Gebruik van PET-CT en MRI bij de radiotherapeutische behandeling van gynaecologische maligniteiten



Vergelijkbare documenten
Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Rectum Library of Plans Maatwerk voor rectum behandelingen

UvA-DARE (Digital Academic Repository) (Un-)certainties in radiotherapy of rectal cancer Nijkamp, J.A. Link to publication

cmb3 - Medische beeldvorming in de radiotherapie Maart 2017 Silvia Enders

Pien de Haas en John de Klerk nucleair geneeskundigen Meander Medisch Centrum Amersfoort. 2e Mammacongres 28 januari 2011 Harderwijk

Pinnacle Auto-Planning voor prostaat VMAT Ervaringen uit het Radboudumc. dr. ir. Ellen Brunenberg, klinisch fysicus Themadag CZE, 17 maart 2016

Evolutie van 10 jaar oncologie:

Hoge precisie radiotherapie in hoofd- en halsregio. Hoe en waarom?

Een goede voorbereiding is het halve werk. Erik Vegt Nucleair geneeskundige Antoni van Leeuwenhoek AVL symposium 2014

Gynaecologisch-oncologische Studies. Gynaecongres 11 november Focus Radiotherapie. R.A. Nout Radiotherapeut-Oncoloog Namens LPRGT

MR-LINAC: ZIEN WAAR JE STRAALT ANJA BETGEN, MSC SENIOR MEDISCH BEELDVORMINGS- EN BESTRALINGSDESKUNDIGE (MBB)

De indicatoren omtrent borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn :

Wat is kwaliteitscontrole in de radiotherapie? Caroline Weltens UZ Gasthuisberg Leuven

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting en toekomst perspectief

Samenvatting S a m e n v a t t i n g

Eline Deurloo Correlation of diagnostic breast imaging data and pathology: application to diagnosis and treatment

Nieuwe ontwikkelingen in de mammadiagnostiek

PORTEC 4a studie. Landelijke brachy laboranten dag 17 november 2017

Implementatie en quality assurance van state-of-the-art radiotherapie voor gevorderd cervixcarcinoom in Nederland: een kwaliteitsbevorderingsproject

Chapter 8. Nederlandse samenvatting

Het imagen van tumor heterogeniteit bij een patiënte met borstkanker: FEScinerend

Samenvatting. I-125 zaadimplantaten voor brachytherapie van de prostaat; Fysische eigenschappen en relaties met kwaliteit van leven na implantatie.

Radiotherapie bij prostaatkanker: een stralende toekomst. Karin Haustermans

Project Kwaliteitsindicatoren Borstkanker

Stereotactische leverbestraling: De werkmethodes en onnauwkeurigheden: SRT Symposium Utrecht 2016

Nederlandse samenvatting

Impact van MRI informatieop de bestralingvan oligo-lymfekliermetastasen

Improving radiation dose delivery for moving targets using image guidance Rooijen, D.C. van

Stereotactische radiotherapie voor stadium I niet-kleincellig longcarcinoom: Uitkomsten op patiënten- en populatieniveau.

Meer sparend bestraling van de axilla? Less is more (than enough) Nicola Russell

FAST-Planning en AutoPlanning in Pinnacle. Eugène Damen

STRAAL MET JE HART, STRAAL MINDER HART

Technologie voor Gezondheid bijeenkomst. Haagse Hogeschool 8 oktober 2018, Delft. Gerson Struik, arts-onderzoeker Chirurgie

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: BORSTKANKER Fase 1: validatie van de individuele resultaten Ziekenhuis 86

Radiotherapie voor niet-medici. dr Paul Meijnders dr Frederik Van Daele

Prognostische factoren in patiënten met 1-3 positieve okselklieren; MammaPrint en Adjuvant! online

Protonen Radiotherapie Een innovatie binnen handbereik

longcarcinoom: stadiëring en behandeling

2. KOSTENEFFECTIVITEIT PET/CT IN STADIUM III/IV PATIËNTEN (met behulp van scenario analyses)

SBRT niercelcarcinoom (RCC) Jochem Hes Spec. laborant Treatment Planning

Beeldvorming bij oligometastasen met nadruk op PET/CT. Presentatie. PET/CT voor detectie van metastasen

Stadiering en triple diagnostiek van borst en oksel. Dr. P. Berteloot 10/2011

10 e NKI AvL Mammasymposium

Hoewel de incidentie van maagkanker daalt, staat het wereldwijd nog immer op de

voor hersenmetastasen. Optimale kwaliteit. Hersenmetastasen behandeling. Definitie. Stereotactische radiotherapie

Staat de radiotherapie indicatie ook vast na een complete respons op NAC?

