OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak C Beginner

Vergelijkbare documenten
Bedenk dat het gaat om het verkrijgen van informatie voor u zelf door middel van het gesprek. Het gaat niet om een beoordeling.

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak C Beginner

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner

Reflectiegesprekken met kinderen

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Luisteren en samenvatten

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van jaar

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

OPDRACHTEN BIJ THEMA 11 BELEID

GESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG:

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld:

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

PeerEducatie Handboek voor Peers

Verbindingsactietraining

Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager

De informatie uit deze stappenwijzer is in heel veel situaties te gebruiken. Bijvoorbeeld:

OPDRACH TE N B I J TH E M A 4

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak E Beginner

en zelfbeeld Lichamelijke ontwikkeling Lesdoelen: Werkvormen: Benodigdheden: Kinderboeken: Les 1: Wie ben ik Lesoverzicht

Kwaliteitszorg. Test jezelf.

SOCIALE VAARDIGHEDEN MET AFLATOUN

Ik-Wijzer Naam: Sander Geleynse Datum: 27 januari 2016

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire

> TAALWERKBLAD PARTICIPATIE

1 Lezen. 1.1 Lezen wat er staat. Lees eerst de tekst goed door en probeer dan de vragen hieronder te beantwoorden.

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

Info. Aanraken, knuffelen en meer... Informatie voor cliënten. Expertisecentrum voor epilepsie en slaapgeneeskunde

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Tijdens de video- hometraining worden verschillende begrippen gebruikt. In de bijlage geven we een korte omschrijving van deze begrippen.

Onderhandelen en afspraken maken

Respectvol reageren op gevoelens

Uitleg boekverslag en boekbespreking

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus

voorwoord VOORBEELDPAGINA S Bestelnr De ander en ik

Voorlichting bij patiënten met diabetes mellitus type 2

Let s talk about sex Eerste hulp bij seksuele voorlichting

Advies en verkoopvaardigheden

Assertiviteit. BOL 1 e jaars AG studenten

34Vraaggericht werken

OPBOUW ZELFSTANDIGE BASISHOUDING BIJ KINDEREN

Werkboek Het is mijn leven

Het gedragmodel. 1. Inleiding

Lesbrief bij de voorstelling Mijn vriend en ik van Soulshine Connection

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

Interessen: Wat vind ik leuk?

Je voert een gesprek met een zorgvrager waarin jij hem adviseert over aanpassingen in zijn leefwijze.

Reader Gespreksvoering

Instructie 1. Heb jij je voelsprieten uitstaan? De relatie met je cliënt

TOOLBOX TOOLBOX. Betekenisvol Contact AAN DE SLAG MET DE. Draaiboek voor twee trainingsbijeenkomsten

Introductie in effectief en bewust communiceren. Communicatie; wat is dat eigenlijk?

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Als je in zorg of welzijn werkt, krijg je veel te maken met zorgvragers die ondersteunt moeten worden in hun persoonlijke verzorging/adl.

Instructie voor leerlingen.. 5. Gebruik van de lesbrieven. 6. Lesbrief: Wat wil je zijn en worden.. 7. Wat wil je zijn en worden.

IK WIJZER. Ik wil graag weten wie ik ben

Werk aan je winkel. Jongeren leren communiceren en zichzelf presenteren. Kirsten Barkmeijer & Johan Brokken

Deze gevoelens en emoties blijven bestaan totdat jij er aan toe bent om ze te uiten.

4 communicatie. Ik weet welke informatie anderen nodig hebben om mij te kunnen begrijpen. Ik vertel anderen wat ik denk of voel.

<prikkelaar toevoegen> Compaen pakt aan.

Diversiteit en beroepsvaardigheden Leer jezelf kennen Basishouding en diversiteit Discriminatie Gedrag bij diversiteit Pesten. Hoofdstuk 2: werken

Lessenserie over Taal & Respect. Klas 1 - VMBO

Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis (dubbele les) Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis voorbereiding. Leerkrachtinformatie

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg

Tijdschrift Kindermishandeling April 2013 Onderwijsspecial deel 2. 8 tips voor een goed gesprek met je leerling

Ik ga een grote uitdaging niet uit de weg. Taken die moeilijk zijn, vind ik veel leuker dan eenvoudige taken.

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

Module 9 Kennis delen en coachen

A person who never made a mistake never tried anything new.

ALGEMENE INSTRUCTIE EXAMINERING BEROEPSOPDRACHT A (BOL)

Communiceren is teamwork

OPDRACHTEN BIJ THEMA 8 GESPREKSMODELLEN

Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager

Eenzaam. De les. Inhoud. Doel. Materiaal. Belangrijk. les

Naam: Datum: Ik-Wijzer

Samen werken = samenwerken bij De Belvertshoeve

Dé 14 fundamentele stappen naar geluk

leer-actief werkboek Naam: 1

Persoonlijke competenties Sociale competenties Leer (school) competenties

(Vak)teksten lezen in vmbo - mbo - Handleiding

TRAINING WERKBEGELEIDING

Deze folder legt uit hoe je SNAP kan gebruiken voor een blijvende verandering.

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg

HOE NIEMAND MIJ GELOOFDE EN IK BIJNA ALLES VERLOOR

Werkboek LINTSTAGE NAAM: KLAS:

Handleiding SHARE. Regio College. Auteur: L.E. Sinnema Master Professioneel Meesterschap MBO. Opleiders: Drs. Trudy Moerkamp Dr.

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Vragenlijst: Wat vind jij van je

ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau Begeleiden op sociaal/maatschappelijk gebied Antwoordmodellen

Lesbrief: Bewust sociaal Thema: Wat is Mens & Dienstverlenen?

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

Herinrichting Schoolplein mavo 3

Lesbrief. Vliegende Koe (4+) De Stilte Nederland

attitudes zelfstandig leren kennis vaardigheden

Sociaal op social media

6.2.1 Dealen met afleiding onderweg

OPDRACHTEN BIJ THEMA 6 LUISTEREN, SAMENVATTEN EN DOORVRAGEN

Transcriptie:

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak C Beginner Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 CREBO 95 Versie C BEGINNER 1415 Fase: beginner Naam deelnemer:.

BEROEPSTAAK C Overzicht activiteiten school Ondersteuningsmagazijn School Beroepstaak C C1 Voorlichting, advies en instructie Beginner BOL BBL Datum Paraaf C1. Voorlichting, advies en instructie 1.1 Preventie en gezondheidsvoorlichting 3 3 1.2 Primaire preventie 3 2 1.3 Groepsgenoot voorlichten (taaltaak spreken) 3 3 1.4 Veiligheid en protocollen 2 2 1.5 ASE model 2 2 1.6 Tertiaire preventie 3 2 1.7 Patiëntenvoorlichting geven (taaltaak spreken) 4 4 1.8 Instructieplan (taaltaak spreken) 4 4 1.9 Zelftest: Voorlichting, advies en voorlichting (basis) Ondersteuningsmagazijn School Beroepstaak C C2 Psychosociale begeleiding Beginner 1. Persoonlijkheid en gedrag BOL BBL Datum Paraaf 1.1 Gedrag en het ontstaan van gedrag 3 3 1.2 Persoonlijke eigenschappen-sterkte en zwakteanalyse 3 2 2. Communicatie 2.1 Jouw communicatiegedrag 3 2 2.2 Communicatieschema 2 2 2.3 Oefenen met soorten communicatie 5 3 2.4 Herkennen van valkuilen en negatieve factoren tijdens 3 2 de communicatie 2.5 Luisteren en waarnemen 3 3 2.6 Gesprekstechnieken 3 3 2.7 Plan van aanpak gesprek (taaltaak gesprekken) 3 2 2.8 Oefenen met gesprekstechnieken 8 8 (taaltaak gesprekken voeren) 2.9 Gesprek voeren en actief luisteren 3 2 2.10 Feedback geven en ontvangen 3 3 (taaltaak gesprekken voeren) 2.11 Assertief reageren (taaltaak gesprekken voeren) 4 3 2.12 Zelftest communicatie 2 1 3. Beroepshouding en beroepsgeheim 3.1 Oefenen met empathie en echtheid 2 6 3.2 Empathie en echtheid dialoog 1 3.3 Respect, normen en waarden 2 3.4 Omgaan met grenzen 2 3.5 Beroepsgeheim 2 2

