SAMENVATTING UITSPRAAK

Vergelijkbare documenten
Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en tegen ontslag wegens gewichtige reden; hbo

Beroep tegen een disciplinaire overplaatsing is niet-ontvankelijk omdat de overplaatsing geen disciplinair karakter heeft.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. C.A.C.M.

UITSPRAAK. de Vereniging B, gevestigd te C, verweerster, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. M. De Vita

Beroep tegen berisping is gegrond omdat het plichtsverzuim niet ernstig genoeg is. UITSPRAAK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het E, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

SAMENVATTING UITSPRAAK

De werkgever heeft de werknemer nogmaals mogen schorsen om nader onderzoek te doen naar zijn mogelijk onrechtmatig handelen.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

Commissie van Beroep HBO

SAMENVATTING / Beroep (2) tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging schorsing; BVE

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan is gegrond, omdat de werknemer niet vooraf zijn zienswijze kon indienen

Docente terecht op staande voet ontslagen omdat zij stagebezoeken heeft gefingeerd en hiervoor reiskostendeclaraties heeft ingediend.

het College van Bestuur van C, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. dr. J.H. van Gelderen

Commissie van Beroep VO

UITSPRAAK. [appellant], wonende te [woonplaats], appellante, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. E.A.C. Sietsma

SAMENVATTING / Beroep tegen ontslag wegens gewichtige reden en tegen vrijstelling van werkzaamheden; HBO

SAMENVATTING UITSPRAAK

SAMENVATTING UITSPRAAK

Door werknemer niet te belasten met lesuren in de bovenbouw is hem ten onrechte promotie in het kader van het entreerecht onthouden.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van B, gevestigd te G, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. G.M.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep PO

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. drs. C.A.H.

Beroep tegen overplaatsing gegrond vanwege het ontbreken van de instemming van de werkneemster.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. A.

108490/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel gegrond vanwege niet volgen verweerprocedure respectievelijk gebrek aan noodzaak.

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. K.A.P. Moonen

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Commissie van Beroep BVE SAMENVATTING

107991/ Beroep tegen schorsingen als ordemaatregel ongegrond omdat daarvoor voldoende redenen waren. UITSPRAAK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

De berisping houdt geen stand omdat niet vaststaat dat de werknemer de geheimhoudingsplicht heeft geschonden.

Beroep tegen onthouden promotie ongegrond omdat er geen aanspraak op een benoeming in een LD-functie.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. drs. M.

Commissie van Beroep VO

Beroep tegen berisping gegrond. De verzonden kritische levert geen plichtsverzuim op. UITSPRAAK

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, appellant, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. S.K. Oskam

Commissie van Beroep PO

SAMENVATTING U I T S P R A AK

UITSPRAAK IN VOORLOPIGE VOORZIENING

het College van Bestuur van de Stichting C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

107502/ De twee schorsingen van de werknemer zijn onjuist; de eerste vanwege een vormfout en de tweede omdat daarvoor onvoldoende grond was.

UITSPRAAK. [Bestuur], gevestigd te [vestigingsplaats], verweerder, hierna te noemen de werkgever

Commissie van Beroep BVE

Commissie van Beroep HBO

Beroep tegen ontslag wegens gewichtige reden/plichtsverzuim/onbekwaamheid; BVE

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Beroep tegen ontslag wegens plichtsverzuim/gewichtige omstandigheden en tegen schorsing als ordemaatregel; PO

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

Commissie van Beroep BVE SAMENVATTING

SAMENVATTING / Beroepen (2) tegen rddf-plaatsingen; PO

SAMENVATTING. het College van Bestuur van D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. F

UITSPRAAK. in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. J.J.

het College van Bestuur C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

in het geding tussen: de heer [appellant], wonende te [woonplaats], hierna te noemen [appellant]

UITSPRAAK. de heer [appellant], wonende te [plaatsnaam], appellant, hierna te noemen [appellant] gemachtigde: de heer mr. R.H.M.

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING Beroep ontslag wegens arbeidsongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever

SAMENVATTING / Beroep tegen schorsing als ordemaatregel en verlenging daarvan; VO

het College van Bestuur van de C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. W. Lindeboom

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. G. Ham

Beroep tegen onthouding promotie gegrond omdat de werkgever de procedure niet correct heeft gevolgd.

