Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag

Vergelijkbare documenten
Conceptrapportage ten behoeve van de subsidieaanvraag

MKBA Rotterdamsebaan Actualisatie ten behoeve van de subsidieaanvraag

Inhoud presentatie. Netwerkanalyse Ring Utrecht Wat levert het op? 1. Achtergronden Netwerkanalyse Utrecht. 1. Achtergronden Netwerkanalyse Utrecht

Module: Ontbrekende schakel in netwerk

Module: Aanpassing kruispunt

Maatschappelijke kosten-batenanalyse N343 Rondweg Weerselo: Samenvatting en conclusies

Wegen gebouwd op achterhaalde groeiscenario s auteur: Huib van Essen, CE Delft

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Maatschappelijke Kosten- Batenanalyses

Factsheet Verkeer. 1. Inleiding. 2. Ambities. Definities, bestaande wetgeving en beleid

Memo CAH: budgetvarianten infrapakketten

MKBA N247 Broek in Waterland Quick scan analyse maatschappelijke effecten. Eline Devillers Casper van der Ham

Welvaartseconomische toets investeringpakketten hoofdwegen. Wim Groot Henk van Mourik

Maatschappelijke kosten-batenanalyse verbetering bereikbaarheid Den Haag. Extra verbinding Centrale Zone Rijkswegennet.

Gemeente Den Haag. De voorzitter van Commissie Leefomgeving DSO/ RIS janauri 2016

Onderzoek ontlasten Vlietbruggen. Onderzoeksresultaten. Adviesgroep 10 mei 2016

Kwaliteitstoets op Quick scan welvaartseffecten Herontwerp Brienenoord en Algeracorridor (HBAC)

Afweging op basis van probleemoplossend vermogen(bereikbaarheid en leefbaarheid) Ref C BTK, TBT, NBT BTL T2 T3 V2 B H M /+

Second Opinion van de KBA van weguitbreidingen in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere

Quick scan MKBA snelle fietsroute Apeldoorn - Epe

Nut & noodzaak MIRT-projecten. Review van het gebruik van economische scenario s bij doorrekening van MIRT-projecten

Kwaliteitstoets op Quick scan welvaartseffecten Herontwerp Brienenoord en Algeracorridor (HBAC)

Maatschappelijke kosten-batenanalyse snelfietsroute Zaltbommel s-hertogenbosch Showcase toepassing waarderingskengetallen MKBA Fiets

MIRT-Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel - Gouda

Samenvatting Notitie reikwijdte en detailniveau MIRT Verkenning A20 Nieuwerkerk aan den IJssel Gouda

MIRT-Verkenning A67 Leenderheide - Zaarderheiken. Inloopbijeenkomsten 19 april 2018, Sevenum

Kosten-batenanalyse toelichting en uitkomsten

Second opinion KBA MIRT verkenning A1 Apeldoorn-Azelo. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Oktober 2013

Wat ging vooraf? Dit is gedaan aan de hand van het beoordelingskader uit de NRD (zie hiernaast).

MEMO. De maatregelen per alternatief zijn beschreven in Tabel 2 (in de bijlage).

Aan de raad van de gemeente LEIDSCHENDAM-VOORBURG. Steelaan. 1. Waarom wordt de raad geïnformeerd?

&\toirly Dat.ontv.: 2 4 DEC 2015

MIRT Verkenning Haaglanden Vragen en antwoorden

De latente vraag in het wegverkeer

Partiële maatschappelijke kosten-batenanalyse van de verbinding A8-A9

1 Inleiding: de varianten vergeleken

Notitie Vergelijking Plateau- en Klagenfurtalternatief Rijksweg 74 ten aanzien van luchtkwaliteit

MKBA Noordelijke Ontsluiting Enschede - Kennispark

Ontwerp-structuurvisie, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op

Bijlage 1.5.A. MKBA - Deelrapport B. Sprong over het IJ. Nota van Uitgangspunten

abcdefgh Aan Provincie Zuid-Holland t.a.v. de voorzitter van de adviescommissie IODS de heer M. Huls Postbus LP DEN HAAG Geachte heer Huls,

Bijlage B: Ontwerp-tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2

ECONOMISCH ONDERZOEK EN ADVIES. Maatschappelijk kosteneffectieve Energietransitie

Second opinion kosten-batenanalyse MIRT Haaglanden. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Pauline Wortelboer

MKBA Windenergie Lage Weide Samenvatting

Effect van spitsmijdingen op voertuigverliesuren

Openbaar Miriam van Meerten MIRT

Emissieontwikkeling op onderliggend wegennet ten gevolge van realisatie Tweede Coentunnel en Westrandweg

Leefbaarheidsbaten A2 tunnel Maastricht zeer aanzienlijk: meer dan 200 miljoen

Toelichting vormgeving Laan van Hoornwijk/Rotterdamsebaan. Bijlage bij Uitvoeringbesluit Rotterdamsebaan

Synergie tussen MIRT projecten: synergie in de directe en indirecte effecten

Waarde van de Waterwolftunnel

Ring Utrecht, het oost alternatief

Analyse verkeerseffecten variant 2.1

Second opinion op de nieuwe kosten-batenanalyse Schiphol-Amsterdam-Almere

Rotterdamsebaan A4-direct De Vlietzone gespaard en de weg is goedkoper.

Aanbod, gebruik en reistijdverlies hoofdwegennet,

Ontwikkelas Weert Roermond Studie N280-West. Toelichting effectenstudies Informatiebijeenkomst 12 januari 2011

MKBA Noordelijke Ontsluiting Enschede - Kennispark

Samenvatting Tabel 1 Kwalitatieve typering van de varianten

Van eindbeeld naar tussenfase Anders Betalen voor Mobiliteit

Wat is er tot nu toe gedaan en waar staan we nu?

Zienswijze Rotterdamsebaan

Tracé Boortunnel lange variant

Kosten-batenanalyse Luchthaven Twente

Startbeslissing. Verbreding A4 Vlietland N14. Datum 12 september De Minister van Infrastructuur en Milieu, mw. drs. Schultz van Haegen.

TEN effecten in Den Haag, Duurzaam Dynamisch Verkeersmanagement door integrale afweging van Traffic, Emissie en Noise (TEN) bij inzet van scenario s

HOLLAND OUTLET MALL De verkeersstudies kritisch beschouwd 8 DECEMBER 2016

1. Nota van antwoord. Eindstand 2055 reacties door 3036 personen/instanties.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Leefbaarheidsbaten A2 tunnel Maastricht zeer aanzienlijk: meer dan. Uitgevoerd op verzoek van de. Zak.en en Koninkrijksrelaties,

Informatiemap m.e.r. Sloeweg (N62) Resultaten van de haalbaarheidsstudie

Aanvulling MKBA Spui: drie alternatieve scenario s (jan. 2011)

N35 Nijverdal - Wierden Uitgangspunten verkeersberekeningen

Betere bereikbaarheid door een robuust wegennetwerk in de regio Arnhem-Nijmegen. Startnotitie

Aan de Leden van de Commissie Leefomgeving. Voorburg, 2 september 2012

Samenvatting onderzoeken variant 7 en 7B

Meer bereiken door ruimtelijk inrichten 9 maart 2016

Effecten op de koopkracht variant A en variant B Anders Betalen voor Mobiliteit/ ABvM

Bijlage B: bij Toelichting Tracébesluit A7/N7 Zuidelijke Ringweg Groningen, fase 2

Verbinding A8/A9. Advies trechtering alternatieven en afbakening belangrijkste milieuaspecten. 27 november 2014 / rapportnummer

De latente vraag in het wegverkeer

Project A4 Delft- Schiedam

MIRT-onderzoek Noordkant Amsterdam

Uitgangspuntennotitie MKBA Westelijke Randweg Woerden (11 januari 2018)

Trendprognose wegverkeer voor RWS. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Jan Francke en Hans Wüst

Woerden West Aanvullende onderzoek naar verbeteringen in de netwerkstructuur van Woerden West

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

Herinrichting Neherkade Den Haag

Samenvatting. Bereikbaarheid en concurrentiekracht - KiM 5

Larserknoop Lelystad Verkeerskundige analyse

Voertuigverliesuren Verkeersbeeld provincie Utrecht

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1

Second opinion quick scan KBA Aquaduct Skarster Rien. Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid. Pauline Wortelboer-van Donselaar