Ondersteuningsmagazijn School 4. Samenwerken Beroepstaak C C2 Psychosociale begeleiding Beginner BOL BBL Datum Paraaf 4.1 Persoonlijke en functionele relaties 2 8 4.2 Samenwerken in de zorg 2 4.3 Afspraken maken met zorgvragers 2 4.4 Samenwerkingsoefeningen 2 4.5 Onderhandelen 2 5 Seksualiteit en intimiteit 5.1 Seksualiteit intimiteit 1 3 4 5.2 Seksualiteit intimiteit 2 3 6 Ernstig lijden, sterven en rouw 6.1 Omgaan met verliessituaties 2 1 6.2 Kubler Ross en Worden 2 1 6.3 Rituelen rondom sterven en dood 2 1 6.4 Themadag lijden, rouw en verlies 8 8 7 Ethiek Je ontvangt een reader van de docent Ethiek 7.1 Betekenis van het vak 2 1 7.2 Van abstract naar concreet 3 2 7.3 Ethische dilemma s 3 2 7.4 De beroepscode 3 2 7.5 Visie van het leerbedrijf en ethiek in de beroepspraktijk 2 2 7.6. Discussiëren volgens regels 3 2 7.7 Themadag Rouw Zie boven 7.8 Stilte 2 2 7.9 Actueel dilemma 2 2 Zie boven 3

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak C1 Beginner Voorlichting, advies en instructie Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie C BEGINNER 1415 Fase: beginner Naam deelnemer:. 4

1.1 C Preventie en gezondheidsvoorlichting Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Werkproces competentie De student kan: - uitleggen wat de betekenis van preventie en GVO is; - aan de hand van voorbeelden en een poster uitleggen wat primaire, secundaire en tertiaire preventie is; Boek: Voorlichting, advies en instructie Thema 1: Preventie en gezondheidsvoorlichting Bestudeer de theorie over preventie Primaire preventie Secundaire preventie Tertiaire preventie De uitvoerders van preventie en GVO School/thuis Bespreek de activiteiten na met klasgenoten en docent. Activiteit 2 en 3 kijk je na met behulp van het antwoordmodel ThiemeMeulenhoff 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I, L) Activiteit 1 Oriënteer je op de begrippen preventie en gezondheidsvoorlichting door het beantwoorden van de vragen 1. Geef een voorbeeld waarin je zelf voorlichting hebt gegeven, bijv. iemand de weg wijzen, uitleg over wiskunde geven, een brommer starten. - Hoe heb je je de informatie gegeven? - Heb je je doel bereikt? Waarom wel of niet? - Zou je het een volgende keer anders doen? 2. Beschrijf welke campagnes je kent over gezondheidsvoorlichting (via tv, radio, school). - Wat vond je van deze campagne? - Voor wie was deze campagne bedoeld? - Op welke manier probeerden ze de informatie over te brengen Activiteit 2 Maak de vragen bij praktijk 3, praktijk 4 en praktijk 7 in Thema 1 Activiteit 3 Geef 2 voorbeelden van verpleegkundige taken aanzien van primaire, secundaire en tertiaire preventie Vormen van preventie Verpleegkundige taken Primaire preventie 1. 2. Secundaire preventie 1. 2. Tertiaire preventie 1. 2 5

Activiteit 4 Presenteer op een aantrekkelijke manier de verschillende vormen van preventie en gezondheidsvoorlichting Werkwijze Verzamel tenminste 6 folders bijvoorbeeld huisarts, tandarts, ziekenhuis, bibliotheek, mediatheek school, die volgens jou te maken hebben met preventie en GVO. Neem ze mee naar school. Maak groepjes van 4 personen en sorteer de folders op primaire, secundaire en tertiaire preventie. Maak op drie verschillende grote vellen een poster van de gevonden informatie. Schrijf boven de vellen respectievelijk: primaire preventie, secundaire preventie, en tertiaire preventie. De indeling van de vellen is als volgt: Hier komt de titel Inleiding: Waar gaat de poster over? Informatie/gevonden folders Conclusie Wat is de belangrijkste boodschap Bekijk de posters van de verschillende groepjes. Is de poster aantrekkelijk om de lezen (je uitnodigen om te lezen)?, is de poster overzichtelijk en logische van opbouw? Bevat de poster nuttige informatie? Bevat de poster beknopte informatie ( teveel tekst wordt toch niet gelezen). Ben je wijzer geworden over primaire, secundaire en tertiaire preventie? 6

1.2 C Primaire preventie Resultaat De student kan - uitleggen wat primaire preventie is - aan de hand van concrete voorbeelden uitleggen welke maatregelen en/of adviezen genomen c.q. gegeven worden om gezondheidsproblemen te voorkomen primaire preventie is Theorie Boek Voorlichting, advies en instructie Thema 1: theorie over primaire preventie Thema 2; theorie over GVO en doel/inhoud van GVO Locatie School/thuis Uitwisseling van resultaten in de plenaire groep Werkproces 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I.L) Activiteit Leg aan de hand van voorbeelden welke maatregelen en/of adviezen genomen c.q. gegeven worden of gezondheidsproblemen te voorkomen Werkwijze: 1. Leg uit wat bedoeld wordt met primaire preventie.. 2. Voorbeelden van primaire preventie zijn: Decubitus preventie Val preventie SOA preventie Preventie pneumonie (longontsteking) Voorkomen overgewicht Voorkomen tandcariës Voorkomen rugklachten 3. Leg uit welke maatregelen en/of adviezen binnen primaire preventie genomen c.q. gegeven worden om bovenstaande voorbeelden te voorkomen. Werk 3 voorbeelden uit. 7

1.3 C Groepsgenoot voorlichten (Taaltaak gesprekken voeren) Resultaat Praktische voorbereiding De student: - kan een groepsgenoot voorlichting geven (primaire preventie) over een onderwerp naar keuze - heeft een GVO plan gemaakt en tijdens het gesprek toegepast Boek: Voorlichting, advies en instructie Bestudeer theorie over primaire preventie, het voorlichtingsplan en je onderwerp naar keuze Voorlichtingsplan opstellen over onderwerp naar keuze Theorie - Gezondheid en gezondheidsgedrag - Primaire preventie - Voorlichtingsplan - Individuele voorlichting Locatie Werkproces competentie Activiteit School/thuis Geef feedback op het voorlichtingsgesprek met behulp van feedbackformulier C Laat je voorlichtingsplan beoordelen door de docent. 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I, L) Kies een onderwerp om je groepsgenoot voor te lichten Maak een voorlichtingsplan Voer de voorlichting uit met behulp van het voorlichtingsplan Je gaat voorlichting (primaire preventie) geven aan een groepsgenoot. Denk hierbij bijvoorbeeld aan: Bewegen voor jongeren Goede eetgewoonten Ontspanning Veilig zonnen Veilig vrijen Voorkomen van sportblessures Gevaren van te harde muziek Kies een onderwerp waarover je voorlichting gaat geven Je maakt een GVO plan, aansluitend op het onderwerp 8

Fasen gezondheidsvoorlichting 1. Analyse Beschrijf hier - Welke gezondheidsrisico s loopt je klasgenoot door zijn leefstijl? - Hoe bewust is je klasgenoot zich van de risico s - Hoe gemotiveerd is je klasgenoot voor verandering van leefstijl en wat zijn z n mogelijkheden Fasen gezondheidsvoorlichting 2. Planning Beschrijf hier: - Het voorlichtingsdoel (RUMBA) - Plan van aanpak: Wat moet je van te voren regelen? Hoe ga je de voorlichting aanpakken? Welke informatie ga je geven 3. Uitvoering Hier voer je de voorlichting uit. Uitwerking Uitwerking 4. Beschrijf hier: Minimaal twee evaluatievragen Evalueer de voorlichting met je klasgenoot aan de hand van onderstaande vragen: Hoe verliep de voorlichting aan je klasgenoot? Waarover ben je tevreden? Wat zou je een volgende keer anders doen. Heb jij je voorlichtingsplan volledig uitgevoerd? Wat liep anders en hoe kwam dit? 9

