Vergelijkbare documenten
Inleiding Op 31 mei 2016 is de meicirculaire verschenen, in dit advies worden de gevolgen voor de gemeente Krimpen toegelicht.

Financieel perspectief

De netto verschillen tussen de meicirculaire 2016 en de decembercirculaire 2015 zijn als volgt:

Aan het college van Burgemeester en wethouders van Haarlemmerliede en Spaarnwoude. Onderwerp: Standaardrapport naar aanleid9ing van decembercirculaire

Onderstaand overzicht uit de voorjaarsnota 2017 is bijgewerkt met de resultaten van de meicirculaire 2016.

Samenvatting Voorjaarsnota - decembercirculaire

Onderwerp : Verwerking septembercirculaire 2014 in de begroting, als 1 e begrotingswijziging op de programmabegroting 2015

Algemene uitkering Beginstand algemene uitkering

Aan de gemeenteraad. Het in deze kaderbrief opgestelde globale financiële perspectief kent als basis de vastgestelde programmabegroting

datum voor Afdeling/cluster 23 juni 2015 Leden van de Raad Bedrijfsvoering

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders

Vervolgens zijn de resultaten vergeleken met de ramingen voor de jaren , welke zijn gebaseerd op de meicirculaire 2015.

Bijlage 1 bij de raadsmededeling meicirculaire 2017 gemeentefonds

Voorts geven wij ook inzicht in de voorlopige financiële consequenties van de ontwerp-najaarsnota 2015.

UITWERKING MEICIRCULAIRE bijlage -

Raadsinformatiebrief llllllllllllllll llll! llllllllllllllllllll illllillllillllllii

23 juni 2015 Financiële gevolgen meicirculaire 2015 gemeentefonds M.A. Bouter

In de bijgevoegde analyse wordt weergegeven waardoor de verschillen ten opzichte van de meicirculaire zijn ontstaan.

1. Kennis te nemen van de maart- en meicirculaire en de (financiële) gevolgen daarvan

Economisch hart van de Kempen

Te berikken effekt De raadsvergadering waarin de programmabegroting 2013 wordt vastgesteld wordt niet belast met discussies over kaders.

Gemeente Langedijk. 2e Kwartaalrapportage Verzonden aan de raad 23 juli e Kwartaalrapportage Gemeente Langedijk - 1 -

Algemene uitkering

Raadsinformatiebrief. Onderwerp Septembercirculaire 2014 algemene uitkering

Bestuursdienst / advies aan Burgemeester en Wethouders

- = voordeel (bedragen x 1.000)

RAADSINFORMATIEBRIEF. De gemeenteraad. 1 juli 2014 Raadsinformatiebrief gevolgen meicirculaire 2014 gemeentefonds Financiën 57922

Collegebesluit. Onderwerp: Septembercirculaire 2013 Gemeentefonds Reg. Nummer: CS/CC 2013/ 1. Inleiding

Raadsmemo. Datum: 24 juni Gemeenteraad van Hof van Twente. Kopie aan: B.M.J. Eshuis. Jeroen te Molder, Financiële zaken

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 8 ONDERWERP AANLEIDING EN DOELSTELLING PROBLEEMSTELLING OPLOSSINGSRICHTINGEN

Uw brief van: Ons kenmerk: Bijlage(n): 1 Doorkiesnummer: adres: Datum: 19 juni 2017

Besluit tot vaststelling van de bedragen per eenheid voor de uitkering uit het gemeentefonds over het uitkeringsjaar 2013

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 8 ONDERWERP

Afweging Het voorstel is om kennis te nemen van de uitkomsten van de meicirculaire en de raadsleden te informeren met het bijgevoegde memo.

Inhoudsopgave. I Inleiding 3. II Kaders begroting III Financiële beschouwing begroting 2014 en meerjarenraming 4

Toelichting op het voorstel

Inhoudsopgave. I Inleiding 3. II Financiële beschouwing begroting 2016 en meerjarenraming 3. III Kaders begroting

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën,

loonstijging gesubsidieerde instellingen: 0,0% 1,6% prijsstijging gesubsidieerde instellingen: 0,0% 2,25% inflatiecorrectie tarieven: 1,08% 1,08%

Raadsinformatiebrief 81

Gemeente Bladel MEDEDELING. Aan de raad. Economisch hart van de Kempen IllililllilllllUllllililliUlll. : R : Septembercirculaire 2017

Doorkiesnr.:

Raadsmemo. Datum: 22 oktober Gemeenteraad van Hof van Twente. Kopie aan: B.M.J. Eshuis. Jeroen te Molder, Financiële zaken

Ten opzichte van de kadernota ontwikkelt de algemene uitkering zich als volgt in de meicirculaire: [zie volgende pagina]

2. Financieel kader gemeenschappelijke regelingen in de regio van Hollands-Midden

Vervolgens zijn de resultaten vergeleken met de ramingen voor de jaren , welke zijn gebaseerd op de meicirculaire 2014.

C. Taakmutaties voor domeinen D. Doeluitkeringen voor domeinen E. Decentralisaties sociaal

: Aanvullend voorstel voor voorjaarsnota 2006 en kadernota 2007

Raadsinformatiebrief 73

Aan de raad van de gemeente Lingewaard

OXT.?W III III MUI MUI INI II Advies B&W. Beslissing. Bespreken. Burgemeester Gelok. Registratienummer

INHOUDSOPGAVE. (alle vermelde bedragen x euro)

Raadsinformatiebrief1

Specificatie algemene uitkering Albrandswaard decembercirculaire Toelichting op mutatie Mutaties integratie-uitkering sociaal domein

Besluit tot vaststelling van de bedragen per eenheid voor de uitkering uit het gemeentefonds over het uitkeringsjaar 2015

Doorkiesnummer : (0495) Agendapunt: 7 ONDERWERP

Kader Dit besluit vloeit over het algemeen voort uit de Financiële Verhoudingswet en heeft specifiek betrekking op het Gemeentefonds.

Besluit tot vaststelling van de bedragen per eenheid voor de algemene uitkering uit het gemeentefonds over het uitkeringsjaar 2016

Artikel 1. Artikel 2. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Bijlage 5 - Algemene Uitkering (AU) gemeentefonds

Technische vragen RIB meicirculaire Utrechtse Heuvelrug

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 14 november 2017 U Lbr. 17/068 (070)

Voor de grondexploitaties is voor de rentetoepassing de notitie grondexploitaties van de commissie BBV leidend.