Voertuigverliesuren Verkeersbeeld provincie Utrecht

April Effecten van salderen tussen handhavingspunten

Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

BIJLAGE / blad 1. bijlage 1a, plantekening. bijlage 1b, doorsnede. bijlage 1c, 3D impressies. Deelgebied A

1 e fase Planstudie Ring Utrecht Keuze VoorKeursAlternatief (VKA)

Transcriptie:

MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag OPGESTELD IN OPDRACHT VAN: Gemeente Den Haag, DSO OPGESTELD DOOR: Adres: Valkenburgerstraat 212 1011 ND Amsterdam Telefoon: 020 67 00 562 Fax: 020 47 01 180 E-mail: info@decisio.nl Website: www.decisio.nl

TITEL RAPPORT: MKBA Rotterdamsebaan, Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag DATUM: 15 februari 2013 OPDRACHTGEVER: Gemeente Den Haag, DSO PROJECTTEAM DECISIO: Niels Hoefsloot (n.hoefsloot@decisio.nl), Tobias van den Briel, Martijn Lelieveld, Menno de Pater MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag

Inhoud 1 Inleiding 1 1.1 Aanleiding en vraagstelling... 1 1.2 Vraagstelling... 2 1.3 Leeswijzer... 3 2 Probleemanalyse en oplossingsrichtingen 4 2.1 Probleemanalyse... 4 2.1.1 Robuuste bereikbaarheid van de Centrale Zone van Den Haag... 4 2.1.2 Sluipverkeer op het onderliggend wegennet in Den Haag, Voorburg en Rijswijk... 5 2.1.3 Leefbaarheid langs verkeersassen onder druk... 5 2.1.4 Relatie met MIRT-Verkenning Haaglanden... 6 2.2 Onzekere toekomstige ontwikkelingen... 6 2.3 Het nul- en projectalternatief... 7 2.3.1 Het nulalternatief... 7 2.3.2 Totstandkoming projectalternatief... 7 2.3.3 Het tracé... 8 3 Maatschappelijke effecten van de Rotterdamsebaan 11 3.1 Directe effecten... 11 3.1.1 Investeringskosten... 11 3.1.2 De beheer- en onderhoudskosten... 13 3.1.3 Reistijdwinsten... 13 3.1.4 Betrouwbaarheid en robuustheid... 15 3.1.5 Reiskosten en accijnzen... 16 3.2 Indirecte effecten... 16 3.3 Externe effecten... 17 4 Overzichtstabellen en gevoeligheidsanalyses 19 4.1 Overzicht basisberekeningen GE scenario... 19 4.2 Overzicht basisberekeningen RC scenario... 22 4.3 Gevoeligheidsanalyses... 23 4.4 Bandbreedte van de resultaten... 25 Bijlage 1: geraadpleegde literatuur 26 Bijlage 2: Uitgangspunten bij de berekeningen 28 Netto contante waarde... 29 Gebruik scenario s en gevoeligheidsanalyses... 30 Bijlage 3: Herkomsten en bestemmingen in de analyse 31 MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag

1 Inleiding 1.1 Aanleiding en vraagstelling Achtergrond Een goede bereikbaarheid is essentieel om de ambities van de gemeente Den Haag en de omliggende regio op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en (inter)nationale profilering waar te maken. Maar de bereikbaarheid staat onder druk. De Utrechtsebaan (A12) is overbelast en dit heeft ook negatieve gevolgen voor het onderliggende wegennet. De gemeente Den Haag werkt daarom al enige jaren aan de komst van de Rotterdamsebaan (voorheen Trekvliettracé): een nieuwe verbindingsweg tussen knooppunt Ypenburg (A4/A13) en de Centrale Zone (Binckhorst-Centrum-Scheveningen). Met deze nieuwe route de stad in wordt de A12 deels ontlast, kan sluipverkeer worden teruggebracht en kunnen nieuwe ontwikkelingen worden gefaciliteerd. Bovendien draagt de Rotterdamsebaan bij aan de robuustheid van het infrastructuurnetwerk, doordat een alternatief voor de A12 ontstaat. Figuur 1.1 Zicht op de A4 met daarachter de Vlietzone en het golfterrein op het tracé van de Rotterdamsebaan Voortraject Bij de ontwikkeling van de Rotterdamsebaan zijn de afgelopen jaren verschillende varianten onderzocht, bediscussieerd en afgewogen. In het voorjaar van 2012 is door de betrokken gemeenten (Den Haag, Rijswijk, Leidschendam-Voorburg) overeenstemming bereikt over de voorkeursvariant. Deze voorkeursvariant (in dit rapport ook wel C4 +300) is een geboorde tunnel die vanaf knooppunt Ypenburg via de Vlietzone ondergronds naar de Binckhorst loopt. In voorliggend rapport presenteren we de eerste resultaten van de Maatschappelijke Kosten-batenanalyse (MKBA) die voor dit project is MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 1

opgesteld. De MKBA is zo veel mogelijk uitgevoerd conform het kader OEI bij MIRT van de Rijksoverheid 1. Status en rol van deze MKBA Doel van deze MKBA voor de voorkeursvariant is tweeërlei: de MKBA wordt door de Rijksoverheid gevraagd bij de subsidieaanvraag, daarnaast is de MKBA bedoeld voor de betrokken gemeenten en belanghebbenden om de verschillende effecten en belangen integraal in beeld te krijgen. Dit rapport beantwoordt vooral aan de eerste doelstelling. Een aantal aspecten, die naar verwachting niet van grote invloed zijn op het totaalsaldo, maar wel zeer relevante discussiepunten kunnen zijn in de regio, is nog niet in detail uitgewerkt. Een van de noodzakelijke onderdelen daarvoor is de MER analyse die dit najaar wordt opgesteld. De reden dat deze versie van de MKBA wel nu is opgesteld, heeft te maken met de planning van het (interbestuurlijke) traject rond de Rijkssubsidie. 1.2 Vraagstelling De hoofdvraagstelling in deze MKBA van de Rotterdamsebaan is de volgende geweest: Hoe verhouden de maatschappelijke kosten en baten van de C4 +300-variant van de Rotterdamsebaan zich ten opzichte van elkaar? Aan de hand van onderstaande onderzoeksvragen zijn de kosten en baten in kaart gebracht: Welke kosten zijn gemoeid met de realisatie van het project? Wat is het gevolg voor de kosten van beheer en onderhoud? Wat zijn de bereikbaarheidseffecten voor de weggebruikers op de Rotterdamsebaan en in de hele Haagse regio? Wat zijn de gevolgen van de Rotterdamsebaan op de robuustheid van het wegennetwerk in de regio? Wat zijn de maatschappelijke baten die met de bereikbaarheidseffecten samenhangen? Wat zijn de effecten op andere functies, op gezondheid, natuur en milieu en landschap? Vooral de effecten bij de laatste bullit zullen nog nader worden uitgewerkt aan de hand van de MER. Naast de standaardberekeningen in de MKBA (zie kader voor een nadere toelichting over wat een MKBA is en hoe deze werkt) zijn er ook enkele ruimtelijke aspecten van de Rotterdamsebaan voor bestaande en toekomstige functies (o.a. Vlietzone, familiepark Drievliet, golfterrein). Deze komen wel in de projectbeschrijving terug maar (nog) niet expliciet in de effectbeschrijving. 1 OEI staat voor Overzicht Effecten Infrastructuur, MIRT voor het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Ruimte en Transport. Het kader OEI bij MIRT is de verplicht te volgen werkwijzer voor Kosten-batenanalyses binnen het MIRT programma, zie Rijkswaterstaat (2010) en Rijkswaterstaat (2012). MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 2