SAMENVATTING Bezwaar tegen de waardering als Docent B, schaal 10; HBO

Beroep tegen ontslag wegens plichtsverzuim en onvoldoende functioneren: BVE SAMENVATTING

SAMENVATTING UITSPRAAK

UITSPRAAK in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

Verzoek voorlopige voorziening tot wedertewerkstelling, vacant houden functie en loondoorbetaling; HBO SAMENVATTING

het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. S.A. van Lammeren

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw F

Commissie van Beroep PO

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B. van Meurs

Commissie van beroep vo

Commissie van Beroep BVE

SAMENVATTING UITSPRAAK. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer F

Commissie van Beroep VO SAMENVATTING

Bij een disciplinaire overplaatsing moet de werkgever motiveren waarom de feiten die eraan ten grondslag liggen, plichtsverzuim opleveren

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr.

Commissie van Beroep voor het Protestants Christelijk Voortgezet Onderwijs en Hoger Beroepsonderwijs

Ontslag wegens reorganisatie houdt stand omdat de werkgever het Sociaal Plan correct heeft toegepast; HBO

UITSPRAAK. in het geding tussen: de heer A, wonende te B, bezwaarde, hierna te noemen A gemachtigde: mevrouw mr. J.G.T.M. Bekkers-Van Heumen

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid/gewichtige redenen; HBO

SAMENVATTING U I T S P R A AK

SAMENVATTING. het College van Bestuur van het ROC D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

SAMENVATTING. het College van Bestuur van de Stichting voor D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr.

Beroep tegen ontslag op staande voet, subsidiair ontslag wegens gewichtige redenen; VO

Beroep tegen overplaatsing gegrond omdat de werkgever verzuimd heeft te vermelden welke cao-grond de basis is voor de overplaatsing.

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid, subsidiair wegens gewichtige redenen; BVE

SAMENVATTING Beroep tegen ontslag wegens onbekwaamheid/ongeschiktheid/gewichtige redenen; HBO

Beroep tegen schorsing als ordemaatregel gegrond, omdat er onvoldoende grond voor de schorsing was.

Transcriptie:

105542 - Beroep tegen overplaatsing; SAMENVATTING Werkneemster is overgeplaatst wegens een onwerkbare situatie. Zij stelt primair dat de overplaatsing een disciplinair karakter heeft en subsidiair dat deze een schorsing als ordemaatregel betreft. De werkgever voert aan dat sprake is van een overplaatsing als ordemaatregel. Hoewel er door de werkgever op sommige momenten termen zijn gebezigd die ook in een disciplinair traject worden gebruikt, dient de bestreden beslissing tot overplaatsing te worden aangemerkt als een ordemaatregel. Tegen een dergelijke beslissing tot overplaatsing staat geen beroep open. De overplaatsing houdt evenmin in dat werkneemster op non-actief is gesteld dan wel is geschorst. Zij is immers niet vrijgesteld van werkzaamheden noch is haar de toegang tot de school ontzegd. Er is geen voor beroep vatbare beslissing. Beroep niet-ontvankelijk. in het geding tussen: UITSPRAAK mevrouw A, wonende te B, appellante, hierna te noemen A gemachtigde: de heer mr. C en het College van Bestuur van de D, gevestigd te E, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. F 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE Bij beroepschrift met bijlagen van 30 augustus 2012, ingekomen op 31 augustus 2012 en aangevuld bij brieven met bijlagen van 26 september 2012 en 11 januari 2013, heeft A beroep ingesteld tegen de beslissing van de werkgever van 20 maart 2012 om haar over te plaatsen wegens een onwerkbare situatie. De werkgever heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend, ingekomen op 18 oktober 2012. De mondelinge behandeling van het beroep stond aanvankelijk gepland op 5 december 2012, maar is op verzoek van A uitgesteld. De zitting vond vervolgens plaats op 21 januari 2013 te Utrecht. A verscheen in persoon en werd bijgestaan door haar gemachtigde. De werkgever werd vertegenwoordigd door mevrouw mr. G, juridisch adviseur P&O, en de heer drs. H, Dean van de International Business School, daartoe bijgestaan door de gemachtigde. Beide partijen hebben een pleitnotitie overgelegd. 2. DE FEITEN A, is sinds november 2002 als docent werkzaam bij de International Business School (hierna: IBS) van de D, laatstelijk in een vast dienstverband met een betrekkingsomvang van 0,8 fte. Op de arbeidsverhouding is van toepassing de CAO. Pagina 1 van 6