Ministerie van BZK DCB/FEZ/BBV. Aan het gemeentebestuur van : Marum Postbus ZG Marum. Blad: 1

Technische Vragen. Fractie: LO. Vragensteller: Simon Vogel. Onderwerp: Begroting Zaaknummer: Z

UITWERKING MEICIRCULAIRE bijlage -

Memo Reg.nr.: O-FIN/2014/519 / RIS

Financiële ontwikkelingen na gereedkomen primitieve begroting

Inhoudsopgave. 1 Inleiding... 5

Ministerie van BZK DCB/FEZ/BBV. Aan het gemeentebestuur van : Marum Postbus ZG Marum. Blad: 1

Bijlage 4. Stresstest. Kadernota mei Kadernota 2018 Bijlage 4: Stresstest 1

Kaders Financieel gezond Brummen

Financieel beeld van de gemeente Naarden, Muiden, Bussum September 2014

i^v RAADSINFORMATIEBRIEF

FINANCIEEL PERSPECTIEF KADERNOTA

No.ZA /DV en No.ZA.17/065646/DV , afdeling Middelen en Advies. Onderwerp: Bestuursrapportage 2017 / septembercirculaire 2017

Postbus AA Bezoekadres Stadsplein LZ IBAN: NL49 BNGH BIC: BNGHNL2G

RAADSINFORMÄTIEBRIEF 18R.00419

Gemeente Langedijk Kaderbrief Kaderbrief 2018

In deze nota wordt op hoofdlijnen ingegaan op de uitkomsten van de circulaire. In de bijlage wordt gedetailleerder ingegaan op de uitkomsten.

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1 e Bestuursrapportage 2014 & Kadernota 2015

2e Kwartaalrapportage 2015

Meerjarenbegroting Gemeentefinanciën Bloemendaal

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus AG Hoofddorp

Budgettair perspectief

Doorrekening van de meicirculaire laat voor de járen 2018 tot en met 2022 een stijging zien van de algemene uitkering.

UITWERKING MEICIRCULAIRE bijlage 2 -

B en W. nr d.d

Voorjaarsnota 2018 Uitgangspunten begroting 2019 en meerjarig kader Provincie Gelderland

Onderwerp: Verordeningen gemeentelijke belastingen 2018

Raadsbesluit. Heemstede. Raadsvergadering: 8 en 9 november ONDERWERP Eerste begrotingswijziging 2019

GESPREKSNOTITIE VOORJAARSGESPREK 23 JUNI 2017 VS

VNG Ledenbrief Financiële gevolgen regeerakkoord voor gemeenten

Geld voor gemeenten in het sociaal domein. Uithoorn, 17 september 2015 Gijs Oskam, VNG/Gemeentefinanciën

Voorgesteld wordt de volgende uitgangspunten voor de begroting 2014 te hanteren:

B en W d.d

Meicirculaire Gemeentefonds 2015, belangrijkste effecten per uitkeringsjaar nader toegelicht

Vaststelling brief aan de raad over actuele financiele ontwikkelingen

gemeentefonds bekendmaking van beleid en het geven van informatie

Onderwerp Actualisering belastingverordeningen + tarieventabel en aanpassing tarieven 2009

Transcriptie:

Kaderbrief 2017

Bijlage 1. Notitie begrotingsuitgangspunten planperiode 2017 2020 Samenvatting De basis voor het ramen van het aanvaarde beleid voor de planperiode 2017-2020 zijn de in de raadsvergadering van 9 november 2015 vastgestelde programmabegroting alsmede de daarna nog door de raad vastgestelde decembernota 2015 d.d. 14 december 2015 en de door de raad op 27 juni 2016 vast te stellen 1 e bestuursrapportage 2016. Verdere uitgangspunten voor de ramingen zijn: Alleen de verwachte autonome volumeontwikkelingen meenemen conform de uitgangspunten genoemd in deze notitie. Alle overige ontwikkelingen behoren, zoals gebruikelijk, tot aanvullend beleid en kennen een afzonderlijk traject alvorens ze in de begrotingsstukken worden opgenomen; In voorkomende gevallen dient voorgenomen aanvullend beleid (investerings- en activiteitenplan) van de laatst vastgestelde programmabegroting, voor de aanstaande planperiode geactualiseerd te worden op het loon- en prijspeil van de nu aan de orde zijnde begroting; Overig aanvullend beleid beperken conform de aangegeven kaders in onderstaande notitie Constante lonen en prijzen naar het verwachte peil van het jaar 2017 (= 1 e jaarschijf); Bij de subsidieramingen uitgaan van de percentages genoemd onder de nominale ontwikkelingen. Eventuele volumeontwikkelingen behoren op dit onderdeel tot aanvullend beleid; Voor het bepalen van de budgetten aanvaard beleid voorts rekening houden met de navolgende (procentuele) ontwikkelingen: Lastenontwikkeling: Nom.ontw. Vol.ontw. Lonen en sociale lasten 2,20% 1,50% Goederen en diensten 0,00% 0,00% Omslagrente 1,00% Rente interne financiering (bespaarde rente) 0,00% Batenontwikkeling: Nominale loon- en prijsontwikkelingen; Autonome volumeontwikkelingen. Eigen belastinggebied: Huurtarieven gemeentelijk vastgoed aanpassen conform bovenstaande prijsontwikkeling van goederen en diensten; Overige tarieven hanteren zoals deze zijn vastgesteld bij de laatst vastgestelde begroting; Rekening houden met de voor de planperiode verwachte autonome volumeontwikkelingen ten aanzien van het aantal inwoners, het aantal woonruimten, het aantal rioolaansluitingen, het aantal honden, het aantal volle waarden OZB en het aantal vergunningen; Rekening houden met 100% kostendekking ten aanzien van reinigings-/afvalstoffenheffing en rioolheffing (voor beide netto na kwijtschelding). Kerngegevens: Per 1 januari Aantal woonruimten Aantal inwoners 2016 14.367 32.110 2017 14.447 32.150 2018 14.522 32.190 2019 14.597 32.230 2020 14.667 32.270