Wat is een MKBA? Een kosten-batenanalyse is een economische projectbeoordeling. De informatie hieruit kan bijdragen aan de nut- en noodzaakdiscussie, en het maken van keuzes tussen de projectalternatieven- en varianten. In een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA) worden ongelijksoortige effecten (bijvoorbeeld bereikbaarheid, natuur, economie) met elkaar vergeleken. Het opstellen van maatschappelijke kostenbatenanalyses vindt zijn oorsprong in de wens om investeringen in infrastructuur te verantwoorden. De financiële opbrengsten van een project zijn in veel gevallen ontoereikend om de investeringskosten terug te verdienen, maar gunstige gevolgen voor bepaalde reizigers, verkeersveiligheid, het milieu en de leefomgeving, kunnen de investeringen vanuit maatschappelijk perspectief toch rechtvaardigen. De vergelijking van de diverse effecten wordt gemaakt door ze allemaal zo veel mogelijk onder dezelfde noemer te scharen. Hiertoe worden alle effecten zo veel mogelijk gemonetariseerd. Dat betekent dat deze effecten aan de hand van verschillende economische waarderingsmethoden in euro s worden uitgedrukt. De analyses in een MKBA kunnen ook de gevolgen voor verschillende belanghebbenden in beeld brengen. Wanneer voor- en tegenstanders van projecten tegenover elkaar staan, vaak beiden met goede argumenten, kan een MKBA bijdragen aan het objectiveren van standpunten en het wegen van belangen. Het resultaat van een MKBA biedt daarmee de mogelijkheid tot: Het vergelijken van projectalternatieven. De kosten-batenanalyse is bij uitstek geschikt om verschillende projectalternatieven systematisch naast elkaar te zetten en informatie te verschaffen ten behoeve van de afweging tussen verschillende alternatieven. Een integrale afweging van verschillende effecten. Alle relevante voor- en nadelen van een investeringsproject worden achterhaald en zo goed mogelijk gekwantificeerd. Aan zo veel mogelijk effecten wordt een (geld)waardering gekoppeld. Effecten die niet in geld zijn uit te drukken, worden apart vermeld. Deze effecten blijven buiten het financiële rendementscijfer maar worden wel zo veel mogelijk gewaardeerd en beschreven. Aandacht voor de verdeling van kosten en baten. Infrastructuurprojecten leiden vaak tot hinder voor omwonenden, terwijl de voordelen in eerste instantie aan de gebruikers toe vallen. Verder is het van belang of de effecten voor de regio of vooral landelijk zijn. In kaart brengen van onzekerheden en risico s. In een MKBA wordt op verschillende manieren met economische onzekerheden en risico s rekening gehouden. De MKBA moet een beleidsbeslissing ondersteunen die gebaseerd is op een calculated risk. In deze MKBA van de Rotterdamsebaan zijn niet alle effecten in detail uitgewerkt. De externe effecten (de effecten op onder andere natuur, milieu, leefomgeving) worden idealiter gelijktijdig én gelijkwaardig aan de analyses in een Milieueffectrapportage gemaakt. In dit geval is deze echter niet beschikbaar, zodat deze effecten nog als PM post zijn opgenomen. 1.3 Leeswijzer In hoofdstuk twee staat een beschrijving van de C4 +300-variant die in deze MKBA is onderzocht en gaan we in op de uitgangspunten die voor de analyse hebben zijn gebruikt. In hoofdstuk drie zijn de verschillende maatschappelijke effecten benoemd en waar mogelijk uitgewerkt. We besteden in hoofdstuk drie tevens aandacht aan de analyse van de robuustheid. Hoofdstuk vier laat de resultaten van de MKBA zien. MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 3

2 Probleemanalyse en oplossingsrichtingen In dit hoofdstuk gaan we eerst in op de huidige en toekomstige problemen in het studiegebied. Daarna lichten we de voorkeursvariant toe. Belangrijke brondocumenten zijn hierbij de Notitie Reikwijdte en Detailniveau Rotterdamsebaan en het bijbehorende Trechteringsdocument 2. 2.1 Probleemanalyse Er kan onderscheid gemaakt worden in drie kernelementen die samen de aanleiding vormen om een nieuwe verbinding tussen het hoofdwegennet en de Centrale Zone aan te leggen: 1. Robuuste bereikbaarheid van de Centrale Zone van Den Haag; 2. Sluipverkeer op het onderliggende wegennet in Den Haag, Voorburg en Rijswijk; 3. Leefbaarheid langs verkeersassen onder druk. Daarnaast bestaan er belangrijke raakvlakken met de MIRT verkenning Haaglanden. 2.1.1 Robuuste bereikbaarheid van de Centrale Zone van Den Haag De Centrale Zone van Den Haag is het economisch en cultureel centrum van de stad en de regio Haaglanden. Deze zone strekt zich globaal uit van Scheveningen via de oude binnenstad tot de A4. Met 150.000 arbeidsplaatsen bevindt 75 procent van de totale werkgelegenheid van Den Haag zich in dit gebied. Ook wordt het gebied gekenmerkt door een hoge personendichtheid. De versterking van de Centrale Zone komt ook terug in de structuurvisie Den Haag 2020 'Wereldstad aan Zee'. Specifieke aandacht is er in de structuurvisie onder andere voor de gebieden Centrum, Binckhorst/Laakhaven en Vlietzone/A4, die deel uitmaken van de Centrale Zone. Onder andere nieuwe infrastructuur (Rotterdamsebaan, Randstadrail, etc.) en nieuwe bedrijvigheid en woningen worden in deze deelgebieden voorzien. Figuur 2.1 Verdeling van het verkeer over de Utrechtsebaan en andere toegangswegen naar Den Haag Bron: Oranjewoud 2012 2 Oranjewoud (2012). Notitie Reikwijdte en Detailniveau Rotterdamsebaan. en Oranjewoud (2012). Trechteringsdocument Rotterdamsebaan. MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 4

Via de rijkssnelweg A12 (Utrechtsebaan) kan het autoverkeer het centrum bereiken. Deze weg heeft echter onvoldoende capaciteit om al het verkeer richting de Centrale Zone te kunnen faciliteren. Daarom zijn er naast de A12 ook diverse 'inprikkers' waar het autoverkeer gebruik van kan maken om Den Haag binnen te rijden. Deze 'inprikkers' hebben voldoende capaciteit om een deel van het verkeer te kunnen faciliteren. De A12 (Utrechtsebaan) faciliteert een groot percentage van het autoverkeer richting Den Haag (42 procent). De diverse 'inprikkers' faciliteren 10 tot 15 procent van het autoverkeer. Het hoofdwegennet bij Den Haag verwerkt een grote hoeveelheid regionaal verkeer. Meer dan 70 procent van het verkeer op de autosnelwegen heeft een herkomst of bestemming in de Haagse regio. Dit betekent ook dat de bereikbaarheid van de Centrale Zone grotendeels afhangt van de doorstroming op het hoofdwegennet. Door ruimtelijk-economische ontwikkelingen en de aanleg van de A4 Midden-Delfland zal het verkeer op de A4 tot 2020 verder doorgroeien. Op dit moment zijn er nog geen veranderingen aan het hoofdwegennet bij Den Haag vastgelegd, zodat de capaciteit van het hoofdwegennet in de komende jaren steeds meer onder druk komt te staan. 2.1.2 Sluipverkeer op het onderliggend wegennet in Den Haag, Voorburg en Rijswijk In veel beleidsstukken over bereikbaarheid gaat de aandacht uit naar de wegen die bedoeld zijn om grote hoeveelheden verkeer te kunnen faciliteren: de hoofdwegen, de diverse 'inprikkers' en andere belangrijke verkeersaders in Den Haag. Echter, een groot deel van het Haagse wegennet bestaat uit kleinere straten die niet ontworpen zijn om aanzienlijke hoeveelheden verkeer te faciliteren. Dan gaat het om straten waar scholen staan, waar woningen dicht bij de weg staan of waar de wegcapaciteit beperkt is. Doordat er in de ochtend- en avondspits congestie op de A12 (Utrechtsebaan) en diverse 'inprikkers' ontstaat, zoekt een deel van het verkeer een alternatieve route door dergelijke straten. Dit sluipverkeer heeft negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid voor kwetsbare verkeersdeelnemers (fietsers, kinderen en voetgangers) en leidt tot aantasting van de leefbaarheid langs deze straten. Uit verkeersmodelberekeningen voor 2020 blijkt dat er op diverse wegen sprake is van een forse toename, waardoor de situatie op en rond deze wegen voor bewoners verslechtert. De verwachte toename van het verkeer is circa 25 procent op de Prinses Marianne-laan en Fonteynenburghlaan en circa 50 procent op de Geestbrugweg. 2.1.3 Leefbaarheid langs verkeersassen onder druk De leefbaarheid van straten en woonwijken wordt direct beïnvloed door de hoeveelheid verkeer die over deze wegen gaat. Leefbaarheid wordt dan voornamelijk vertaald in de componenten luchtkwaliteit en geluidhinder. Doordat het wegennet bij Den Haag onder druk staat, leidt dit op diverse wegen tot problemen met de luchtkwaliteit (o.a. stikstofdioxide (NO2), fijnstof) en tot geluidoverlast (gemeten in hoeveelheid decibel). MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 5