1.4 C Veiligheid en protocollen Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Werkproces Competentie De student heeft ontdekt welke aandacht er gegeven wordt aan veiligheid in protocollen. Verzamel protocollen voor verpleegkundige handelingen (Vilans) Lees thema 2: Een veilige en hygiënische omgeving Boek advies, instructie en voorlichting: Thema 2 School/thuis Doe een uitspraak over de kwaliteit van de geanalyseerde protocollen ten aanzien van de zorg voor veiligheid 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I, L) Activiteit 1 Beantwoord de volgende vragen: 1. Wat is een protocol? 2. Wat is het doel van een protocol? 3. Wat is het belang van het werken met protocollen voor zorgvragers en verpleegkundigen Activiteit 2 Ontdek welke aandacht er gegeven wordt in protocollen aan veiligheid Werkwijze: Vorm groepjes van drie of vier personen Verzamel protocollen voor verpleegkundige handelingen Neem de protocollen mee naar school. Analyseer 2 protocollen (naar keuze) met behulp van de volgende vragen: - Welke regels en voorschriften in het protocol zijn er opgenomen voor de veiligheid (inclusief besmettingsgevaar) van de zorgvrager? - Welke regels en voorschriften in het protocol zijn er opgenomen voor de veiligheid (inclusief besmettingsgevaar) van de verpleegkundige? - Aan welke risico s is blijkbaar allemaal gedacht? - Zijn er ook risico s waar niet aan gedacht is, waarvan jij denkt dat ze wel aanwezig zijn? Doe een uitspraak over de kwaliteit van de geanalyseerde protocollen ten aanzien van de zorg voor veiligheid 10

1.5 C Het ASE model Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Werkproces Met behulp van het ASE model, inzicht krijgen in eigen attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit ten aanzien van eigen gezondheidsgedrag Niet specifiek naar keuze Boek Voorlichting, advies en instructie thema 2; het GVO proces School/thuis Je hebt in een verslag primaire preventie geschreven aan de hand van het ASE model 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager Activiteit Zoek uit wat het ASE model is en leg de relatie tussen dit model en primaire preventie. Doe dit aan de hand van een situatie die je zelf hebt meegemaakt.! N.B. In je boek wordt het ASE model niet als zodanig benoemt. Het wordt uitgewerkt in thema 2 als KASZ model Deze benaming vind je echter niet terug in de theorie Werkwijze: 1. Bedenk een situatie die je zelf hebt meegemaakt of iets wat je jezelf ooit hebt voorgenomen om wel of niet te doen. Denk hierbij aan: stoppen met roken gezonder eten aardiger willen zijn voor je groepsgenoot of vriendin meer sporten minder alcohol gebruik 2. In de uitwerking beschrijf je: wat je afwegingen waren ten aanzien van de voor- en nadelen van het oude gedrag wat de voor- en nadelen zijn als je het oude gedrag omzet in nieuw gedrag welke factoren in je omgeving van invloed waren op het al dan niet slagen van jouw gedragsverandering welke persoonlijke factoren belemmerend of bevorderend werkten of het uiteindelijk gelukt is om je gedrag blijvend te veranderen zo ja, wat je hierbij het meest geholpen heeft zo nee, wat je hierbij het meest belemmerd heeft 3. Leg aan de hand van bovenstaande voorbeelden uit wat de primaire preventie inhoudt. 11

1.6 C Tertiaire preventie Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Werkproces competentie De student heeft aan de hand van zorgsituaties uitgelegd hoe tertiaire preventie wordt toegepast Boek: Voorlichting, advies en instructie. Bestudeer theorie over tertiaire preventie Tertiaire preventie Het begrip tertiaire preventie School/thuis Kijk activiteit 1 en 2 na met behulp van het antwoordmodel van ThiemeMeulenhoff. Activiteit 3: Uitwisselen van de gevonden informatie in de (sub) groep 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I, L) Activiteit 1 Maak de kennisopdracht bij tertiaire preventie. Kijk de vragen na met behulp van het antwoordmodel van ThiemeMeulenhoff. Activiteit 2 Maak de vragen bij praktijk 1 Te dik. Activiteit 3 Je werkt aan de hand van een aandoening uit welke behandeling binnen tertiaire preventie wordt ingezet. Tertiaire preventie is gericht op mensen die al gezondheidsproblemen hebben. Het gaat vaak om mensen met een chronische aandoening. - Leg uit waar is tertiaire preventie bij mensen met chronische aandoening op gericht is. Een geriatrische zorgvrager heeft: - een te hoog cholesterol gehalte in het bloed en een hypertensie - zijn heup gebroken - COPD en rookt veel 1. Ga op zoek naar informatie over bovenstaande aandoeningen 2. Welke behandeling wordt toegepast 3. Met welk doel wordt deze behandeling ingezet? 12

1.7 C Patiëntenvoorlichting geven (Taaltaak gesprekken voeren) Resultaat Praktische voorbereiding De student heeft patiëntenvoorlichting gegeven met behulp van een folder en een voorlichtingsgesprek Bestudeer theorie over patiëntenvoorlichting, patiëntenvoorlichting op maat en patiëntenvoorlichting over praktische zaken Theorie Boek; advies, instructie en voorlichting thema 4: Patiëntenvoorlichting Zie praktische voorbereiding Locatie Werkproces competentie Activiteit 1 (keuze) Maak de vragen bij praktijk 1, praktijk 2 en praktijk 3 Activiteit 2 (verplicht) School/thuis Kijk activiteit 1 na met behulp van het antwoordmodel van ThiemeMeulenhoff 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager Competentie: I; Presenteren, L; Materialen en middelen inzetten. Ontwerp een folder, die gericht is op het beïnvloeden van gezondheidsgedrag van een zorgvrager. Kies een actueel gezondheidsrisico of een gezondheidsprobleem Ontwerp vervolgens een folder die gericht is op het gezondheidsgedrag van een zorgvrager ten behoeve van het door jouw gekozen gezondheidsrisico of gezondheidsprobleem. Maak een werkplan en bespreek deze met de docent. In het werkplan dienen in ieder geval de volgende items terug komen: Hoe ben je tot het onderwerp gekomen? Welk doel, soort preventie en soort voorlichting heb je als uitgangspunt genomen? En waarom? Wat heb je in de voorbereidingsfase gedaan? Hoe verliep de uitvoeringsfase? Sluit de doelstelling aan bij de preventievorm en het soort voorlichting? En waarom? Ben je tevreden over het product? En waarom? Ben je tevreden over het proces? En waarom? Waarom sluit de folder goed aan bij de gestelde doelgroep? Of waarom zal de doelgroep zich aangesproken voelen door de folder? Maak de folder. Bereid een korte presentatie (10-15 minuten) voor, waarin je de folder promoot. Zorg ervoor dat je gemaakte keuzes kunt verantwoorden Criteria waaraan de folder moet voldoen: Lay-out is uitnodigend, verzorgd en herkenbaar als folder Doelstelling (kennis, gedrag of vaardigheid) Passend bij doelgroep 13

