Amendementen nota Grondgebonden veehouderij en duurzame locaties intensieve veehouderij Algemeen Ontwikkeling provinciaal beleid Provinciale Staten hebben op 22 maart jongstleden ingestemd met het voorstel om een provinciale maatlat (Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij) in te voeren die inhoudt dat uitbreiding van bebouwing of bouwvlak alleen mogelijk is als een veehouder voldoende punten op deze maatlat scoort. Er kan worden gescoord op de thema s volksgezondheid, dierenwelzijn, dierengezondheid, natuur en milieu. Verwacht wordt dat begin 2014 een wijziging van de Verordening ruimte in werking zal treden, waarmee de provinciale maatlat wordt ingevoerd. Alsdan zal de onderhavige gemeentelijke beleidsnota grotendeels, zo niet geheel, worden overruled door de provinciale verordening. Vanwege het zwaarwegende maatschappelijke belang van een duurzame veehouderij en vanuit het voorzorgsbeginsel op basis van de Wet publieke gezondheid is besloten niet te wachten totdat het provinciale beleid in werking is getreden, maar zal daarop vooruitlopend met het onderhavige gemeentelijke beleid worden gewerkt. Vooruitlopend op de invoering van de provinciale maatlat zal naar verwachting in juni van dit jaar reeds een wijziging van de Verordening ruimte in werking treden die onder andere inhoudt dat ook de bouwvlakken van grondgebonden bedrijven maximaal 1,5 ha groot mogen zijn (ontwerp bijgevoegd). Voorgesteld wordt alle lopende aanvragen aan deze aanstaande wijziging te toetsen, waarbij niet van belang is wanneer de aanvraag in ontwerp ter visie is gelegd of wanneer het plan zal worden vastgesteld. Dit gaat verder dan de provinciale overgangsregeling, waarin is bepaald dat wanneer een ontwerp voor 22 maart van dit jaar in ontwerp ter visie is gelegd en voor 1 juli van dit jaar is vastgesteld, de betreffende beperking niet van toepassing is. De amendementen, zoals die naar aanleiding van de conceptnota zijn tijdens de raadsvergadering d.d. 14 maart jongstleden zijn ingediend (waarop de portefeuillehouder het voorstel heeft teruggetrokken), alsmede het standpunt dat daarbij is geformuleerd, moeten telkens in het licht van bovengenoemde ontwikkelingen worden beschouwd. Voor meer informatie over die ontwikkelingen, kan het bijgevoegde statenvoorstel en de ontwerpwijziging ten aanzien van de maximale bouwvlakgrootte voor grondgebonden bedrijven worden geraadpleegd. 1
Planologisch karakter beleidsnota In de onderhavige beleidsnota worden uitsluitend enkele open normen uit de Verordening ruimte, waaraan bij afwijkingen van het bestemmingsplan moet worden getoetst (om zodoende een goede ruimtelijke ordening te waarborgen), op gemeentelijk niveau uitgewerkt. Ingrijpen in bestaande (vergunde) planologische situaties, zodat ook daar alsnog aan de MDV moet worden voldaan, is dan ook niet mogelijk op basis van de onderhavige nota. Voor de toekomst zullen de mogelijkheden voor het aanscherpen milieuvergunningen (omgevingsvergunning activiteit milieu ), om zo de uitstoot van schadelijke stoffen verder terug te dringen, verder worden onderzocht. Eventueel zal over (het benutten van) die mogelijkheden een afzonderlijke beleidsnota worden opgesteld. Op dit moment dient te worden opgemerkt dat in veel gevallen ingevolge het Besluit landbouw milieubeheer (inmiddels opgenomen in het Activiteitenbesluit) echter geen omgevingsvergunning milieu meer nodig is, maar dat een melding met, afhankelijk van soort en aantal dieren, een Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets fijn stof of m.e.r. volstaat. In die gevallen zullen de mogelijkheden om in te grijpen dan ook zeer beperkt zijn. Een en ander neemt niet weg dat hier de komende periode actief onderzoek naar zal worden gedaan. 2