2.1.4 Relatie met MIRT-Verkenning Haaglanden In de afgelopen periode heeft de MIRT-verkenning Haaglanden plaatsgevonden. In het kader van deze verkenning zijn afspraken gemaakt voor de realisatie van een pakket maatregelen op de A4 Passage en de Poorten en Inprikkers, als meeste urgent bereikbaarheidsvraagstuk in en na 2020. In de Verkenning is voor de periode na 2020 verondersteld dat de Rotterdamsebaan is gerealiseerd. Uit de probleemanalyse van de MIRT-verkenning blijkt dat er nog steeds knelpunten zijn op met name de A4 Passage bij Den Haag en congestieproblemen op enkele in- en uitgaande wegen van de Haagse agglomeratie, ook na realisatie van de Rotterdamsebaan. Deze worden opgelost met het maatregelenpakket in de MIRT-verkenning. 2.2 Onzekere toekomstige ontwikkelingen De genoemde knelpunten vormen vaak nu al een probleem en naar verwachting zal dit in de toekomst verergeren. In kosten-batenanalyses (en ook in de verkeersmodellering) wordt daarom gewerkt met toekomstscenario s waarin een coherente set aannames is gedaan over toekomstige ontwikkelingen. Hier is gebruik gemaakt van het lange termijn toekomstscenario Global Economy (GE) van de Planbureaus 3. Dit scenario schetst een samenhangend toekomstbeeld van ontwikkelingen op het gebied van onder meer demografie, economie en sociaal maatschappelijke ontwikkelingen. Voor de Rotterdamsebaan is dit relevant omdat de ruimtelijke druk, het aantal verkeersdeelnemers en tijdwaarderingen hiervan afhankelijk zijn. Omdat de ontwikkelingen onzeker zijn is het raadzaam met meerdere toekomstscenario s rekening te houden. Voor dit rapport waren berekeningen met het hoge groei GE-scenario beschikbaar. In gevoeligheidsanalyses is daarnaast gerekend met het scenario Regional Communities (RC). Dit scenario gaat uit van een veel lagere groei. Ter illustratie van de verschillende verwachte toekomstige problemen is in onderstaande figuur het overzicht van de totale congestie op het Nederlands hoofdwegennet weergegeven voor de scenario s die bij de uitwerking van de effecten zijn beschouwd. Dit is dus niet per definitie representatief voor de Haagse regio en het stedelijk wegennet. 3 Dit is een van de Welvaart en Leefomgeving (WLO) scenario s die door de CPB en PBL zijn ontwikkeld, zie CPB/MNP/RPB (2006). MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 6

Figuur 2.2 Ontwikkeling voertuigkilometers en congestie hoofdwegennet in Nederland, index 2010 is 100 Voertuigkilometers Congestie 160 160 140 120 100 80 60 40 20 0 2002 2008 2014 2020 2026 2032 2038 Bron: CPB/PBL (2006), KiM (2009). 2.3 Het nul- en projectalternatief 2.3.1 Het nulalternatief 140 120 100 80 60 40 20 0 2002 2008 2014 2020 2026 2032 2038 RC GE De situatie waartegen we het projectalternatief afzetten, noemen we het nulalternatief. In het nulalternatief komt er geen project, dus geen Rotterdamsebaan. Dat betekent echter niet dat er niets gebeurt. Ook zonder Rotterdamsebaan vinden immers de nodige ontwikkelingen plaats op het gebied van bereikbaarheid en mobiliteit in de regio Haaglanden. In het nulalternatief zijn alle infrastructurele maatregelen waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden meegenomen. Ook de verwachte ontwikkelingen in de vraag naar mobiliteit zijn meegenomen (zie ook bijlage 1). 2.3.2 Totstandkoming projectalternatief In 2007 is het MER 'Verbetering bereikbaarheid Den Haag: extra verbinding centrale zone - rijkswegennet' (hierna: MER 2007) ter inzage gelegd. In dit MER zijn circa tien tracékeuzes (alternatieven) voor een nieuwe verbinding tussen de Centrale Stad (Neherkade) en het knooppunt Ypenburg opgenomen. In dit MER zijn de verschillende alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie geanalyseerd op diverse (milieu)thema's en de mate waarop zij de vooraf gestelde doelen bereiken. Tegelijkertijd met het MER is ook een MKBA opgesteld. Figuur 2.3 Trechteringsproces Bron: Oranjewoud 2012 MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 7

Uit de analyses en vergelijking in 2007 kwam het alternatief 'Noordelijke Boortunnel' als voorkeursalternatief naar voren voor het Stadsgewest Haaglanden, de gemeenten Den Haag, Rijswijk en Leidschendam-Voorburg en het Rijk, hetgeen ook beschreven is in de Nota Voorkeursalternatief van 23 mei 2007. Binnen dit alternatief zijn in de jaren daarna acht kansrijke varianten geselecteerd voor tracédeel 1 en 2. Deze varianten zijn in het voorjaar van 2012 in een interbestuurlijk overleg van de betrokken gemeenten geëvalueerd, met als uitkomst dat de variant C4 de meest kansrijke variant is (doelbereik), maar dat deze ook belangrijke nadelen heeft (inpassing in de Vlietzone). In het bestuurlijk overleg is gepoogd om het beste van de C4 en de vergelijkbare variant met verlengde tunnel (C4-plus) te combineren. In de resulterende +300-variant worden alle verkeerskundige voordelen van de C4-varianten gecombineerd met de landschappelijke kwaliteiten van de C4-plus-variant. Het uitgangspunt daarbij is de C4-maaiveldvariant, maar dan met een verlengde tunnel van 300 meter. 2.3.3 Het tracé De Rotterdamsebaan begint bij knooppunt Ypenburg en heeft daar een aansluiting op het hoofdwegennet. Daarna loopt de weg in noordelijke richting langs Familiepark Drievliet dat aan de oostzijde wordt gepasseerd. Hier komt ook een aansluiting op de Rotterdamsebaan. Vervolgens verdwijnt de Rotterdamsebaan onder het maaiveld en loopt in een tunnel onder Voorburg en de Binckhorst door. In de Binckhorstlaan komt de tunnel weer boven het maaiveld uit en wordt aangesloten op het stedelijk netwerk van Den Haag. In Figuur 2.4 is de situatie gevisualiseerd. Figuur 2.4 Schets van de ligging en kenmerken van de Rotterdamsebaan Bij variant C4+300 begint de Rotterdamsebaan als nieuwe aftakking op het bestaande kruispunt aan de zuidoostzijde van de Laan van Delfvliet. Hoewel de verbinding met de A4-Delft en de A13 via deze 'nieuwe' kruising plaatsvindt, is de aansluiting wel redelijk direct te noemen. Het kunstwerk Ypenburg bestaat uit een open bakconstructie, waardoor een conflictvrije kruisende infrastructuur ontstaat. Bron: Oranjewoud 2012 MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 8

Het tracé loopt via een open tunnelbak via de Vlietzone naar Golfterrein Leeuwenbergh. Daar is de startschacht en gaat de tunnel ondergronds. In de Vlietzone is er in variant C4+300 een af-/toerit naar het parkeerterrein van attractiepark Drievliet en naar bedrijventerrein s Gravenmade. Aansluitend dichte en open tunneldelen (die niet worden geboord, maar worden gegraven, de dichte delen vervolgens weer gesloten) dienen als toerit naar het te boren tunnelgedeelte. De totale lengte van het kunstwerk bedraagt ruim twee kilometer. Figuur 2.5 Zicht op Vlietzone vanaf Molenslootpad In de Binckhorst komt er ter plaatse van de Mercuriusweg een T-aansluiting met de Binckhorstlaan. Tot slot komt er een T-aansluiting op de Binckhorstlaan ten behoeve van de Spoorboogweg/verlengde Regulusweg. MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 9