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 75

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 78

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 85

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( ) Individueel feedbackrapport Ziekenhuis 16

Beleidsdag ZOL 2 december Dr. Paul Bulens

Samenvatting. Samenvatting

ILC > 3 cm: neoadjuvante chemotherapie heeft geen nut! Sabine C. Linn, MD PhD Divisies Medische Oncologie en Moleculaire Biologie

Minder chirurgie na neo adjuvante chemotherapie?

De waarde van MRI bij DCIS

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( )

PET-onderzoeken. Nationale diagnostische referentieniveaus in de nucleaire geneeskunde. Tweede iteratie ( )

Analysis of Temporal Mammogram Pairs to Detect and Characterise Mass Lesions

NABON Breast Cancer Audit (NBCA)

J. Mamma aandoeningen. Inhoudsopgave 01 J 02 J 03 J 04 J 05 J 06 J 07 J 08 J 09 J 10 J 11 J 12 J 13 J 14 J 15 J 16 J 17 J 18 J 19 J

Radiotherapie voor Gynaecologische tumoren. Dr. Remi A. Nout

endometrium carcinoom in Nederland

Dosisverdeling in OAR door inwendige beweging bij prostaat SBRT. Marjan Faasse

De indicatoren over borstkanker, die in kader van het VIP²-project worden opgevolgd zijn:

Vlaams Indicatoren Project VIP²

az groeninge scoort zeer goed op de borstkankerindicatoren uit VIP²

Voorspellende waarde van HE4 bij een complexe ovarium cyste ROELIEN VAN DE VRIE ARTS ONDERZOEKER

Radiotherapie bij het gemetastaseerd niercelcarcinoom. Dr Nathalie Meireson Universitaire Radiotherapie Antwerpen 28/02/2013

Radiotherapie bij het pancreascarcinoom. Hanne Heerkens, AIOS radiotherapie 25 maart 2019

KWALITEITSINDICATOREN VOOR ONCOLOGIE: INVASIEVE BORSTKANKER ( )

Detection of malignant masses in breast cancer screening by computer assisted decision making

Image-guided stereotactic radiotherapy for early stage lung cancer: techniques and clinical outcomes. Samenvatting

Mamma diagnostiek: Een paar dilemma s in de spreekkamer

STEREOTACTISCHE RADIOTHERAPIE BIJ OLIGOMETASTASEN

microselectron Digital en Flexitron connectiviteit Antwerpen, 31 Mei 2013 Arno Rood, Nucletron Veenendaal

Cover Page. Author: Wiltink, Lisette Title: Long-term effects and quality of life after treatment for rectal cancer Issue Date:

Nederlandse samenvatting

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Proefpersoneninformatie

UvA-DARE (Digital Academic Repository) Tissue microarray in prognostic studies on vulva cancer Fons, G. Link to publication

Protonen therapie & hersentumoren

Samenvattingen en Conclusies

Patiënteninformatiebrief EMBRACE II:

Radiotherapie. Preoperatieve radiotherapie bij endeldarmkanker

Aandeel van patiënten met invasieve borstkanker waarbij een ER, PR en/of HER2 statusbepaling werd uitgevoerd vóór enige systemische behandeling

Lymfeknoop dissectie in borstcarcinoom, diagnostiek of therapie? Wim Demey, medische oncologie, Borstkliniek voorkempen

hoofdstuk twee hoofdstuk drie

Overbehandeling in radiotherapie. Prof. Dr. Caroline Weltens

IMRT planning in UMC Utrecht: van autoplanning naar real-time planaanpassingen

To screen or not to screen:

10. Overzicht activiteiten Senologische oncologie

EIERSTOKKANKER FACTSHEET. Wat is eierstokkanker?

Cervixcarcinoom. PROTOCOL Centrum Gynaecologische Oncologie Amsterdam RICHTLIJNEN VOOR ONDERZOEK EN BEHANDELING VAN MALIGNE TUMOREN VAN DE CERVIX

Samenvat ting en Conclusies

Nederlandse samenvatting en toekomstperspectieven

Betere kwaliteit = betere uitkomst van zorg?

Rontgenfoto s Mammografie

Transcriptie:

Gebruik van PET-CT en MRI bij de radiotherapeutische behandeling van gynaecologische maligniteiten Kelly Hunnego, MBB er en research medewerker, Radiotherapiecentrum West, Den Haag Emmy Lamers, MBB er en research medewerker, Lectoraat Medische Technologie, Hogeschool Inholland, Haarlem P.C.M. Koper, radiotherapeut, T.C. Stam, radiotherapeut, Radiotherapiecentrum West, Den Haag Met dank aan M. Bloemers, radiotherapeut, NKI-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, Amsterdam Korte samenvatting Het doel van het onderzoek is om te bepalen welke voordelen de fusie van PET-CT en MRI-CT hebben in het voorbereidingstraject van de behandeling van de gynaecologische patiënt met radiotherapie ten opzichte van CT alleen. Hierbij is gekeken naar voordelen met betrekking tot intekenen van doelvolumina en risico organen, effecten op intekenvariaties en ook de effecten op het bestralingsplan. Vooral MRI blijkt nuttig te zijn voor de intekening van lymfeklieren, het gebruik van PET in combinatie met CT laat een afname van het doelvolume zien van de primaire tumor. Bij het maken van het bestralingsplan wordt het gebruik van één van beide modaliteiten daarom aanbevolen. Kelly Hunnego Inleiding De afgelopen jaren is belangrijke vooruitgang geboekt bij de behandeling van gynaecologische maligniteiten. Met betrekking tot radiotherapie hebben de introductie van IMRT bij uitwendige radiotherapie, het gebruik van MRI voor brachytherapie en ook het gebruik van FDG-PET in het diagnostische voortraject bijgedragen aan een verhoging van de kwaliteit van de behandeling [1,2]. Eén van de belangrijkste onderdelen van de behandeling met radiotherapie blijft het intekenproces, waarbij het doelvolume en risico-organen worden ingetekend door de radiotherapeut. Het gebruik van aanvullende beeldvormende technieken, zoals MRI en FDG-PET, bij de primaire CT maken het mogelijk om het tumorvolume goed in kaart te brengen. Ook voor gynaecologische maligniteiten wordt het nut van deze beeldvormende modaliteiten door diverse studies bevestigd [3]. Wat het effect van MRI en FDG-PET is op de intekenvariatie tussen radiotherapeuten, of welke dosimetrische consequenties dit heeft op de resultaten in het bestralingsplan, is volgens het huidige literatuuraanbod nog niet bekend. Het doel van dit onderzoek was om de voordelen van MRI en FDG- PET ten aanzien van ingetekende doelvolumina, de effecten op de intekenvariaties en tevens op het bestralingsplan nader te onderzoeken. Januari 2014 jaargang 64 nummer 1 pagina 3

