SAMENVATTING HOOFDSTUK 9 Koptekst en voettekst Een koptekst is een tekst, die boven aan elke pagina verschijnt. Een voettekst is een tekst, die onder aan elke pagina verschijnt. Je hoeft een koptekst en voettekst maar één keer in te voegen. Je voegt een koptekst en voettekst in via het tabblad Invoegen. Klik op de knop Koptekst en kies een opmaak voor je koptekst: Als je een koptekst of een voettekst invoegt, verschijnen de Hulpmiddelen voor kopteksten en voetteksten. Hiermee kun je de kop- en voettekst aanpassen. Via het Lint kun je eenvoudig tussen koptekst en voettekst wisselen. - 1 -
Wijzigen van Koptekst en voettekst Als je een koptekst of een voettekst wilt wijzigen, kun je deze openen door te dubbelklikken op de koptekst of de voettekst. In de kop- of voettekst kun je een paginanummer en datum en tijd invoegen: Het verwijderen van een kop- of een voettekst gaat ook via de knop Koptekst of via de knop Voettekst. Datum, tijd en paginanummers invoegen Datum, tijd en paginanummers kunnen automatisch geplaatst worden. De gegevens veranderen, als je het document opent of afdrukt. Voor datum en tijd kies je in het tabblad Invoegen, de groep Tekst, Datum en tijd: Voor paginanummers kies je in het tabblad Invoegen, de groep Koptekst en voettekst, Paginanummer. Als er geen vinkje staat voor Automatisch bijwerken, dan worden de gegevens niet bijgewerkt als het document wordt geopend of afgedrukt. - 2 -
Verschillende kop- en voetteksten In een document kun je verschillende kopteksten (of voetteksten) gebruiken, bijvoorbeeld om op even en oneven pagina s een andere koptekst (of voettekst) te maken. Selecteer daarvoor in het tabblad Ontwerpen, groep Opties: Even en oneven pagina s verschillend: In de groep Navigatie kun je via de knoppen Vorige sectie en Volgende sectie naar de vorige / volgende koptekst op de (on)even pagina: Met de knop Naar voettekst breng je de voettekst in beeld. In de groep Invoegen kun je via de knop Snelonderdelen, Veld bijvoorbeeld de bestandsnaam of de bestandsnaam en het pad invoegen: Om geen kop- of voettekst op het voorblad te hebben selecteer je in de groep Opties: Eerste pagina afwijkend: - 3 -
Marges instellen Rondom de tekst is er altijd een leeg gedeelte. Dat zijn de kantlijnen of marges. De marge is de afstand vanaf de rand van het papier tot de tekst. Op de linialen zijn de marges te zien en te verslepen: De marges zijn ook te veranderen via het tabblad Pagina-indeling, Marges: - 4 -
Onder in kun je via Aangepaste marges het venster Pagina-instelling openen: Hier kun je de marges ook instellen. In- en uitzoomen Je kunt het zoompercentage via de zoomschuifregelaar aanpassen: Als je op het zoompercentage dubbelklikt open je het venster In- en Uitzoomen: - 5 -
Je kunt ook via het tabblad Beeld, groep In- uitzoomen een van de mogelijkheden kiezen: Afdrukstand instellen Een pagina kan staand of liggend afgedrukt worden. De afdrukstand geef je aan via het tabblad Pagina-indeling, groep Pagina-instelling, de knop Afdrukstand: Hiermee wijzig je de afdrukstand voor het hele document. Als je de afdrukstand van een selectie wilt wijzigen moet je dit aangeven in het venster Pagina-instelling. Dit kun je openen via het pijltje ( ) in de groep Paginainstelling: Geef bij Toepassen op aan voor welk gedeelte de afdrukstand geldt. - 6 -
Afdrukmogelijkheden Je kunt een document op twee manieren afdrukken: Via het pijltje van de werkbalk Snelle toegang, kun je het pictogram van de printer toevoegen aan de werkbalk. Klik je op het printertje dan wordt het document in één keer helemaal afgedrukt: Via de Office-knop, Afdrukken, Afdrukken. In dit venster kun je onder andere de printer selecteren, het afdrukbereik instellen, het aantal exemplaren aangeven en het aantal pagina s per vel selecteren: - 7 -
Help gebruiken Het venster Help voor Word open je door de sneltoets <F1> te gebruiken of op het vraagteken rechtsboven in het venster te klikken: In het venster Help voor Word kun je op verschillende manieren zoeken: - 8 -
Papierformaat selecteren Een printer drukt meestal op A4-papier af. Dat is het standaard papierformaat. Er kan ook papier met andere afmetingen gebruikt worden. Let er dan op dat het goede papierformaat is aangegeven. Daarvoor moeten drie dingen gedaan worden: 1. De juiste printer selecteren. 2. Het goede papierformaat aangeven. 3. De juiste lade in de printer moet geselecteerd zijn. Het papierformaat kun je aangeven via het tabblad Pagina-indeling, groep Paginainstelling, de knop Formaat: Als je een ander formaat wilt, klik je op Meer papierformaten Je opent hiermee het venster Pagina-instelling, tabblad Papier. - 9 -