Figuur 2.6 Impressie Binckhorst, gezien vanuit centrum Bron: Google Earth, 2012 MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 10

3 Maatschappelijke effecten van de Rotterdamsebaan De OEI-leidraad deelt de effecten van infrastructuur op in drie categorieën: Directe effecten; Indirecte effecten; Externe effecten. De directe effecten zijn de (bedoelde) effecten die rechtstreeks met het project te maken hebben. De indirecte effecten zijn een doorwerking van de directe effecten op andere markten (arbeidsmarkt, huizen- en kantorenmarkt). De externe effecten zijn effecten waarvoor geen prijs bestaat, zoals de effecten op veiligheid, natuur en milieu. Niet alle effecten worden standaard meegenomen in een OEI/MKBA. Directe en (deels) externe effecten zijn echter verplicht. In deze versie van de MKBA zijn vooral de directe effecten meegenomen en waar mogelijk zijn al enkele beschouwingen over externe effecten opgenomen. Voor de indirecte effecten geldt dat deze niet verplicht uitgewerkt hoeven te worden volgens de OEI methodiek. Ze kunnen echter wel degelijk van belang zijn voor de regio, zoals ook verwoord in het advies van de Commissie MER en een advies van een expertteam uit 2008 4. In deze notitie worden deze effecten benaderd met een opslag. In de volgende paragrafen gaan we dieper in op de wijze waarop de verschillende effecten zijn uitgewerkt en gewaardeerd. 3.1 Directe effecten Directe effecten zijn directe en bedoelde effecten van het project. Voor de MKBA Rotterdamsebaan gaat het om de volgende directe effecten die een post vormen in de analyse: Investeringskosten; Beheer- en onderhoudskosten; Reistijdwinsten; Betrouwbaarheid en robuustheid; Reiskosten. 3.1.1 Investeringskosten De investeringskosten zijn bepaald in de kostenstudie die is aangeleverd door de gemeente Den Haag 5. Het totaalbedrag komt daarmee op 565 miljoen exclusief BTW. Bij nieuwe MIRT-projecten is het verplicht om in de kosten-batenanalyse inclusief BTW te rekenen 6. Het totaalbedrag dat resulteert is 661 miljoen. Dit bedrag wordt als volgt in de tijd uitgegeven (opgave gemeente Den Haag): 4 Zie Commissie voor de MER (2008). Verbetering bereikbaarheid Den Haag. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport en de aanvulling daarop en DHV (2008). Op weg naar een kosteneffectief en goed functionerend Trekvliettracé. Advies expertteam. 5 Movares (2012). Rotterdamsebaan, Voorlopig Ontwerp (VO2) Kostennota, en toelichting/aanvulling per e- mail. 6 Kernteam OEI (2011). Praktische werkinstructie ten behoeve van het werken met consistente prijzen bij MKBA s en Ministerie van Financiën (2011). Advies aan ICIM over consistente prijzen in MKBA, Den Haag. Er MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 11

Tabel 3.1 Investeringskosten in mln euro in de tijd Jaar 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 Investering 7 40 74 74 128 128 128 61 20 De aanleg van de Rotterdamsebaan is een relatief dure ingreep. Ondergronds bouwen, zeker in dichtbebouwd stedelijk gebied, is kostbaar en ook de complexe interactie met andere bestaande infrastructuur drijft de kosten op. De tunnel zelf en de aansluitingen op knooppunt Ypenburg en in de Vlietzone maken dan ook verreweg de grootste kostenposten uit. Daarnaast is ook de grondverwerving als aanzienlijke kostenpost ingeschat. Vermeden investeringen Bij nieuwe infrastructuurprojecten is het mogelijk dat er vermeden investeringen zijn: er kan een samenhang met diverse andere projecten zijn. Indien die in het nulalternatief wel uitgevoerd worden, maar in het projectalternatief niet, dan worden kosten bespaard. In een MKBA mogen alleen vermeden investeringen worden opgenomen die reeds gepland zijn. Er is geen directe aanleiding om uit te gaan van vermeden investeringen. Er is wel een aantal mogelijke toekomstige kostenbesparingen of opbrengstenposten gerelateerd aan de aanleg van der Rotterdamsebaan te benoemen. Deze hebben te maken met grondverwervingen die mogelijk in de toekomst anders kunnen worden aangewend, bijvoorbeeld voor vastgoedontwikkeling of een HOV-baan. Maar de kosten die hiervoor worden gemaakt, zijn op dit moment buiten de raming voor de Rotterdamsebaan gehouden. De eventuele toekomstige baten (of vermeden investeringen) die hier mee samenhangen vallen daarmee ook buiten de reikwijdte van deze analyse. Daarnaast worden er momenteel investeringen gedaan en besluiten genomen die anticiperen op de realisatie van de Rotterdamsebaan, zoals de versmalling van de Haagweg om de leefbaarheid te verbeteren. Zonder Rotterdamsebaan zouden de regionale overheden deze besluiten wellicht willen herzien omdat het verkeer in de omgeving niet goed kan worden afgewikkeld. Hier zullen in dat geval hoge kosten mee gemoeid zijn (zie kader). Dit kan echter niet worden opgevoerd als vermeden investering: in het verkeersmodel is immers uitgegaan van een versmalde Haagweg in het nulalternatief. is geen aparte BTW-raming gemaakt. Omdat niet voor alle posten in kostenramingen hetzelfde BTW-tarief geldt, is niet zonder meer het hoge BTW tarief van toepassing. Conform de huidige inzichten van de gemeente Den Haag is met een samengesteld percentage van afgerond 17% gerekend. MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 12

Herprofilering Haagweg Rijswijk gaat de Haagweg versmallen van een 2x2- naar 2x1-baansweg. Dit gebeurt als gevolg van en in combinatie met een verbreding van de tramsporen voor een nieuw model bredere tram en een sterfietsroute. De verbreding van de tramsporen maakt onderdeel uit van het Beter Benutten pakket. Een aanpassing aan de Haagweg is nodig om ruimte voor de trambaan te creëren. Gezien de beperkte ruimte, gewenste verbetering van de leefbaarheid en vooruitlopend op de aanleg van de Rotterdamsebaan, kiest de gemeente Rijswijk voor een versmalling van de Haagweg. De investeringen in OV- en fietsinfrastructuur bedragen ruim 25 miljoen euro. De kosten voor de herprofilering van de weg bedragen 5 miljoen euro. Mocht Rijswijk echter, wanneer de Rotterdamsebaan niet doorgaat, voor een 2x2-baans oplossing kiezen, dan zullen de kosten voor aanleg hoger zijn door de beperkte ruimte. Daarnaast is er een grote kans dat er maatregelen moeten worden genomen op basis van de wet geluidshinder: normen worden nu overschreden, maar pas bij een herprofilering van de weg moeten compenserende maatregelen worden genomen*. Deze kunnen oplopen tot 19 miljoen euro**. Omdat in het verkeersmodel is uitgegaan van een 2x1-baansoplossing en niet van een 2x2-baansalternatief (met bijbehorende reistijdeffecten), kunnen deze kosten niet worden opgevoerd als vermeden investeringen. * http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/geluidsoverlast/geluidsoverlast-in-de-wet ** Opgave gemeente Den Haag Tabel 3.2 Investeringskosten in mln euro C4 +300 Investeringskosten 661,1 Vermeden investeringen 0 Totaal nominaal in zichtjaar 661,1 Contante waarde 524,3 3.1.2 De beheer- en onderhoudskosten De beheer- en onderhoudskosten zijn periodiek terugkerende kosten. Sommige kostenposten treden jaarlijks op, andere kostenposten (bijvoorbeeld periodiek onderhoud) treden eens in de zoveel tijd op. Er zijn nog geen beheer- en onderhoudskosten geraamd die alle kosten omvatten voor instandhouding van de weg. Daarom benaderen we de jaarlijkse kosten aan de hand van een opslagpercentage van 1,5 procent op de aanlegkosten 7. Tabel 3.3 Beheer- en onderhoudskosten per jaar in mln euro C4 +300 Beheer- en onderhoudskosten 11,0 Totaal nominaal in zichtjaar 11,0 Contante waarde 144,6 3.1.3 Reistijdwinsten De Rotterdamsebaan verwerkt een grote hoeveelheid verkeer van en naar het hoofdwegennet en de regio. Hierdoor neemt de verkeersintensiteit op het onderliggend stedelijke wegennet af en vermindert het (sluip)verkeer door de woongebieden van Rijswijk en Leidschendam-Voorburg. Dit verkeer wordt naar de Rotterdamsebaan getrokken omdat dit een rechtstreekse snellere verbinding is. 7 AVV (1996), Handboek Economische Effecten Infrastructuur. Dit zijn alle kosten voor de aanleg, minus de verwervingskosten. MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 13