Gedetailleerde uitwerking van de uitgangspunten Voorgesteld wordt bij de p&c-instrumenten voor de planperiode 2017-2020 uit te gaan van de volgende uitgangspunten en richtlijnen: I. Algemeen De in de raadsvergadering van 9 november 2015 vastgestelde programmabegroting 2016, de door de raad d.d. 14 december 2015 vastgestelde decembernota 2015, voor zover betrekking hebbend op de jaarschijven 2017 en volgende, en de door de raad op 27 juni 2016 vast te stellen 1 e bestuursrapportage 2016 vormen de basis voor de p&c-instrumenten voor de komende planperiode; Een structureel en reëel sluitende meerjarenbegroting, d.w.z. dat tenminste de structurele lasten worden gedekt door structurele baten; Bij de op te nemen ontwikkelingen wordt voor zover mogelijk rekening gehouden met de ramingen van het Centraal Planbureau. Voor dit moment betekent dit concreet de Macro economische verkenning 2016 van september 2015 en het Centraal Economisch Plan 2016 van maart 2016; De meerjarenbegroting wordt opgesteld op basis van constante lonen en prijzen naar het verwachte prijspeil van 2016; Bij het samenstellen van de ramingen voor aanvaard beleid is slechts plaats voor autonome volumeontwikkelingen. Zoals gesteld is de basis hiervoor de laatst vastgestelde programmabegroting en decembernota. De hieruit voortkomende budgetten zoals in de afdelingsplannen zijn opgenomen voor het lopende dienstjaar zijn bindend. Verwachte grote mutaties hierop (voor de goede orde: dit kunnen zowel mee- als tegenvallers betreffen) dienen daarom dus tijdens het proces van opstelling van het p&c-document, inclusief motivatie, aangeleverd te worden conform de procedure die geldt voor aanvullend beleid. Alle overige (volume)ontwikkelingen worden per definitie als aanvullend beleid aangemerkt en dienen als zodanig, conform de procedure die hiervoor geldt, tijdens het proces van opstelling van het p&c-document aangeleverd te worden. II. Uitgangspunten voor de lasten aanvaard beleid 1. Loonontwikkeling Voor wat betreft de berekening van de loonkosten gaan we normaliter uit van de werkelijke salarissen per 1 januari. In het laatst afgesloten akkoord over de arbeidsvoorwaarden is in april, met terugwerkende kracht naar 1 januari 2016, een salarisverhoging doorgevoerd. Door uit te gaan van de werkelijke loonkosten voor 2016 hebben we dus een solide basis voor de raming van de loonkosten voor 2017 en is er geen reden voor correcties op eerder gehanteerde percentages voor verwachte loonontwikkelingen. Voor de raming van de loonontwikkeling voor de jaren 2017 en volgende moeten we aansluiten bij de looncompensatie waarmee bij de raming van de algemene uitkering ook rekening is gehouden. De algemene uitkering is voor dit onderdeel gebaseerd op het Centraal Economisch Plan (CEP). In de uitgave van maart 2016 heeft het Centraal Planbureau de loonontwikkeling (=incl. soc.lasten) voor de sector overheid voor 2017 geraamd op 2,2%. Bij het bepalen van de omvang van de gemeentelijke loonsom wordt jaarlijks voorts ruimte gecreëerd voor een post incidenteel. Deze ruimte is bedoeld voor het opvangen van de financiële gevolgen voortvloeiende uit o.a.: - herwaardering van functies; - toe te kennen gratificaties; - (ver)kopen van verlofdagen (cafetariamodel). Ervaring heeft geleerd dat ten aanzien hiervan volstaan kan worden met een jaarlijks incidenteel budget gelijk aan 1,5% van de loonsom. 2. Prijsontwikkeling Bij het ramen van deze component hebben we ons eveneens laten leiden door prognoses (en werkelijkheid met betrekking tot de afgelopen jaren) van het Centraal Planbureau. Als we dan de betreffende info uit de Macro Economische Verkenningen (MEV) van

september 2014 (waarmee we in de laatste begrotingsuitgangspunten voor de begroting 2016 rekening hebben gehouden) en september 2015 met elkaar vergelijken zitten er op het onderdeel prijsinflatie (netto materiële overheidsconsumptie) verschillen. Voor de raming van de prijsontwikkeling voor de jaren 2017 en volgende moeten we aansluiten bij de prijscompensatie waarmee bij de raming van de algemene uitkering ook rekening is gehouden. De algemene uitkering is voor dit onderdeel gebaseerd op het Centraal Economisch Plan (CEP). In de uitgave van maart 2016 heeft het Centraal Planbureau de prijsontwikkeling voor overheidsconsumptie voor 2017 geraamd op 1,2%. Onderstaand een overzicht van inflatiecijfers geraamd in verschillende uitgaven van het CPB waarop wij ons voor de prijsontwikkeling baseren. Jaar MEV 2014 MEV 2015 Verschil 2013 0,70% 1,20% +0,50% 2014 1,25% 0,00% -1,25% 2015 1,25% 0,90% -0,35% 2016 1,25% 0,90% -0,35% 2017 CEP: 1,20% +1,20 Totaal 4,45% 4,20% -0,25% Te hanteren 0% Bovenstaande tabel interpreterend is de conclusie dat, op basis van de huidige inzichten, de budgetten zoals die zijn opgenomen in de begroting 2016 als gevolg van de huidige prijsinflatie te hoog zijn geraamd. Zélfs als we de verwachte prijsinflatie voor 2017 meenemen zijn de voor 2016 geraamde budgetten aan de ruime kant. Bij het opstellen van de begroting 2016 hebben we te maken gehad met een vergelijkbare situatie. Dit heeft toen geleid tot het doorvoeren van een negatieve prijscompensatie bij de actualisering van de budgetten. Deze handelwijze heeft wél discussies tot gevolg gehad, zowel met subsidieontvangers als met onze financieel toezichthouder. Mede gelet daarop adviseren we de bestendige berekeningswijze consequent te handhaven, echter met dien verstande dat deze handelwijze niet zal leiden tot een negatieve bijstelling van budgetten voor een volgend begrotingsjaar. Voor de praktijk van de ramingen voor 2017 en volgende jaren betekent dit dat niet tot een verlaging van budgetten met 0,25% wordt overgegaan, maar dat de bestaande budgetten voor wat betreft de prijzen van goederen en diensten op het bestaande niveau 2016 gehandhaafd blijven. 3. Renteontwikkeling Voor de begrotingsuitgangspunten waren altijd 2 rentetarieven van belang, te weten de omslagrente en de rente voor de interne financiering (=bespaarde rente). De omslagrente, de berekende gemiddelde rente, werd gebruikt voor de berekening van de kapitaallasten van de investeringen. De bespaarde rente is de fictieve rente die betaald wordt voor het gebruik van eigen geld (reserves en voorzieningen). Omdat dit eigen geld beschikbaar is, behoeft er tot dat bedrag geen vreemd vermogen (geldleningen) aangetrokken te worden en wordt er bespaard op rentebetalingen. Sinds de herziening van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) in het voorjaar van 2016 is het niet meer geoorloofd rente over het eigen vermogen toe te rekenen aan grondexploitaties. In de 1 e bestuursrapportage 2016 zijn de financiële gevolgen hiervan voor 2016 en volgende jaren reeds opgenomen. De commissie BBV heeft op basis van dit gewijzigde voorschrift inmiddels een Notitie rente 2017 uitgebracht. Hierin wordt de wijziging van BBV op dit onderdeel nogmaals onderstreept. Bovendien wordt de aanbeveling (dus geen verplichting) gedaan deze systematiek, van geen rente berekenen over eigen vermogen, ook te hanteren voor de overige taakvelden. Dit met name vanwege het verlangde inzicht, de eenvoud en transparantie. Hoewel het dus theoretisch gezien nog geoorloofd is, adviseren wij de aanbeveling van de commissie BBV, ook uit hoofde van een consequente handelwijze, over te nemen. Als er geen sprake (meer) is van rentetoerekening over eigen vermogen is er tegelijk geen sprake meer van bespaarde rente en is het dus niet meer nodig hiervoor een percentage vast te stellen in het kader van de begrotingsuitgangspunten. Naast de reeds gesignaleerde financiële gevolgen op gebied van grondexploitaties zal dit ook bij enkele andere producten financiële gevolgen hebben. Denk hierbij aan producten waar

