Hoogbegaafdheid in het voortgezet onderwijs Omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het voortgezet onderwijs

Vergelijkbare documenten
DAGELIJKS WERKBOEK DEEL #1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlagen bij scriptie: Mariene archeologische verwachting voor de laatprehistorische. Noordzeekust

(Hoog)begaafde protocol OBS Prins Claus

MODULAIRE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING RIJK VAN NIJMEGEN. Wijzigingsbesluit

Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014

HOOGBEGAAFDHEID EN EXCELLENTIE

Beleid Meer - en Hoogbegaafdheid NUT Periode januari 2014 t/m januari 2016

Excellente leerlingen die (niet) excelleren

Onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen in Rotterdam Een rapportage van Stichting Ouders010

DE PLUSBUS. Informatiebrochure voor ouders

Tweede Kamer der Staten-Generaal

KINDEREN DIE MEER KUNNEN

Citation for published version (APA): Oderkerk, A. E. (1999). De preliminaire fase van het rechtsvergelijkend onderzoek Nijmegen: Ars Aequi Libri

Kwadraatonderwijs. Kwadraat, passend onderwijs voor begaafde leerlingen

VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Norbert De Batselier TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

Algemene inleiding. Twee voorbeelden van definities:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Cultuurgemeenschap van België» vervangen door de woorden «Vlaamse Gemeenschap». HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het decreet van 21 december 1976

Met ingang van het schooljaar hanteert de Vosseschans structureel beleid rond het omgaan met hoogbegaafdheid.

TALENTENPROGRAMMA/HOOGBEGAAFDENBELEID

Maart Protocol (Hoog)begaafdheid. Doel van het protocol.

Protocol Meer - en Hoogbegaafdheid Nutsschool Hertogin Johanna-Poolster

- school de Ontmoeting Jenaplanschool voor basisonderwijs

Samenvatting Protocol Excellente leerlingen

Versnellen zonder drempels. Jo Verlinden, BCO onderwijsadvies Marloes Ottink, IJsselgroep

Citation for published version (APA): Oderkerk, A. E. (1999). De preliminaire fase van het rechtsvergelijkend onderzoek Nijmegen: Ars Aequi Libri

(Hoog)begaafdenwijzer Lorentzschool.

Hoofdstuk 1. Wijzigingen in verband met hervorming flexibele arbeid en ontslagrecht [Treedt in werking per ]

De Begaafden Wijzer. Opzet cursus Excellent en begaafd (in het) onderwijs :

Protocol (Hoog)begaafdheid B.S. Mikado

Opzet cursus Talentontwikkeling: Excellent en begaafd (in het) onderwijs :

Wat is slim? Nederlands vwo 2018-I. Tekst 4

Meer- of Hoogbegaafdheidsprotocol

Beleid (hoog)begaafdheid. Hoe gaan we om met begaafde en hoogbegaafde kinderen op De Krommen Hoek

Missie van de Oosteinder: Het verzorgen van primair onderwijs in Aalsmeer Oost vanuit een integratieve aanpak en katholieke geloofsovertuiging.

Provinciale Staten van Noord-Holland

Protocol leertijdverkorting

Het Stedelijk Lyceum Dé begaafdheidsprofielschool in de regio

3/12/2012. Hoogbegaafdheid is een zegen, toch geen probleem? EXTREEM SUCCESVOL

Hoogbegaafdheid & school

Kijk eens naar je eigen praktijk. Hoe en waar raakt onderzoekend leren aan jouw onderwijssituatie?

Succesvolle leerlingen in een kleurrijke omgeving februari 2015

Functieprofiel. Leraar. op OBS Het Toverkruid LA, 1,0 FTE. Aanstelling voor een jaar welke bij goed functioneren kan leiden tot een vaste aanstelling.

Plan van aanpak voor kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong of (hoog)begaafde kinderen

Beleid voorsprongleerlingen/excellente leerlingen Juni 2014

Subsidiekader: Haagse aanpak (hoog)begaafdheid 2012 en 2013

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Stellingen en uitleg over talentgerichte ontwikkeling op de basisschool

Profiel Product Verantwoording. LOB (Loopbaan oriëntatie en begeleiding) Leraren Opleiding. Management & Organisatie

OBS De Hobbitstee Leerdam

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Meerbegaafden protocol

Protocol (hoog)begaafden Prinses Julianaschool Versie 2, 2010

Wet werk en zekerheid Geldend van t/m heden

Open Huis op vrijdag 22 januari 2016 maandag 1 woensdag 3 donderdag 4 februari 2016 Afdelingsleider klas 1

Acadin voor talenten in uw klas!

Begaafdheid begeleiden!

Piter Jelles Strategisch Perspectief

HET BELANG VAN EEN GOEDE

Zijnsluik en het handelen van de leraar

Dyslexiebeleid De Nieuwe Veste

Informatie Reflexis PlusKlas. De Wijzen uit het Oosten

DOEN! - Praktische opdracht beschrijvende statistiek in 4HAVO. Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Probleembeschrijving

De dolfijngroep: zorg voor (hoog)begaafde kinderen

Hoogbegaafdheid in de klas definities en herkenning

Voorwoord en doel van dit document

HONOURS VOOR HAVO ALGEMENE INFORMATIE OVER HET HONOURS PROGRAMMA BIJ HET BATAAFS LYCEUM

De rode draad BPS-PO 2014 Een zelfbeoordelingsinstrument om na te gaan in hoeverre de school het keurmerk BPS benadert

Ouders, school en leerling: Hoe word je educatieve partners?