Daarnaast neemt ook het verkeer op de A4 tussen knooppunt Ypenburg en Prins Clausplein fors af: verkeer van Rotterdam naar Den Haag zal de Utrechtsebaan fors minder gebruiken. Tijdwinsten treden niet alleen op voor de gebruikers van de Rotterdamse baan, maar juist ook door een ontlasting van het wegennet en de daarmee samenhangende afname van de congestie elders. Voor de MKBA worden de reistijden in het netwerk als basis voor de bereikbaarheidseffecten gebruikt. Het verschil in reistijden tussen verschillende gebieden in het nulalternatief en de projectalternatieven bepaalt de reistijdwinsten. De verschillen worden per relatie (bijvoorbeeld Centrale zone Den Haag en Ypenburg) vermenigvuldigd met het aantal reizigers en hun tijdwaardering. Hierbij maken we onderscheid naar de verschillende reismotieven (woon-werk, zakelijk, sociaal-recreatief en vracht). In Tabel 3.4 wordt de gehanteerde reistijdwaardering voor het autoverkeer weergegeven. Tabel 3.4 Reistijdwaardering in 2011 per motief voor het autoverkeer ( per uur, prijspeil 2011) Motief Waardering Woon-werk 9,77 Zakelijk 33,84 Sociaal-recreatief 6,74 Alle motieven 10,92 Vracht 46,85 Bron: RWS, SEE Het doorrekenen van de reistijdwinsten is voor zowel bestaand als nieuw verkeer (gegenereerd door de aanleg van de Rotterdamsebaan) bepaald. De berekening van de baten van nieuw verkeer is afwijkend van de baten van bestaand verkeer. Bij benadering is dit de helft van de hoeveelheid nieuwe reizigers vermenigvuldigd met hun (fictieve) reistijdwinsten (dit wordt ook aangeduid met de rule of half ). Bijkomende effecten van afnemende congestie zijn dat mensen weer eerder op het door hen geprefereerde tijdstip gaan reizen. Dit wordt ook wel het terug naar de spits effect genoemd en leidt tot een welvaartswinst. Doordat de verkeersgegevens per dagdeel zijn gegenereerd is dit effect automatisch meegenomen. Tabel 3.5 toont de reistijdbaten. Tabel 3.5 Reistijdbaten C4 +300 Reistijdbaten in mln uren in zichtjaar 0,7 Totaal nominaal in zichtjaar (mln euro) 12,7 Contante waarde (mln euro) 279,3 De berekende reistijdeffecten in het netwerk bedragen bij benadering 700.000 uren tijdwinst in het zichtjaar ten opzichte van het nulalternatief. Gewaardeerd in euro s en contant gemaakt over een langere periode levert dit 279,2 miljoen euro op. MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 14

3.1.4 Betrouwbaarheid en robuustheid Naast reistijdwinsten is ook een verbeterde betrouwbaarheid een belangrijke baat van nieuwe infrastructuur. Doordat de congestie afneemt, ontstaat er een betere betrouwbaarheid. De kans om op tijd aan te komen neemt toe omdat er minder verstoringen zijn. Dit wordt positief gewaardeerd. In de MKBA wordt dit gewaardeerd met een opslag van 25 procent op de welvaartswinst die ontstaat als gevolg van een afname van de vertragingen 8. In MKBA s van wegverbredingen is deze afname van vertragingen gelijk aan de reistijdwinst. Alle baten zijn dan namelijk het gevolg van een betere doorstroming. De opslag van 25 procent wordt in dat geval op alle reistijdbaten toegepast. Omdat het hier om een nieuwe verbinding gaat die korter en sneller is, zijn niet alle reistijdbaten het gevolg van een betere doorstroming. Een deel van de baten is het gevolg van een kortere en snellere route. Dit laatste deel van de baten heeft geen invloed op de betrouwbaarheid van het netwerk. De opslag van 25 procent wordt daarom niet over deze baten gerekend en alleen toegepast op de reistijdbaten die het gevolg zijn van de afname van vertragingen 9. Met robuustheid wordt de stabiliteit van het netwerk bedoeld. Door de toevoeging van een schakel aan het netwerk ontstaan er alternatieve routes bij incidenten waardoor het netwerk stabieler wordt. Om een inschatting te kunnen maken van dit effect hebben we gekeken naar de niet-reguliere vertragingen op de Utrechtsebaan. Op basis van door Rijkswaterstaat aangeleverde filegegevens over de jaren 2009 t/m 2011 is een inschatting gemaakt van het verwachte aantal voertuigverliesuren dat er minder zal zijn. De methode die hiervoor is gebruikt, gaat ervan uit dat bij extreme afwijkingen van de normale dagelijkse vertragingen verkeer een alternatieve route zoekt. Wanneer we kijken naar de waarden aan voertuigverliesuren die buiten twee standaardafwijkingen liggen dan gaat het om zo n 80.000 voertuigverliesuren per jaar 10. Naar verwachting zal dit aantal in de toekomst nog verder toenemen, zeker in hoge-groei-scenario s. Tabel 3.6 Betrouwbaarheid- en robuustheidsbaten C4 +300 Betrouwbaarheid 2,1 mln/jaar Robuustheid netwerk 80.000 VVU/jaar Totaal nominaal in zichtjaar (mln euro) 3,6 Contante waarde (mln euro) 80,5 8 Let op: dus niet 25 procent van de volledige reistijdwinsten. Reistijden zijn opgebouwd uit rijtijden en vertragingstijden. Alleen op de verschillen in de vertragingstijden tussen nul- en projectalternatief is een opslag van 25 procent genomen. 9 Uit de gebruikte NRM-modelresultaten is niet af te leiden welk deel van de tijdwinst is toe te schrijven aan congestie, welk deel aan kortere routes. De gegevens uit het Haaglandenmodel bieden dit inzicht wel, Hiermee is een correctie op de NRM gegevens toegepast. 10 Een vergelijkbare methode is eerder gebruikt bij een robuustheidsanalyse van de A6-A9 die is getoetst door het CPB (zie Decisio 2005). Daarin is verondersteld dat van de bovengemiddelde vertragingen in de spits 70% zou kunnen afnemen, buiten de spits 30%. Toepassing van deze methode op Rotterdamsebaan zou een reductie betekenen van 135.000 voertuigverliesuren per jaar. In dit geval kiezen we de lagere benadering, omdat de capaciteit van de Rotterdamsebaan ten opzichte van de Utrechstebaan beperkter is. MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 15