kapitaallasten van toepassing zijn en deze gedekt worden via tarieven, zoals afvalstoffen- en rioolheffingen. We zullen hierop in een afzonderlijk advies terugkomen waarbij ook ingezoomd gaat worden op eventuele mogelijkheden dit weglekeffect te compenseren. De omslagrente heeft alsdan alleen betrekking op de rente over vreemd vermogen. Een recente berekening hiervan resulteert in een renteomslag van 0,8%. Een gemeente mag dit percentage afronden met maximaal 0,5%. Aldus adviseren we om voor de programmabegroting 2017 uit te gaan van een omslagrente van 1%. De financiële gevolgen van deze afronding (=renteresultaat) moet worden opgenomen op het taakveld treasury. 4. Ontwikkeling subsidies Gesubsidieerde instellingen worden bij de vaststelling van hun jaarlijkse subsidies gecompenseerd voor de bij de jaarlijkse begrotingsuitgangspunten opgenomen verwachte loon- en prijsontwikkelingen. Geadviseerd wordt deze handelwijze voor de planperiode 2017-2020 te handhaven. Dit betekent dat de bestaande subsidies vanaf 2017, ten opzichte van de begroting 2016, voor wat betreft de looncomponent met 2,20% mogen stijgen en voor wat betreft de prijzen van goederen en diensten ongewijzigd blijven. III. Uitgangspunten voor de baten aanvaard beleid 1. Rijksuitkeringen Ten aanzien van de baten aanvaard beleid spelen de rijksuitkeringen een belangrijke rol. In dat verband zijn de economische ontwikkelingen ontzettend belangrijk. De verwachtingen op dit gebied (basis CEP) zijn dat mondiaal het gematigde economisch herstel doorzet, met een groei van de wereldeconomie van 2,9% dit jaar en 3,2% volgend jaar. De voor Nederland relevante wereldhandel trekt geleidelijk aan in 2017. De onzekerheden in het internationale beeld zijn echter aanzienlijk en de risico s zijn overwegend neerwaarts. Op basis van het vorenstaande verwachten we dat er de komende jaren geen forse ombuigingsoperaties door het Rijk meer geïnitieerd zullen worden. Dit alles heeft natuurlijk zijn weerslag in de uiteindelijk te ontvangen algemene uitkering. In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat hogere/lagere rijksuitgaven leiden tot een hogere/lagere algemene uitkering. Deze stijging/daling, accres genaamd, is bedoeld voor compensatie van loon- en prijsstijgingen en om gemeenten mee te laten delen in hetzij budgettaire ruimte, hetzij bezuinigingen bij de overheidsfinanciën. De mei- en septembercirculaires van het Ministerie van Binnenlandse Zaken zullen uiteindelijk bepalend zijn voor de op te nemen ramingen in de p&c-documenten. Voor de kaderbrief en de programmabegroting wordt in beginsel steeds met de meest recente daaraan voorafgaande circulaire rekening gehouden. De financieel toezichthouder gaat er vanuit dat voor de beoordeling van de begroting van enig jaar tenminste de meicirculaire van het voorafgaande kalanderjaar is verwerkt. Wanneer er voor gekozen wordt de uitkomsten van de septembercirculaire te verwerken dan wordt het van belang gevonden dat hierin een consistent beleid wordt gevoerd. Dit om te voorkomen dat de uitkomsten van deze circulaire gaan bepalen of al dan niet tot verwerking van deze circulaire wordt over gegaan. Omdat de praktijk is dat het verwerken van de septembercirculaire lastig is gelet op het moment van openbaar worden hiervan, adviseren we de ramingen van de rijksuitkering in de ontwerpbegroting jaarlijks te baseren op de meicirculaire. De gevolgen van de septembercirculaire zullen dan worden verwerkt in de eerstvolgende tussentijdse rapportage. Indien realiseerbaar zullen de gevolgen van de septembercirculaire voor de raadsbehandeling van de programmabegroting ter kennisneming aan de raad worden aangeboden, zonder dat deze vervolgens onderdeel van de besluitvorming worden. 2. Belasting- en tarievenbeleid Het uiteindelijke belasting- en tarievenbeleid betreft zowel een politiek beïnvloedbare als politiek gevoelige materie. De uiteindelijke kaders hiervoor zullen eerst ter gelegenheid van de bespreking van de kaderbrief (= kaders aangeven voor het opstellen van de begroting) door de raad gegeven kunnen worden. Dit mede afgestemd op de dan geconstateerde budgettaire positie op hoofdlijnen, het beoogde beleid voor de komende planperiode en het bijbehorende dekkingsplan.