Activiteit 3 Geef patiëntenvoorlichting aan een zorgvrager over praktische zaken: informatie over de dagindeling Werk hiervoor het stappenplan uit (vijf stappen) Casus Mevrouw Bos is vanochtend opgenomen in een verpleeghuis op een somatische afdeling Voor de opname heeft ze in het ziekenhuis gelegen i.v.m. een collum (heup)fractuur rechts. Mevrouw is nooit eerder opgenomen geweest in een verpleeghuis. Mevrouw heeft bij opname duidelijk aangegeven dat zij helemaal niet blij is met deze situatie en dat ze bang is zich op de afdeling heel erg te gaan vervelen. Haar vraag is dan ook: hoe ziet de dagindeling eruit en op welke manier kan ik mijn dagen invullen tijdens mijn opname Persoonlijke gegevens G.J.A. Bos e.v. P. Pol Geboren 05-06-1930 Sinds 1999 weduwe, 3 kinderen, allen getrouwd en 8 kleinkinderen Woonsituatie: bovenwoning geen lift Mevrouw deed thuis alle huishoudelijke taken zelfstandig Gezondheidsgeschiedenis: Mevrouw heeft in 1990 een hersenbloeding (CVA) gehad. Rest verschijnselen krachtsvermindering in de linker arm en hand. Maak een plan waarin mevrouw Bos GVO krijgt over de dagindeling op de afdeling somatiek in het verpleeghuis. Maak hiervoor gebruik van het vijfstappen plan en werk deze uit. Geef de voorlichting aan de zorgvrager 14

1.8 C Instructieplan (Taaltaak gesprekken voeren) Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Werkproces Competentie De student heeft instructie gegeven aan een klasgenoot met behulp van een instructieplan (14 stappenplan) Zorg dat je beschikt over het boek; advies, instructie en voorlichting Handelingsschema: instructieplan opstellen Spreek af met welke studiegenoten jij deze activiteit gaat uitvoeren Instructie geven Instructieplan opstellen School/thuis Evalueer de uitvoer van de instructie met behulp van de criteria en feedbackformulier C Laat je instructieplan beoordelen door de docent 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager (I, L) Activiteit Maak een instructieplan over een onderwerp naar keuze en voer de instructie uit Werkwijze: Schrijf met je subgroep een instructie (14 stappenplan) over een onderwerp naar keuze met behulp van het instructieplan Voorbeelden voor het maken van een instructieplan zijn bijvoorbeeld: Het aantrekken van een steunkous Het lopen met een looprekje Het (veilig) lopen met een rollator Het bedienen van een hoog-laag bed Gebruik van een papegaai Geef instructie aan een klasgenoot met behulp van het instructieplan. Geef feedback op de instructie op zowel inhoud (inhoud, toepassen 14 stappenplan) als proces (uitvoer) Maak hierbij gebruik van feedback formulier C, werkproces 1.6 Let ook op de volgende punten: - Toepassing van gespreksstructuur o Wordt in de kop van de instructie de ODATT toegepast? o Wordt de instructie afgesloten met een samenvatting + evaluatie op product en proces? - Toepassing van gesprekstechnieken o Wordt geluisterd naar de zorgvrager? o Is er aandacht voor de zorgvrager? 15

1.9 C Zelftest Voorlichting, advies en instructie (basis) Resultaat Je hebt de vragen van de zelftest goed beantwoord Praktische voorbereiding Leer de theorie over GVO Theorie Boek Voorlichting en Ondersteunend materiaal bij deze activiteit Locatie School/thuis Kijk de zelftest na met behulp van het antwoordmodel Werkproces 1.6 Geeft voorlichting, advies en instructie aan een zorgvrager Activiteit Maak de zelftest 1. Leg het gezondheidsgedrag van mensen uit aan de hand van het ASE-model. Geef een voorbeeld van de drie onderdelen, attitude, sociale invloed en eigen effectiviteit. 2. Geef een definitie van preventie. 3. Beschrijf de drie onderdelen van preventie. 4. Geef een definitie en een voorbeeld van primaire preventie. 5. Geef een definitie en een voorbeeld van secondaire preventie. 6. Geef een definitie en een voorbeeld van tertiaire preventie. 7. Wat heeft GVO tot doel? 8. Maak op de onderstaande voorlichtingsvragen een doelstelling dat voldoet aan de RUMBA eisen. Een zorgvrager heeft overgewicht en wil graag afvallen, ze kookt thuis op een traditionele manier en is dol op jus. Een zorgvrager krijgt morgen een gastroscopie, ze weet niet wat dit inhoud. 9. Wat zijn drie noodzakelijke voorwaarden om het doel van de voorlichting te behalen?. 16

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE Ondersteuningsmagazijn Beroepstaak C2 Beginner Begeleidt een zorgvrager Albeda college Branche gezondheidszorg Kwalificatieniveau 4 Crebo 95 Versie C BEGINNER 1415 Fase: beginner Naam deelnemer:. 17

1.1 C Gedrag en het ontstaan van gedrag Resultaat De student kan - vertellen wat er onder menselijk gedrag verstaan wordt - vertellen hoe gedrag ontstaat en welke factoren hierbij een rol spelen - voorbeelden geven van waarneembaar gedrag en niet-waarneembaar gedrag. Praktische voorbereiding Bestudeer theorie over gedrag en welke factoren hierbij een rol spelen Theorie Gedrag, ontstaan van gedrag, waarneembaar en niet-waarneembaar gedrag Locatie School Nabespreking met docent Werkproces/competenties 1.4 Begeleiden (C.D.R.) Je gedrag wordt beïnvloed door het gedrag van anderen Activiteit 1: Oriënteren o Geef antwoord op de volgende vraag: Wat weet je al over gedrag en gedragingen? 18

o Geef aan of de volgende uitspraken juist of onjuist zijn. Motiveer je keuze! Uitspraken juist onjuist 1) Gedrag kun je omschrijven als die activiteiten van de mens die kunnen worden geobserveerd door andere mensen 2) Elke menselijke activiteit noemen we gedrag. Onderuitgezakt op de bank zitten en niets doen, is dus geen gedrag. 3) Het gedrag van mensen wordt bepaald door de cultuur waarin ze leven. 4) De thuissituatie speelt een grote rol bij het ontstaan van gedrag. 5) Je gedrag op school wordt beïnvloed door de leraar voor klas, het vak waar je mee bezig bent, je klasgenoten en de deelnemer die naast je zit. 6) Dromen, gedachten en gevoelens zijn activiteiten die waarneembaar zijn door andere mensen 7) Je gedrag wordt bepaald door erfelijke factoren en door omgevingsfactoren. 8) Erfelijke factoren bepalen je uiterlijk en ze bepalen eigenschappen als intelligentie, koppigheid, creativiteit Activiteit 2: Gedrag - Je zit in de bus en iemand staart jou aan. Geef twee gedragingen in deze zin aan en leg uit waarom je dit gedrag noem. - Kun je bij de volgende activiteiten aangeven of er al dan niet sprake is van gedrag: o Schrijven o Denken o Eten o Luisteren o Praten o Moe zijn o Lachen o Lezen o Staan wachten o Slapen o Kijken o Honger hebben Als je dit rijtje overziet, wat kun je dan concluderen? - Hoe gedraag je je in onderstaande situatie: o Wanneer je flinke hoofdpijn hebt; o Wanneer je ontevreden bent over je uiterlijk; o Wanneer je onzeker bent over jezelf; o Wanneer je je verdrietig voelt; o Wanneer je het niet met iemand eens bent. - Leg uit hoe jouw gedrag beïnvloed kan worden door hoe anderen zich gedragen? - Leg uit hoe jou gedrag beïnvloed kan worden door de fysische omgeving? 19

Een ongezellig huiskamer Je loopt stage op afdeling de Flierefluiter in een verpleeghuis. Hier wonen 12 oudere mensen met lichamelijke beperkingen. Ze hebben hulp nodig bij het wassen, aankleden, opstaan etc. De meeste bewoners zitten in een rolstoel en verblijven dagelijks in de huiskamer. Het valt je op dat de huiskamer van de bewoners er niet gezellig uitziet: geen leuk behangetje, geen schilderijen aan de muur, plastic planten in de vensterbank en op de eettafels liggen geen kleedjes. De bewoners hebben allemaal dezelfde kamer, met hetzelfde bed, hetzelfde sprei, een nachtkastje en een stoel. Als je vraagt aan begeleiders waarom de huiskamer zo saai is, krijg je als antwoord dat de praktische inrichting beter en makkelijker schoon te houden is. Zo blijft de omgeving schoon en hygiënisch en dat is beter voor de bewoners, omdat ze vatbaarder zijn voor bacteriën en virussen. Je vindt dat er best meer aan de aanrichting gedaan zou kunnen worden. Maak onderstaande vragen aan de hand van de casus Vragen 1. Je maakt je druk om de fysische omgeving van de bewoners van afdeling de Flierefluiter. Je vindt de inrichting van de huiskamer niet gezellig. De dingen om ons heen kunnen op zichzelf niet gezellig zijn. Toch gebruiken we die uitdrukking vaak. Waarom is dat denk je? 2. Denk je dat de inrichting van een huiskamer een gedragsbepalende factor is. Motiveer je antwoord. 20