3.1.5 Reiskosten en accijnzen Wanneer automobilisten in het nulalternatief niet de kortste route rijden en dat via de Rotterdamsebaan wel doen, bespaart men reiskosten en boekt dus een welvaartswinst. Het is overigens niet ondenkbaar dat het tegenovergestelde effect plaatsvindt, namelijk dat men wel sneller is maar meer kilometers moet maken en dus hogere autokosten heeft. Ook bij deze kosten is er onderscheid tussen nieuw en bestaand verkeer. Een afgeleid effect van het feit dat het aantal afgelegde kilometers verandert, is dat er ook een effect is op de accijnsinkomsten voor de overheid. Als er meer of minder kilometers worden afgelegd, verandert ook het brandstofverbruik. Hierdoor zullen ook de hieraan gerelateerde accijnsinkomsten voor de overheid veranderen. De variabele reiskosten zijn berekenend met behulp van de in Tabel 3.7 weergegeven kengetallen. Tabel 3.7 Variabele autokosten in eurocent per kilometer (prijspeil 2011) Type Personenauto Vrachtauto Kosten 8,81 26,87 Accijns 3,22 10,32 Totaal 12,04 37,19 Bron: Ecorys (2008), kengetallenboek In Tabel 3.8 zijn de effecten op de reiskosten en de accijnsinkomsten weergegeven. Dat beide waarden positief zijn, is te verklaren doordat er gemiddeld per verplaatsing kortere afstanden worden gereden, maar dat het nieuwe verkeer zorgt voor in totaliteit extra afgelegde kilometers, dus meer belastinginkomsten. Tabel 3.8 Autokosten in mln euro C4 +300 Reiskosten 0,7 Accijnsinkomsten 0,9 Totaal nominaal in zichtjaar (mln euro) 1,6 Contante waarde totaal (mln euro) 26,3 3.2 Indirecte effecten De indirecte effecten zijn een doorwerking van de directe effecten op andere markten (arbeidsmarkt, woning- en kantorenmarkt). In praktijk vindt de uitwerking van indirecte effecten op verschillende detailniveaus plaats. In een aantal MKBA s wordt met behulp van aanvullende modelberekeningen of studies een uitgebreide analyse naar de indirecte effecten gedaan. Maar veelal wordt ook bij gebrek aan goede kengetallen alleen met een bandbreedte gewerkt van 0 tot 30 procent van de directe baten, zoals in een aanvulling op de OEI-leidraad is vermeld. En in sommige gevallen wordt er helemaal geen aandacht aan indirecte effecten besteed 11. 11 Zie Decisio (2011). Indirecte effecten. Een verkenning naar indirecte effecten in Maatschappelijke Kosten-batenanalyses. MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 16

In het algemeen kan gesteld worden dat indirecte effecten een doorwerking zijn van de directe effecten. Dat betekent dat de waardering vaak al in de directe effecten zit. De tijdwinst voor bijvoorbeeld het goederenvervoer kan uiteindelijk leiden tot efficiencyvoordelen voor transporteurs die in de regio actief zijn. Dat betekent uiteindelijk lagere prijzen of hogere marges in de transportsector en mogelijk ook in de markten van de vervoerde producten (effecten productmarkten), maar kan ook zijn weerslag hebben op de aantrekkelijkheid van een regio als vestigingslocatie, waardoor ditzelfde effect deels neer kan slaan in hogere prijzen van bedrijfsruimten en gronden (effect op de vastgoedmarkt). Zonder uitspraken te doen over waar en bij wie deze effecten nu uiteindelijk neerslaan, is het welvaartseffect echter al wel berekend aan de hand van de tijdwaarderingen bij de analyse van de directe effecten. Toch zijn er ook additionele indirecte effecten, vooral wanneer markten niet goed functioneren. Door een verbetering in de bereikbaarheid kunnen marktimperfecties in vooral de arbeidsmarkt deels worden weggenomen wat in een additioneel welvaartseffect kan resulteren. Zoals hierboven vermeld, wordt in het algemeen aangenomen dat dit additionele welvaartseffect tussen de 0 procent en de 30 procent ligt. In Tabel 3.9 zijn de indirecte effecten weergegeven wanneer we uitgaan van een opslag van 15 procent. Tabel 3.9 Indirecte effecten in mln euro C4 +300 Totaal nominaal in zichtjaar (mln ) 2,6 Contante waarde (mln ) 55,5 3.3 Externe effecten De directe effecten brengen vaak ook effecten op de omgeving met zich mee. Het gaat hierbij onder andere om effecten op milieu, natuur, geluidsoverlast en veiligheid. Deze externe effecten dienen idealiter op MER-gegevens gebaseerd te zijn. Aangezien deze op dit moment niet beschikbaar zijn, zijn ze als PM-post opgenomen. De verwachting is dat de externe effecten zullen afnemen door een verschuiving van verkeer van het stedelijke wegennet (Haagweg) naar het hoofdwegennet (Rotterdamsebaan), én doordat het verkeer zich hier grotendeels in een tunnel bevindt. Deze ontlasting van het stedelijk wegennet en daardoor verbetering van de leefbaarheid is een belangrijke doelstelling van de aanleg van de Rotterdamsebaan en de keuze voor een verlengde tunnel. Hierdoor kan de verkeersveiligheid in het projectalternatief ten opzichte van het nulalternatief verbeteren en neemt het aantal gehinderden als gevolg van geluidsoverlast en de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen af 12. 12 Dit blijkt ook uit de berekeningen van de gemeente op basis van het Haaglandenmodel. MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 17

Figuur 3.1 Overzichtsbeeld van de Vlietzone Bron: Google Earth, 2012 MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 18

4 Overzichtstabellen en gevoeligheidsanalyses In dit afsluitende hoofdstuk presenteren we eerst het totaaloverzicht van de in het voorgaande hoofdstuk berekende effecten. Vervolgens gaan we in op de berekeningen die resulteren bij het RCscenario. Daarna presenteren we een aantal gevoeligheidsanalyses op basis van berekeningen en een bandbreedte van de verschillende uitkomsten. 4.1 Overzicht basisberekeningen GE scenario In onderstaande tabel zijn de effecten voor het GE-scenario berekend met het NRM verkeersmodel weergegeven. Daarbij is uitgegaan van een additionele groei door realisatie van het Binckhorstprogramma. Het resultaat is een saldo van 227 miljoen euro negatief en een baten-kostenverhoding van 0,7. Gezien het hoge groei scenario is dit naar verwachting ongeveer de bovengrens in de analyses. Mochten enkele uitgangspunten, zoals gewenste ruimtelijke ontwikkelingen na 2020, geen werkelijkheid worden, dan zal de B/K-verhouding lager uitvallen. MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 19

Tabel 4.1 Projecteffecten GE scenario in zichtjaar 2020 / Contante waarden GE Bereikbaarheid Meeteenheid Projecteffecten in zichtjaar ( 2020) Contante waarden over de zichtperiode (100 jaar) in mln euro Reistijdwinsten Uren (x 1 mln) 0,7 279,3 terug naar de spits effect terug naar de spits effect nieuw verkeer nieuw verkeer Veranderingen ten opzichte van nulalternatief Betrouwbaarheid Euro (x 1 mln) 2,1 46,0 Robuustheid ondervangen VVU 80.000,0 34,5 Reiskosten Euro (x 1 mln) 0,7 11,5 Accijnsinkomsten Euro (x 1 mln) 0,9 14,8 Effecten tijdens bouwperiode Uren (x 1 mln)?? Veiligheid Verkeersveiligheid Afname doden en gewonden?? Leefomgeving Broeikasgassen Uitstoot CO 2 (in tonnen)?? Luchtkwaliteit Uitstoot PM10, NOx, SO 2 (in tonnen)?? Geluid Aantal kilometers (x1000) auto / vracht?? Natuur Kwalitatief (+ / 0 / -)?? Indirecte effecten Totaal indirect Euro (x 1 mln) 2,6 55,5 Totaal baten 441,5 +? Kosten ( inclusief BTW) Investeringskosten Euro (x 1 mln) 661,1 524,3 Vermeden investeringen Euro (x 1 mln) Beheer- en onderhoudskosten Euro (x 1 mln) 11,0 144,6 Totaal kosten 669,0 Uitkomst MKBA Netto contante waarde Euro -227,5 +? Baten/kostenverhouding Verhoudingsgetal 0,7 In de linkerkolom staan de in het vorige hoofdstuk besproken effecten (kosten- en batenposten) op een rij. In de derde kolom is te lezen wat de ordegrootte van de verschillende effecten is in het zichtjaar, zo veel mogelijk in fysieke termen. In de rechter kolom is de vertaling van deze effecten in geld opgenomen (contante waarden in miljoenen euro s over de gehele zichtperiode). De contante waarde van de berekende baten bedragen over de gehele zichtperiode in totaal 441,5 mln euro. Een korte toelichting op de individuele posten in de tabel: Reistijdwinsten: de aanleg van de Rotterdamsebaan leidt tot een afname van de vertragingen in het netwerk. Het stedelijk wegennet, maar ook de A4 en de A12 worden ontlast, waardoor er MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 20