Van september 2004 tot april 2007 heeft A de functie bekleed van teamleider, in welke hoedanigheid zij verantwoordelijk was voor de eerste twee jaren van het bachelor-programma. In april 2007 heeft de toenmalige Dean, de heer I, A op grond van een negatieve beoordeling uit de functie van teamleider ontheven. Vervolgens is zij weer met reguliere onderwijstaken belast en is haar tevens een PhD-traject aangeboden. Tot september 2010 maakte A deel uit van het team dat onder leiding stond van mevrouw J (hierna: J). Daarna werd zij ingedeeld in het team van mevrouw K. Op 30 november 2011 heeft A bij de heer L (hierna: L), Dean van IBS, een klacht ingediend over haar voormalig leidinggevende J. De klacht betrof met name de wijze waarop J leiding gaf. Aan de klacht was als bijlage toegevoegd een artikel van de Engelse wetenschapper Clive M, getiteld Corporate psychopaths, bullying and unfair supervision in the work place. Naar aanleiding van de klacht heeft A drie gesprekken gevoerd met L, te weten op 5 december 2011, 21 december 2011 en 8 februari 2012. Op 15 en 17 februari 2012 heeft A over zowel L als J een schriftelijke klacht ingediend bij de Klachtencommissie Ongewenste Omgangsvormen van de D. Daarbij heeft A ook haar eerder tegen J ingediende klacht en het artikel van M overgelegd. Op 21 februari en 9 maart 2012 heeft A gesprekken gevoerd met de heer N (hierna: N), lid van het College van Bestuur van de D. Tijdens het gesprek van 9 maart 2012 heeft N A te kennen gegeven dat er een onwerkbare situatie was ontstaan tussen A enerzijds en L en J anderzijds. N heeft daarop A het voorstel gedaan om in afwachting van de uitkomst van de procedures bij de Klachtencommissie vrijgesteld te worden van werkzaamheden met doorbetaling van salaris. De werkgever heeft het gesprek van 9 maart 2012 bevestigd bij brief van 13 maart 2012. Op 16 maart 2012 heeft A de werkgever laten weten niet in te stemmen met vrijstelling van werkzaamheden. Bij brief van 20 maart 2012 heeft de werkgever A meegedeeld dat zij met ingang van 21 maart 2012 zou worden overgeplaatst naar het stafbureau Onderwijs en Onderzoek, in eerste instantie voor de duur van de lopende procedures bij de Klachtencommissie. Tegen deze beslissing, waartegen ook het onderhavige beroep is gericht, heeft A op 1 mei 2012 schriftelijk bezwaar gemaakt bij de Commissie van Advies voor Beroep- en bezwaarschriften van de D. Op 31 mei 2012 heeft de Klachtencommissie de klachten van A tegen L en J respectievelijk ongegrond en niet-ontvankelijk verklaard. De Commissie van Advies voor Beroep- en bezwaarschriften heeft de werkgever op 16 juli 2012 geadviseerd het bezwaar van A tegen de overplaatsing ongegrond te verklaren. De werkgever heeft dit advies overgenomen en heeft dit bij brief van 18 juli 2012 aan A meegedeeld. Op 12 oktober 2012 heeft de werkgever A tijdens een gesprek op de hoogte gebracht van zijn voornemen om het dienstverband te beëindigen. Vervolgens heeft A zich ziek gemeld. Bij verzoekschrift van 14 januari 2013 heeft de werkgever bij de rechtbank Noord-Nederland, sector kanton, een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. 3. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN Standpunt A A voert aan dat het karakter van de overplaatsing in de brief van 20 maart 2012 niet wordt weergegeven. Pas toen A hiernaar vroeg werd haar meegedeeld dat sprake was van een ordemaatregel. Er kan derhalve niet worden gezegd dat de werkgever consequent vanaf het begin heeft gesproken van een ordemaatregel. A stelt primair dat hier sprake is van een disciplinaire maatregel, hetzij in de vorm van overplaatsing, hetzij in de vorm van schorsing. De werkgever maakt haar immers een ernstig verwijt ten aanzien van de wijze waarop zij haar klacht heeft ingediend. Uit diverse stukken valt op te maken dat de werkgever dit als plichtsverzuim ziet. Verder heeft de werkgever tijdens de gevoerde gesprekken regelmatig gesproken over het eventueel opleggen van een berisping en het kunnen nemen van arbeidsrechtelijke maatregelen. Ook heeft de werkgever overwogen A een schorsing op te leggen; een berisping werd kennelijk niet voldoende geacht. In ieder geval is duidelijk dat de werkgever disciplinaire maatregelen heeft overwogen. In de bestreden Pagina 2 van 6