Tabel 1: Overzicht van gegevens studie patiënten Variable Level Number of patients (%) All patients 8 (100) Age Mean (range) 60 (46-79) Diagnosis FIGO stage Histology Nodal involvement Cervix carcinoma Vaginal carcinoma I II IIIa IIIb IV Squamous cell carcinoma Adenocarcinoma Other Common iliac only Lower para-aortic with/without common iliac nodes Upper para-aortic with/ without iliac/lower para-aortic lymph nodes Methode In de periode van juni 2011 tot december 2011 zijn 8 patiënten geselecteerd met een cervix- dan wel een vaginacarcinoom, FIGO- stadium II tot IIIB volgens de International Federation of Gynecology and Obstetrics stadiëring. De gemiddelde leeftijd van deze patiëntengroep was 60 jaar met een variatie van 46 tot 79 jaar. Bij zes van deze patiënten werd een cervixcarcinoom gediagnosticeerd, bij twee patiënten een vaginacarcinoom. Bij drie patiënten werden lymfekliermetastasen gedetecteerd op de PET- CT, bij één patiënt waren tevens de para-aortale lymfeklieren aangedaan (Tabel 1). De patiënten zijn behandeld met een combinatie van uitwendige radiotherapie, (HDR) brachytherapie en wekelijks chemotherapie met Cisplatin. Voor uitwendige radiotherapie werd gebruik gemaakt van een IMRT techniek met een totaaldosis van 46Gy in fracties van 1.8-2.0Gy. Voor brachytherapie werd een dosis van 18-21Gy in fracties van 6.0-7.0Gy toegepast. Totaaldosis en fractioneringschema werden afgestemd op de verwachte toxiciteit tijdens de behandeling. Procedure voorbereiding De patiënten hebben een FDG-PET-CT en een MRI onderzoek ondergaan als voorbereiding op de behandeling met radiotherapie. Beide onderzoeken zijn in rugligging, op een vlak tafelblad en in bestralingshouding uitgevoerd met een zo 6 (75%) 2 (25%) 3 (37.5%) 2 (25%) 3 (37.5%) 0 8 (100%) 0 0 2 (25%) 1 (12.5%) reproduceerbaar mogelijke volle blaas. Alle patiënten kregen een drinkinstructie mee voor de gehele behandeling. Hierbij diende de patiënt één uur van tevoren uit te plassen en twee grote glazen water te drinken. Voorafgaand aan het PET-CT onderzoek, werden patiënten ingespoten met een hoeveelheid 18F-Fluorodeoxyglucose, afhankelijk van gewicht en lengte. 75 minuten na toediening van het radiofarmacon zijn de PET- en CT-scan gemaakt. Gezien de mogelijkheid van afstandsmetastasen, is voor een scangebied gekozen vanaf de orbita tot halverwege de femurkoppen. Afhankelijk van het aantal bedposities, bedroeg de scantijd ongeveer 20 minuten. Bij het PET-CT onderzoek is een tampon ingebracht om de vaginatop aan te geven. MRI beelden zijn vervaardigd met de 1,5 Tesla Siemens Magnetom Symphony syngo MR A35 van het Medisch Centrum Haaglanden. T2 gewogen Turbo Spin Echo en Gradiënt Echo opnames zijn vervaardigd in zowel axiale als sagittale richting. Door middel van coils werd getracht de beeldkwaliteit te verbeteren ter plaatse van het doelvolume. Procedure intekenstudie De MRI en PET-CT datasets werden vervolgens geïmporteerd in het RCWEST planningssysteem. Het RCWEST, locatie Leyweg, maakt gebruik van Pinnacle versie 8.0m (Philips Healthcare). Alle beelden zijn automatisch gefuseerd in het planningssysteem op basis van grijswaarden en, indien nodig, handmatig aangepast op botstructuren en iliacale vaten. De fusies van zowel fysicus beoordeeld. Drie radiotherapeuten, twee van het Radiotherapie Centrum West en één van het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis, hebben doelvolumina ingetekend op de primaire CTscan, de fusie MRI- CT en de fusie PET-CT. Bij het definiëren van het clinical target volume (CTV) is het RCWEST medisch protocol voor gynaecologische maligniteiten gebruikt [2][4]. Het CTV is in dit onderzoek gedefinieerd als de primaire tumor (CTVpr) en lymfeklieren (CTVLN). De bepaling van CTVPR is afhankelijk van FIGO stadium, CTVLN is gedefinieerd als de lymfeklieren rond de iliacale vaten tot aan de bifurcatie. Indien lymfeklieren werden aangetoond op (PET-) CT dan zijn de hoogst aangedane klieren ook meegenomen in het CTVLN. Risico-organen zijn in dit onderzoek ingetekend door MBB ers en gecontroleerd door de radiotherapeuten. Onder andere het rectum, anus, dunne darm regio en de blaas zijn hier gebruikt bij de IMRT planning optimalisatie. Statistische analyse Om de effecten van MRI en PET op de ingetekende volumes te beoordelen, zijn de Conformity Index (CI) en de Lesion Coverage Factor (LCF) berekend[3]. De CI geeft de mate van overeenkomst tussen het MRI-CT CTV en PET-CT CTV weer, de LCF werd berekend om de mate van overlap tussen de volumes te bepalen: Conformity Index = CTV MRI Vol LCF = CTV PET Vol Overlap tussen CTV MRI-CT en CTV FDG PET-CT CTV FDG PET-CT Tevens is een gepaarde t-test in SPSS uitgevoerd. Een p waarde < 0.05 is aangehouden als een significant verschil. Om de mate van overeenkomst en variaties in ingetekend doelvolume (cm 3 ) op CT, MRI-CT en PET-CT tussen de radiotherapeuten te analyseren, zijn standaard deviaties berekent. Om de kwaliteit van de dosisverdelingen in het pagina 4 Januari 2014 jaargang 64 nummer 1