Progressief Landerd Amendement 1 PL [...] met dien verstande dat: binnen een afstand van 250 meter vanaf gevoelige objecten geen ontwikkeling van intensieve veehouderijen plaatsvindt. Onder gevoelige objecten worden verstaan de in de nota opgenomen bebouwingsclusters. Onder ontwikkeling wordt verstaan een vergroting of vormverandering van het bouwvlak. De bedoeling is om in deze gebieden in principe geen medewerking te verlenen aan ontwikkelingen van veehouderijen, tenzij aan een tweetal harde voorwaarden wordt voldaan: na de ontwikkeling wordt tenminste aan het ambitieniveau van de ruimtelijk relevante aspecten in de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) voldaan en uit een individuele gezondheidseffectscreening blijkt dat er geen overwegende bezwaren bestaan. Op die manier kan worden voorkomen dat deze bedrijven de huidige planologische mogelijkheden ten volle gaan of blijven benutten, zonder dat daar een duurzaamheidsslag mee gepaard gaat. 3
Amendement 1 PL (vervolg) bij ontwikkelingen tot 1.000 meter tussen een bedrijf en gevoelige objecten een aanvullende gezondheidskundige risicobeoordeling moet worden uitgevoerd. Akkoord. De beleidsnota wordt hierop aangepast. Omdat door deze wijziging in nagenoeg het hele buitengebied de randvoorwaarde van een individuele gezondheidseffectscreening (GES) zal gelden, zal de zonering waarbinnen zo n GES moet worden uitgevoerd, verdwijnen. Het instrument gezondheidseffectscreening, dat op dit moment door de GGD in samenwerking met de gemeenten Oirschot, Reusel De Mierden en Gemert Bakel wordt ontwikkeld, zal naar verwachting eind april van dit jaar beschikbaar zijn. Er wordt overleg gepleegd met de GGD over de manier waarop de GGD zal adviseren (normering en oordeelsvorming), alsmede over de gemeentelijk toetsing van dergelijke aanvullende adviezen. De uitkomsten van dit overleg zullen in de aangepaste nota worden weergegeven. Overigens hebben de aanstaande veranderingen in provinciaal beleid (zie onder het kopje Ontwikkeling provinciaal beleid op p. 1 en de bijlagen) ertoe geleid dat de onderhavige randvoorwaarde niet alleen bij ontwikkelingen van intensieve veehouderij zal gelden, maar ook bij ontwikkelingen van grondgebonden veehouderij voorwaardelijk zal worden gesteld. De nota wordt ook op dit punt aangepast. 4
Amendement 1 PL (Vervolg) elke ontwikkeling van intensieve veehouderij moet voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij. Akkoord. De nota wordt hierop aangepast. Niet uit het oog mag worden verloren dat niet elk onderdeel van de MDV ruimtelijke relevantie heeft. Met dit gegeven moet rekening worden gehouden bij de borging van de randvoorwaarde in ruimtelijke besluiten. Indien daarin de voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen dat aan de gehele MDV moet worden voldaan, is het mogelijk dat een dergelijk besluit op dit onderdeel bij de rechter sneuvelt. De praktijk moet uitwijzen hoe hier het beste mee om kan worden gegaan. Omdat door deze wijziging in het hele buitengebied de randvoorwaarde van de MDV zal gelden, zal ook deze zonering verdwijnen. Daardoor vervalt de hele gebiedsindeling (kaart) die als bijlage bij de nota is opgenomen. 5
Amendement 2 PL [...] met dien verstande dat: bij uitbreiding eisen worden gesteld aan daadwerkelijke beweiding van de veestapel. Met als minimumnorm 120 dagen per jaar minimaal 6 uur per dag. De wens om meer dieren in de wei te zien, wordt onderschreven. Om die reden wordt weidegang gestimuleerd door de randvoorwaarde van een minimale huiskavel bij grondgebonden veehouderijen op te nemen. De gemeente beschikt echter niet over instrumenten om sec weidegang af te dwingen. De licenties/certificaten worden namelijk door de Stichting Weidegang afgegeven aan de zuivelbedrijven en niet aan de afzonderlijke veehouderijen. Het zogenaamde controleplan van een zuivelbedrijf bevat o.a. een register van melkveehouders die weidemelk leveren, doch het vraagt te veel administratieve rompslomp om daar als gemeente toezicht op te houden. Weidegang is dan ook niet redelijkerwijs controleerbaar/handhaafbaar. Bovendien is dit fraudegevoelig en is zeer de vraag of deze randvoorwaarde ruimtelijke relevantie heeft, waardoor borging in ruimtelijke besluiten risicovol is. 6
Amendement 2 PL (vervolg) de vereiste minimale huiskavel wordt aangepast naar 0,250 ha per koe. Akkoord, als randvoorwaarde voor grondgebondenheid bij meer dan 200 koeien. Bedrijven met 200 of minder koeien worden geacht grondgebonden te zijn. 7
