Algemene informatie over voertuigen met verwijderbare opbouw Algemene informatie over voertuigen met verwijderbare opbouw worden beschouwd als torsiesoepele constructies. Bij voertuig met verwijderbare opbouw kunnen verschillende lastdragers worden gebruikt voor verschillende transporteisen. Voorbeeld: Laadvloeren Kiepbakken Dumpbakken Betonmixers Tankwagens Scania kan het voertuig in de fabriek voorbereiden voor de opbouw. 348 618 Meer informatie over fabrieksvoorbereidingen vindt u onder In de fabriek aangebrachte optiepakketten. Meer informatie over eisen en aanbevelingen voor de stabiliteit van voertuigen met verwijderbare opbouw die met lastdragers werken vindt u in het document Rolstabiliteit. 06:20-02 Uitgave 11 nl-nl 1 (11)
Ontwerp Ontwerp hebben een of andere vorm van beweegbaar deel dat het mogelijk maakt een lastdrager te heffen en op het chassis te plaatsen. Gebruikelijke wisselsystemen zijn: Haakarm Kettingsysteem Lier 352 571 352 572 Voertuig met verwijderbare opbouw met haakarm Voertuig met verwijderbare opbouw met ketting of kabel 352 570 06:20-02 Uitgave 11 nl-nl 2 (11)
Veiligheid Veiligheid Belangrijke informatie over het laden bij voertuigen met luchtvering Meer informatie over de aansluiting voor het automatisch legen van luchtbalgen vindt u in het document Chassis laten zakken. BELANGRIJK! De luchtbalgen van de bogie moeten voor het laden worden geleegd. Om overbelasting van de achterste as te voorkomen moet de as tegen de asaanslag aanliggen. Controleer de afstand tussen de as en de asaanslag bij alle achterassen. De controle moet gebeuren op een vlakke ondergrond en tijdens het laden. Zorg ervoor dat de luchtbalgen volledig leeg zijn en controleer of de assen in contact zijn met de asaanslagen op alle achterassen. Het gewicht moet bij het laden gelijkmatig over alle achterassen worden verdeeld. Als het gewicht niet gelijkmatig wordt verdeeld, dan moet de achterste as tegen overbelasting worden beschermd (zie volgende pagina). WAARSCHUWING! Als bij het laden de hele lading door de laatste as wordt gedragen, dan bestaat het risico op beschadigingen. 361 989 Voorbeeld van goede gewichtsverdeling tijdens het laden waarbij alle wielassen tegen hun asaanslagen aanliggen. 06:20-02 Uitgave 11 nl-nl 3 (11)
Veiligheid Vulstuk aanbrengen bij niet toegestane gewichtsverdeling bij laden Bij het laden kan de afstand tussen de as en de asaanslag bij de achterste achteras anders zijn dan bij de andere achterassen. Als het verschil aanzienlijk is, moet een vulstuk worden aangebracht tussen elke langsligger en asaanslag (zie afbeelding). Het vulstuk verlicht de belasting van de achterste achteras bij zware ladingen. Bevestig het vulstuk aan de asaanslag met behulp van schroeven met verzonken kop en moeren. De schroefafmetingen moeten gelijk zijn aan die van de originele bevestiging. Bevestig het vulstuk aan het chassis in de bestaande bevestigingsopeningen in de achterste rib. WAARSCHUWING! Het is niet toegestaan bevestigingsopeningen te maken voor vulstukken en asaanslagen in de langsligger. Rijfunctieschakelaar in neutraal bij laden Vulstukken 303 015 BELANGRIJK! Bij het laden kan het nodig zijn om het motortoerental te verhogen. Zorg daarom dat de rijfunctieschakelaar in de neutrale stand staat. Bij voertuigen met volautomatische Opticruise is een speciale aansluiting van de motortoerentalregeling mogelijk die een verhoogd motortoerental voorkomt als de rijfunctieschakelaar niet in de neutrale stand staat. Meer informatie over het verhogen van het motortoerental bij het leegkiepen vindt u in het document Motortoerentalregeling bij leegkiepen. 06:20-02 Uitgave 11 nl-nl 4 (11)
Veiligheid Asaanslag van Scania De asaanslaghoogte H is de afstand vanaf de onderste rand van het chassisframe tot de onderste rand van de asaanslag. Artikelnummer H (mm) 1 870 119 17 2 088 375 72 1 370 142 43 1 370 144 62,8 H Asaanslaghoogte 363 109 361 984 361 985 361 986 361 987 1 870 119 2 088 375 1 370 142 1 370 144 06:20-02 Uitgave 11 nl-nl 5 (11)