Figuur 1: Gemiddelde (mean) volume CTVLN. Figuur 2: Gemiddelde volume CTVLN per patiënt. bestralingsplan te beoordelen en tevens de effecten van MRI-CT en PET-CT structuren op de target coverage te kunnen bepalen, is gebruik gemaakt van een Conformity index (CI) volgens de RTOG [5],[6]: Conformity index RTOG = V RI PTV V RI = reference isodose volume (cm 3 ), waarbij RI wordt gedefinieerd als 95% van de voorgeschreven dosis PTV = planning target volume (cm 3 ). Planningsstudie Van acht patiënten is voor de uitwendige radiotherapie een bestralingsplan vervaardigd op basis van ingetekende structuren op de CT-scan. Om de effecten van zowel MRI als PET op target coverage en dosis in risico organen te analyseren, werden drie patiënten opnieuw gepland op basis van structuren ingetekend op MRI-CT en PET-CT. Per patiënt hebben vier laboranten een bestralingsplan vervaardigd met behulp van het RCWEST IMRT planningsprotocol voor gynaecologische maligniteiten. De gemiddelden van deze resultaten zijn meegenomen in de analyse. Het RCWEST IMRT planningsprotocol betreft een planningstechniek waarbij gebruik gemaakt wordt van 7 bundels met een energie van 10MV. Om het tongue and groove effect zoveel mogelijk te beperken is een collimatordraaiing van 6 graden in elke bundel toegepast. De minimale segmentgrootte bedraagt 25cm 2 en een minimale waarde van 4ME per segment. De lijst met objectives bestaat uit richtlijnen voor het doelvolume, kritieke organen en hulpstructuren. Hulpstructuren, zoals een ring om het PTV en kritieke organen zonder de overlap van het PTV, zijn in dit onderzoek vooral gebruikt om hoge dosisgradiënten te creëren. Hierbij wordt het doelvolume optimaal behandeld en risico organen blijven zoveel mogelijk gespaard. Resultaten Effect van MRI en FDG-PET op CTV lymfeklieren (CTVLN) De gemiddelde volumina van CTVLN op de primaire CT, de MRI-CT en de FDG PET-CT-scan zijn weergegeven in Figuur 1. De gemiddelden komen voor de primaire CT uit op 327 cc (160-513 cc), voor de MRI-CT op 206 cc (72-359 cc) en voor de PET-CT op 336 cc (160-508 cc). Tussen de patiënten werden grote verschillen in volumina geconstateerd, dit kwam door variatie in FIGO stadium en, in sommige gevallen, positief aangetoonde lymfeklieren (figuur 2). Bij drie patiënten werden positieve klieren aangetoond op de PET-CT, twee van deze patiënten hadden positieve klieren in de paraaortale, mesenteriale en kleine bekken regio. Dit leverde een toename op van het ingetekende doelvolume (CTVLN) en tevens een toename van de standaard deviatie (SD). Bij de patiënten waar geen positieve lymfeklieren werden gedetecteerd lag het gemiddelde volume veel lager (<300 cc). Tussen CT -en PET-CT -scan kunnen geen grote verschillen worden aangetoond. De PET-CT beelden worden alleen gebruikt indien er positieve klieren aanwezig zijn. Bij 63% van de patiënten werden geen lymfeklieren aangetoond, de primaire CT-scan werd gebruikt om CTVLN in te tekenen. Het gebruik van MRI-CT-scan laat hier een duidelijke afname zien van het CTVLN bij vrijwel alle patiënten. Het gemiddelde volume van CTVLN varieert bij de MRI-CT van 72-274 cc voor 6 van de 7 patiënten. Patiënt 2 heeft wegens gezondheidsredenen geen MRI ondergaan, hiervan zijn dus ook geen data verkregen. Gebaseerd op voornoemde resultaten laat het gebruik van MRI-CT een afname van het gemiddelde CTV zien en tevens een afname van de SD ten opzichte van de resultaten op volumina van de primaire CT beelden (p=0,041). De gemiddelde Conformity Index (CI) van MRI-CT en PET-CT was 0,7 ± 0,5 met een gemiddelde Lesion Coverage Factor (LCF) van 0,4 ± 0,2. De gemiddelde ingetekende volumina van CTVLN per radiotherapeut zijn ook geanalyseerd. De resultaten laten grote verschillen zien in gemiddelde doelvolumina tussen de radiotherapeuten op de primaire CT, de MRI-CT en PET-CT dataset. Opvallend is dat gemiddelde doelvolumina op CT, MRI-CT en PET-CT bij arts 3 vrijwel gelijk zijn, ongeacht het gebruik van de extra informatie van MRI en PET beelden. Effect van MRI en FDG-PET op CTV van de primaire tumor(ctvpr) De gemiddelde volumina van het CTVPR op CT, de MRI-CT en de FDG PET-CT-scan staan weergegeven in Figuur 4. De gemiddelden van CTVPR komen voor de primaire CT uit op 240 cc (125-442 cc), voor de MRI-CT op 186 cc (96-401 cc) en voor PET-CT op 153 cc (68-227 cc). Figuur 3: Gemiddelde (mean) volumes CTVPR. Januari 2014 jaargang 64 nummer 1 pagina 5