1.2 C Persoonlijke eigenschappen-sterkte en zwakteanalyse Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie De student: - heeft zijn persoonlijke eigenschappen in kaart gebracht - een sterkte en zwakte-analyse gemaakt School Nabespreking met docent Werkproces/competenties 1.4 Begeleiden (C.D.R.) Activiteit 1 Persoonlijke eigenschappen, kwaliteiten en gedrag De volgende uitspraken gaan over jouw persoonlijke eigenschappen, kwaliteiten en gedrag, geef aan in hoeverre deze voor jou gelden. Omcirkel 1 wanneer je vindt dat de uitspraak niet bij je hoort, een 2 als je denkt dat de uitspraak soms bij je hoort en een 3 als je vindt dat het klopt. Niet te lang nadenken, kiezen op je gevoel. 1 2 3 ik houd het hoofd koel als het moeilijk is 1 2 3 ik heb commercieel inzicht 1 2 3 ik kan goed samenwerken 1 2 3 ik kan goed schrijven 1 2 3 ik kan goed spreken 1 2 3 ik ben trots 1 2 3 ik raak gespannen als er te veel tegelijk op me afkomt 1 2 3 ik ben leergierig 1 2 3 ik heb gevoel voor humor 1 2 3 ik leer snel iets 1 2 3 ik kan goed organiseren 1 2 3 ik kan goed leidinggeven 1 2 3 ik ben openhartig 1 2 3 ik kan goed met mensen omgaan 1 2 3 ik ben loyaal 1 2 3 ik werk efficiënt 1 2 3 ik wil resultaat van mijn werk zien 1 2 3 ik heb overtuigingskracht 1 2 3 ik laat het initiatief graag aan aderen over 1 2 3 ik kan goed luisteren 1 2 3 ik ben detaillistisch 1 2 3 ik ben toegevend 1 2 3 ik ben gauw uit mijn evenwicht 1 2 3 ik ben doelgericht 1 2 3 ik ben betrouwbaar 1 2 3 ik treed graag op de voorgrond 1 2 3 ik ben praktisch ingesteld 1 2 3 ik vind het belangrijk waardering te krijgen voor wat ik doe 1 2 3 ik pas me in nieuwe situaties snel aan 21

1 2 3 ik ben standvastig 1 2 3 ik ben stressbestendig 1 2 3 ik ben realistisch 1 2 3 ik ben enthousiast 1 2 3 ik werk het liefst samen met anderen 1 2 3 ik laat mij vaak leiden door het oordeel van anderen 1 2 3 ik heb technisch inzicht 1 2 3 ik ben ambitieus 1 2 3 ik doe vaak wat mijn gevoel me ingeeft 1 2 3 ik ben creatief 1 2 3 ik kan mij goed concentreren 1 2 3 ik werk perfectionistisch 1 2 3 ik heb mensenkennis 1 2 3 ik pak zaken planmatig aan 1 2 3 ik heb een positieve levensinstelling 1 2 3 ik neem graag zelf het initiatief 1 2 3 ik ben geduldig 1 2 3 ik ben betrouwbaar 1 2 3 ik kan mijn gedachten goed onder woorden brengen 1 2 3 ik laat mij niet gauw uit het veld slaan 1 2 3 ik heb natuurlijk gezag 1 2 3 ik ben vindingrijk 1 2 3 ik ben flexibel 1 2 3 ik stel hoge eisen aan mijzelf 1 2 3 ik neem graag de leiding 1 2 3 ik ben meer een doe- dan een denktype 1 2 3 ik denk vooruit 1 2 3 ik werk het liefst alleen 1 2 3 ik ben evenwichtig 1 2 3 ik let op wat iets kost 1 2 3 ik kan logisch denken 1 2 3 ik heb durf om nieuwe dingen aan te pakken 1 2 3 ik kan mijzelf goed presenteren 1 2 3 ik durf mijn mening te geven 1 2 3 ik houd mij het liefst op de achtergrond 1 2 3 ik heb behoefte aan steun 1 2 3 ik kan anderen inspireren 1 2 3 ik kan onder tijdsdruk werken 1 2 3 ik houd goed overzicht als ik veel moet doen 1 2 3 ik ben een doorzetter 1 2 3 ik kan goed coördineren 1 2 3 ik heb zelfvertrouwen 1 2 3 ik kan dingen goed analyseren 22

Maak met behulp van de ingevulde lijst een selectie van uitspraken die het meest bij je horen. Het gaat om zowel de sterke kanten als je zwakke kanten Sterke kanten: 1) Zwakke kanten; 1.. 2) 2.. 3). 3. 4)... 4. 5). 5. 23

2.1 C Het communicatieschema Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Werkproces/competenties 1.4 Begeleidt een zorgvrager C, D, R Activiteit: De student kan het communicatieschema uitleggen/beschrijven Theorie bestuderen Boek : Ondersteunen bij verpleegkundige basiszorg Thema 1 H1 Interactie met de zorgvrager School Nabespreking met docent. Antwoordsleutel schema bij ondersteunend materiaal Maak de opdrachten m.b.t. het thema communicatie en leg in eigen woorden alle aspecten van het communicatieschema uit aan een medestudent. Werkwijze: Beantwoord de volgende vragen; Wat versta jij onder communicatie? Welke vormen van communicatie ken jij? Geef voorbeelden. Wat is het verschil tussen inhouds- en betrekkingsniveau? Verzin een voorbeeld.. Lees het volgende gesprekje van 2 collega s en beantwoord de vragen: Johan: He, hoe is het afgelopen met die meneer van der Sluis? Carine : goed, achteraf bleek er natuurlijk weer niets aan de hand te zijn. Vraag: wat is hier het inhoudsniveau van het gesprek en wat is het betrekkingsniveau? Wat is het belang van non-verbale communicatie in het contact met de zorgvrager? Wat is de samenhang tussen verbale- en non-verbale communicatie? Wanneer spreken we van effectieve communicatie? Hoe geeft de ontvanger betekenis aan een boodschap van de zender? Hoe kun je rekening houden met het referentiekader van een zorgvrager? Geef een voorbeeld. Wissel je antwoorden uit met een groepsgenoot Teken en leg het communicatieschema in eigen woorden uit aan een groepsgenoot. 24

2.2 C Jouw communicatiegedrag Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie De student: - heeft een sterkte-zwakteanalyse gemaakt van zijn/haar eigen communicatiegedrag School Nabespreking met de docent. Werkproces/competenties 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C.D.R.) Activiteit 1 Individueel Denk eens na over jouw manier van communiceren: o Op welke manier draag jij bij tot een goede, duidelijke communicatie? o Wanneer ontstaan er als gevolg van jouw gedrag wel een problemen in de communicatie? o Wat vind jij moeilijk in het communiceren met andere mensen? o Wat is voor jou belangrijk als je met anderen communiceert? Activiteit 2 Individueel Je krijgt 40 stellingen voorgelegd. Geef bij elke stelling aan welke antwoord op jou van toepassing is. Stelling 40 is een halve zin, het is de bedoeling dat je deze afmaakt. Mocht je zelf nog meer weten over jouw manier van communiceren, dan kun je de lijst aanvullen. Probeer de lijst zo eerlijk mogelijk in te vullen 1. Als ik een groep zit zorg ik ervoor dat aan iedereen duidelijk is waar we mee bezig zijn 2. Daartoe stel ik vragen aan iedereen 3. Ik moedig iedereen aan om vragen te stellen als iets onduidelijk is 4. In groepen durf ik geen verduidelijking te vragen als ik iets niet begrijp 5. Ik blijf net zolang vragen stellen tot iets me helemaal duidelijk is 6. Ik laat de groep duidelijk merken wanneer ik het met iets eens of oneens ben 7. Ik laat het de groep duidelijk merken als ik geïrriteerd, beledigd, opgewonden of blij ben 25