beslissing wordt dit feitelijk ook bevestigd: A wordt overgeplaatst naar een andere afdeling zonder daar een functie dan wel taken te krijgen. Het promotieonderzoek maakt geen deel uit van haar taakstelling. Effectief staat dit gelijk aan een schorsing, ook al omdat de werkgever heeft aangegeven dat A geacht wordt buiten de muren van de Hogeschool haar werkzaamheden te verrichten. Voorts is het A verboden te solliciteren op andere functies binnen de Hogeschool. Uit alles blijkt dat zij gestraft diende te worden, ook gezien het inmiddels bij de kantonrechter ingediende verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Een en ander rechtvaardigt de conclusie dat de overplaatsing een disciplinair karakter heeft. A voert aan dat de werkgever niet heeft voldaan aan de procedurele eisen die de CAO stelt aan het opleggen van een disciplinaire maatregel. Voorts staan de aan de maatregel ten grondslag gelegde feiten niet voldoende vast. Voor zover de feiten die wel vaststaan plichtsverzuim opleveren, hetgeen A bestrijdt, is de opgelegde maatregel buitenproportioneel. De klachten tegen J en L zijn gerechtvaardigd; er waren meer medewerkers die problemen ondervonden met het management. Er is binnen de IBS een patroon van intimidatie dat persoonlijke en zakelijke relaties vergiftigt. Met haar klachten wilde A daar aandacht voor vragen. A bestrijdt dat het haar intentie was om J af te schilderen als een psychopaat. Het spijt haar dat die indruk is gerezen en ze heeft daarvoor ook meerdere keren haar excuses aangeboden. Dat neemt niet weg dat zij haar stelling handhaaft dat J past in de definitie van een corporate bully zoals die in het artikel van M wordt gegeven. A weerspreekt dat zij zich niet heeft gehouden aan in februari 2012 gemaakte afspraken. De afspraken worden door de werkgever anders geïnterpreteerd, mede als gevolg van het feit dat er van de betreffende gesprekken geen verslagen zijn opgemaakt. A heeft weliswaar gezegd dat zij ernaar neigde om de zaak niet verder te laten escaleren, maar ook dat zij een definitieve beslissing daarover in beraad hield. Daarna voelde A zich zo onder druk gezet door L, dat zij geen andere mogelijkheid zag dan naar de Klachtencommissie te stappen. Dat zij daarbij ook de eerdere klacht tegen J en het artikel van M heeft meegestuurd is logisch: deze documenten vormen een wezenlijk deel van de onderbouwing van de klacht. A ziet niet in waarom zij N tijdens het gesprek op 21 februari 2012 had moeten informeren over de ingediende klachten. Een klachtenprocedure is immers vertrouwelijk en N was bij die procedure niet betrokken. A bestrijdt dat er een onwerkbare situatie is ontstaan. De werkgever heeft onvoldoende onderzocht of daarvan daadwerkelijk sprake is. In de praktijk heeft A niet (meer) rechtstreeks te maken met J en ook L komt zij niet heel frequent tegen op de werkvloer. De werkrelatie met haar directe collega s en haar huidig leidinggevende is in ieder geval niet verstoord. Als al sprake is van een onwerkbare situatie, dan is dit niet in overwegende mate aan A te wijten. Subsidiair stelt A dat de overplaatsing een schorsing als ordemaatregel betreft. Zoals reeds aangevoerd wordt zij overgeplaatst naar een andere afdeling zonder daar een functie dan wel taken te krijgen. Het promotieonderzoek maakt geen deel uit van haar taakstelling. Effectief staat dit gelijk aan een schorsing, ook al omdat de werkgever heeft aangegeven dat A geacht wordt buiten de muren van de Hogeschool haar werkzaamheden te verrichten. Ook dienaangaande heeft de werkgever niet voldaan aan de geldende procedurevoorschriften en staan de aan de maatregel ten grondslag gelegde feiten niet voldoende vast. Voorts is niet gebleken van onafhankelijk onderzoek en zorgvuldige belangenafweging. Daarnaast is de maatregel niet redelijk, aldus A. Standpunt werkgever De werkgever voert allereerst aan dat het beroep te laat is ingesteld. De bestreden beslissing dateert van 20 maart 2012 en A heeft op 30 augustus 2012 beroep ingesteld bij de Commissie, derhalve ruim buiten de beroepstermijn van zes weken. De werkgever voert voorts aan dat de overplaatsing van A geen disciplinair karakter heeft, maar dat deze een ordemaatregel betreft. Dit is ook als zodanig telkens met A gecommuniceerd. De overplaatsing is bedoeld om de rust en orde in de werksituatie te bevorderen, te realiseren en te handhaven. De kwestie is begonnen met de klacht die A op 30 november 2011 tegen haar voormalig leidinggevende J heeft ingediend. Uiteraard staat het een werknemer vrij een klacht in te dienen tegen het management, maar daarbij dienen wel de nodige vormen van respect en beleefdheid in acht Pagina 3 van 6