jaarlijks 700.000 vertragingsuren minder zijn. Over de gehele zichtperiode staat dit gelijk aan een gemonetariseerde contante waarde van 279,3 miljoen euro. Nieuw verkeer: door de verbeterde bereikbaarheid gaan meer mensen de verplaatsing maken, hetgeen als een welvaartwinst gewaardeerd kan worden. Dit is integraal bij de reistijdwinsten meegerekend. Terug naar de spitseffect: doordat vooral in de spitsperioden de congestie afneemt, zullen sommige personen die nu de spits mijden, weer op hun voorkeurstijdstip gaan rijden. Ook dit effect is door een analyse per dagdeel inbegrepen in de reistijdwinsten. Betrouwbaarheid: een afname van de congestie betekent ook dat de reistijden betrouwbaarder worden. Dit is berekend met een opslag van 25% op de reistijdbaten die het gevolg zijn van de reductie in vertragingen (dus niet van het feit dat er voor een deel van het verkeer ook een kortere/snellere route ontstaat). Robuustheid: de Rotterdamsebaan is een nieuwe schakel in het netwerk van wegen rondom en in Den Haag. Het toevoegen van een schakel betekent dat er bij het uitvallen van andere schakels een nieuw alternatief is. Stremming van bijvoorbeeld de Utrechtsebaan bij ongevallen zal daarom tot minder ernstige consequenties leiden. Omdat dit niet volgt uit het verkeersmodel is hiervoor een aparte analyse gemaakt. Naar schatting levert dit een reductie van 80.000 vertragingsuren per jaar op. Dit vertegenwoordigd een contante waarde van ruim 34 miljoen euro. Reiskosten: door gemiddeld kortere routes zullen automobilisten gezamenlijk jaarlijks ongeveer 700.000 euro minder kwijt zijn aan variabele autokosten (brandstof e.d.). Contant gemaakt is dit ongeveer 11,5 miljoen euro. Accijnsinkomsten: in totaal worden in het netwerk meer kilometers gemaakt, waardoor de overheid ook meer accijnsinkomsten heeft, bij benadering ongeveer 900.000 euro per jaar. Contant gemaakt is dit ongeveer 14,8 miljoen euro. Verkeersveiligheid: door een verschuiving van stedelijke wegen naar (onder andere) de Rotterdamsebaan verbetert de verkeersveiligheid. Dit effect is nog niet berekend en daarom opgenomen als PM-post. Broeikasgassen: door meer of minder kilometers in het netwerk en een ander verkeersbeeld zal ook de uitstoot van CO2 veranderen. Dit effect is nog niet berekend en daarom opgenomen als PM-post. Luchtkwaliteit: de reductie van sluipverkeer en de ontlasting van stedelijke wegen zorgt naar alle waarschijnlijkheid ook voor een verbetering van de luchtkwaliteit (fijnstof e.d.) op plaatsen waar mensen wonen. Dit effect is nog niet berekend en daarom opgenomen als PM-post. Geluid: Hetzelfde geldt voor geluidhinder. Dit effect is nog niet berekend en daarom opgenomen als PM-post Indirecte effecten: door een verbeterde bereikbaarheid kunnen ook andere markten beter functioneren (arbeidsmarkt, vastgoedmarkt). Ervaringscijfers leren dat dit een additionele waarde van 0% tot 30% kan opleveren. Uitgaande van 15% is dit een contante waarde van 55,5 miljoen euro. De contante waarde van de kosten bedraagt in totaal 669,0 miljoen euro. Deze post bestaat uit de eenmalige inversteringskosten van in totaal 661,1 miljoen euro (inclusief BTW) (contant gemaakt MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 21

524,3 mln euro) en jaarlijks terugkerende beheer en onderhoudskosten van ruim 11,0 miljoen euro (contant gemaakt 144,6 mln euro). 4.2 Overzicht basisberekeningen RC scenario In Tabel 4.2 zijn de totaaloverzichten van de effecten opgenomen op basis van berekeningen met het RC-scenario. Tabel 4.2 Projecteffecten RC in zichtjaar 2020 / Contante waarden RC Bereikbaarheid Meeteenheid Projecteffecten in zichtjaar (2020) Contante waarden over de zichtperiode (100 jaar) in mln euro Reistijdwinsten Uren (x 1 mln) 0,3 67,4 terug naar de spits effect terug naar de spits effect nieuw verkeer nieuw verkeer Veranderingen ten opzichte van nulalternatief Betrouwbaarheid Euro (x 1 mln) 0,8 11,1 Robuustheid ondervangen VVU 80.000,0 17,9 Reiskosten Euro (x 1 mln) 0,4 5,5 Accijnsinkomsten Euro (x 1 mln) 0,4 5,6 Effecten tijdens bouwperiode Uren (x 1 mln)?? Veiligheid Verkeersveiligheid Afname doden en gewonden?? Leefomgeving Broeikasgassen Uitstoot CO 2 (in tonnen)?? Luchtkwaliteit Uitstoot PM10, NOx, SO 2 (in tonnen)?? Geluid Aantal kilometers (x1000) auto / vracht?? Natuur Kwalitatief (+ / 0 / -)?? Indirecte effecten Totaal indirect Euro (x 1 mln) 1,0 13,8 Totaal baten 121,3 +? Kosten (inclusief BTW) Investeringskosten Euro (x 1 mln) 661,1 524,3 Vermeden investeringen Euro (x 1 mln) Beheer- en onderhoudskosten Euro (x 1 mln) 11,0 144,6 Totaal kosten 669,0 Uitkomst MKBA Netto contante waarde Euro -547,7 +? Baten/kostenverhouding Verhoudingsgetal 0,2 MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 22

De contante waarde van de berekende baten bedragen over de gehele zichtperiode in totaal 121,3 mln euro. Een korte toelichting op de individuele posten in de tabel: Reistijdwinsten: jaarlijks zijn er 300.000 vertragingsuren minder zijn. Over de gehele zichtperiode staat dit gelijk aan een gemonetariseerde contante waarde van 67,4 miljoen euro. Nieuw verkeer: is integraal meegerekend in het NRM en onderdeel van de reistijdwinsten. Terug naar de spitseffect: is integraal meegerekend in het NRM en onderdeel van de reistijdwinsten. Betrouwbaarheid: is berekend met een opslag van 25% op de reistijdbaten die het gevolg zijn van de reductie in vertragingen. Robuustheid: Naar schatting levert dit een reductie van 80.000 vertragingsuren per jaar op, wat in het RC-scenario een contante waarde vertegenwoordigd van 17,9 miljoen euro. Reiskosten: automobilisten zullen gezamenlijk jaarlijks ongeveer 400.000 euro minder kwijt zijn aan variabele autokosten (brandstof e.d.), contant gemaakt is dit ongeveer 5,5 miljoen euro. Accijnsinkomsten: in totaal worden in het netwerk juist meer kilometers gemaakt, waardoor de overheid meer accijnsinkomsten heeft, contant gemaakt is dit 5,6 miljoen euro. Verkeersveiligheid: dit effect is nog niet berekend en opgenomen als PM-post. Broeikasgassen: idem. Luchtkwaliteit: idem. Geluid: idem. Indirecte effecten: uitgaande van 15% opslag op de directe effecten is dit een contante waarde van 13,8 miljoen euro. De contante waarde van de kosten bedraagt in totaal 669,0 miljoen euro. Deze post bestaat uit de eenmalige inversteringskosten van in totaal 661,1 miljoen euro (contant gemaakt 524,3 mln euro) en jaarlijks terugkerende beheer en onderhoudskosten van 11,0 miljoen euro (contant gemaakt 144,6 mln euro). 4.3 Gevoeligheidsanalyses Het MKBA-model is, net als ieder model, een schematische weergave van de werkelijkheid. Om die reden dienen aannames gedaan te worden. Dit zijn uitkomsten van andere studies of ervaringscijfers uit de praktijk. Om de invloed van deze aannames op de uitkomsten van de MKBA te testen, zijn enkele gevoeligheidsanalyses uitgevoerd. Verkeersomvang De verkeersbaten zijn onzeker. Analyses van de voorspellende waarde van verkeersmodellen laten zien dat deze er vaak 10% of meer naast zitten. Bij wegenprojecten is er gemiddeld sprake van een onderschatting van ongeveer 10% 13. Maar ook het tegenovergestelde gebeurt: daadwerkelijk gebruik blijft achter bij prognoses. In onderstaande tabel laten we zien wat het effect is als de bereikbaarheids- en afgeleide effecten met 10% toe- of afnemen. 13 Flyvbjerg (2005) MKBA Rotterdamsebaan Eindrapport ten behoeve van de subsidieaanvraag 23