8. Ik vraag aan de groep of datgene wat ik zeg ook duidelijk is 9. Ik vraag aan andere groepsleden ook zij zich voelen 10. Ik ga in de groep na of men het met mijn mening eens is 11. Ik grijp iedere mogelijkheid aan om mijn ideeën en ervaringen aan de groep te vertellen 12. Als iemand zijn mening zegt wordt ik ongeduldig 13. Ik onderbreek anderen als zij over een onderwerp praten dat me niet interesseert 14. Ik zit te lezen of ik loop weg als er in de groep iets wordt gezegd wat me niet interesseert 15. Ook al ben ik het met iemand eens, dan nog zal ik het tegendeel beweren, omdat ik discussiëren leuk vind 16. Ik ben het eerder met iemand eens die ik graag mag dan met iemand die ik niet mag 17. Als ik het met iemand oneens ben, verhef ik mijn stem en probeer hem met kracht van het tegendeel te overtuigen 18. Ik maak mensen belachelijk die een andere mening hebben dan ik 19. Ik beloof wel eens iets waar ik later niet op terug kom 20. Opbouwende kritiek verwerk ik in mijn meningsvorming 21. Ik vind kritiek constructief (opbouwend) 22. Ik toets mijn mening aan die van anderen 23. Ik vind het belangrijk om iets van ideeën van anderen te leren 24. Ik praat met de een makkelijker dan met de ander 26

25. Als mij iets niet lekker zit, dan is dat aan mijn gedrag te merken 26. Ik praat liever niet over persoonlijke onderwerpen wanneer ik met mensen ben die ik niet sympathiek vind 27. Ik blijf doorgaan met het vertellen van een verhaal ook al luistert niet iedereen 28. Ik laat anderen uitpraten, voordat ik wat ga zeggen 29. Ik kan goed onder woorden brengen wat ik denk en voel 30. Ik kijk een ander aan als ik met hem/haar praat 31. Als ik iets niet begrijp, vraag ik om herhaling of uitleg 32. Als ik iets vertel, let ik er goed op of de ander me begrijpt 33. Ik durf overal vrij gemakkelijk het woord te nemen 34. Ik luister goed als een ander iets aan het vertellen is. Dit laat ik ook merken door mijn non-verbale gedrag 35. Ik let op de non-verbale signalen van iemand als ik met iemand in gesprek ben 36. Als iemand mij iets vertelt, leef ik me zoveel mogelijk in zijn/haar situatie in 37. Ik begrijp een ander, ook zonder woorden 38. Ik luister actief 39. Mijn non-verbale communicatiegedrag 40. Ik.. 27

Activiteit 3 Vorm tweetallen. Bespreek jullie antwoorden met elkaar. Is jouw klasgenoot het eens met jouw kijk op jouw manier van communiceren? Met welke punten is hij/zij het eens? Met welke punten niet? Vraag je klasgenoot naar voorbeelden die verduidelijken waarom hij/zij er anders over denkt. Luister goed naar haar/zijn feedback Activiteit 4 Individueel Formuleer nu je sterke kanten (minimaal 3) en je zwakke kanten (minimaal 3) in je communicatie gedrag. Mijn sterke kanten: 1 Mijn zwakke kanten; 1. 2 2. 3 3 4 4 5 5 Formuleer naar aanleiding van bovengenoemde analyse je persoonlijke leerdoelen en beschrijf de activiteiten die je gaat ondernemen om je doelen te bereiken 28

2.3 C Oefenen met soorten communicatie Resultaat De student heeft geoefend met verschillende vormen van communicatie Praktische voorbereiding Potlood en papier, schaar Theorie Boek Ondersteunen bij verpleegkundige basiszorg Thema 1 H1Interactie met de zorgvrager Locatie School Nabespreking met docent Werkproces/competenties 1.4 Begeleidt een zorgvrager C.D.R Activiteit : Je gaat oefenen met de verschillende vormen van communicatie Oefening 1: in tweetallen Ga tegenover elkaar zitten gedurende 1 minuut. Wat gebeurt er? Welke conclusies kun je trekken m.b.t. communiceren? Oefening 2: eenzijdige en tweezijdige communicatie. Eerst tweetallen vormen. Deelnemer 1 (de instructeur) maakt een tekening die deelnemer 2 (de tekenaar) niet mag zien. Situatie 1: Eerst moet deelnemer 2 de tekening maken op aanwijzingen van deelnemer 1 De tekenaar volgt de instructies op zonder te praten en zonder vragen te stellen. Situatie 2: Daarna moet deelnemer 2 de tekening maken op verbale instructie van deelnemer 1 en mag tekenaar wel vragen stellen. Bespreek met elkaar wat het verschil is tussen situatie 1 en het situatie 2 van de oefening. Oefening 3: Communiceren met de ruggen tegen elkaar in 2 tallen: de deelnemers zitten met de ruggen tegen elkaar. Deelnemer 1 vertelt tegen deelnemer 2 een kort verhaal van enkele minuten. Wissel van rol. Bespreek je ervaringen, wat heb je gemist? Oefening 4 : non-verbale communicatie klassikaal Maak kaartjes waar emoties op vermeld staan. Denk aan : Eenzaamheid, geremdheid, hoop, droefheid, teleurstelling, verlegenheid, boosheid, angst, verveling, agressie, vreugde, verliefdheid, teleurstelling, ongeduld, onzekerheid. Bedenk zelf ook nog enkele emoties. Iedereen krijgt een emotiekaartje en beeldt de beschreven emotie aan de groep uit. De groep moet raden welke emotie wordt uitgebeeld. 29

Oefening 5: non-verbale boodschap Een deelnemer bromt of humt een opdracht aan 4 groepsgenoten die vervolgens deze opdracht uit moeten voeren. Nabespreking : Welke boodschappen kun je wel en welke kun je niet non-verbaal over brengen? Oefening 6: inhouds- en betrekkingsniveau in tweetallen. a. Deelnemer 1 zegt twee keer dezelfde zin Ik vind deze jurk niet mooi. De eerste keer wordt de zin uitgesproken tegen een winkeljuffrouw. De tweede keer wordt de zin uitgesproken tegen een vriendin. Wat is de boodschap op inhoudsniveau? Wat is de boodschap op betrekkingsniveau? Wat maakt het verschil? b. Verzin zelf een andere zin in een situatie met een zorgvrager. Wat maakt het verschil? Oefening 7 Vul het onderstaande schema in en wissel je antwoorden uit met een medegroepslid Situatie soorten communicatie verbaal nonverbaal eenzijdig tweezijdig Sander leest de krant. Pim praat met Jeanet. Een journalist interviewt een popster. Moeder geeft haar baby borstvoeding. Joris schrijft een liefdesbrief aan zijn vriendin. Maurits (4 jaar) praat met z n beer die hij ondertussen in zijn armen houdt. Marije loopt van tafel weg en slaat de deur keihard dicht. De docent zegt tegen Frank die zijn wenkbrauwen fronst: Volgens mij begrijp je het niet. Anita bestudeert het boek Interactie in beroepssituaties. Paul (4 jaar) bijt z n broertje Tom (6 jaar). 30

