72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. 73 Speur- en ontwikkelingswerk 84 Zakelijke dienstverlening 74 Overige zakelijke dienstverlening Verder zijn er veel kleine verschillen tussen de oude en nieuwe definitie van kantoorhoudende dienstverlening (zie bijlage C). Vergelijkingen tussen gegevens gebaseerd op de SBI 74 indeling en gebaseerd op de SBI 93-indeling zijn daarom moeilijk te maken. In dit rapport wordt daarom van beide indelingen gebruik gemaakt. Voor de gegevens van 1994 wordt de SBI 93 aangehouden, voor de jaarreeksen en de gegevens van 1990 wordt de SBI 74 gehanteerd. 2.3 Verklarende factoren Het uiteindelijke doel van NEEDIS is om de gebruiker de mogelijkheid te bieden ontwikkelingen in het energiegebruik te verklaren. Binnen de NEEDIS-structuur wordt uitgegaan van de volgende drie belangrijkste verklarende factoren [12]: - de economische prestatie, bepaald door de omzet of de toegevoegde waarde; - het specifiek energiegebruik, uitgedrukt in het energiegebruik per eenheid van fysieke prestatie of produktie. De reciproque van het specifiek energiegebruik is een maat voor de energie-efficiency; - de verhouding tussen de toegevoegde waarde en de fysieke prestatie is een maat voor structuureffecten. Deze verhouding wordt de kwaliteitsfactor genoemd. Voor de sector kantoorhoudende dienstverlening is geen sprake van een duidelijk gedefinieerde fysieke prestatie. De bovengenoemde verklarende variabelen zijn daarom voor deze sector niet goed bruikbaar. Ten behoeve van sectoren zonder duidelijke fysieke prestatie zijn twee nieuwe indicatoren gedefinieerd, te weten de produktieve capaciteit en de faciliterende capaciteit. De produktieve capaciteit bestaat in het geval van de kantoren bijvoorbeeld uit het aantal werkzame personen. De faciliterende capaciteit bestaat uit het aantal beschikbare m 2 vloeroppervlakte. De verhouding tussen de produktieve en de faciliterende capaciteit wordt de benuttingsgraad genoemd, in dit geval uitgedrukt 10

Sectorschets in het aantal werknemers per m 2. De technische energie-efficiency wordt uitgedrukt in het energiegebruik per m 2. In figuur 2.1 zijn de bovengenoemde verklarende variabelen en hun onderlinge verhoudingen in beeld gebracht. Economische prestatie Fysieke prestatie Productieve capaciteit Faciliterende capaciteit Energieverbruik b.v. toegevoegde waarde b.v. verrichtingen/ produkteenheden b.v. werknemers computers b.v. kantooroppervlak 2 (m bvo) Kwaliteitsfactor Specifiek energieverbruik (Technische efficiency) Figuur 2.1: Verklarende variabelen Benuttingsgraad Bezettingsgraad Gebouweigenschappen (Technische efficiency) Als maat voor de produktieve capaciteit bij de sector kantoorhoudende dienstverlening kan in plaats van het aantal werkzame personen beter het aantal kantoorwerkplekken worden aangehouden. Dit sluit namelijk goed aan op de wijze waarop het CBS de energiegebruiksgegevens uit de steekproeven ophoogt. 2.4 Economische gegevens In de figuren 2.2 t/m 2.4 is een aantal economische gegevens weergegeven. In bijlage D zijn de bijbehorende getallen opgenomen. Figuur 2.2 geeft het totaal aantal arbeidsjaren over de periode 1987-1994. Van het aantal arbeidsjaren komt circa 75% voor rekening van de sector zakelijke dienstverlening (SBI 74 84). In deze periode bedroeg de gemiddelde jaarlijkse groei circa 2,5%; deze groei deed zich voornamelijk voor bij de sector zakelijke dienstverlening. In figuur 2.3 is de werkzame beroepsbevolking per (sub) sector volgens SBI 93 voor het jaar 1994 gegeven. Het opvallend hoge aantal werknemers bij de sector 747 (reiniging van gebouwen e.d.) is het gevolg van een groot aantal deeltijdmedewerkers, die bovendien niet op het eigen kantoor werkzaam zijn. Binnen sector 74 overige zakelijke dienstverlening blijken de accountants, boekhouders en economische adviesbureaus (SBI 93 741) het grootste aantal (kantoor)medewerkers te hebben. 11

