Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring milieueffectrapport Kerncentrale van Doel hernieuwing van de Vlarem-vergunning Electrabel Regentlaan 2 1000 Brussel 30 juli 2010 PRMER-0472-GK Goedkeuring milieueffectrapportage PRMER0472
1. Inleiding Electrabel baat in de kerncentrale van Doel vier productie-eenheden voor elektriciteit uit: - Doel 1 met een vermogen van 392 MWe - Doel 2 met een vermogen van 433 MWe - Doel 3 met een vermogen van 1.006 MWe - Doel 4 met een vermogen van 1.008 MWe Het netto opgesteld vermogen bedraagt midden 2009 in totaal 2.839 MWe. Naast de productie-eenheden en de reactoren beschikt de kerncentrale van Doel over diverse neveninstallaties om de veilige werking van de centrale te garanderen. Het op te maken MER kadert in de aanvraag tot hernieuwing van de Vlarem-vergunning. Het project vereist geen hernieuwing van de exploitatievergunning volgens artikel 6 van het KB van 20 juli 2001. Er worden geen uitbreidingen of wijzigingen voorzien. Overeenkomstig de huidige inzichten is de geplande activiteit onderworpen aan de MER-plicht volgens rubriek 2 b) van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004 (BS 17/02/2005), met name: Kerncentrales en andere kernreactoren, met inbegrip van de ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of reactoren (met uitzondering van onderzoeksinstallaties voor de productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kw). De initiatiefnemer is Electrabel, Regentlaan 2, 1000 Brussel. De Dienst Mer van de afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid heeft het kennisgevingsdossier volledig verklaard op 13 oktober 2009. De gemeentebesturen van Beveren en Antwerpen hebben dit dossier ter inzage gelegd, respectievelijk van 31 oktober 2009 tot en met 19 november 2009 en van 5 november 2009 tot en met 4 december 2009. Parallel werden adviezen bij de administraties en openbare besturen gevraagd. De bijzondere richtlijnen werden door de dienst Mer aan de initiatiefnemer betekend op 21 januari 2010. Gelet op de verdeling van bevoegdheden in de federale staat België, bestonden de bijzondere richtlijnen voor dit project uit twee delen: - deel A werd opgesteld door de Vlaamse Overheid, Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (LNE), dienst Mer en omvatte naast de algemene bepalingen ook de methodologische richtlijnen met betrekking tot de niet-radiologische milieuaspecten - deel B werd opgesteld door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) en omvatte de richtlijnen met betrekking tot de radiologische milieuaspecten. Een ontwerpversie van het MER werd in overleg met het FANC en de diverse betrokken adviserende instanties besproken op 7 mei 2010. Het definitieve MER werd ontvangen op 14 juli 2010. Het MER werd, respectievelijk door de hiervoor bevoegde overheden, aan beide delen van de bijzondere richtlijnen getoetst. Gezien de mogelijkheid van grensoverschrijdende milieueffecten werd de Nederlandse Overheid bij de projectmer procedure betrokken. De kennisgeving werd op 13 oktober 2009 voor advisering overgemaakt aan het Nederlandse Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Directie Risicobeleid en Kernfysische Dienst), de Nederlandse Provincies Noord-Holland en Zeeland en de Nederlandse gemeenten Reimerswaal, Hulst en Woensdrecht. Aan elk van deze Nederlandse instanties werden de bijzondere richtlijnen 2
overgemaakt op 25 januari 2010. Een ontwerpversie van het MER werd op 13 april 2010 toegestuurd waarbij de mogelijkheid werd geboden zowel schriftelijk als ter vergadering (7 mei 2010) opmerkingen kenbaar te maken. Een verslag van deze vergadering, waarin tevens alle schriftelijke adviezen werden opgenomen, werd aan alle Nederlandse instanties overgemaakt op 4 juni 2010. 2. In het MER beschreven en geëvalueerde alternatieven Het nulalternatief werd in het MER voldoende omschreven. Locatiealternatieven zijn niet aan de orde. Dit werd in het MER voldoende gemotiveerd. Gelet op de aard van het project werd in het MER qua uitvoeringsalternatieven afgetoetst aan de BBT-bepalingen in volgend(e) document(en): - BBT-studie Stookinstallaties en stationaire motoren (VITO, 2002) - BBT-studie Stoom (energiebesparing in stoomnetwerken) (VITO, 2008) - BBT-studie Legionellabeheersing (VITO, 2007) Deze aftoetsing is terug te vinden in deel I, hoofdstuk 9. 