INHOUDSOPGAVE Voorwoord I Inleiding 1 I Situatie op de arbeidsmarkt 3 1.1.1 Verschuivingen en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt 3 1.1.2 De rol van de werknemer 13 1.1.3 De rol van de werkgever 15 1.1.4 De rol van de ZZP er en zelfstandig ondernemer 19 1.2 Lange termijn prognose: ontgroening en vergrijzing 19 1.3 Spanningsveld van arbeid <> beloning 26 II Het huidige pensioenstelsel 33 III Liberale kijk op arbeidsmarkt & pensioenen 39 3.1.1 Individuele keuzevrijheid ten opzichte van rechtvaardigheid 39 3.1.2 Handelen uit eigen belang ten op zichte van rationeel handelen 42 3.1.3 Bescherming tegen risico s ten op zichte van individuele keuzevrijheid 44 3.2 Het huidige pensioenstelsel langs de liberale meetlat 48 3.3 Behoedzame dynamiek binnen het liberalisme 49 IV De arbeidsmarkt: trends, ontwikkelingen en knelpunten 51 4.1.1 Menselijk kapitaal vanuit perspectief van werknemers en 52 ZZP ers 4.1.2 Omgang met menselijk kapitaal door werkgevers 55 4.2 Concrete aanbevelingen 61 III
V Spelers in het veld pensioenen 67 5.1.1 De overheid 67 5.1.2 De overheid in de eerste pijler (AOW) 68 5.1.3 De overheid in de tweede pijler (pensioenfondsen) 71 5.1.4 De overheid in de derde pijler (particuliere vermogensopbouw) 75 5.1.5 De sociale partners 77 5.1.6 Pensioenfondsen en verzekeraars 79 5.1.7 Deelnemers 82 5.2 Op weg naar een toekomstbestendig pensioen 84 5.2.1 Scenario in geval van status quo 84 5.2.2 Scenario in geval van algehele liberalisering en individualisering 86 5.2.3 Concrete aanbevelingen 88 Samenvatting 97 Zienswijze 100 Totaalpakket concrete aanbevelingen 101 Bijlage I: Generaties op de arbeidsmarkt 113 Bijlage II: Behavioural finance in een notendop 117 Bijlage III: Pensioen in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten 121 Bijlage IV: CPB berekening: budgettaire effecten 125 IV
SAMENVATTING Tijdens het werkzame leven bouwt iedereen pensioen op. De wet voorziet in de basis via de AOW en werknemers kunnen via een pensioenfonds of verzekeraar deze basis aanvullen. De huidige discussie omtrent het pensioen laat zien dat wat mensen denken te krijgen vaak in schril contrast staat met wat mensen daadwerkelijk zullen krijgen. Doordat pensioen jarenlang werd voorgesteld als een garantie heeft het iets weg van een black box: er wordt iets ergens ingestopt en wat er precies uitkomt is van latere zorg. Omdat het evident is dat een goed pensioen afhangt van de opbouwfase, is de arbeidsmarkt en het functioneren hiervan onlosmakelijk aan pensioen verbonden. Ook de positie van ouderen op de arbeidsmarkt is hierdoor van groot belang: met name de ouderen ondervinden grote problemen in de dagelijkse praktijk en de arbeidsmarkt zit aan deze zijde op slot. Met het oog op de verhoging van de AOW-leeftijd acht de werkgroep het noodzakelijk hier specifiek aandacht aan te besteden. De noodzaak om langer door te werken is duidelijk maar zolang werknemers boven de 45 al worden gezien als oud en boven de 50 als onbemiddelbaar is het zaak om te kijken hoe de participatie kan worden vergroot. Als langer doorwerken noodzakelijk is om pensioenen ook in de toekomst betaalbaar te houden, moet langer doorwerken een reële optie zijn. Hierbij wordt de veranderende demografie (vergrijzing en ontgroening) alsmede de aanstaande krapte op de arbeidsmarkt meegenomen. Kijkend naar trends en ontwikkelingen op de arbeidsmarkt is de werkgroep tot de conclusie gekomen dat de arbeidsmarkt zo snel mogelijk dient te worden geflexibiliseerd. Vaak hebben beschermende