November 1996 Sectorstudie kantoorhoudende dienstverlening Arbeidsjaren [x 1000] 1000 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 SBI 81 Bankwezen SBI 82 Verzekeringswezen SBI 83 Exploitatie en handel onroerende goederen SBI 84 Zakelijke dienstverlening Figuur 2.2: Totale arbeidsvolume (incl. meewerkende gezinsleden) Werkzame beroepsbevolking 1994 [x 1000] 200 150 100 50 0 65 67 71 73 741 744 747 66 70 72 742 745 743-746+748 SBI 93 code Figuur 2.3: Werkzame beroepsbevolking in 1994 (Voor omschrijving SBI-sectoren zie uitklapvel achter in dit rapport) 12

Sectorschets Tabel 2.2: Grootteklasse bedrijven en werkzame beroepsbevolking 1994 Grootteklasse bedrijven 0 1-4 5-19 20-99 100-499 500 en meer Aantal bedrijven totaal Werkzame beroepsbevolking [ 1000] 65 Financiële instellingen 16454 1357 188 106 32 17 18154 124 66 Verzekeringswezen en pensioenfondsen 1288 349 140 89 53 20 1939 55 67 Activiteiten t.b.v. of verwant aan financiële instellingen 17994 5969 910 219 29 5 25126 32 70 Verhuur van en handel in onroerend goed 23704 4965 1029 457 40 2 30197 61 71 Verhuur van roerende goederen 4310 1623 372 86 17 1 6409 18 72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus e.d. 9532 2414 715 253 43 8 12965 52 73 Speur en ontwikkelingswerk 483 263 117 55 19 3 940 25 74 Overige zakelijke dienstverlening 59918 20802 5763 1882 392 92 88849 493 In tabel 2.2 is het aantal bedrijven naar grootteklasse weergegeven. Opvallend daarbij is het grote aantal bedrijven zonder personeel (eenmansbedrijven of papieren BV s etc.). oegevoegde waarde [miljard ƒ] 200 150 100 50 0 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 SBI 81 Bankwezen SBI 83 Exploitatie en handel onroerende goederen SBI 82 Verzekeringswezen SBI 84 Zakelijke dienstverlening Figuur 2.4: Toegevoegde waarde In figuur 2.4 is de toegevoegde waarde per sector over de periode 1987-1994 weergegeven. Uit de relatief grote toegevoegde waarde in de sector 83 exploitatie van en handel in onroerende goederen blijkt het kapitaalintensieve karakter van deze sector. 13