Voor het opstellen van de kaderbrief alsmede voor de begroting aanvaard beleid voor de komende planperiode stellen we voor (= bestendige gedragslijn) de tarieven te hanteren zoals deze zijn vastgesteld voor de begroting 2016 waarbij voor de actualisering van de ramingen aanvaard beleid overigens wel rekening wordt gehouden met autonome volume ontwikkelingen ten aanzien van het aantal inwoners, het aantal woonruimten, het aantal rioolaansluitingen, het aantal honden, het aantal volle waarden OZB en het aantal vergunningen. Verder worden de ramingen gebaseerd op 100% kostendekking ten aanzien van reinigingsheffing en rioolheffing (voor beide netto na kwijtschelding). Specifiek ten aanzien van de huurtarieven gemeentelijk vastgoed stellen we voor deze, voor wat betreft aanvaard beleid, in de pas te laten lopen met de ontwikkeling van de prijzen van goederen. Dit is een realistische handelwijze waarmee in de praktijk ook bezwaren van subsidie ontvangers kunnen worden voorkomen. De kostendekkendheid van leges en begraafplaatsrechten zijn vooralsnog onderwerp van nader overleg. In dat verband zal ook nog aandacht besteed moeten worden aan hoe de beoogde kostendekkendheid bereikt kan worden en welke kosten hierbij toegerekend kunnen worden. Bij de uiteindelijk definitief door de gemeenteraad vast te stellen tarieven c.q. het dekkingsplan kan uiteraard van het aanvaard beleid worden afgeweken en zal alsdan aandacht besteed moeten worden aan: a. de mate waarin geraamde loon- en prijsontwikkelingen worden doorberekend; b. de mate van kostendekking voor begraafplaatsrechten, marktgelden en de diverse leges; e. de mate waarin tariefstijgingen voor de overige gebruikers van gemeentelijke eigendommen (bijv. sport- en welzijnsaccommodaties, volkstuinen, openbaar groen, woningen) acceptabel zijn c.q. hoe hiermee moet worden omgegaan. IV. Uitgangspunten voor beleidsontwikkelingen Ten aanzien van de begrotingsuitgangspunten dient er onderscheid gemaakt te worden tussen aanvaard beleid en aanvullend beleid. Aanvaard beleid is dan het beleid, inclusief het bijbehorende budget, zoals dit door de raad is vastgesteld en aanvullend beleid bestaat uit alles wat daar aan wordt toegevoegd en afgehaald, inclusief compleet nieuwe ontwikkelingen. Echter, aanvaard beleid kent óók ontwikkelingen en daar ontstaat af en toe enige spraakverwarring. Teneinde deze spraakverwarring te voorkomen en consequent handelen te realiseren wordt voorgesteld onderstaand proces te gebruiken. Aanvaard beleid (door raad dus vastgesteld) wordt jaarlijks geactualiseerd in verband met autonome ontwikkelingen op het gebied van lonen en prijzen, rentewijzigingen en ontwikkelingen in aantal woningen en inwoners. Deze ontwikkelingen worden jaarlijks via de onderhavige begrotingsuitgangspunten vastgesteld. In feite zijn dit (politiek) niet beïnvloedbare ontwikkelingen en het aanpassen van de budgetten met deze ontwikkelingen zorgt er voor dat het aanvaarde beleid op verschillende terreinen ongestoord door kan gaan. Indien wordt overwogen om op deze ontwikkelingen te korten, is er in feite een kwaliteitsdiscussie. Want met het oude niet aangepaste budget moeten dan nieuwe (hogere) lonen en prijzen worden betaald. Dit kan niet anders dan ten koste gaan van kwaliteit. De vraag ontstaat dan wat leidend is, het budget of het vastgestelde beleid. Daarom stellen we voor deze discussie niet jaarlijks aan te gaan en de begrotingsuitgangspunten jaarlijks door te voeren in de budgetten aanvaard beleid. Ten aanzien van aanvaard beleid kennen we daarnaast ook normale (autonome) volume ontwikkelingen. Dit zijn ontwikkelingen op specifieke beleidsterreinen met betrekking tot aantallen, eenheden, oppervlaktes, e.d. Deze zaken vormen eveneens een onderdeel van aanvaard beleid (zowel in de begroting als bij de bestuursrapportages). Ook de vervangingsinvesteringen gerelateerd aan de eigen bedrijfsvoering behoren tot de ontwikkelingen aanvaard beleid. Ten aanzien van deze onderdelen is het de bedoeling deze niet zo maar in aanvaard beleid op te nemen. Er dient een afweging plaats te vinden. Voorgesteld wordt deze afweging expliciet te laten plaats vinden door deze bij de besluitvorming duidelijk zichtbaar te maken. In de in de p&c-documenten op te nemen financiële analyse zullen beide vormen van ontwikkelingen aanvaard beleid expliciet in beeld gebracht worden. Naast aanvaard beleid onderscheiden we zoals gezegd aanvullend beleid. Hieronder verstaan we: Volumeontwikkelingen van aanvaard beleid die weliswaar autonoom (onafhankelijk en zonder politieke invloed) tot stand komen maar meer dan normaal (substantieel) toe- of afnemen;