maatregelen een tegenovergesteld effect en, in het geval van ouderen, versterkt dit het beeld dat er iets mis is. Het idee van de oude en niet-productieve werknemer is onterecht. De oudere werknemers die niet functioneren blijven vaak zitten omdat zij te duur zijn om te ontslaan en versterken hiermee een negatief beeld. Daarnaast zorgt het ontslagrecht in zijn huidige vorm ervoor dat mensen die eenmaal ontslagen zijn, weer moeilijk aan het werk komen. De werkgevers daarentegen komen moeilijk af van werknemers indien zij tegenvallen en onvoldoende functioneren. Het dubbele traject bij ontslag (via UWV dan wel de rechter) is duur en bureaucratisch. De werkgroep heeft een onderscheid gemaakt tussen beleid op de korte termijn en dat op de lange termijn. Zo zijn enkele maatregelen direct nodig om zodoende op de lange termijn de arbeidsmarkt zo veel mogelijk te flexibiliseren. Op de korte termijn (als directe maatregel) wordt gepleit voor een ontslagrecht naar Deens model waarbij de lijntjes tussen werkgever en werknemer korter zijn. Beslissingen kunnen sneller worden genomen, waardoor de arbeidsmarkt flexibeler wordt. Daarnaast kunnen heldere en duidelijke afspraken op individuele basis worden gemaakt tussen werkgever en werknemer. Bovendien kan de WW-tijd worden verkort (en tegelijkertijd de uitkering worden verhoogd). Daar staat tegenover dat de werknemer na een jaar WW omscholing of werk dient te accepte- 97
samenvatting ren. Bij weigering volgt de sanctie van het stopzetten van de WW-uitkering. Gekeken is waar de verantwoordelijkheden liggen, aan zowel de kant van de werkgever als de werknemer. Zo is de werkgroep van mening dat de werkgever meer dient te letten op arbeidskapitaal: dit zal voordelen opleveren voor zowel de werkgever als de werknemer. Personeelsafdelingen hebben vaak te weinig oog voor personeelsplanning zoals in- en uitstroom van werknemers en preventieve maatregelen ten aanzien van uitval. Vaak wordt gewacht tot de werknemer fysiek of psychisch op is, alvorens de werkgever gaat kijken naar de mogelijkheden tot omscholing. De werkgevers dienen dus meer te anticiperen. Daarnaast staan werkgevers vaak onvoldoende stil bij de kapitaalvernietiging die plaatsvindt bij ontslagrondes. Terwijl de personeelsafdelingen gefocust zijn op soft skills dienen deze afdelingen duidelijker voor ogen te hebben waar de wederzijdse voordelen liggen voor zowel de werkgever als de werknemer. Dit heeft tot gevolg dat de rol van de manager zal veranderen: managers zijn verantwoordelijk voor de werkverdeling en doen er goed aan creatiever om te gaan met de beschikbare mogelijkheden op de werkvloer. Zo is het niet ondenkbaar dat de administratief medewerker die niet de hele dag achter de computer wil zitten, de voorraad aanvult van de loodgieter die liever lekker aan het werk is. Aan de andere kant heeft ook de werknemer de verantwoordelijkheid inzetbaar te blijven. Hierbij kan gedacht worden aan bijscholing, op de hoogte blijven van technologische ontwikkelingen maar ook competenties verwerven die buiten de eigen sector kunnen worden ingezet. Ten slotte heerst er nog een (onterecht) taboe op demotie. Met het oog op de Europese mobiliteit en de toename van Europese krachten op de Nederlandse arbeidsmarkt is het zaak om het minimumloon te verlagen. Ten opzichte van de omringende landen is het Nederlandse minimumloon te hoog en dat tast onze concurrentiepositie aan. Dit zijn veranderingen die niet van de een op de andere dag haalbaar zijn binnen organisaties en dus