Protocol groepsindeling en -samenstelling CBS Groen van Prinsterer

Administratie Diamant Politie

Theoretisch kader De 21st century skills Onderverdeling in cognitieve en conatieve vaardigheden

PROFIELPRODUCT - VERANTWOORDING

Toezeggingen. en Pork) en de gemeente Vlagtwedde/O2SV (De Clockeslach, De Klimop, De Vlinder, Op d Esch, Plaggenborg en Willem Lodewijck).

Basisarrangement begaafdheid deelregio Rheden Rozendaal

Beleid VPCO - Plusklas

Beleid VPCO-Plusklas

BELEIDSPLAN PLUSKLAS

Hoogbegaafdheid in de praktijk

Collectie Ko Beuzemaker

Leerlingbegeleiding ADD: wat helpt volgens de leerlingen zelf?

Kadernotitie Platform #Onderwijs 2032 SLO, versie 13 januari 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verantwoord plus. Stichtingbeleidsnotitie Hoogbegaafden

SWV Duin en Bollenstreek Infobijeenkomsten leerkrachten. Katwijk Noordwijk

Aantal personen < 65 jaar actief als percentage van het aantal personen met een uitkering (d.w.z. maakt gebruik v. re-integratievoorziening)

Overgangsprotocol OPO Ameland Groep 1 tot en met 4

Inleiding 4. Engels in het basisonderwijs 5. Words&Birds een verrijking van de les, een verbreding van de wereld 6. Wat is Words&Birds?

Gelukkig leren ontwikkelen: Talent HZM

Inhoud. Voorwoord... 10

01.I. algemene 01.II. verkeersindividuele 01.III. collectieve 01.IV. afhankelijkheid 01.V. arbeidsongevallen wet v.

2. Waar staat de school voor?

Spreektekst Jaarverslag OCW

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Protocol begaafdheid op de Curtevenne

Visie en beleid ten aanzien van beter presterende leerlingen

Transcriptie:

Profielproduct Naam auteur(s) Vakgebied R. van Baalen, MSc Aardrijkskunde Titel Hoogbegaafdheid in het voortgezet onderwijs Onderwerp Omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het voortgezet onderwijs Profiel Ontwikkelaar Opleiding Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Doelgroep Onder en bovenbouw van het VWO Sleuteltermen Hoogbegaafdheid, begeleiding, versnellen, verrijken, onderwijsvormen Bibliografische referentie Van Baalen, R.(2012). Hoogbegaafdheid in het voortgezet onderwijs. Amsterdam: Instituut voor de Lerarenopleiding UvA. Studentnummer 6348653 Begeleider(s) Ir. Jolanda Suijker Beoordelaar(s) indien T. Groenendijk, MSc bekend Opdrachtgever Dhr. Jaap de Haan, afdelingsdirecteur VWO, Scholengemeenschap De Nieuwe Veste, Coevorden.

Hoogbegaafdheid in het Voortgezet Onderwijs Docentenhandleiding hoogbegaafdheid en Scholengemeenschap De Nieuwe Veste, Coevorden Rosanne van Baalen MSc. ILO Universiteit van Amsterdam

Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Hoogbegaafdheid 2.1 Waarom aandacht voor hoogbegaafdheid? 2.2 Hoogbegaafdheid in Nederland 2.3 Hoogbegaafdheid, wat is dat nu eigenlijk? 2.4 Begeleiding van (hoog)begaafden 3. Visie 3.1 Visie De Nieuwe Veste 3.2 Uitwerking opdracht Commissie Talent 3.3 Visie commissie Talent 4. Begeleiding 4.1 Begeleiding op school: onderwijsvormen voor hoogbegaafden op De Nieuwe Veste 5. Conclusie 6. Aanbevelingen

