Aan de leden van Provinciale Staten Datum : 19 januari 2010 Briefnummer : 2010-02143/3/A.15, VV Zaaknummer : 229534 Behandeld door : Meer-van der Linde A.R.E. van der Telefoonnummer : (050) 316 4674 Antwoord op : Bijlage : Uitvoeringskader REP Onderwerp : RSP ZZL, stand van zaken januari 2010 Geachte dames en heren, Met deze brief stellen wij u op de hoogte van de activiteiten die wij uitvoeren in het kader van het Regio Specifiek Pakket ZZL (RSP) en presenteren wij u de stand van zaken van de diverse projecten uit het programma. Het RSP is de afgelopen periode meerdere keren onderwerp van gesprek geweest in uw Staten en in uw commissies Economie & Mobiliteit en Bestuur & Financiën. Bij de behandeling van het provinciale MIT (voordracht 3/2009), waarin ook de mobiliteitsprojecten uit het RSP zijn opgenomen, is de brief van 16 december 2008 met stand van zaken RSP (briefnr. 2008-68.244/51/A.25, VV) betrokken. In het overleg van uw commissie Economie & Mobiliteit is afgesproken dat naast een periodieke bespreking van de voortgang van de projecten, ook de resultaten van het landsdelig overleg BO MIRT aan u te versturen. De afsprakenlijst van het najaarsoverleg BO MIRT hebben wij medio december 2009 per brief aan u verstuurd. Het RSP bestaat uit een Ruimtelijk Economisch Programma (REP) en uit Mobiliteitsprojecten (onder te verdelen in Concrete Projecten, projecten in een Regionaal Mobiliteitsfonds en projecten opgenomen onder de motie Koopmans). In deze brief informeren wij u over: 1. uitvoeringskader ruimtelijke economisch programma 2. de wijze waarop u betrokken wordt bij de besluitvorming over de mobiliteitsprojecten 3. oprichting Regionaal Mobiliteits Fonds en inschatting benodigd kasritme voor het programma (interprovinciale activiteit) 4. stand van zaken van de mobiliteitsprojecten 5. hoofdactiviteiten tot eind 2010 op programmaniveau. Ad 1. Uitvoeringskader ruimtelijk economisch programma In maart 2009 zijn in SNN verband de hoofdlijnen voor een uitvoeringskader Ruimtelijk Economische programma "REP-regio" vastgesteld door het DB-SNN (naast "REP-regio"is er ook nog "REP-rijk", waarover het Ministerie van
Economische Zaken beschikt). Zoals wij u in eerdere rapportages hebben gemeld, zijn deze afspraken in SNN verband nodig om er voor te zorgen dat de provincies (die de projecten uit de eigen provincie committeren), gelijksoortige criteria en voorwaarden voor de beoordeling van projecten hanteren. Mede op basis van de SNN hoofdlijnen is door ons het uitvoeringskader REP-ZZL regionaal deel Groningen opgesteld (kortheidshalve REP-ZZL Groningen). De criteria en voorwaarden voor dit REP-ZZL Groningen zijn vergelijkbaar met het Operationeel Programma EFRO. Bijgevoegd treft u ter informatie het uitvoeringskader REP-ZZL Groningen aan. In dit uitvoeringskader dat wij op 10 november 2009 hebben vastgesteld en dat de basis voor onze projectbeoordeling vormt, wordt naast de toetsingscriteria en voorwaarden aandacht besteed aan de organisatiestructuur en invulling van de projectverwerving- en -beoordeling. Voor nader informatie over de inhoud, vorm, opzet en omvang van het REP verwijzen wij u naar het bijgevoegde uitvoeringskader. Voor het REP-ZZL Groningen is 92 mln beschikbaar, bestaande uit 53 mln rijksbijdrage en 39 mln regionale cofinanciering (provincie en gemeente Groningen). De cofinanciering van de provincie is onderdeel van de 245 mln die u voor de uitvoering van het RSP heeft gereserveerd. Voor wat betreft de projectverwerving zijn er reeds door ons college reserveringen gemaakt voor de volgende u bekende projecten: Grote Markt Oostzijde/ Forum Eriba (doet ook beroep op "REP-Rijk") Life Lines (doet ook beroep op "REP-Rijk") Programma Onderwijs-Arbeidsmarkt (uit de versnellingsagenda). Na aftrek van de reserveringen voor