De aanbevelingen van Scania bieden de beste totaaloplossing met betrekking tot de volgende factoren: Gevoeligheid voor frametrillingen Lading delen Bestuurderscomfort Hulpchassis aanbrengen De buitenrand van het hulpchassis moet op hetzelfde verticale vlak worden geplaatst als de buitenrand van de langsbalken van het chassisframe. Het ontwerp van de carrosserie voor wisselsystemen met haakarm en hydraulische cilinder vereist echter vaak dat het hulpchassis breder is dan het chassisframe. In dergelijke gevallen moeten de bevestigingen en steunen van het hulpchassis zodanig worden ontworpen dat het contact met het chassisframe optimaal is en dat de krachten van de carrosserie de langsbalken niet aan grote torsiekrachten onderwerpen. Gewoonlijk worden flexibele steunen gebruikt voor het voorste gedeelte van het hulpchassis en vaste steunen voor het achterste gedeelte, te beginnen direct vóór de voorste achterveersteun. Het chassis en de opbouw bewegen zich ten opzichte van elkaar bij het verbuigen en bij grote wegoneffenheden. Het hulpchassis moet op het gehele oppervlak van het chassisframe rusten want de wrijving tussen de oppervlakken dempt frametrillingen. Zorg ervoor dat de voorste steunen de opbouw in zijdelingse richting geleiden. De steunen moeten zodanig ontworpen zijn dat ze de bewegingen in lengterichting mogelijk maken, die tussen de carrosserie en het chassisframe optreden wanneer het chassisframe wordt verbogen. Meer informatie over het ontwerp van hulpchassis vindt u in het document Ontwerp hulpchassis. Meer informatie over het kiezen van de bevestiging voor een specifiek voertuig vindt u in het document Het hulpchassis en de bevestiging kiezen. 366 182 Meer informatie over carrosseriesteunen vindt u in het document Carrosseriebevestiging. 06:20-02 Uitgave 11 nl-nl 6 (11)
Afstand tussen de middenlijn van de vooras en de voorste rand van het hulpchassis: Om frametrillingen te dempen, moet het hulpchassis naar voren worden getrokken en zo dicht mogelijk bij de vooras aan het chassisframe worden vastgeklemd. Dit is met name belangrijk bij voertuigen die een vooras met luchtvering hebben. De grootste toegestane afstand tussen de middenlijn van de vooras en de voorste rand van het hulpchassis: Vooras met luchtvering: 600 mm Vooras met bladvering: 800 mm Afstand tussen vooras en voorste steun Vooras met luchtvering: zo ver mogelijk naar voren binnen een bereik van 550 tot 700 mm Vooras met bladvering: zo ver mogelijk naar voren binnen een bereik van 550 tot 875 mm 600 Voorzijde van voertuig met luchtvering of bladvering 800 327 097 06:20-02 Uitgave 11 nl-nl 7 (11)
Voorbeelden van bevestiging De afbeelding toont een voorbeeld van de bevestiging van het hulpchassis op een voertuig met verwijderbare opbouw en haakarm. Afmeting A mag niet groter zijn dan 900 mm. 300 875 A A 1 100 500 500 800 352 573 Voorbeeld van hulpchassisbevestiging 06:20-02 Uitgave 11 nl-nl 8 (11)
Plaats van rol De plaats van de rol wordt bepaald door de afstand vanaf de eerste aangedreven achteras tot het midden van de rol (B). De rol moet zo ver mogelijk van de achterkant van het chassisframe worden geplaatst om de belastingen op het chassisframe te verminderen. De aanbevolen maximale afmeting voor de plaats van de rol geldt voor vrachtwagens met een chassis van het type F950, F957 of F958. Zie het schema op de volgende pagina. N.B.: Gebruik geen voertuigen met chassisframe F700 of F800 als voertuig met verwijderbare opbouw om redenen van stevigheid. Plaats van rol t.o.v. eerste aangedreven achteras B 366 348 06:20-02 Uitgave 11 nl-nl 9 (11)
De plaats van de rol wordt bepaald door de afstand vanaf de eerste aangedreven achteras tot het midden van de rolas (B). De afmetingen gelden alleen voor de chassis F950, F957 en F958. Chassis Ophanging Aanbevolen afmetingen voor plaats van rol (B) 4x2 A/B Max. 1.000 mm 6x2/4 8x2/4 4x2 Z Max. 1.230 mm (1.730 mm bij goede stabiliteit) 4x4 6x2 A/B Max. 2.230 mm 6x4 6x2*4 8x2*6 8x2 8x4 6x2 Z Max. 2.190 mm 8x2 6x4 Z Max. 2.120 mm met bogieafstand 1.350/1.355 (2.350 mm bij goede stabiliteit) 6x6 8x4 Max 2.170 mm met bogieafstand 1.445/1.450 8x6 8x8 8x4*4 A/B Max. 3.530 mm 10x4*6 voor de rolstabiliteit van voertuigen met verwijderbare opbouw die kiepbewegingen kunnen uitvoeren vindt u in het document Rolstabiliteit. 06:20-02 Uitgave 11 nl-nl 10 (11)
Bogieblokkering voor betere stabiliteit Om de stabiliteit bij het laden te verbeteren, kunnen voertuigen met verwijderbare opbouw en tandemstel met bladvering worden uitgerust met hydraulische bogieblokkering: Breng de hydraulische cilinders aan de rechter- en linkerzijde aan zodat de zuigerstang de achterveer zo dicht mogelijk bij het midden van de wielas blokkeert. Breng een waarschuwingslamp op het instrumentenpaneel aan. Deze lamp moet branden wanneer de bogieblokkering actief is. 1 2 304 873 Plaats van hydraulische cilinder ten opzichte van veer bij ongeladen voertuigen met verwijderbare opbouw (1) en bij maximale veercompressie (2). 06:20-02 Uitgave 11 nl-nl 11 (11)