genomen te worden. Dit heeft A niet gedaan. Zo spreekt zij in haar klaagschrift over J als iemand die intimiderende tactieken gebruikt en kwalificeert zij J onder meer als the abusive boss en the corporate bully. Verder heeft A door zich te beroepen op het artikel van M een direct verband gelegd tussen J en een psychopaat die bezig is met het ruïneren van collega s op de werkvloer. Met het door A gebezigde taalgebruik en de overigens ongefundeerde beschuldigingen heeft zij een situatie gecreëerd waarbinnen de orde en de werksituatie volledig is verstoord. Daarbij komt dat A haar klachtbrief niet alleen naar de Dean heeft verstuurd, maar ook naar acht andere medewerkers. Mede hierdoor is de brief vervolgens bij nog meer mensen terechtgekomen. Zowel L als N hebben in de met A gevoerde gesprekken getracht om tot normalisering van de situatie te komen. Op enig moment gaf A aan dat zij zelf ook inzag dat zij te ver was gegaan en toonde zij zich bereid J excuses aan te bieden voor haar taalgebruik en grievende opmerkingen. L en A hebben in dat kader ook afspraken gemaakt over te ondernemen stappen, onder meer bestaande uit het intrekken van de klachtbrief van 30 november 2011 en het persoonlijk aanbieden van excuses door A aan J. A heeft zich aan deze afspraken echter niet gehouden en nam uiteindelijk weer dezelfde houding aan als eind november 2011. Het gesprek met N op 21 februari 2012 kan achteraf als zinloos worden beschouwd. Immers, A had op dat moment reeds bij de Klachtencommissie een klacht ingediend tegen J met als bijlage de eerdere klacht van 30 november 2011, inclusief het artikel van M. Tevens had A inmiddels een klacht ingediend tegen L, waarin deze door A wordt beschuldigd van mismanagement, machtsmisbruik en intimidatie. A heeft tijdens het gesprek met N met geen woord gerept over deze ingediende klachten. Geconcludeerd kan worden dat A met deze handelwijze bewust heeft gekozen voor verdere escalatie in plaats van gezamenlijk te komen tot een werkbare oplossing. Daarmee was de situatie binnen IBS volstrekt onwerkbaar geworden. IBS bestaat uit ongeveer tachtig medewerkers; er zijn twee teamleiders. Het gedrag van A zuigt andere docenten mee, waardoor er kampen ontstaan, hetgeen de gezagsverhoudingen ernstig aantast. De fysieke inrichting van IBS speelt daarbij ook mee: het gebouw is transparant en open. Onder deze omstandigheden kon A niet langer worden gehandhaafd. De overplaatsing was in eerste instantie van tijdelijke aard, voor de duur van de procedure bij de Klachtencommissie. Omdat de Klachtencommissie de klachten van A tegen J en L respectievelijk nietontvankelijk en ongegrond heeft verklaard, en gelet op de volhardende houding van A, moet de overplaatsing inmiddels gezien worden als een blijvende ordemaatregel, in afwachting van de uitspraak van de kantonrechter. Mocht de Commissie van oordeel zijn dat de overplaatsing wel een disciplinair karakter draagt, dan is deze disciplinaire maatregel terecht opgelegd en ook proportioneel. Uit de brieven die A na de bestreden beslissing aan de werkgever heeft gestuurd valt op te maken dat zij zelf goed op de hoogte is van de CAO en de daarin opgenomen procedurele voorschriften. Zij had van die procedures dus gebruik kunnen maken maar heeft dit niet gedaan. De subsidiaire stelling van A dat de overplaatsing gezien moet worden als een schorsing als ordemaatregel, kan geen stand houden. Voor de overplaatsing werkte A drie dagen aan haar promotieonderzoek en gaf zij één dag les. Door de overplaatsing werd A in de gelegenheid gesteld haar volledige aanstellingsomvang van vier dagen te benutten voor de voorzetting van haar promotietraject. Dergelijke trajecten zijn organisatorisch ondergebracht bij de op een ander adres gevestigde afdeling Onderwijs & Onderzoek. De rechtspositie van A is door de overplaatsing niet gewijzigd. Van een toegangsverbod is geen sprake; de werkgever heeft A slechts voorgehouden dat zij gelet op de ontstane situatie beter niet binnen de gebouwen van IBS kan komen. Voor haar promotietraject was dat ook niet nodig. Verder is het bij schorsing gebruikelijk dat het e-mailaccount van de betreffende werknemer wordt geblokkeerd, hetgeen bij A niet is gebeurd, aldus de werkgever. 4. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Pagina 4 van 6

