Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring milieueffectrapport Renogen biomassa-wkk te Ham Renogen NV Chaussée d Ophain 181 1420 Braine L Alleud 13 oktober 2008 PRMER0323 - GK
1 Inleiding Dit MER werd opgemaakt in functie van aanvraag tot milieuvergunning voor de exploitatie van een nieuwe warmtekrachtkoppelingsinstallatie (WKK) door Renogen NV te Ham. Doel van het project is warmte en elektriciteit te produceren uit de verbranding van houtafval afkomstig van het naburige bedrijf Agricon (gelegen op hetzelfde perceel). De geproduceerde warmte en elektriciteit zal voor een groot deel terug aan dit bedrijf worden geleverd. Eventueel surplus aan elektriciteit wordt in een lokaal distributienet van Infrax geïnjecteerd. Het thermisch ingangsvermogen van de installatie bedraagt 26 MWth. Er zal hiertoe 200 tot 240 ton onbehandeld houtafval per dag verbrand worden. Op de geplande locatie zijn op heden nog geen installaties aanwezig. Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan de mer-plicht volgens rubriek 14 van bijlage I van het besluit van de Vlaamse Regering van 10/12/2004, gepubliceerd op 17/02/2005 met name: Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel 1.3.1 VLAREA, of chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel 1.3.1. VLAREA, van ongevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 100 ton per dag. Initiatiefnemer is NV Renogen, Aubruggestraat 16, 3945 Ham. Het kennisgevingsdossier is door de Dienst Mer van de Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid volledig verklaard op 6 maart 2008. De terinzagelegging bij het gemeentebestuur van Ham liep van 12 maart 2008 tot 10 april 2008. Deze terinzagelegging werd op gepaste wijze aan de bevolking aangekondigd. Door de Dienst Mer werden specifieke richtlijnen geschreven die de inhoudelijke aanpak van het project-mer sturen. Deze richtlijnen werden betekend op 29 mei 2008. Het kennisgevingsdossier en het ontwerprapport werden naar de verschillende administraties rondgestuurd voor adviezen en opmerkingen. Het definitieve milieueffectrapport werd ontvangen op 1 september 2008. 2 Vorm en presentatie Het voorliggende milieueffectenrapport is een voldoende overzichtelijk document en bevat de wettelijk vereiste onderdelen. 3 Doelstelling, verantwoording en besluitvorming art.4.3.7. 1,1, a en b De doelstelling, zoals beschreven in het MER, bestaat erin de effecten op het omliggende milieu aan te tonen van de constructie en exploitatie van een warmtekrachtkoppelingsinstallatie (WKK) door Renogen NV te Ham. Deze WKK zal een thermische capaciteit van 26 MWth hebben door de verbranding van 200 tot 240 ton biomassa per dag. De output zal naar gelang de warmtebehoefte van Agricon (en potentiële andere afnemers) variëren tussen 7,3 MW elektriciteit (geen warmteafname) en 2,6 MW warmteafname gecombineerd met 6,5 MW elektriciteitsproductie. 4 Voorgenomen project en alternatieven art.4.3.7. 1,1,c, d en e Het rapport beschrijft het project op voldoende wijze. Dienst Mer 2
De diverse relevante uitvoeringsalternatieven worden zowel qua technieken m.b.t. de energieopwekking en omzetting, het oventype (bij verbranding) en de rookgasbehandeling voldoende uitgebreid toegelicht (deel I, hoofdstuk 6.3). Andere uitvoeringsalternatieven/reducerende maatregelen komen voldoende aan bod in de betreffende disciplinedelen van het MER. 5 Juridische en beleidsmatige context art.4.3.7. 1,f Het rapport geeft een volledig overzicht van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden onder de vorm van een matrix. De matrix geeft aan welke randvoorwaarden relevant zijn voor dit project en waar deze verder behandeld worden. 