Amendement 2 PL (vervolg) daar waar bedrijven groter willen worden dan 1,5 ha en meer dan 200 stuks rundvee een locatietoets wordt uitgevoerd om te beoordelen of doorgroei wenselijk is. Naar verwachting zal medio 2013 een wijziging van de Verordening ruimte in werking treden die onder andere inhoudt dat ook de bouwvlakken van grondgebonden bedrijven maximaal 1,5 ha groot mogen zijn (zie onder het kopje Ontwikkeling provinciaal beleid op p. 1 en bijlage), waardoor het eerste criterium (> 1,5 ha) geen relevantie meer heeft. Voor het overige kan worden ingestemd met het amendement. Er zal altijd een integrale afweging plaatsvinden. Een locatietoets vormt daar onderdeel van. Indien er sprake is van meer dan 200 koeien, moet na de ontwikkeling bovendien aan de ambitieniveaus van de ruimtelijk relevante aspecten in de MDV worden voldaan. De nota wordt hierop aangepast. 8
Amendement 2 PL (vervolg) daar waar bedrijven groter willen worden dan 1,5 ha en meer 200 stuks rundvee een toets op bedrijfseconomische noodzaak wordt uitgevoerd. Zie het standpunt ten aanzien van het amendement onder de vorige bullet. Een toets op bedrijfseconomische noodzaak/haalbaarheid maakt onderdeel uit van de integrale afweging. De randvoorwaarde van een dergelijke toets volgt overigens rechtstreeks uit artikel 2.1 (zorgplicht bij elke ontwikkeling), artikel 6.4 (voor grondgebonden veehouderij in de groenblauwe mantel) en 8.3 (voor grondgebonden veehouderij in agrarisch gebied) van de Verordening ruimte en hoeft strikt genomen dan ook niet op gemeentelijk niveau te worden geregeld. De commissie Advies Agrarische Bouwaanvragen (AAB) kan concrete initiatieven zo nodig op dit aspect beoordelen. Een en ander zal in de nota worden verduidelijkt. 9
Amendement 2 PL (vervolg) daar waar deze toetsen positief zijn, een koppeling wordt gelegd tussen de vergroting van het bouwblok en de Maatlat Duurzame Veehouderij. Provinciale Staten hebben op 22 maart jongstleden ingestemd met het voorstel om een provinciale maatlat (Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij) in te voeren die inhoudt dat uitbreiding van bebouwing of bouwvlak alleen mogelijk is als een veehouder voldoende punten op deze maatlat scoort. Er kan worden gescoord op de thema s volksgezondheid, dierenwelzijn, dierengezondheid, natuur en milieu. Verwacht wordt dat begin 2014 een wijziging van de Verordening ruimte in werking zal treden, waarmee de provinciale maatlat wordt ingevoerd. Alsdan zal de onderhavige gemeentelijke beleidsnota grotendeels, zo niet geheel, worden overruled door de provinciale verordering. Vanwege het zwaarwegende maatschappelijke belang van een duurzame veehouderij en vanuit het voorzorgsbeginsel op basis van de Wet publieke gezondheid is besloten niet te wachten totdat het provinciale beleid in werking is getreden, maar zal daarop vooruitlopend met het onderhavige gemeentelijke beleid worden gewerkt. Vooruitlopend op de invoering van de provinciale maatlat, zal ook na een ontwikkeling naar meer dan 200 melkkoeien aan de ambitieniveaus van de ruimtelijk relevante aspecten in de MDV moeten worden voldoen. 10
Amendement 2 PL (vervolg) een bouwblok van 2,5 ha het maximum is. Naar verwachting zal in juni van dit jaar een wijziging van de Verordening ruimte in werking treden die o.a. inhoudt dat ook de bouwvlakken van grondgebonden bedrijven maximaal 1,5 ha groot mogen zijn (zie onder het kopje Ontwikkeling provinciaal beleid op p. 1 en bijlage). Het is dan ook niet meer noodzakelijk op gemeentelijk niveau een maximale bouwvlakgrootte te hanteren. Voorgesteld wordt alle lopende aanvragen aan deze aanstaande wijziging te toetsen, waarbij niet van belang is wanneer de aanvraag in ontwerp ter visie is gelegd of wanneer het plan zal worden vastgesteld. Dit gaat verder dan de provinciale overgangsregeling, waarin is bepaald dat wanneer een ontwerp voor 22 maart van dit jaar in ontwerp ter visie is gelegd en voor 1 juli is vastgesteld, de betreffende beperking niet van toepassing is. Een en ander zal in de nota worden opgenomen. 11
Reekse Politieke Partij Amendement 1 RPP [...] met dien verstande dat: tevens wordt besloten om het GGD advies volledig over te nemen in de beleidsnota. Zie het standpunt onder de eerste twee bullets ten aanzien van het eerste amendement van Progressief Landerd. 12