De bevoegdheid De instelling is aangesloten bij deze Commissie. A stelt dat de beslissing tot overplaatsing een disciplinaire maatregel dan wel een schorsing als ordemaatregel betreft, zodat het beroep gericht is tegen één van de beslissingen, genoemd in artikel 4.7 lid 1 Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Dientengevolge is de Commissie bevoegd van het beroep kennis te nemen. De ontvankelijkheid Tegen het opleggen van een disciplinaire maatregel staat beroep open bij de Commissie (artikel 4.7 lid 1 WHW en artikel S-2 CAO ). Een disciplinaire maatregel kan worden opgelegd wegens plichtsverzuim. Eén van de op te leggen disciplinaire maatregelen is overplaatsing (artikel P-4 lid 2 sub b CAO ). De werkgever heeft betoogd dat hij A geen disciplinaire maatregel heeft opgelegd, maar dat sprake is van een overplaatsing als ordemaatregel. Omdat tegen een beslissing tot overplaatsing bij wijze van ordemaatregel geen beroep open staat bij de Commissie, dient voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep het karakter van de bestreden beslissing te worden vastgesteld. Hierbij is niet van doorslaggevend belang welke betekenis de werkgever aan de beslissing toekent. Indien een besluit naar zijn inhoud en/of vorm een disciplinair (en derhalve sanctionerend) karakter heeft, ongeacht hoe dit besluit wordt genoemd, dient dit besluit te worden aangemerkt als een disciplinaire maatregel waartegen beroep open staat. Het disciplinaire karakter kan bijvoorbeeld blijken uit de in de beslissing gebezigde terminologie, de constatering dat sprake is van plichtsverzuim en uit eventuele andere aangekondigde maatregelen. De werkgever heeft gesteld dat sprake is van een ordemaatregel. Een dergelijke maatregel beoogt de rust en de orde in de werksituatie te bevorderen, te realiseren of te handhaven. In de beslissing tot overplaatsing van 20 maart 2012 wordt gesproken over een onwerkbare situatie tussen A enerzijds en L en J anderzijds, als gevolg van de handelwijze van A bij en na het indienen van haar klacht over J op 30 november 2011. De werkgever heeft op grond daarvan besloten de inzet van A bij IBS per 21 maart 2012 te beëindigen en haar, in eerste instantie voor de duur van de lopende procedures bij de Klachtencommissie, over te plaatsen naar het stafbureau Onderwijs & Onderzoek. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de werkgever een onderscheid heeft gemaakt tussen het indienen van de klacht als zodanig, waarvoor geen sanctie is opgelegd, en de impact van de daarin door A gekozen bewoordingen en kwalificaties, die uiteindelijk heeft geleid tot de gestelde onrust en de onwerkbare situatie binnen IBS. De Commissie stelt vast dat de werkgever zich op bepaalde momenten, onder andere in zijn brief van 13 maart 2012, in niet mis te verstane bewoordingen heeft uitgelaten over de wijze waarop A haar voormalig leidinggevende J in haar klacht kwalificeert. Zo heeft de werkgever deze handelwijze betiteld als volstrekt onacceptabel, ongewenste omgangsvormen en ernstig tekortschieten qua respect voor de ander. Ook heeft de werkgever in de brief van 13 maart 2012 gesteld dat hij arbeidsrechtelijke maatregelen kan treffen jegens een medewerker die zich op een dergelijke wijze gedraagt. Evenwel wordt in de bestreden beslissing niet gesproken over plichtsverzuim en er wordt evenmin gesteld dat A zich niet heeft gedragen zoals van een goed werknemer mag worden verwacht. Ook wordt in de bestreden beslissing niet gedreigd met mogelijke andere rechtspositionele maatregelen. De overplaatsing lijkt daarmee primair zijn grondslag te vinden in de wens van de werkgever om de problemen op de werkvloer op te lossen en conflicterende partijen uit elkaar te plaatsen. Pagina 5 van 6