November 1996 Sectorstudie kantoorhoudende dienstverlening 2.5 Huisvesting 2.5.1 Gebouwenvoorraad Over de voorraad, de vraag en het aanbod van kantoorruimte in Nederland lopen de schattingen sterk uiteen. Door definitieverschillen zijn beschikbare databestanden nauwelijks vergelijkbaar. In het kader van het onderzoeksproject Toekomst van de kantorenmarkt 1994-2015 zijn alle beschikbare bronnen opnieuw geanalyseerd en zijn enquêtes en dossieronderzoeken verricht [2,3]. Dit onderzoek geeft het volgende beeld van de voorraad kantoorgebouwen. Totale voorraad anno 1994: 34,6 mln m 2 bvo, waarvan: 27,9 mln m 2 in gebouwen boven 500 m 2 vvo 1 ; 6,7 mln m 2 in gebouwen kleiner dan 500 m 2 vvo; 3,3 mln m 2 bvo niet in gebruik. In het onderzoek zijn alleen de zogenoemde solitaire kantoorruimtes meegenomen. Kantoorruimtes die deel uitmaken van bedrijfsverzamelgebouwen, winkelpanden e.d. vallen hierbuiten. Ook kantoorruimtes bij (industriële) bedrijven zijn buiten beschouwing gelaten. Naast de sector kantoorhoudende dienstverlening maakt ook de overheid en een deel van de overige sectoren gebruik van deze kantoorgebouwen. In het bovengenoemde in gebruik zijnde kantorenbestand van 34,6-3,3 = 31,3 mln m 2 bvo zijn in totaal 1,06 mln mensen werkzaam [2]. In de sector kantoorhoudende dienstverlening zijn in 1994 circa 750.000 personen werkzaam geweest. Indien deze sector een evenredig deel van het totale aantal solitaire kantoorruimtes in gebruik heeft, komt dit neer op circa 22 mln m 2 bvo. Het CBS heeft in het kader van de NEH-enquête over 1994 de vloeroppervlakte geënquêteerd, zie bijlage F. Uit deze enquête komt een totale vloeroppervlakte van 23 mln m 2 alleen voor de bedrijven in de sector kantoorhoudende dienstverlening met 5 of meer werknemers. Deze groep beslaat circa 85% van het totaal aantal werkzame personen, dus voor de gehele sector komt dit neer op circa 27 mln m 2. Hierbij zijn ook niet-solitaire kantoorruimtes meegerekend. 1 bvo = bruto vloeroppervlakte vvo = verhuurbare vloeroppervlakte 14

Sectorschets 2.5.2 Bezitsvorm De bezitsvorm is van belang in verband met het initiatief tot investeringen in energiebesparingsmaatregelen. Daarbij is ook van belang wie de energierekening betaalt. In het algemeen betalen zowel eigenaars als huurders zelf de gas- en elektriciteitsrekening. Bij panden die aan meerdere gebruikers worden verhuurd wordt de gasrekening door de eigenaar betaald en geheel aan de huurders doorberekend. Bij gehuurde panden is er dus een gescheiden verantwoordelijkheid voor het betalen van de energierekening (de huurder) en het investeren in energiebesparende maatregelen (de eigenaar). Dit werkt uiteraard belemmerend voor het uitvoeren van energiebesparende maatregelen die aanpassingen aan het gebouw en de klimaatinstallatie vergen. Een huurder kan wel maatregelen uitvoeren die betrekking hebben op het gebruikersgedrag, zoals verlagen van de binnentemperatuur en het beperken van het gebruik van de verlichting en overige apparatuur. Volgens een enquête van het EIB in 1992 [30] is tussen de 55 en 60% van de kantoren in eigendom van de gebruiker, de rest wordt gehuurd. Het leasen van kantoorgebouwen komt nog weinig voor. De tabellen 2.3 en 2.4 geven de relatie tussen de bezitsvorm en enkele andere gebouwkenmerken. In 1993 is door de TU Delft een enquête uitgevoerd onder vestigingen in het banken verzekeringswezen en de overige zakelijke dienstverlening waaruit blijkt dat bijna 40% van de gebouwen in eigendom is, 55% wordt gehuurd en de rest (5%) wordt geleast. Een grote meerderheid van de respondenten is het eens met de stelling dat in de toekomst steeds meer kantoren zullen worden gehuurd en geleast in plaats van in eigendom worden genomen [23,32]. Tabel 2.3: Bezitsvorm in relatie tot enkele gebouwkenmerken Gemiddeld leeftijd [jaren] Eigendom Huur Gemiddelde vestigingsduur [jaren] Eigendom Huur Gemiddelde oppervlakte per pand [m 2 bvo] Eigendom Huur Bron: EIB [30] 35,3 33,5 17,9 8,7 964 830 15