Vervangingsinvesteringen niet zijnde vervangingen ten behoeve van de eigen bedrijfsvoering; In- en extensiveringen of aanpassingen van aanvaard beleid door (wets)wijziging van dit aanvaarde beleid, door voortschrijdend inzicht, bijstelling doelstellingen en/of andere maatschappelijke effecten; Overige ontwikkelingen waarmee inhoudelijk en financieel niet eerder in één van de P&Cproducten rekening is gehouden en die al dan niet gebaseerd zijn op politiek bestuurlijke wensen. Dit aanvullend beleid zal zich elk jaar in meer of mindere mate voordoen en wordt via een inventarisatieproces in de organisatie inzichtelijk gemaakt. Aangezien we ook te maken hebben met beperkte middelen zal er ook altijd sprake zijn van (politieke) afweging en dus worden al deze voorstellen, na bespreking in het managementteam, expliciet aan het college voorgelegd alvorens ze al dan niet in de ontwerp-begroting worden opgenomen. Om te voorkomen dat er, met name gelet op de slechts beperkte middelen voor de komende jaren, een inventarisatie van wenselijke aanvullend beleid gaat plaats vinden worden onderstaand hiervoor kaders aangegeven: 1. Allereerst zijn hier de ontwikkelingen die, bijvoorbeeld als gevolg van wettelijke verplichtingen, onontkoombaar en onuitstelbaar zijn; 2. Ontwikkelingen moeten passen in het meest recente Bestuursakkoord, voor nu 2014 2018; 3. Tenslotte zal rekening gehouden moeten worden met het al enkele jaren gehanteerde uitgangspunt dat, gelet op de financiële positie, uiterst terughoudend met het indienen van voorstellen wordt omgegaan. De voorstellen tot aanvullend beleid zullen, na een voorbereidende inventarisatie door de organisatie, in een bijeenkomst van college en afdelingshoofden integraal worden afgewogen alvorens deze een plek krijgen in de ontwerp p&c-documenten. Dit proces van integrale afweging zal, zo mogelijk/indien beschikbaar, plaats vinden in samenhang met de meest actuele financiële positie van aanvaard beleid en realistische ombuigingsvoorstellen. V. Kerngegevens 1. Ontwikkeling aantal inwoners Per 1 januari 2016 zijn er in Oldenzaal in totaal 32.110 personen woonachtig. Dat is 11 personen minder dan een jaar eerder. Ook het jaar daarvoor was er reeds sprake van een geringe daling van het inwoneraantal. De verwachting is nu echter dat er de komende planperiode jaarlijks sprake zal zijn van een geringe stijging van het aantal inwoners. De gedetailleerde prognose ziet er als volgt uit: Bewoners van 1-1-2016 1-1-2017 1-1-2018 1-1-2019 1-1-2020 Jonger dan 20 jaar 7.486 7.476 7.466 7.456 7.446 Ouder dan 19 maar 17.871 17.821 17.771 17.721 17.671 jonger dan 65 jaar Ouder dan 64 jaar 6.753 6.853 6.953 7.053 7.153 Totaal aantal inw. 32.110 32.150 32.190 32.230 32.270 Van de categorie ouder dan 64 is Ouder dan 74 maar 2.132 2.147 2.162 2.177 2.192 jonger dan 85 jaar Ouder dan 84 jaar 732 757 782 807 832 2. Ontwikkeling aantal woonruimten De totale wooncapaciteit per 1-1-2016 bestaat uit een aantal van 14.367 woonruimten. Ten opzichte van vorig jaar is dit per saldo slechts een toename van 10 woningen. Voor de komende jaren is de verwachting van de ontwikkeling van het aantal woningen forser, conform de afspraken in de Ontwikkelagenda Netwerkstad.

Woonruimten 1-1-2016 1-1-2017 1-1-2018 1-1-2019 1-1-2020 Woningen 14.312 14.392 14.467 14.542 14.612 Recreatiewoningen 55 55 55 55 55 Totaal aantal woonruimten 14.367 14.447 14.522 14.597 14.667

Bijlage 2. Ontwikkeling Gemeentefonds september 2015 mei 2016 Korte toelichting op de ontwikkelingen Gemeentefonds Het totaalverschil tussen deze meicirculaire 2016 en de voorgaande septembercirculaire 2015 ziet er als volgt uit: 2016 2017 2018 2019 2020 Berekening beginstand 50.334 48.339 47.543 47.274 47.168 Uitkeringsfactor Accresontwikkeling in meicirculaire 2016-127 43-64 Afrekening accres 2015, incidenteel effect 85 Uitdeling verdeelreserve 2015 21 21 21 21 22 Verhoogde asielinstroom -85-319 Nominale ontwikkeling Meicirculaire 2016 t.o.v. 128-128 -387-667 Septembercirculaire 2015 VNG-betalingen -43 OZB suppletieuitkering 21 Subtotaal: -106-170 -107-408 -646 Ontwikkeling uitkeringsbasis Ontwikkeling uitkeringsbasis in Meicirculaire 2016 85 43 64 107 129 Hoeveelheidsverschillen 27 62 96 136 202 Subtotaal: 112 104 160 243 331 Taakmutaties Referendum 19 Basisregistratie Personen: centralisering inschrijving vergunninghouders -8-8 -8-8 Basisregistratie Grootschalige Topografie 11 11 11 11 Subtotaal: 19 2 2 3 3 IU/DU/SU WMO (met name huishoudelijke hulp) 32 113 113 113 136 Voorschoolse voorziening peuters (DU) 17 33 50 67 84 Subtotaal: 49 147 163 180 219 WOZ WOZ-waarden mutaties 49 31 36 40-23 WOZ-waardering 2017 en aanpassing rekentarieven 79 80 81 81 Subtotaal: 49 110 115 121 58 3 D s in het sociaal domein decentralisatie AWBZ naar WMO (IU) 46-72 30 31-8 decentralisatie jeugdzorg (IU) 135-396 -345-353 -352 decentralisatie Participatiewet (IU) 173 103 57 15-47 Subtotaal: 354-364 -259-307 -407 Overig Subtotaal: Totaal verschil 477-171 75-169 -441 Berekening eindstand 50.810 48.168 47.618 47.105 46.726 Accressen De ontwikkeling van de algemene uitkering wordt voor een belangrijk deel bepaald door de ontwikkeling van de rijksuitgaven. Volgens het systeem van samen de trap op en samen de trap af hebben wijzigingen in de rijksuitgaven direct invloed op de omvang van het gemeentefonds. De jaarlijkse toename of afname van het gemeentefonds, voorvloeiend uit de trap op trap af methode wordt het accres genoemd. De tabel laat de ontwikkeling van het accres t.o.v. september 2015 zien. Ondanks een positieve afrekening 2015 (incidenteel voordeel 2016) laat het accres een negatief verloop zien van -106.000 naar -645.000 in 2020. Dit wordt name veroorzaakt doordat het rijk met een lager inflatiepercentage werkt t.o.v. september 2015 1