Figuur 4: Gemiddelde volumes CTVPR per patiënt. Tussen de patiënten worden wederom grote verschillen in volumina geconstateerd, dit wordt gerelateerd aan variatie in FIGO stadium (Figuur 4). Patiënt 1 werd gediagnosticeerd met een stadium IIIa en had tevens invasie in het parametrium, de blaas en een deel van het rectum. Dit verklaart de grootte van het CTV. Er werd een duidelijke toename gezien van de SD bij grotere ingetekende volumina (>400 cc). Het gebruik van MRI-CT laat geen duidelijke relatie zien met toe- of afname van CTVPR. Het gebruik van PET-CT echter, laat een duidelijke afname zien van het gemiddelde volume ten opzichte van de primaire CT (p= 0,022). De gemiddelde CI hier is 1,4 ± 0,4 met een gemiddelde LCF van 0,3 ± 0,2. Vergeleken met de CI van CTVLN (CI= 0,7 ± 0,5), lijken de ingetekende volumina van CTVPR meer overeenkomsten te hebben op de MRI-CT en de PET-CT beelden. Ook hier zijn de volumina per radiotherapeut geanalyseerd en wederom zijn er grote verschillen op te merken. Bij twee van de drie radiotherapeuten is een afname van het gemiddelde volume te zien bij gebruik van de MRI- CT en PET-CT beelden, bij de derde arts zijn alle volumina vrijwel gelijk. DVH analyse (deel 1) Van alle patiënten zijn vervolgens bestralingsplannen vervaardigd. Eerst met behulp van ingetekende structuren op de primaire CTscan, zoals de huidige klinische plannen worden vervaardigd. De doelvolumina ingetekend op de MRI-CT en de PET-CT zijn hier niet meegenomen in de optimalisatieprocedure, maar wel beoordeeld bij de analyse van het plan in de DVH. Vervolgens zijn, gezien de benodigde tijd voor deze planningswerkzaamheden, van drie patiënten nieuwe planningen gemaakt met behulp van structuren ingetekend op de MRI-CT en de PET- CT-scan. De resultaten van deze planningen zijn geanalyseerd op dose coverage en dosis in de risico organen. Dose coverage van Planning Target Volume Figuur 5 geeft de dosecoverage weer van het planning target volume (PTV) van de lymfeklieren, het effect van het intekenen op CT, de MRI-CT en de PET-CT is hier goed te beoordelen. Er is een afname te zien in dose coverage bij PTVLN van de MRI-CT, de gemiddelde coverage van de V43.7Gy is hier 94%. De gemiddelde CI voor MRI-CT is 0,93 ±0,07. Er is geen afname te zien van het PTVLN van de primaire CT of de PET-CT-scan, gemiddelde CI is 1,0±0,01. Figuur 6 geeft de dose coverage weer van de primaire tumor op de (CT, de MRI-CT en de PET-CT) PTV structuren. Nu is een duidelijke afname te zien van de dose coverage en dus de gemiddelde CI van PTVPR op basis van MRI-CT als de PET-CT. Figuur 5: Dosis coverage van (CT, MRI-CT en PET-CT) PTV lymfeklieren. Figuur 6: Dosis coverage van (CT, MRI-CT en PET-CT) PTV primaire tumor. pagina 6 Januari 2014 jaargang 64 nummer 1

Figuur 7: Dosis coverage van (CT, MRI-CT en PET-CT) PTVlymfeklierenen PTV primaire tumor. Effecten op risico organen De resultaten laten weinig verschil zien in gemiddelde dosis in de risico organen tussen de CT, PET-CT en MRI-CT structuren. De gemiddelde dosis in het rectum, de anus, de blaas verschillen minimaal. DVH analyse (deel 2) Als de structuren van de MRI-CT en de PET-CT-scan worden meegenomen in de IMRT optimalisatie is het mogelijk te beoordelen wat de exacte invloed is van beide modaliteiten op de dose coverage en de dosis in de risico organen. De resultaten van deze planningen zijn weergegeven in figuur 7. De V43.7Gy kan nu in zowel het MRI-CT als PET-CT PTVLN geoptimaliseerd worden naar 99%. Effecten op risico organen Door het PTV van de MRI-CT en PET-CT scan actief mee te nemen in de optimalisatie procedure kunnen tevens de dosis gradiënten om het PTV actief worden verhoogd en dus de dosis in de risico organen verlaagd. De gemiddelde dosis in de anus, het rectum en de blaas lijken nu iets beter te zijn op de PET-CT structuren dan op de MRI-CT. Er lijkt echter geen verschil te zien tussen de verschillende plannen in de waarde van Dmax van de blaas en de dunne darm regio. Discussie Het aantal geselecteerde patiënten is te klein om definitieve uitspraken te kunnen doen ten aanzien van de intekenprocedure en de gevolgen voor het bestralingsplan. Verder onderzoek is daarom zeker een vereiste. In dit onderzoek zijn patiënten geïncludeerd met een cervix- of een vaginacarcinoom. Omdat het cervixcarcinoom veel vaker voorkomt is ook in deze studie een ongelijke verhouding te zien tussen vrouwen met een cervix- en een vaginacarcinoom. Door meer patiënten te includeren kunnen ook van patiënten met o.a. een vaginacarcinoom juiste uitspraken gedaan worden in deze context. Omdat radiotherapeuten nog geen ervaring hebben opgedaan met het gebruik van MRI en PET als fusiebeelden bij gynaecologische patiënten, zijn zij naar eigen inzicht omgegaan met deze extra informatie. Hierdoor zijn in dit onderzoek grote intekenverschillen opgetreden tussen de betrokken radiotherapeuten, zoals te zien is in de eerder gepresenteerde resultaten. Om het gebruik van deze modaliteiten ten aanzien van het ingetekende CTV volume goed te kunnen evalueren is het zeer belangrijk dat radiotherapeuten op dezelfde manier gebruik maken van deze beelden. Het gebruik van richtlijnen en/of intekenprotocollen, waarbij het gebruik van MRI en PET zijn meegnomen, zal uiteindelijk meer duidelijkheid geven bij het intekenproces. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van een intekenatlas met richtlijnen voor de bepaling van het GTV en CTV op MRI-CT en PET-CT. De fusie van CT en MRI evenals CT en FDG-PET blijft een grote factor van onzekerheid. Door grote verschillen in blaas en rectumvulling was het bij een aantal patiënten zeer moeilijk een goede fusie tussen de beelden te verkrijgen. Dit heeft zeker effect gehad op de resultaten van dit onderzoek. Om de extra informatie van deze beelden optimaal te kunnen benutten is het nodig deze fusiemethoden, en de beeldkwaliteit van MRI en PET, nog verder te ontwikkelen [3]. Uit dit onderzoek is verder gebleken dat het gebruik van een Specific Uptake Value (SUV) bij het intekenproces een zekere meerwaarde op zou kunnen leveren [7]. Deze SUV is een kwantitatieve waarde voor de metabole activiteit, gecorrigeerd voor zowel de hoeveelheid geïnjecteerde stof als het lichaamsgewicht van de patiënt [8]. De SUV wordt voor diagnostische doeleinden gebruikt, echter nog niet voor toepassingen in het voorbereidingstraject bij de radiotherapie. Indien de PET-CT als standaard onderzoek gebruikt wordt in het voorbereidingstraject van de radiotherapie, dan zou het gebruik van de SUV waarde voordelen kunnen bieden bij het verkleinen van de intekenvariaties tussen radiotherapeuten. Meer onderzoek naar deze manier van werken is nodig. De gemiddelde waardes van de conformity index met betrekking tot de intekenstudie zijn berekend over de drie artsen samen. Omdat er echter grote verschillen zijn aangetoond tussen de radiotherapeuten is het nauwkeuriger gebleken om de concordance index per arts te berekenen. Meer overeenstemming tussen artsen ten aanzien van het ingetekende doelvolume, het gebruik van een SUV waarde en het gebruik van een intekenatlas Januari 2014 jaargang 64 nummer 1 pagina 7