bovengenoemde projecten resteert nog een bedrag van tussen de 35 en 40 mln. Wij gaan de komende periode een prioriteitenlijst voor projecten opstellen. Deze lijst zal ook ter bespreking aan uw Staten worden voorgelegd. Ad 2. Wijze betrokkenheid Provinciale Staten bij besluitvorming mobiliteitsprojecten In onze brief van 16 december 2008 is de betrokkenheid van uw Staten bij de diverse mobiliteitsprojecten kort aangegeven, waarbij is vermeld dat voorgesteld wordt om aan te sluiten bij de voorstellen van de commissie Elverding. In de voordracht over het provinciale MIT (voordracht 3/2009) is dit nader uitgewerkt en in uw besluit over de voordracht meegenomen. In de brief hebben wij ook aangegeven dat bij projecten waar de provincie Groningen niet de regie voort, met de betrokken partijen nadere afspraken gemaakt moeten worden welke rol de partijen in de besluitvorming hebben. Inmiddels hebben wij met het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) afspraken kunnen maken over de betrokkenheid bij de besluitvorming van de provincie bij de Concrete Projecten facelift stations, infra voor HOV-bus en Q-liners en busstations en transferia. Deze projecten vallen onder het kopje Kolibri bij de Concrete Projecten. In principe heeft V&W de regie over de projecten. Wij hebben met dit ministerie afgesproken dat wij de plannen met onze partners in de regio (gemeenten, regio Groningen-Assen) verder uitwerken (onder onze verantwoordelijkheid). Tevens hebben wij afgesproken met V&W dat na de uitwerking en afstemming in de regio het conceptvoorstel voor uit te voeren projecten wordt voorgelegd aan V&W. Na instemming van V&W leggen wij het voorstel ter besluitvorming aan u voor. Hiermee heeft u finale besluitvorming over het voorstel binnen de kader van
het Convenant. Na besluitvorming door u mbt het realisatiebesluit wordt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering ook bij de provincie Groningen gelegd. Voor de spoorprojecten uit de Concrete Projecten en de projecten uit de motie Koopmans blijft de regie bij V&W en is ProRail de opsteller en uitvoerder van de plannen. Wij worden door V&W en ProRail wel nauw betrokken bij de uitvoering. De inhoud van de projecten wordt met u besproken. V&W heeft aangegeven dat wanneer Prorail en de regio (Noord-Nederland) tot eensluidend voorstellen komen voor de te nemen maatregelen die ook passen binnen het budget dat dit voorstel dan door V&W zal worden overgenomen, mits dit past binnen het Convenant RSP en de structuurvisie ZZL. Ad 3. Oprichting Regionaal Mobiliteits Fonds en kasritme programma Oprichting Regionaal Mobiliteitsfonds Het DB-SNN heeft op 27 oktober 2009 de Regeling Regionaal Mobiliteitsfonds RSP vastgesteld. In genoemde Regeling is bepaald dat het fondsbeheer bij het SNN ligt. Het Regionaal Mobiliteitsfonds biedt het instrumentarium om de Rijksmiddelen ten behoeve van de regionale mobiliteitsprojecten naar de noordelijke provincies te routeren. Eén van de eerste activiteiten van de fondsbeheerder vormde het vaststellen van het uitvoeringsprogramma 2009-2010. Op basis van dit uitvoeringsprogramma zal de provincie binnenkort haar bijdrage voor de jaartranches 2009 en 2010 aanvragen. Kasritme programma De jaarlijkse Rijksbijdragen voor het gehele Regiospecifiek Pakket zijn in het Convenant vastgelegd. Het grootste deel van de bijdragen wordt volgens dit ritme in de latere jaren (2014-2020) ontvangen. De verwachte kasstromen zullen in de BC SOM periodiek in samenhang met de andere provincies worden gevolgd, zodat indien nodig tijdige bijsturing mogelijk is. Ad 4. Stand van zaken mobiliteitsprojecten In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van alle mobiliteitsprojecten met planning. In vet zijn de wijzigingen aangegeven ten opzichte van de vergelijkbare