2.4 C Herkennen van valkuilen en negatieve factoren tijdens de communicatie Resultaat De student kan de factoren herkennen en benoemen die de communicatie negatief kunnen beïnvloeden Praktische voorbereiding Vooraf theorie bestuderen Theorie Boek: Ondersteunen bij verpleegkundige basiszorg Thema 1 H1 Interactie met de zorgvrager Locatie School Nabespreking met docent Werkproces/competenties 1.4 Begeleidt de zorgvrager (C.D.R) Activiteit 1: Je gaat onderzoeken welke factoren de communicatie negatief kunnen beïnvloeden. Werkwijze : Lees de theorie over valkuilen bij de communicatie. Bedenk in je subgroep per item voorbeelden van jezelf of van anderen. Geef aan hoe je ermee om kunt gaan als je communiceert met de zorgvrager Activiteit 2: Je gaat oefenen met het herkennen van de verschillende factoren die de communicatie negatief kunnen beïnvloeden onder begeleiding van een docent. Oefening 1 : Ruis De klas splitsen in twee groepen: 1 groep gaat naar de gang en de andere groep blijft in de klas. De groep van de gang bedenkt een verhaal van 5 minuten, iedereen neemt een stukje van het verhaal over van de vorige spreker. Tijdens het vertellen van het verhaal in de klas is er 2 minuten volle aandacht voor het verhaal, waarna de interesse wordt verloren en de klas gaat hangen, uit raam kijken, poppetjes tekenen etc..: - Welk effect neem je waar [zender/ ontvangers]; - Wat doet de zender om aandacht ontvanger vast te houden? - Hoe heb je als verteller deze oefening ervaren? 31

Oefening 2 : Storende factoren herkennen Kijk bij de volgende situaties wat de storende factor is op het gebied van communicatie. 1. Meneer van Dijk heeft afasie. Hierdoor is het voor de verpleegkundige Amal moeilijk om hem te begrijpen (afasie is een ernstige stoornis in het spreekvermogen) 2. Als mevrouw Faber aan het praten is, is ze niet meer te stoppen. De verpleegkundige merkt dat hij dan nauwelijks meer naar haar luistert. 3. Lucie kan haar vriendin Sandra maar nauwelijks verstaan in de kantine. De muziek staat wel erg hard en bovendien wordt er door iedereen hard doorheen gepraat. 4. Wanneer verpleegkundige Bianca aan meneer Mulder uitlegt hoe hij zijn medicijnen in moet nemen, begrijpt hij er maar weinig van. Bianca gebruikt woorden die hij niet begrijpt. 5. Farid, verpleegkundige, begrijpt niet altijd wat zijn collega zegt, omdat zij dialect spreekt. 6. Sharon helpt mevrouw van der Velde terwijl zij barstende hoofdpijn heeft. Ze kan zich daardoor slecht concentreren op wat mevrouw haar vertelt. 7. Meneer Shamir is slechthorend, hij kan hierdoor niet verstaan wat je tegen hem zegt. 8. Verpleegkundige Alie zegt tegen Mevrouw de Jong 82 jaar: Komt u maar fijn in de huiskamer zitten, omaatje. 9. Tijdens een gesprek met een zorgvrager draait de verpleegkundige zich om om naar de klok te kijken. 10. Een verpleegkundige zegt tegen een zorgvrager met overgewicht : U zult uw lekkere hapjes wel gaan missen, in het ziekenhuis, U houdt toch van lekker eten?. Activiteit 3 Naar aanleiding van voorgaande activiteiten ga je nu een lijst samenstellen met effectieve communicatie. Vul daartoe de volgende zin zo vaak mogelijk aan. Effectieve communicatie wordt bevorderd, wanneer... 32

2.5 C Luisteren en waarnemen. Resultaat Praktische voorbereiding Theorie De student: - kan het verschil tussen luisteren en waarnemen benoemen. - Ontwikkelt zijn luistervaardigheden Bestudeer theorie over luisteren en luistervaardigheden Boek Ondersteunen bij verpleegkundige basiszorg Thema 1: hoofdstuk 1 Het onderdeel gesprekstechnieken-luisteren School Locatie Werkproces/competenties 1.4 Begeleidt een zorgvrager C.D.R Activiteit : Je gaat oefenen met luisteren en waarnemen. Nabespreking met klasgenoten en docent Activiteit 1; Luisteren Luister naar het gedicht van de docent over luisteren en probeer in eigen woorden op papier te zetten wat er voorgelezen is. Wissel de resultaten uit en vergelijk wat andere groepsgenoten hebben opgeschreven. Wat kun je zeggen over je luistervaardigheden? Activiteit 2: Zie wat de ander ziet Optische illusies Wat wordt hiermee bedoeld?... Bekijk de figuren, en benoem in tweetallen wat je ziet Zoek op internet naar andere voorbeelden van optische illusies. Activiteit 3: Luistertest Doe de luistertest op: http://www.btsg.nl/quiz/luisteren-zelftoets.htm Bespreek met elkaar het resultaat en formuleer voor jezelf een persoonlijk leerdoel met betrekking tot luisteren. 33

2.6 C Gesprekstechnieken Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Werkproces/competenties 1.4 Begeleidt een zorgvrager C.D.R. Activiteit : De student kan benoemen welke gesprekstechnieken er zijn. Vooraf theorie bestuderen Bestudeer het schema gespreksstructuur en basishouding Boek: Ondersteunen bij verpleegkundige basiszorg H1 Thema 1 Interactie met de zorgvrager Thuis en school Nabespreking met de docent. Je gaat de theorie bestuderen over de verschillende gesprekstechnieken Werkwijze : Lees de theorie en beantwoord de volgende vragen, vergelijk je antwoorden met een medestudent : - Welke 5 gesprekstechnieken kun je onderscheiden? - Wat is het verschil tussen luisteren en actief luisteren? - Hoe kun je laten zien dat je actief luistert? - Welke soorten vragen kun je onderscheiden? - Geef 3 voorbeelden van gesloten vragen en 3 open vragen. - Leg uit waarom doorvragen belangrijk is. - Wat is de functie van het samenvatten? - Wat betekenen de letters LSD? Wat is het belang van deze gesprekstechnieken? - Wat betekenen de letters OMA? Leg uit waarom OMA belangrijk is tijdens het voeren van een gesprek. - Leg het begrip metacommunicatie uit in eigen woorden. 34

2.7 C Plan van aanpak van gesprek (Taaltaak gesprekken voeren) Resultaat Praktische voorbereiding Theorie Locatie Werkproces/competenties 1.4 Begeleidt een zorgvrager C.D.R. Activiteit: De student: - kan een plan van aanpak voor een gesprek schrijven volgens de criteria. - Met behulp van dit plan een gesprek voeren Vooraf theorie bestuderen : schema gespreksstructuur en basishouding Boek: Ondersteunen bij verpleegkundige basiszorg H1 Interactie met de zorgvrager, schema gespreksstructuur School Criterialijst van aanpak bij ondersteunend materiaal BC2.2 Nabespreking met de docent. Je gaat een plan van aanpak schrijven voor een gesprek volgens ODATT. Daarna voer je het gesprek uit in een rollenspel Werkwijze : Lees het schema van de gespreksstructuur en basishouding Schrijf een plan van aanpak voor het gesprek dat je gaat voeren. Maak gebruik van de oefencasus. Wissel het plan uit met een medegroepsgenoot en geef elkaar feedback. Gebruik hiervoor de beoordelingslijst voor het plan van aanpak. Verwerk de feedback. Oefencasus: Arthur, een jongen uit jouw klas, komt vaak te laat, heeft vaak het hoogste woord. Hij heeft overal wel een mening over en reageert vaak brutaal naar de docenten. Jij zit in zijn coachgroepje en hebt de ervaring dat hij afspraken nooit nakomt. Je moet hem steeds overal op wijzen en na flink zeuren levert hij pas zijn aandeel. Vandaag heeft hij een (tweede) gesprek met zijn coach en de teamleider van de opleiding. Zij geven hem te kennen dat hij een negatief studie advies krijgt, hetgeen betekent dat hij met de opleiding moet stoppen. Het nieuws verspreidt zich al heel snel in jullie groep. Niemand staat er van te kijken. Jij weet echter dat Arthur het thuis niet gemakkelijk heeft. Zijn vader is werkloos en zijn moeder heeft een chronische ziekte. Hij doet daarom veel in het huishouden en heeft een bijbaantje waardoor er weinig tijd overblijft voor zijn huiswerk. Arthur heeft dit echter niet aan zijn coach verteld. Als je even naar het toilet gaat zie je Arthur op de stoelen bij de gang zitten, het lijkt alsof hij huilt. Je besluit niet naar het toilet te lopen, maar even naar hem toe te gaan. 35