Het geheel overziend is de Commissie van oordeel dat, hoewel er door de werkgever op sommige momenten termen zijn gebezigd die ook in een disciplinair traject worden gebruikt, de bestreden beslissing tot overplaatsing dient te worden aangemerkt als een ordemaatregel, in afwachting van de uitkomsten van de interne procedures, ter voorkoming van verdere escalatie en ter doorbreking van een onwerkbare situatie. Tegen een dergelijke beslissing tot overplaatsing staat geen beroep open bij de Commissie. Subsidiair heeft A aangevoerd dat sprake is van een schorsing als ordemaatregel. Dienaangaande overweegt de Commissie dat de onderhavige overplaatsing van A, die kennelijk is ingegeven door de ontstane onwerkbare situatie, niet inhoudt dat A op non-actief is gesteld dan wel is geschorst. A is immers niet vrijgesteld van werkzaamheden noch is haar de toegang tot de school ontzegd. Weliswaar is haar een deel van haar taak ontnomen, maar daarvoor in de plaats zijn andere werkzaamheden gekomen. Het betreft werkzaamheden die zij op dat moment al voor het grootste deel van haar aanstellingsomvang verrichtte en die daarom moeten worden gerekend tot de haar door de werkgever opgedragen taken. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van de Commissie niet gesproken worden van een schorsing in de zin van artikel P-1 CAO. Derhalve betreft de bestreden maatregel ook in die zin geen voor beroep vatbare beslissing. Omdat geen sprake is van een voor beroep vatbare beslissing zal de Commissie het beroep nietontvankelijk verklaren. Dientengevolge kan in het midden blijven of het beroep tijdig is ingediend en blijven ook de overige gronden en weren onbesproken. 5. OORDEEL Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het beroep niet-ontvankelijk. Aldus gedaan te Utrecht op 27 februari 2013 door mr. L.C.J. Sprengers, voorzitter, drs. K.A. Kool, drs. P. Koppe, mr. K.P. Piena en mr. D.A.M. Schilperoord, leden, in aanwezigheid van mr. J.J. van Beek, secretaris. mr. L.C.J. Sprengers voorzitter mr. J.J. van Beek secretaris Pagina 6 van 6