vallen zij onder de aanbevelingen voor de lange termijn. Wanneer zowel werkgevers als werknemers verantwoordelijkheid nemen in een flexibele omgeving, zal het werk ook als prettiger worden ervaren. De werkgever is de afnemer van werk aangeboden door de werknemer: de afhankelijkheidsrelatie is hierdoor gelijkwaardig en niet langer gestoeld op een achterhaald idee waarbij de werknemer beschermd moet worden tegen de werkgever. Gelet op de veranderingen op de arbeidsmarkt, zoals de komende krapte aan (potentieel) personeel en het toetreden van een nieuwe generatie arbeidskrachten met een significant andere kijk op arbeid, dient er een omslag plaats te vinden. Het gaat eerder om werkzekerheid dan om baangarantie. Er wordt uitgegaan van de geëmancipeerde werknemer in een zo flexibel mogelijke werkomgeving. Door een verhoogde participatie over de gehele linie worden er gelijke kansen gecreëerd voor alle werknemers in alle leeftijdscategorieën. De werkgroep is van mening dat een veranderende arbeidsmarkt ook vraagt om een andere kijk op pensioen. Het niet veranderen van de huidige structuren is geen optie: werknemers zijn tot het inzicht gekomen dat er geen garanties bestaan 98
samenvatting ten aanzien van pensioen. Wanneer er individuele keuzevrijheid wordt ontnomen mag het individu er op zijn minst van uitgaan dat hier iets tegenover staat: in ieder geval een garantie. Momenteel is dit niet het geval. De kosten en opbrengsten dienen inzichtelijk te worden gemaakt. Maar uit liberaal oogpunt nog veel belangrijker is dat een individuele werknemer kan kiezen op welke wijze en bij wie hij zijn aanvullend pensioen opbouwt. De werkgroep wil op principiële gronden dat werknemers voortaan deze keuzevrijheid krijgen. Wij pleiten daarom voor de AOW als minimale basis met hierboven een gemaximeerde fiscale faciliteit om pensioen op te kunnen bouwen. Er is bewust niet gekozen voor een wettelijke pensioenplicht omdat die onverenigbaar is met het liberale gedachtegoed. Door het aanbieden van een facultatief te gebruiken fiscale faciliteit wordt pensioenopbouw gekoppeld aan het individu en niet langer aan diens baan. Hierdoor kunnen zowel werknemers in loondienst als zelfstandigen gebruik maken van de faciliteit. Binnen deze faciliteit kunnen werknemers zelf kiezen voor de uitvoerder en zelf het product kiezen. Het aantal producten zal beperkt zijn tot enkele smaken om te voorkomen dat mensen worden opgezadeld met ingewikkelde financiële producten waar zij weinig zicht op hebben. Het is een taak van de overheid te voorzien in de financiële bijsluiter, scherp toezicht en voorlichting om zodoende Britse toestanden te voorkomen. De uitvoerders zijn financiële dienstverleners en maken winst: alleen niet over de transacties. Deze is namelijk winst voor de pensioendeelnemer. De uitvoerders beheren individuele contracten met individuele aanspraken. Doordat de fiscale faciliteit simpel en makkelijk uitvoerbaar is, zal tussentijds overstappen naar een andere uitvoerder ook weinig kosten met zich meebrengen. Er zal sprake zijn van individuele keuze in collectiviteit : de uniformiteit van de faciliteit zorgt voor het collectieve karakter van de regeling. Het is namelijk het belangrijkste voor ons als liberaal om de vrijheid tot kiezen bij het individu te leggen. Hoe het werkzame leven alsmede de oude dag in te vullen is tenslotte een zeer persoonlijke keuze en hoort thuis bij ieder individu en niet bij de overheid. Eigen keuze, samen sterk is dan ook het uitgangspunt van de werkgroep. 99