Amendement 2 RPP tevens wordt besloten tot het instellen van een plafond om zo te voorkomen dat het totale aantal landbouwhuisdieren (nge) dat in Landerd wordt gehouden in de toekomst verder zal stijgen. Het aantal dieren is niet ruimtelijk relevant, waardoor dit onmogelijk in planologische besluiten kan worden geborgd. Indirect gebeurt dit uiteraard wel doordat een maximale bouwvlakgrootte wordt gehanteerd. In combinatie met toepassing van de MDV bij planologische wijzigingen en van de Beste Beschikbare Technieken in het het milieuspoor wordt het aantal landbouwdieren sterk gereguleerd. Ten overvloede wordt opgemerkt dat Arcadis in diens onderzoeksrapport Sturingsmogelijkheden omvang veestapel heeft beschreven dat een provinciaal stelsel van dierrechten tot de mogelijkheden behoort, doch dat ook de provincie hier vooralsnog echter niet voor lijkt te kiezen (zie onder het kopje Ontwikkeling provinciaal beleid op p. 1 en de bijlagen). 13
Amendement 3 RPP tevens wordt besloten dat uitsluitend meegewerkt zal worden aan toekomstige uitbreiding van bedrijven in het zoekgebied voor waterretentie indien de hogere overheden hiervoor een verklaring van geen bezwaar afgeven. Uit de Wet ruimtelijke ordening en de Verordening ruimte volgt dat B&W, voordat zij beslissen op een vergunningaanvraag, het betrokken waterschapsbestuur raadplegen. De beoordeling door het waterschap is gericht op het effect van de ingreep op het waterbergend vermogen van het gebied. Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, of bij de wijziging of uitwerking daarvan, is het waterschap in het kader van de watertoets betrokken zodat is geborgd dat het waterbergend vermogen van het gebied niet wordt aangetast. Wanneer een ondernemer binnen het betreffende gebied wil ontwikkelen, valt het onder diens ondernemersrisico wanneer er schade ontstaat. Hier is geen provinciaal of rijksbelang mee gemoeid. Een verklaring van geen bedenkingen van een hogere overheid is dan ook niet wettelijk geregeld. Zie wellicht ten overvloede de beoordelingstabel duurzame locaties (bijlage bij nota) over het Reserveringsgebied voor waterberging : Duurzame locaties zijn mogelijk, mits de capaciteit van het reserveringsgebied voor waterberging of afvoer of een efficiënte en duurzame inrichting hierdoor niet of nauwelijks wordt beperkt. De zoekgebieden regionale waterberging houden geen beperking in voor de in het buitengebied gebruikelijke bebouwing. Zie ook de beoordelingstabel duurzame locaties over het Lange termijnreservering rivierbed : Duurzame locaties zijn mogelijk, mits de lange termijnreservering geen beperking inhoudt voor de in het buitengebied aanwezige bebouwing. Bestaande rechten worden gerespecteerd. Aan uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijen zal over het algemeen medewerking kunnen worden verleend. Omschakeling naar een intensieve veehouderij is echter niet wenselijk vanuit de gedachte om in deze gebieden (grootschalige) kapitaalintensieve ontwikkelingen tegen te gaan. De overstromingsfrequentie van de uiteindelijk aan te wijzen gebieden is naar verwachting relatief gering, maar de impact hiervan kan behoorlijk groot zijn. Bij definitieve aanwijzing/begrenzing van deze gebieden zal hierover meer duidelijkheid bestaan. Dan zullen ook de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden nader worden vastgelegd. Wanneer een gebied feitelijk geschikt gemaakt wordt voor inzet ten behoeve van rivierverruiming zullen passende maatregelen voor de hierbinnen gelegen bedrijven genomen moeten worden. (Bron: Beoordelingskader duurzame locaties, provincie Noord Brabant) 14
Amendement 4 RPP de Maatlat Duurzame Veehouderij toepasbaar te verklaren als toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkeling zowel bij nieuwe als bestaande situaties. Bij ontwikkelingen worden de ambitieniveaus van de ruimtelijk relevante aspecten van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) voorwaardelijk gesteld. Zie onder het kopje Planologisch karakter beleidsnota op p. 2 voor wat betreft het ingrijpen in bestaande (vergunde) situaties. 15