Verhoogde Asielinstroom In het Uitwerkingsakkoord Verhoogde Asielinstroom is afgesproken dat de normeringsmethodiek wordt aangepast in die zin dat geld dat de rijksoverheid uitgeeft leidt tot een hogere compensatie in het gemeentefonds. Ze hebben alle structurele doorwerking. Wel wordt de algemene uitkering afgeroomd i.v.m Verhoogde asielinstroom. Hiervoor komt een decentralisatieuitkering statushouders in de plaats. Voor gemeenten die een meer dan evenredig aantal statushouders opvangen is de uitname lager dan de decentralisatieuitlkering. Hiermee hoopt het kabinet gemeenten te stimuleren statushouders op te vangen. Huishoudelijke Hulp Toelage (zie in de tabel WMO met name huishoudelijke hulp ) Deze decentralisatie-uitkering geldt voor de jaren 2015 en 2016. Doelstelling was beroepskrachten van thuishulporganisaties aan het werk te houden en tevens de eigen bijdrage van patiënten te verlagen. Inmiddels is besloten deze DU structureel te maken en het budget van 100 miljoen met ingang van 2017 toe te voegen aan de integratie-uitkering WMO 2007. De oorspronkelijke voorwaarden zijn losgelaten. De gelden kunnen ruimer ingezet worden. Overigens zijn de bedragen een stuk lager dan het in 2015 en 2016 ontvangen 408.000. Voorschoolse voorziening peuters Rijk en gemeenten hebben bestuurlijke afspraken gemaakt over een aanbod voor alle peuters. Met deze afspraken wordt alle peuters de mogelijkheid gegeven om naar een voorschoolse voorziening te gaan. Via de afspraken zetten gemeenten zich actief in om een aanbod te realiseren voor de groep peuters zonder recht op kinderopvangtoeslag die nu niet naar een voorschoolse voorziening gaat. Conclusie ontwikkeling gemeentefonds mei 2015 t/m mei 2016 De mutaties in het gemeentefonds worden van circulaire tot circulaire gemonitord. Over de september 2015 en decembercirculaire 2015 bent u via afzonderlijke collegevoorstellen en raadsinfobrieven geïnformeerd. De kaderbrief schetst echter een financieel beeld van de ontwikkelingen vanaf de programmabegroting 2016. Daarom geeft onderstaand overzicht het verloop van het Gemeentefonds vanaf de meicirculaire 2015 weer, aangezien deze circulaire in de programmabegroting 2016 is verwerkt 2016 2017 2018 2019 2020 Mei 2015 = programmabegroting 2016 50.097 48.206 47.129 46.819 46.819 Totale mutatie Mei 2015 - Mei 2016 714-38 489 286-93 Mei 2016 50.810 48.168 47.618 47.105 46.726 Waarvan: Sociaal Domein -331 271 170 224 301 Taakmutaties -63-23 -42-62 -79 Te ontvangen DU asielzoekers 85 319 Netto mutatie Gemeentefond Mei 2016 t.o.v. Mei 2015 404 529 617 448 129 2

Bijlage 1 Opgave berekening Gemeente: Oldenzaal Opgave: Meicirculaire 2016 Circulaire: meicirculaire 2016 (2016-0000307164) dd 31 mei 2016 Jaar: 2016, 2017, 2018, 2019, 2020 Uitkeringsfactor: Constante prijzen 2016: 1,4470 / 2017: 1,4200 / 2018: 1,4270 / 2019: 1,4210 / 2020: 1,4220 Uitgezette maatstaven: maatstafnummers: 0, 6a, 6b, 6c, 20, 24b, 27b, 27c, 28, 35a, 39a, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 51, 53, 55, 58, 64, 72, 102, 106, 109, 116, 117, 118, 132, 135, 136, 144, 145, 146, 147, 151, 155, 157, 158, 159, 160, 162, 163, 166, 171, 176, 177, 178, 179 Uitgezette maatstaven met geen niet-0 waarden: Datum afgerond: 8-6-2016 Eigen toelichting: Datum rapport: 8-6-2016 14:53 Onderdeel A - Inkomstenmaatstaven Maatstaf 2016 2017 2018 2019 2020 1c Waarde niet-woningen eigenaren -803.805,13-829.368,28-841.808,20-854.436,30-867.252,59 1f Waarde niet-woningen gebruikers (onder aftrek amendement De Pater) -623.439,84-643.927,03-653.955,37-664.135,42-674.467,16 1a Waarde woningen eigenaren -2.563.934,56-2.543.184,60-2.581.332,71-2.620.052,91-2.659.353,18 Subtotaal -3.991.179,53-4.016.479,92-4.077.096,28-4.138.624,63-4.201.072,94 Onderdeel B - Uitgavenmaatstaven waarop de uitkeringsfactor van toepassing is Maatstaf 2016 2017 2018 2019 2020 1e OZB waarde niet-woningen 197.883,72 202.009,28 205.039,27 208.115,10 211.236,76 8a Bijstandsontvangers (vanaf 2016) 1.136.728,30 1.178.453,81 1.224.428,04 1.254.893,95 1.255.689,10 3a EÃ n-ouder-huishoudens 174.555,40 175.596,90 176.638,40 177.471,60 178.304,80 2 Inwoners 4.963.563,80 4.916.378,00 4.923.138,60 4.930.545,40 4.936.987,30 4 Inwoners: jongeren < 20 jaar 1.815.953,88 1.813.528,08 1.811.102,28 1.808.676,48 1.806.250,68 3