November 1996 Sectorstudie kantoorhoudende dienstverlening Tabel 2.4: Bezitsvorm in relatie tot grootteklasse Grootteklasse pand [m 2 bvo] Eigendom [% van vloeroppervlakte] Huur [% van vloeroppervlakte] 500 53,4 46,6 500-1.000 54,5 45,5 1.000-5.000 61,3 38,7 > 5.000 59,8 40,2 Totaal 56,8 43,2 Bron: EIB [30] 2.5.3 Kwantitatief ruimtegebruik Het kwantitatieve ruimtegebruik in kantoorgebouwen wordt veelal uitgedrukt in het aantal m 2 bruto vloeroppervlakte (bvo) per persoon. Voor de sector kantoorhoudende dienstverlening kan op grond van de gegevens in 2.5.1 worden uitgegaan van circa 30 m 2 bvo per werknemer. Dit m 2 -gebruik blijkt samen te hangen met [2]: - functieniveau van de medewerkers; - aantal jaren dat bedrijf in huidige pand gevestigd is; - aandeel kamerkantoren versus kantoortuinen; - grootte van de organisatie; - aandeel ambulante functies; - bouwjaar; - aandeel vergader- en archiefruimte e.d. Tabel 2.5: Ruimtegebruik per sector Sector Ruimtegebruik [m 2 bvo per persoon] Bedrijven 30,5 Openbaar bestuur 28,0 Bank 36,8 Verzekeringen 39,9 Zakelijke dienstverlening 28,5 Gemiddeld 30,2 Bron: Dewulf [2] 16

Sectorschets In tabel 2.5 is het gemiddelde ruimtegebruik per sector gegeven [2]. Het hoge m 2 -gebruik bij het bank- en verzekeringswezen wordt volgens deze studie gedeeltelijk verklaard uit een relatief groot aandeel archief- en vergaderruimte. Ter vergelijking zijn in tabel 2.6 de resultaten van het EIB-onderzoek Kantoren in gebruik uit 1992 [30] weergegeven. Tabel 2.6: Ruimtegebruik in m 2 bvo per persoon Totaal 28,0 Klasse werkzame personen 5-9 10-19 20-49 50-99 > 100 Leeftijdsklasse gebouw 10 jaar 10-30 jaar > 30 jaar Grootteklasse gebouw [m 2 bvo] 500 500-1000 1000-5000 > 5000 Vestigingsduurklasse bedrijf 10 jaar 10-30 jaar > 30 jaar Regio Noord Oost West Zuid Bedrijfstak handel transport bank/verzekering zakelijke dienstverlening overige dienstverlening Bron: EIB [30] 37,9 29,7 26,8 29,0 25,2 27,7 27,9 28,6 31,7 28,4 27,4 26,4 27,6 28,3 28,7 27,3 28,3 27,7 29,4 26,7 21,7 31,1 27,2 26,9 Een andere opvallende invloedsfactor is de grootte van de organisatie, zie tabel 2.7. Het blijkt dat hoe groter de organisatie, des te minder de ruimte per werknemer bedraagt. Verder blijkt uit dezelfde studie dat naarmate een organisatie langer in hetzelfde pand is gehuisvest het m 2 -gebruik per persoon daalt. Bedrijven die langer dan 10 jaar in hetzelfde pand zitten gebruiken gemiddeld 28 m 2 bvo per fte (full-time equivalent), terwijl bedrijven minder dan 10 jaar in hetzelfde pand zitten gemiddeld 38 m 2 bvo/fte gebruiken [2]. 17