tabel die opgenomen is als bijlage 1 bij de brief van december 2008 over Stand van zaken RSP. Projecten Totaal Bedrag Verkenning Planuitwerking Realisatie Zuidelijke ringweg Groningen 624 2009 2009-2014 2015-2020 Spoor Leeuwarden - Groningen 120 2008-2009 2010-2012 2013-2017 Spoor Groningen - Veendam 29 2008 2008-2009 2011 Doorkoppeling plus Upgrade HS 18 2009 2010-2011 2012-2013 Infra Q-liners en HOV-bus 31 2009-2010 2010-2011 2011-2013 Transferia en busstations 46 2009-2010 2011-2013 2014-2016 Facelift stations 10 2009 2010 2011-2013 Gebiedsontwikkeling Groningen centr. Zone 30 nadere bepaling door gemeente Groningen Bereikbaarheid 51 2008 2009-2010 2011-2013
Lauwersmeergebied Bereikbaarheid Veenkoloniën 46 2009-2010 2011-2012 2013-2015 Spoorverbinding Heerenveen- Groningen 577 2009-2012 2013-2016 2017-2020 Regiotram - Kolibri 115 2009 2009-2011 2012-2014 LMCA, motie Koopmans (156 miljoen) Spoorwegveiligheid 20 2009-2010 2011-2013 2014-2016 Europapark (4e spoor) en 4- sporigheid HS 16 2009-2010 2011-2013 2014-2016 De wijzigingen in bedragen bij de Zuidelijke Ringweg Groningen en bij de Gebiedsontwikkeling Groningen Centrale Zone worden bij ad 5. nader toegelicht. Over de gewijzigde realisatietermijn bij het project Spoor Groningen - Veendam bent u in het najaar van 2009 reeds geïnformeerd. Korte toelichting stand van zaken: Zuidelijke ringweg Groningen De stuurgroep ZRG 2 e fase heeft op 2 juli 2009 een bestuurlijk voorkeursbesluit genomen (zie brief aan PS 'Zuidelijke ringweg - stuurgroepbesluit 2009' d.d. 3 juli 2009, ons kenmerk 2009-41.624, VV). Dit stuurgroepbesluit ligt aan de basis van de bestuursovereenkomst die de minister van Verkeer en Waterstaat op 10 november 2009 heeft gesloten met de provincie Groningen en de gemeente Groningen (zie brief aan PS 'Bestuursovereenkomst Zuidelijke Ringweg fase 2' d.d. 17 november 2009, ons kenmerk 2009-66.393/47/A.13, VV). Met de bestuursovereenkomst is voor de minister van Verkeer en Waterstaat de weg vrij om met een zogenoemde aanvangsbeslissing de planstudie te starten. Relevant is verder dat de minister van Verkeer en Waterstaat de Zuidelijke Ringweg Groningen fase 2 in november 2009 heeft opgenomen in de lijst van projecten die onder de (ontwerp) Crisis- en Herstelwet vallen. spoor Leeuwarden - Groningen, doorkoppeling plus Upgrade HS en de projecten uit de LMCA Koopmans In de motie Koopmans roept de Tweede Kamer op tot maatregelen om de reistijd tussen de Randstad en Noord-Nederland te verbeteren. Om de mogelijkheden hiernaar te onderzoeken heeft ProRail, in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, een scopestudie opgesteld naar de spoordriehoek Zwolle - Groningen - Leeuwarden - Zwolle. In deze studie (niveau verkenning) is ook de partiële verdubbeling van de spoorlijn Groningen - Leeuwarden onderzocht. In de studie is, uitgaande van een gewenste dienstregeling, gekeken naar de onderlinge samenhang tussen de hiervoor benodigde infrastructurele maatregelen. Deze studie is nagenoeg afgerond - er zijn nog enkele aanvullende vragen gesteld die momenteel door Prorail worden uitgezocht. In de afsprakenlijst uit het BO MIRT najaar 2009 is dit op hoofdlijnen ook aangegeven. Voor de projecten binnen de motie Koopmans en voor het project spoor Leeuwarden - Groningen betekent dit dat de planstudies per project gestart zullen worden na definitieve afronding door ProRail van de scopestudie. Daarmee zijn de gewenste dienstregeling en de OVknopen in Groningen, Leeuwarden en Zwolle vastgelegd. Deze zullen vervolgens als uitgangspunt dienen bij verdere studies. Na afronding van de scopestudie naar de spoordriehoek Zwolle - Groningen - Leeuwarden - Zwolle zal ProRail begin 2010 starten met een aanvullende scopestudie. In deze aanvullende scopestudie zullen de overige maatregelen