Wat is de bedoeling: Wat is het doel bij het gesprek dat je met hem aangaat? Wat doe je in de KOP, Hoe ziet de ODATT eruit? Hoe pak je de romp aan? Hou rond je het gesprek af. Hoe zet je dat in een plan: Doel: KOP: O : D :. A :. T: T: ROMP: STAART: Voer het gesprek uit in een rollenspel. Maak hierbij gebruik van je plan van aanpak. 36

2.8 C Oefenen met gesprekstechnieken (Taaltaak gesprekken voeren) Resultaat De student heeft geoefend met de verschillende gesprekstechnieken (LSD/OMA) Praktische voorbereiding Vooraf theorie bestuderen over gesprekstechnieken, gespreksstructuur, basishouding en LSD Observatielijst gespreksstructuur en basishouding Observatieformulier gespreksstructuur-basishouding en actief luisteren Theorie Ondersteunen bij verpleegkundige basiszorg H1 Thema 1 Interactie met de zorgvrager, Locatie School Nabespreking met de docent. Een persoonlijk leerdoel m.b.t. gespreksvoering.. Werkproces/competenties 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C.D.R.) Activiteit : Je gaat oefenen met verschillende gesprekstechnieken en formuleert na de oefeningen een persoonlijk leerdoel. Oefening :samenvatten in 3 tallen A vertelt een verhaal aan B( bijv. over de vakantie). B stelt vragen aan A en vat na enkele minuten samen wat A verteld heeft. B stelt opnieuw een vraag en probeert ook door te vragen. Na enkele minuten vat B opnieuw samen. C observeert en geeft feedback aan B over het luisteren, samenvatten en op de soorten vragen die er gesteld worden. Wissel van rol. Oefening : in 2 tallen elkaar interviewen, open en gesloten vragen stellen - Kies eerst samen het onderwerp, dit kan voor beide verschillend zijn. Bedenk daarna 5 gesloten vragen over het onderwerp. Neem het interview af. In de eerste ronde mag je alleen gesloten vragen stellen. Wissel van rol. Bedenk vervolgens 5 open vragen. Interview elkaar opnieuw, nu alleen met de open vragen. Bespreek de interviews na. Wat is het effect van de gesloten vragen? Wat is het effect van de open vragen? Wat heb je geleerd van deze oefening? Oefening : uitvoeren van rollenspelen in 3 tallen A en B voeren het gesprek, C observeert en geeft feedback. Wissel van rol. Kies een casus. Zorg ervoor dat iedereen aan bod komt om het gesprek te voeren Observeer aan de hand van de observatielijst gespreksstructuur en basishouding + observatieformulier gesprekstructuur, basishouding en actief luisteren Bespreek na per gesprek aan de hand van de observatiepunten Stel voor jezelf minstens één persoonlijk leerdoel op na deze cyclus van gesprekken 37

2.9 C Gesprek voeren en actief luisteren Resultaat De student heeft aan de hand van een praktijksituatie een gesprek gevoerd met een zorgvrager. Hij toont in dit gesprek interesse in de gezondheidsproblemen en vragen van de zorgvrager en - luistert actief en aandachtig. Praktische voorbereiding Bestudeer theorie over luisteren en luistervaardigheden (Boek Ondersteunen bij verpleegkundige basiszorg ) Lees het artikel over actief luisteren. Bestudeer het schema gespreksstructuur en basishouding Theorie Boek Ondersteunen bij verpleegkundige basiszorg Thema 1: hoofdstuk 1 Het onderdeel gesprekstechnieken-luisteren Locatie School Nabespreking met docent Werkproces/competenties 1.4 Begeleiden (C.D.R) Activiteit 1 Vul onderstaande zin aan Een goede luisteraar: Activiteit 2 Voer een gesprek met een zorgvrager in een rollenspel en oefen het toepassen van de gesprekstructuur, basishouding en actief luisteren Uitvoer in drietallen A. Lezen Leest eerst de opdracht in zijn geheel door. B. Stel vast of voor alle groepsleden duidelijk is wat verwacht wordt C. Verdeel de rollen/uitvoering Twee van jullie spelen de onderstaande situatie in een rollenspel. Eén student is zorgvrager, één student is de verpleegkundige en één student observeert het rollenspel aan de hand van het observatieformulier (gespreksstructuur, basishouding en actief luisteren) en bespreekt zijn/haar bevindingen naderhand met de spelers. De observant is tevens tijdbewaker en stopt het spel na 10 minuten. 38

Casus Mevrouw Schouten (63) verblijft sinds 3 maanden op een revalidatieafdeling in een verpleeghuis. Zij heeft in juni 2009 haar rechteronderbeen gebroken, nadat ze van haar fiets is gevallen. Mevrouw was op weg naar haar vriendin, gleed met haar voet van de trapper en kwam ongelukkig ten val in de struiken. Ze is in het ziekenhuis geopereerd (er is een pin geplaatst) en werd na twee weken overgeplaatst naar revalidatieafdeling de Berk in een verpleeghuis. Het doel is dat mevrouw hier weer zelfstandig leert lopen. Mevrouw had gehoopt na 3 maanden weer naar huis te kunnen. De revalidatie verloopt echter minder spoedig dan verwacht. Ze zal nog minimaal 4 maanden moeten blijven. Mevrouw voelt zich erg teleurgesteld en verdrietig. Ze had zo graag met kerst thuis willen zijn. Ze mist haar kater Joop, haar dagelijks fietstochtjes met vriendinnen en haar lekkere stoel. Maar bovenal is mevrouw bang dat ze misschien nooit meer de oude wordt. D. Nabespreking Na het rollenspel vertelt de observator wat hij heeft gezien aan de hand van het observatieformulier. E. Wisselen van rol Wissel hierna van rollen en voer het rollenspel opnieuw uit. Bespreek dit op dezelfde manier na. 39

2.10 C Feedback geven en ontvangen (Taaltaak gesprekken voeren) Resultaat De student: - kan de richtlijnen van feedback geven en ontvangen benoemen en toepassen in oefensituaties - heeft geoefend met geven en ontvangen van feedback. Praktische voorbereiding Vooraf theorie bestuderen. Pen en 1 A 4. Theorie Boek: Ondersteunen bij verpleegkundige basiszorg Thema 1 H3 Interactie met de zorgvrager, Locatie School Nabespreking met de docent. Werkproces/competenties 1.4 Begeleidt een zorgvrager (C.D.R). Activiteit : Je gaat onder begeleiding van een docent oefenen met het geven en ontvangen van feedback. Werkwijze : - Lees de theorie over feedback geven en ontvangen. - Lees praktijksituatie 2 uit je boek en beantwoord de vragen. Wissel je antwoorden uit met een groepsgenoot. Kijk na met behulp van het antwoordmodel van ThiemeMeulenhoff - Workshop: verschillende oefeningen met geven en ontvangen van feedback onder begeleiding van een docent. Oefening 1 : Feedback op een papier schrijven ( klassikaal) Plak op je rug een vel papier (A 4). Loop rond en schrijf bij elke medestudent positieve feedback op dit papier. Aan het eind van de 10 minuten kijk je welke feedback je gekregen hebt van je medestudenten. De feedback wordt met elkaar uitgewisseld in een kringgesprek. Oefening 2 : Het kwaliteitenspel Spelregels: Schud de kaartjes en leg ze op een stapeltje met de tekst naar onder. Neem om de beurt een kaartje met een kwaliteit en lees de eigenschap voor aan de gehele subgroep. Zeg daarna: - aan wie je dit kaartje met deze eigenschap geeft (begin met IK ) - waarom je dit kaartje aan die persoon wilt geven - geef een positieve lading aan je feedback 40