November 1996 Sectorstudie kantoorhoudende dienstverlening Tabel 2.7: Ruimtegebruik afhankelijk van grootte organisatie Bedrijfsgrootte Ruimtegebruik [m 2 bvo per persoon] 1 t/m 19 personen 40 20 t/m 49 personen 35 50 t/m 99 personen 31 meer dan 100 personen 26 Bron: Dewulf [2] De volgende factoren veroorzaken een verschil tussen het aantal personen op de loonlijst en het aantal kantoorwerkplekken: - deeltijdmedewerkers die één werkplek delen; - medewerkers in buitendienst die één of meerdere werkplekken delen; - medewerkers die niet op kantoor werkzaam zijn; - medewerkers die zijn uitgeleend aan andere bedrijven; - ingehuurde medewerkers van andere bedrijven of uitzendorganisaties. Sectoren met opvallende verschillen tussen het aantal kantoorwerkplekken en het aantal personen op de loonlijst zijn: - 745 Uitzendbureaus, uitleenbedrijven etc. In deze sector is het grootste deel van de werkzame personen uitgeleend aan andere bedrijven. Bijvoorbeeld bij de uitzendbureaus zijn circa 9000 personen op kantoor werkzaam, terwijl er circa 85000 manjaar aan uitzendwerk wordt verricht [27]. - 747 Schoonmaakbedrijven Hier is slechts een klein deel van de medewerkers (<10%) op kantoor werkzaam. Bovendien is er een groot percentage deeltijdwerkers [28]. Uit eerdere studies met betrekking tot monitoring van het energiegebruik was de wens naar voren gekomen om de vloeroppervlakte van gebouwen tegelijk met de energiegegevens te enquêteren [5]. Het CBS heeft gehoor gegeven aan deze wens door in het kader van de enquête voor de Nederlandse Energiehuishouding 1994 ook de bruto-vloeroppervlakte van de in gebruik zijnde gebouwen te enquêteren. Circa 50% van de respondenten hebben bruikbare gegevens ingevuld over de vloeroppervlakte. Van de overige 50% was er geen respons of waren de gegevens niet beschikbaar of onbetrouwbaar omdat de kantoorruimte in onderhuur was. Desalniettemin levert de enquête van de vloeroppervlakte belangrijke nieuwe gegevens op. Het CBS heeft over 1994 voor bedrijven met 5 of meer werknemers gegevens over het energiegebruik per m 2 en per werkzaam persoon gepubliceerd (zie 3.2). Hieruit is het ruimtegebruik volgens tabel 2.8 afgeleid. 18

Sectorschets Tabel 2.8: Ruimtegebruik in m 2 bvo per persoon afgeleid uit CBS-gegevens SBI 65 Financiële instellingen 31 66 Verzekeringswezen 34 67 Activiteiten t.b.v. financiële instellingen 32 70 Verhuur en handel onroerende goed 38 71 Verhuur machines e.d. 75 72 Computerservice- en informatietechnologiebureaus 30 73 Speur- en ontwikkelingswerk 63 74 Overige zakelijke dienstverlening 50 Gemiddeld 43 Gezien de opmerkelijke verschillen tussen de verschillende onderzoeksresultaten kan worden vastgesteld dat het ruimtegebruik per persoon een factor is waarvoor systematisch regelmatig terugkerend onderzoek gewenst is. 2.6 Energiefuncties In het kader van NEEDIS wordt voor de gebouwde omgeving uitgegaan van de drie standaard energiefuncties klimatisering, verlichting en computers/communicatie [12]. Het verbruik van aardgas, olie en stadsverwarming wordt vrijwel geheel aangewend ten behoeve van de energiefunctie klimatisering (verwarming). In tabel 2.9 is aangegeven hoe groot het gemiddelde aandeel van de verschillende energiefuncties in het elektriciteitsgebruik is voor drie grootteklassen van gebouwen. Tabel 2.9: Aandeel energiefuncties in totaal elektriciteitsverbruik bvo in m 2 Klimatisering [%] Verlichting [%] Automatisering [%] Overige [%] Totaal [%] < 1.000 21 50 17 12 100 1.000-10.000 27 40 23 10 100 > 10.000 33 30 18 19 100 Bron: Novem [20] 19