nader onderzocht worden en de onderlinge samenhang worden vastgesteld. De doorkoppeling van de treinen op het hoofdstation en de reactivering van de spoorlijn naar Veendam zullen verwerkt worden in de gewenste dienstregeling. Vervolgens zal na bestudering van de gewenste dienstregeling blijken waar de infrastructurele maatregelen noodzakelijk zijn. Dit zal vervolgens vergeleken worden met de projectenlijst zoals opgenomen in het RSP ten aanzien van planning en budget. Infra Q-liners, HOV-bus, transferia en busstations Gezien de grote inhoudelijke samenhang tussen de projecten Infra Q-liners- HOVbus en transferia en busstations is de verkenning van deze projecten gecombineerd. Dit betekent dat daarom de verkenning van het onderdeel infra Q- liners en HOV-bus ook doorloopt in 2010 en de planuitwerking mogelijk ook doorloopt naar 2011. De verkenningsfase is overigens nagenoeg afgerond. Op dit moment ligt er een conceptlijst met maatregelen die mogelijk in aanmerking komen voor financiering uit één van de beide RSP projecten. Kijkend naar bovengenoemde planning is het streven dat we in de eerste helft van 2010 voor beide projecten de verkenningsfase afronden. Ook in de planningsfase zullen beide projecten voor een belangrijk deel gezamenlijk oplopen. Dit komt onder andere doordat bij het realiseren van het busstation of transferium de ontsluitende infrastructuur mee moet worden genomen. In de conceptlijst zijn vijf maatregelen aangemerkt die na goedkeuring van ministerie van V&W en vervolgens uw instemming, in 2010 de planfase kunnen ingaan en wellicht zelfs al een begin wordt gemaakt met de realisatie. Voor de overige maatregelen ligt het in de bedoeling om door middel van een halfjaarlijks voortgangsrapportage de lijst met maatregelen en de fase waarin ze zitten, te monitoren. Facelift stations Ter verbetering van de verblijfskwaliteit van de regionale treinstations zijn vier deelprojecten benoemd: uitbreiden capaciteit fietsenstallingen en P+R, aanbrengen dynamische reisinformatie, verbeteren uitbreiden wacht- en schuilmogelijkheden en verbeteren herkenbaarheid vervoerder/ov-autoriteit. Het uitbreiden van de fietsenstalling is naar voren geschoven, zodat mee kon worden gelopen in een subsidietraject van ProRail, en is inmiddels op enkele stations na afgerond. Ook de P+R uitbreidingen zijn op enkele van de stations inmiddels in gang gezet, doordat hierbij in een subsidietraject van het ministerie van V en W kon worden aangesloten. Voor het aanbrengen van dynamische reisinformatie is de planning op dit moment dat de verkenning voor de zomer van 2010 kan worden afgerond en dat er dan een kostenraming en voorstel voor de planuitwerking ligt. De herkenbaarheid van de vervoerder/ov-autoriteit wordt meegenomen in de uitbreiding van de wacht- en schuilmogelijkheden. Voor dit deelproject wordt daarnaast aangesloten bij het project van ProRail voor de vervanging van de gehele stationsoutillage. Begin 2010 vindt hierover nadere afstemming plaats. Ook voor dit project geldt dat voor de zomer van 2010 inzicht in de kosten moet worden verkregen, zodat de verkenning dan kan worden afgerond. Bereikbaarheid Lauwersmeergebied Over de voortgang rond het project Bereikbaarheid Lauwersmeergebied zullen wij u in de loop van februari via een brief separaat informeren. Bereikbaarheid Veenkolonien Het consortium Arriva, Ballast Nedam en ProRail doet middels een unsollicited proposal onderzoek naar de haalbaarheid van de reactivering van de