5 Inwoners: ouderen > 64 jaar 547.803,36 545.635,86 553.597,86 561.559,86 569.521,86 5a Inwoners: ouderen > 74 en < 85 jaar 57.094,96 56.358,75 56.752,50 57.146,25 57.540,00 7 Lage inkomens 194.128,32 196.111,92 198.095,52 200.079,12 202.106,80 7b Lage inkomens (drempel) (vanaf 2016) 1.349.168,72 1.366.178,51 1.387.551,95 1.404.770,97 1.425.199,41 12 Minderheden 503.232,10 508.861,36 514.625,68 520.710,24 526.794,80 11a Uitkeringsontvangers (vanaf 2016) 211.875,30 211.100,41 211.546,07 211.824,60 212.075,28 3b Huishoudens 1.291.320,94 1.296.540,72 1.305.227,76 1.313.552,84 1.321.606,45 3c Eenpersoonshuishoudens 90.536,05 93.086,00 95.052,69 96.321,78 97.612,38 13 Klantenpotentieel lokaal 1.316.000,20 1.316.336,00 1.316.336,00 1.316.336,00 1.316.336,00 14 Klantenpotentieel regionaal 676.514,10 680.182,50 682.322,40 682.322,40 682.322,40 15e Leerlingen VO 1.270.666,80 1.266.517,20 1.264.738,80 1.262.960,40 1.250.808,00 15d Leerlingen (V)SO 201.106,31 201.106,31 201.106,31 201.106,31 201.106,31 38 Bedrijfsvestigingen 215.880,66 216.309,96 216.309,96 216.309,96 216.309,96 30 Historische woningen in bewoonde kernen 179.282,34 179.282,34 179.282,34 179.282,34 179.282,34 29 Historische woningen in bewoonde oorden 1930 65.469,21 65.469,21 65.469,21 65.469,21 65.469,21 27a Oppervlak historische kernen basisbedrag 25.471,36 25.471,36 25.471,36 25.471,36 25.471,36 31a ISV (a) stadsvernieuwing 7.879,88 7.879,88 7.879,88 7.879,88 7.879,88 31b ISV (b) herstructurering 5.756,99 5.756,99 5.756,99 5.756,99 5.756,99 36 Meerkernigheid 18.127,54 18.127,54 18.127,54 18.127,54 18.127,54 37 Meerkernigheid * bodemfactor buitengebied 29.666,22 29.749,28 29.751,72 29.754,16 29.756,60 36a Kernen met 500 of meer adressen 55.518,40 55.518,40 55.518,40 55.518,40 55.518,40 34 Oeverlengte * bodemfactor gemeente 3.720,60 3.726,96 3.726,96 3.726,96 3.726,96 32a Omgevingsadressendichtheid (vanaf 2016) 1.548.012,94 1.564.682,21 1.573.293,82 1.581.273,75 1.582.821,77 23 Oppervlakte bebouwing buitengebied * bodemfactor buitengebied 22 Oppervlakte bebouwing woonkernen * bodemfactor woonkernen 28.887,22 28.968,16 28.970,63 28.973,10 28.975,38 646.825,20 648.635,40 648.687,90 648.740,40 648.795,00 21 Oppervlakte bebouwing 136.103,86 136.351,18 136.351,18 136.351,18 136.351,18 23a Oppervlakte bebouwing buitengebied 18.213,21 18.213,21 18.213,21 18.213,21 18.213,21 22a Oppervlakte bebouwing woonkern 239.334,90 239.334,90 239.334,90 239.334,90 239.334,90 19 Oppervlakte binnenwater 1.487,60 1.498,40 1.515,60 1.515,60 1.515,60 16 Oppervlakte land 88.376,55 88.505,85 88.505,85 88.505,85 88.505,85 18 Oppervlakte land * bodemfactor gemeente 56.439,45 57.021,30 57.947,95 57.947,95 57.947,95 24a Woonruimten (vanaf 2016) 862.978,90 872.180,03 876.626,38 881.072,73 881.935,28 25a Woonruimten (vanaf 2016) * bodemfactor woonkernen 733.127,18 741.637,76 745.418,61 749.199,46 749.932,91 39 Vast bedrag 236.418,34 236.201,18 236.201,18 236.201,18 236.201,18 4

Subtotaal 21.201.110,80 21.264.503,11 21.385.661,70 21.483.019,39 21.529.327,78 Onderdeel C - Uitkeringsfactor (uf) Jaren 2016 2017 2018 2019 2020 Uitkeringsfactor 1,4470 1,4200 1,4270 1,4210 1,4220 Subtotaal (B x C (=uf)) 30.678.007,33 30.195.594,42 30.517.339,25 30.527.370,56 30.614.704,10 Onderdeel D - Uitgavenmaatstaven waarop de uitkeringsfactor niet van toepassing is Maatstaf 2016 2017 2018 2019 2020 61 Suppletieregeling OZB 87.476,00 65.607,00 43.738,00 21.869,00 0,00 56a Suppletie-regeling groot onderhoud verdeelstelsel 2e fase 32.137,00 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 56b Cumulatieregeling gemeentefonds (SU) 0,00 0,00 0,00-12.375,00 n.v.t. Subtotaal 119.613,00 65.607,00 43.738,00 9.494,00 0,00 Onderdeel E - Integratie- en decentralisatieuitkeringen waarop de uitkeringsfactor niet van toepassing is Maatstaf 2016 2017 2018 2019 2020 71 Impuls Brede scholen combinatiefuncties (DU) 130.824,00 130.824,00 130.824,00 130.824,00 130.824,00 113 Peuterspeelzaalwerk (DU) 55.636,00 55.636,00 55.636,00 55.636,00 55.636,00 170 Decentralisatie provinciale taken vergunningverlening, toezicht en handhaving (IU) 62.407,00 62.407,00 71.505,00 71.505,00 71.505,00 62 Wet maatschappelijke ondersteuning (IU) 2.543.607,00 2.714.508,00 2.714.508,00 2.714.508,00 2.737.145,00 103 Gezond in de stad (DU) 56.000,00 56.000,00 0,00 0,00 0,00 185 Huishoudelijke hulp toelage (DU) 408.653,00 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. 205 Voorschoolse voorziening peuters (DU) 16.719,00 33.437,00 50.156,00 66.874,00 83.593,00 Subtotaal 3.273.846,00 3.052.812,00 3.022.629,00 3.039.347,00 3.078.703,00 Onderdeel F - 3 Dâ s in het sociaal domein Maatstaf 2016 2017 2018 2019 2020 172 decentralisatie AWBZ naar WMO (IU) 5.502.208,00 4.818.987,00 4.478.369,00 4.424.845,00 4.398.980,00 173 decentralisatie jeugdzorg (IU) 6.945.850,00 6.393.925,00 6.510.959,00 6.520.782,00 6.547.789,00 174 decentralisatie Participatiewet (IU) 8.282.152,00 7.657.119,00 7.122.357,00 6.722.246,00 6.287.074,00 5

Subtotaal 20.730.210,00 18.870.031,00 18.111.685,00 17.667.873,00 17.233.843,00 Onderdeel G - Aanvullingen van de gebruiker Aanvullingen v/d gebruiker 2016 2017 2018 2019 2020 Subtotaal 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Totaal 50.810.496,80 48.167.564,50 47.618.294,96 47.105.459,93 46.726.177,16 Functie 921 30.080.286,80 29.297.533,50 29.506.609,96 29.437.586,93 29.492.334,16 Functie 923 20.730.210,00 18.870.031,00 18.111.685,00 17.667.873,00 17.233.843,00 6

7