November 1996 Sectorstudie kantoorhoudende dienstverlening 2.6.1 Klimatisering Onder klimatisering worden alle activiteiten opgenomen die zijn gericht op het beheersen van het binnenklimaat: temperatuur, vochtigheid, luchtkwaliteit. Het bijbehorende energieverbruik bestaat uit: - gasverbruik voor verwarming; - elektriciteitsverbruik voor koeling en ontvochtiging; - elektriciteitsverbruik voor mechanische ventilatie; - gas- of elektriciteitsverbruik voor luchtbevochtiging; - elektriciteitsverbruik voor transport van warmte en koude door water (pompen). Van deze energieverbruiken is het gasverbruik voor verwarming verreweg het belangrijkste. Volgens [2] is circa 2/3 van de kantoorruimtes is voorzien van koeling en 3/4 van mechanische ventilatie. Daardoor veroorzaken deze klimatiseringsfuncties een belangrijk aandeel van het elektriciteitsverbruik voor klimatisering. De overige deelenergieverbruiken voor klimatisering zijn minder belangrijk. 2.6.2 Verlichting Verlichting is verantwoordelijk voor gemiddeld 40% van het totale elektriciteitsverbruik. Voor standaard kantoorfuncties is het gewenste verlichtingsniveau (in Lux) redelijk uniform. Uitschieters naar boven zijn bijvoorbeeld tekenkamers en laboratoriumfuncties. Het elektriciteitsverbruik voor verlichting hangt voornamelijk af van het geïnstalleerde verlichtingsvermogen en de gemiddelde brandduur en daarom kan het elektriciteitsverbruik ook bij gelijke verlichtingsniveaus sterk verschillen. Bij bestaande kantoorgebouwen ligt het geïnstalleerde verlichtingsvermogen tussen 15 en 25 W/m 2 ; bij de nieuwbouw ligt het verlichtingsvermogen veelal tussen 10 en 15 W/m 2. 2.6.3 Communicatie Hieronder vallen alle vormen van communicatie en kantoorautomatisering: - personal computers; - mini- en mainframe computers; - printers; - kopiëerapparaten; - telefoons; - faxen. Deze functies zijn samen verantwoordelijk voor gemiddeld 20% van het totale elektriciteitsverbruik, waarbij het energiegebruik van computers het grootste aandeel vormt, met printers en kopiëerapparaten als tweede. 20

Sectorschets Uit de automatiseringsstatistieken kan worden afgeleid dat het aantal computers en/of werkstations gemiddeld over de hele sector circa 50% van het aantal werkzame personen bedraagt [33]. In tabel 2.10 is weergegeven hoeveel computerbeeldschermen per sector zijn geïnstalleerd. In de sector bank- en verzekeringswezen en computerservice en IT-bureaus ligt het aantal beeldschermen gerelateerd aan het aantal werkzame personen het hoogst. Rekening houdend met deeltijdwerkers en niet-kantoorfuncties (kantine, onderhoud, postkamer etc.) mag worden verondersteld dat in deze sectoren op vrijwel iedere kantoorwerkplek een beeldscherm aanwezig is. In toenemende mate worden mainframecomputers met terminals vervangen door PC s in een netwerk. In de sector overige zakelijke dienstverlening is het aantal beeldschermen relatief laag. Dit komt voor een belangrijk deel door het grote aantal werkzame personen dat geen kantoorfunctie heeft, met name het schoonmaakpersoneel in de sector 747. Tabel 2.10: Aantal computer beeldschermen Stand-alone PC s Gekoppelde PC s Terminals Totaal [aantal] [aantal] [aantal] [aantal] [als % van aantal werkzame personen] Bankwezen 7187 72406 12287 91880 66 Verzekeringswezen 9771 33529 14424 57724 81 Computerservice- en IT-bureaus 3595 24269 5724 33588 65 Overige zakelijke dienstverlening 47488 113023 24991 185502 41 Totaal 68041 243227 57426 368694 52 Bron: CBS [33] Het elektriciteitsgebruik van (personal) computers hangt af van het opgenomen vermogen en de gebruikstijd. Het opgenomen vermogen van een PC (inclusief beeldscherm) bedraagt in actieve toestand circa 100 W. Over de gebruikstijd van PC s zijn diverse onderzoeksresultaten beschikbaar De waarnemingen met betrekking tot de gebruikstijd van de computers lopen uiteen van 40% tot 90% van de werktijd [15]. 2.6.4 Overige energiefuncties De overige energiefuncties die bij alle kantoren voorkomen zijn: - warmtapwater; - voedselbereiding (koffiezetapparaten, keukenapparatuur); - schoonmaken (stofzuigers, dweilmachines). Het aandeel hiervan in het totale energiegebruik is in het algemeen klein. 21