3. Toetsing van het MER aan de decretale vereisten art. 4.3.8 2 Het voorliggende milieueffectenrapport is een voldoende overzichtelijk document en bevat de wettelijk vereiste onderdelen. In het MER werd een passende beoordeling (conform artikel 36ter van het Decreet Natuurbehoud) opgenomen. Deze passende beoordeling werd door het Agentschap voor Natuur en Bos gunstig geadviseerd, met bijkomende voorwaarden, op 30 juli 2010: Beschikbare wetenschappelijke gegevens en methodieken zijn meegenomen in de passende beoordeling en het project-mer. Mogelijke effecten van o.a. verstoring en chemische verontreiniging zijn correct beschreven maar vooral rond de effecten van de temperatuursverhoging van het water in de Schelde blijft onzekerheid bestaan. Deze temperatuursverhoging in de Schelde wordt in hoofdzaak veroorzaakt door één bedrijf, de kerncentrale van Doel. Deze temperatuurverhoging ligt aan de basis van een ingewikkelde keten van mogelijke ecologische gevolgen. Het opmeten van de thermische pluim door de kerncentrale is terecht als milderende maatregel opgenomen. Op die manier kunnen in de toekomst modellen gevalideerd worden. Deze metingen moeten gecombineerd worden met een monitoring van de zuurstofgehalten. Zowel temperatuur als zuurstofgehalte kunnen best opgevolgd worden via transectmetingen (van lozingspunt tot aan het punt waar het effect niet meer meetbaar is). Zoals vermeld in de passende beoordeling zorgen hogere temperaturen in de winter voor een schuilplaats voor exotische soorten. In de zomer kunnen exoten zich mogelijk beter reproduceren in de warme pluim. Ook hier is het noodzakelijk om, als milderende maatregel, een concreet engagement aangaande de monitoring van vissen en kreeftachtigen in de buurt van de kerncentrale te onderschrijven. Advies: Het Agentschap voor Natuur en Bos gaat akkoord met de conclusies van de passende beoordeling, nl. dat met de op vandaag beschikbare wetenschappelijke gegevens en methodieken geen significant negatieve effecten te verwachten zijn en geeft gunstig advies onder de bijkomende voorwaarde dat door de initiatiefnemer een monitoring wordt opgestart van de thermische pluim over de volgende aspecten: 3
temperatuur- en zuurstofgehalteverloop i.f.v. de afstand tot het lozingspunt; populatie van vissen en kreeftachtigen. Het monitoringsprogramma moet voorgelegd worden bij de aanvraag van de vergunning en, na gunstig advies van het Agentschap voor Natuur en Bos, opgenomen worden in de vergunning. Na aftoetsing blijkt dat het MER wat betreft de algemene en niet-radiologische gedeelten voldoet aan de algemene richtlijnen, zoals opgenomen in de richtlijnenboeken inzake milieueffectrapportage (D.A.B.M., art. 4.6.2 1), aan de bijzondere richtlijnen (art. 4.3.5 1, 2 ) zoals door de dienst Mer opgesteld specifiek met betrekking tot voorliggend project en aan de opmerkingen die in dit kader werden geformuleerd op de ontwerpversie van het MER. Wat betreft de radiologische aspecten werd het MER door de bevoegde overheid, het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) geanalyseerd en geverifieerd. Het FANC komt op basis hiervan tot de conclusie dat het definitieve MER voldoet aan de bijzondere richtlijnen van het Agentschap en bevestigt eveneens dat in het definitieve MER de radiologische milieueffecten van de kerncentrale Doel met de nodige diepgang en in voldoende detail beschreven worden. Het officiële schrijven vanwege het FANC dd. 16 juli 2010 dat dit bevestigt, wordt als bijlage bij voorliggend document gevoegd. Er zijn geen verdere bemerkingen of aandachtspunten die dienen te worden vermeld. Op basis van bovenstaande aftoetsing blijkt dat het MER de inhoudelijke en vormelijke elementen bevat zoals bepaald door artikel 4.3.7 1 van voormeld Decreet. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming. Besluit Gelet op wat voorafgaat wordt het project-mer voor de kerncentrale te Doel goedgekeurd. 30 juli 2010, Paul VAN SNICK Algemeen Directeur Afdelingshoofd AMNEB 4
BIJLAGE Advies van het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (dd. 16 juli 2010) m.b.t. het definitieve project-mer voor de kerncentrale van Doel (PR0472) 5