6 Bestaande toestand, ontwikkelingscenario s, milieueffecten en milderende maatregelen In wat volgt worden de belangrijkste opmerkingen op de ontwerptekst van het MER vermeld en afgetoetst aan het definitieve MER. Bovendien worden een aantal aandachtspunten uit het MER gelicht die van belang kunnen zijn voor de doorwerking van dit MER bij de verdere besluitvorming. Onderstaande bespreking vormt echter geen exhaustieve oplijsting van de diverse deelaspecten en - conclusies van het MER. Hiervoor wordt naar het eigenlijke MER-rapport verwezen. Discipline lucht - De gevraagde aanvullingen / garanties met betrekking tot de parameters dioxines en furanen en PAK werden in het MER toegevoegd. Uit de BBT houtverwerkende industrie zou bovendien blijken dat PCB s niet geassocieerd worden met de verbranding van houtafval. - De vergelijkbaarheid van de geplande installatie te Ham en de reeds bestaande installatie te Amel werd verder verduidelijkt. - Gelet op de emissiemeetgegevens van de gelijkaardige installatie te Amel, wordt enkel de parameter NO x als relevant weerhouden. Voor deze parameter blijkt na dispersiemodellering enkel een beperkte tot verwaarloosbare immissiebijdrage ten gevolge van het project te zijn. - De transportemissies ten gevolge van aanvoer/afvoer van respectievelijk biomassa en bodemassen blijken na kwantificering verwaarloosbaar te zijn. Discipline geluid - Ook al wordt voldaan aan de Vlarem II grenswaarden, toch bestaat voor de woningen gelegen aan Steenoven de mogelijkheid dat het omgevingsgeluid ten gevolge van het project zou stijgen (tabel 2.9, p. II.127). De in het MER vooropgestelde controlemetingen bij exploitatie zullen hierover uitsluitsel moeten geven. Zo nodig kan de vergunningverlener hieromtrent verdere bijzondere voorwaarden overwegen. Discipline water - Na grondigere kwantificatie van de mogelijke impact werd gekozen voor lozing van het bedrijfsafvalwater op oppervlaktewater (Grote Laak) en niet op riolering. Sanitair afvalwater zal eveneens, na zuivering d.m.v. een IBA, geloosd worden op oppervlaktewater. Dienst Mer 3
Discipline fauna en flora - De gevraagde evaluatie van de potentieel verzurende bijdrage van het project geeft duidelijk aan dat de impact hiervan zeer beperkt tot verwaarloosbaar is. Discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie - De gevraagde visuele simulatie van de gebouwen werd toegevoegd. Hieruit blijkt dat vooral de perceptieve kenmerken van het landschap vanuit de oostelijke zijde over relatief grote afstand beïnvloed worden (figuur 7.7, p.177). Zo de vergunningverlener dit nodig acht, kan hiertoe een gedeeltelijke inplanting onder het maaiveld, aangevuld met groenscherm aan deze zijde van het bedrijfsterrein, overwogen worden. 7 Vergelijking van de alternatieven art.4.3.7. 1,2, e Alle vermelde uitvoeringsalternatieven en (mogelijke) milderende maatregelen werden voldoende beschreven. 8 Leemten in de kennis art.4.3.7. 1,4 Dit hoofdstuk doet opgave van de leemten in kennis die tijdens het uitvoeren van het onderzoek werden vastgesteld. Deze blijken voor dit project niet van die aard dat ze de conclusies significant zouden kunnen beïnvloeden. 9 Monitoring en evaluatie art.4.3.7. 1,2, d Monitoring en evaluatie wordt als een apart hoofdstuk vermeld in het MER. Monitoring werd enkel voorgesteld met betrekking tot de parameter geluid (controlemetingen, zie ook supra discipline geluid ) 10 Integratie en eindsynthese art.4.3.7. 1,2, e Dit deel geeft een samenvatting van de effectbeoordeling en een volledig overzicht van de voorgestelde milderende maatregelen. Een globale (positieve) eindconclusie over het project ontbreekt maar volgt logischerwijze uit de deelbesprekingen. 11 Niet-technische samenvatting art.4.3.7. 1,5 De niet-technische samenvatting vormt een afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst is begrijpelijk voor een gemiddelde lezer. Dienst Mer 4
Besluit Na uitgebreide aftoetsing door de dienst MER werd vastgesteld dat het milieueffectrapport alle noodzakelijke vormelijke en inhoudelijke elementen bevat zoals bepaald door artikel 4.3.7. 1 van het decreet van 18 december 2002 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage. De tekst voldoet ook aan de aanvullende bepalingen zoals opgenomen in de bijzondere richtlijnen voor de opmaak van dit project-mer, die de dienst Mer op basis van de kennisgeving voor dit project-mer en conform artikel 4.3.5. 1 van voormeld decreet heeft opgesteld en aan de initiatiefnemer heeft betekend. Bijgevolg wordt het project-mer, ingediend door Renogen NV op 1 september 2008, goedgekeurd. 13 oktober 2008, Paul VAN SNICK Algemeen directeur Afdelingshoofd AMNEB Dienst Mer 5