spoorverbinding Veendam - Stadskanaal. Verwacht wordt dat de resultaten van dit onderzoek begin 2010 aan ons worden aangeboden. Spoorverbinding Groningen - Heerenveen De spoorlijn Groningen - Heerenveen is in het Regionaal Mobiliteitsfonds opgenomen. De verbinding voorziet in een kwaliteitssprong in het openbaar vervoer tussen Groningen, Leek, Drachten en Heerenveen. Bovendien is deze verbinding de opmaat voor een mogelijke Zuiderzeelijn. Begin 2009 hebben de provincie Fryslân en Groningen besloten een voorverkenning uit te voeren naar de spoorverbinding. U bent hierover in april 2009 geïnformeerd. In de voorverkenning zijn vier vervoersconcepten met elkaar vergeleken: een geoptimaliseerd en verbeterd bussysteem, de Superbus, een light rail verbinding en een heavy rail variant. Op basis van een aantal criteria, o.a. vervoerswaarde, investerings- en gebruikerskosten is de keuze gemaakt om de heavy rail variant nader uit te werken. De voorverkenning moet resulteren in een besluit om een verkenning naar de haalbaarheid van de spoorwegverbinding te starten. Om enig zicht te krijgen op de haalbaarheid is besloten om aan marktpartijen een prijsgarantie te vragen voor de aanleg en mogelijke exploitatie van de spoorlijn. Deze prijsgarantie wordt verkregen via een aanbestedingsprocedure. In de periode november 2009 tot en met februari 2010 worden voorbereidende werkzaamheden voor deze procedure uitgevoerd. Voor de aanbestedingsprocedure zullen wij een Statenvoordracht voorbereiden zodat u in het voorjaar van 2010 hierover een besluit kan nemen. Regiotram In een eerder stadium zijn het Raamwerk RegioRail, het Voorkeurstracé van lijn 1 en het document Sporen naar de toekomst reeds aangeboden aan u en besproken. Recentelijk hebben wij in een aparte brief het busknopenmodel (volwaardig busalternatief) aan u aangeboden. Binnenkort zal u tevens nadere informatie over de planning ontvangen. Hierin wordt ook aangegeven welke stukken voor de besluitvorming worden aangeboden en wanneer. In januari wordt het VO van lijn 1 afgerond en dit gaat in februari 2010 de inspraak in. Ook zal in januari het voorkeurstracé voor lijn 2 worden gekozen en daarna de inspraak ingaan. Daarnaast worden in het eerste kwartaal van 2010 de raming van lijn 1, een document over het marktmodel voor de aanbesteding en een document met een exacte raming van de exploitatiekosten opgesteld. In het tweede kwartaal volgen vervolgens nog de bestuurlijke overeenkomst tussen gemeente en provincie (en eventueel regio GA en OV-bureau) en een algehele risicoanalyse. Ad 5. Hoofdactiviteiten programmaniveau tot eind 2010 In de periode tot eind 2010 zijn binnen het programmamanagement diverse activiteiten voorzien. Vele activiteiten zijn reeds lopende en worden de komende periode gecontinueerd. Hieronder vallen bijvoorbeeld interprovinciale activiteiten, zoals periodieke overleggen met de andere partners in Noord-Nederland en met het ministerie van V&W, het rapporteren over de voortgang aan diverse gremia, het bewaken van de projecten door periodiek overleg met projectleiders en afstemming en overleg met diverse partijen. Daarnaast zal een belangrijk nieuw onderwerp het nader uitwerken van het risicomanagement zijn. In de managementletter van de
accountant (bij de rekening?) is bij het risicomanagement ook het programma RSP genoemd. Wij zijn inmiddels gestart met het in beeld brengen van de risico's op programmaniveau. Op projectniveau geldt dat bij enkele projecten reeds risicoanalyses zijn opgesteld in de afgelopen periode; wij willen in de komende periode voor alle projecten risico-analyses op een vergelijkbare wijze gaan opstellen (en de consequenties die dit kan hebben voor het programmaniveau in kaart brengen). De bevindingen zullen vervolgens weer input opleveren voor de projecten en (de sturing van) het programma. Dit zal geen eenmalige actie zijn, maar een periodiek herhaalde activiteit. Wij verwachten u in het najaar van 2010 hierover een eerste rapportage te kunnen presenteren. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Groningen:, voorzitter., secretaris.