kunnen bijdragen aan de nauwkeurigheid van deze waarden. De LCF van het CTVPR en CTVLN zijn berekend door de mate van overlap te bepalen van de volumes op MRI en PET [3]. De lage waardes van de LCF in dit onderzoek zouden verklaard kunnen worden door de slechte fusie tussen de modaliteiten. Dit heeft mogelijk als gevolg gehad dat er verschillen zijn opgetreden in de positie van CTVPR en CTVLN op MRI-CT en PET-CT en daardoor een afname van LCF. De onnauwkeurigheden in de gefuseerde beelden, die onder invloed van blaas- en rectumvulling zijn ontstaan, hebben direct effect gehad op de resultaten van de intekenstudie en daarmee ook op het bestralingsplan. Conclusie Indien MRI beelden gecombineerd worden met de primaire CT-scan voor radiotherapie doeleinden, dan neemt het gemiddelde volume van lymfeklieren significant af. Door het gebruik van MRI neemt de gemiddelde standaard deviatie van het lymfeklier volume ook af. Hieruit kan geconcludeerd worden dat met behulp van MRI de intekenvariatie van het CTV van lymfeklieren afneemt. Het gebruik van MRI, gefuseerd met de CT, bij het intekenen van de primaire tumor heeft in een aantal gevallen een afname laten zien van het gemiddelde CTV. De combinatie van FDG-PET en CT beelden laten echter de grootste afname van het gemiddelde volume van de primaire tumor zien, vergeleken met gemiddelde volumina bij gebruik van alleen de CT-scan. Indien MRI en FDG-PET beelden worden gebruikt bij het vervaardigen van doelvolumina en risico organen, dan is het zeer aan te raden ook deze structuren te gebruiken bij de treatment planning. Voornamelijk voor de coverage van het doelvolume heeft dit gevolgen. In deze studie zijn geen grote verschillen in dosis aangetoond in blaas, rectum, anus en dunne darm weefsel. Referenties [1] Kidd, E.A., B. Siegel, F.Dehdashti, e.a., Clinical outcomes of definitive IMRT with FDG-PET simulation in patients with locally advanced cervical cancer, Int. J. Radiation Oncology Biol. Phys., 2010, Vol. 77, No 4, pp. 1085-1091. [2] Pötter, R., C. Haie-Mederb, E. Van Limbergen, e.a., Recommendations from gynaecological (GYN) GEC ESTRO working group (II): Concepts and terms in 3D image-based treatment planning in cervix cancer brachytherapy 3D dose volume parameters and aspects of 3D image-based anatomy, radiation physics, radiobiology, Radiotherapy and Oncology, January 2006, Volume 78, Issue 1, pp. 67-77. [3] Ma, D., J.M. Zhu, P.Grigsby, Tumor volume discrepancies between FDG-PET and MRI for cervical cancer, Radiotherapy and Oncology, 2011, Vol 98, pp 139-142. [4] Stam, T., P.Koper, Medisch behandelprotocol RCWest, augustus 2011. [5] Feuvret, L., G. Noël, e.a., Conformity index: a Review, Int J. Radiation Oncology Biol Phys., Vol 64, No. 2, pp 333-342. [6] Shaw, E., C. Scott, e.a. SIngel dose radiosurgical treatment of recurrent previously irradiated primary brain tumors and brain metastases: Final report of RTOG protocol 90-5, Int. J. Radiat Oncol. Biol. Phys. 2000; 47:291-298. [7] Kidd, E.A., B. Siegel, F.Dehdashti, e.a., the standardized uptake value for F-18 fluoro-deoxy-glucose is a sensitive predictive biomarker for cervical cancer treatment response and survival, 2007, Cancer, 110(8), 1738-1744. [8] Abbenhuis, L., M. van Boxtel, A. van Nunen, Het plannen van een integrated boost bij stadium III NSCLC, Afstudeerscriptie MBRT Fontys Hogescholen Eindhoven, 2010. Correspondentie Kelly Hunnego, MSc MBB'er / Radiotherapeutisch laborant RCWEST Research and Development medewerker RCWEST Radiotherapiecentrum West Locatie Leyweg 275 2545 CH Den Haag E: K.Hunnego@hagaziekenhuis.nl pagina 8 Januari 2014 jaargang 64 nummer 1

De zoektocht naar de Heilige Graal Winnifred van Lankeren Inge-Marie Obdeijn Marcel van Straten De zoektocht naar de perfecte afbeeldingstechniek van de vrouwelijke borst lijkt op de queeste naar de heilige graal, waarbij Koning Arthur zijn ridders naar alle windstreken uitzond om hem dit felbegeerde voorwerp te brengen. Net als deze mythe gaat de ontwikkeling van de mammadiagnostiek ook al jaren terug. Marcel van Straten Winnifred van Lankeren Inge-Marie Obdeijn Daan Dronkers en Joris Panhuysen beschreven in hun artikel Geschiedenis van de mammografie in 2010 (MemoRad 15/3) al heel bijzondere technieken zoals de thermografie, waarbij infraroodstraling van de mamma als kleurenbeeld werd vastgelegd op polaroidfilm, en een poging om het contrast te verbeteren in de toen ook al bekende mammografie door middel van de xerografie of electrografie, waarbij in plaats van een chemische techniek een droog (xeros = droog) foto-elektrisch proces werd gebruikt. Verder heeft Dronkers nog een bijzondere kopieertechniek ontwikkeld met rood licht die het contrast in toenmalige mammogrammen enorm kon verbeteren [1]. Uiteindelijk kwam de mammografie met molybdeenanode en berylliumfilter als winnaar uit de bus. Dit was het begin van de Screen-Film Mammografie (SFM). Röntgentechnieken Analoge mammografie of SFM heeft naast de mogelijkheid wekedelen-afwijkingen te detecteren een specifiek sterk punt, en dat is de mogelijkheid subtiele verkalkingen af te beelden. Studies geven aan dat onder scattervrije omstandigheden de grootte van minimale detecteerbare microcalcificaties ongeveer 130 µm is. De belangrijkste zwakke punten van SFM zijn het beperkte dynamisch bereik, de gevoeligheid voor suboptimale filmontwikkeling en granulariteit. Mammografische screening is de enige kosteneffectieve methode om de sterfte aan borstkanker te verminderen. Echter, nog niet alle mammacarcinomen worden gedetecteerd door mammografie. De sensitiviteit en specificiteit van SFM worden beïnvloed door de dichtheid ( dense breast ) van het borstweefsel en leeftijd, waarbij de dichtheid de belangrijkste onafhankelijke factor is. De borstweefseldichtheid verandert als de leeftijd vordert, is hoger bij jongere, premenopauzale vrouwen en neemt toe met het gebruik van hormonale substitutietherapie. Hoge dichtheid van de borst verhoogt het risico van borstkanker en verhoogt de moeilijkheid van het lezen van mammogrammen. In een grote prospectieve studie van Kolb et al. [2] waren de sensitiviteit en specificiteit van screeningsmammografie respectievelijk 78 en 99%. Voor invasieve kanker was de sensitiviteit van het mammogram 73%, maar in de meest dichte (dense) borsten was dat slechts 44%. Er was tevens een leeftijdseffect: de mammografische sensitiviteit bij jongere vrouwen met dicht borstweefsel was lager dan bij oudere vrouwen. Concluderend: de minimale diameter van een detecteerbare laesie is sterk afhankelijk van de dichtheid van de borst. De gevoeligheid en specificiteit van SFM worden daarom beïnvloed door leeftijd. Verder kunnen implantaten ervoor zorgen dat mammogrammen niet diagnostisch beoordeelbaar zijn. Januari 2014 jaargang 64 nummer 1 pagina 9