1. Inleiding De laatste jaren wordt er in het onderwijs steeds meer aandacht besteed aan de ontwikkeling van onderwijs, dat specifiek gericht is op hoog-intelligente, hoogbegaafde of getalenteerde leerlingen. Ook vanuit de overheid wordt de potentie van deze leerlingen ingezien. Niet alleen wordt het nut van dergelijk onderwijs gezien voor de leerlingen zelf, maar óók het nut hiervan voor de samenleving en de arbeidsmarkt wordt benadrukt. Wanneer scholen onvoldoende voorzien in de specifieke behoeften van hoogbegaafde leerlingen, leidt dat onherroepelijk tot problemen, bijvoorbeeld onderpresteren. Om adequaat om te kunnen gaan met deze leerlingen in het voortgezet onderwijs, is het van belang dat docenten goed op de hoogte zijn van wat hoogbegaafdheid is. Tot voor kort werd er op De Nieuwe Veste nog weinig met hoogbegaafdheid gedaan. De reden hiervoor is dat de kennis over dit onderwerp nog ontoereikend aanwezig is op onze school. Dit is niet zo gek, aangezien het onderwerp hoogbegaafdheid nog niet zo lang aandacht krijgt in het Nederlandse onderwijssysteem. Tevens is het lastig een eenduidig antwoord te geven op de vraag, wat nu eigenlijk hoogbegaafdheid is. Om hier in de toekomst beter mee om te kunnen gaan is er vanuit de afdeling VWO in 2011 de werkgroep Commissie Talent opgericht. Deze werkgroep heeft onderzoek gedaan naar hoogbegaafdheid en de mogelijkheden voor verbeteringen in het onderwijs op De Nieuwe Veste om leerlingen, binnen de afdeling VWO, beter te kunnen voorzien van onderwijs op maat. Deze ontwikkeling past binnen de visie van De Nieuwe Veste op het bieden van modern onderwijs. In lijn met deze visie is het de bedoeling om aandacht te besteden aan de verschillende talenten van leerlingen, door iedere leerling een traject op maat te kunnen bieden. Het bijbehorende credo is; De Nieuwe Veste: ontwikkel(t) je talent goed. Hier valt dus ook de ontwikkeling van het talent van hoogbegaafde leerlingen onder. De docentenhandleiding, die nu voor u ligt, is het resultaat van een deel van het werk dat door de Commissie Talent is gedaan. Het doel van deze handleiding is het bieden van de nodige handvatten om de juiste begeleiding te kunnen geven aan hoogbegaafde leerlingen, zodat ook hun talent goed ontwikkeld kan worden.

2. Hoogbegaafdheid 2.1 Waarom aandacht voor hoogbegaafdheid? Iedere docent heeft wel een leerling bij wie hoogbegaafdheid wordt vermoed. Sommige van deze leerlingen zijn tevens, naar aanleiding van een test, hoogbegaafd bevonden. Van dergelijke leerlingen weet de docent dus zeker dat deze hoogbegaafd zijn. Volgens het CPS 1 zitten er in elke klas en op elke school hoogbegaafde leerlingen. Het gemiddelde in het primair onderwijs zou rond de 1-4 (hoog)begaafde leerlingen per klas liggen. In het voortgezet onderwijs zou dat aantal zelfs hoger liggen, vooral op het VWO en gymnasium. Toch ligt het aantal leerlingen, dat dit predicaat hoogbegaafd heeft verworven en het aantal leerlingen dat volgens de officiële onderzoeken hoogbegaafd zou zijn, mijlenver uit elkaar. Op onze school hebben we, binnen de afdeling VWO, ongeveer 5 leerlingen met het predicaat hoogbegaafd. Betekent dit dat wij blijkbaar minder hoogbegaafden op school zouden hebben, of houdt dit in dat wij het overgrote deel van deze leerlingen gewoon nog niet hebben ontdekt? Het is waarschijnlijker dat het hier gaat het om het laatste en dat zich op onze school verschillende leerlingen bevinden, waarvan het talent nog niet op de juiste manier wordt ontwikkeld. Om meer duidelijkheid te verschaffen over het onderwerp, zal hier worden ingegaan op wat hoogbegaafdheid nu eigenlijk inhoudt. Voordat op de definitie zal worden ingegaan, zal eerst enige aandacht worden besteed aan het begrip hoogbegaafdheid in Nederland in meer algemene zin. 2.2 Hoogbegaafdheid in Nederland In Nederland zijn er sinds enkele jaren verschillende instanties die zich bezig houden met (het onderzoek naar) hoogbegaafdheid. Vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is er bijvoorbeeld in 2008 het project Excellentieprogramma PO gestart. Hiermee krijgen reguliere basisscholen steun voor innovatieve projecten die ruimte creëren voor talentvolle leerlingen i. De steun voor het voortgezet onderwijs moet o.a. gezocht worden in informatievoorziening die wordt gecoördineerd vanuit het Landelijk informatiepunt (hoog)begaafdheid, het CPS. Dit Landelijk informatiepunt: bundelt deskundigheid en informatie op het gebied van de opvang en begeleiding van (hoog)begaafde leerlingen in het onderwijs en stelt deze beschikbaar aan iedereen die op onderwijskundig terrein met (hoog)begaafden in aanraking (kan) komen ii. Tevens wordt er vanuit een aantal andere erkende instanties iii en door verschillende auteurs iv voor informatievoorziening over hoogbegaafdheid gezorgd. Toch is volgens de directeur van het centrum voor begaafdheidsonderzoek in Nijmegen, Lianne Hoogeveen, in een artikel over hoogbegaafdheid in het onderwijs van het NRC, het Nederlandse onderwijssysteem op dit moment nog Onvoldoende in staat cognitief talent te signaleren en begeleiden. Tevens stelt zij dat De kinderen die goed presteren, meestal degenen zijn die zich het beste aan het schoolsysteem aanpassen. Leerlingen met zeer hoge intellectuele vaardigheden, zeker zij die ook nog zeer creatief zijn, lopen vaak vast door onbegrip en een demotiverend schoolprogramma v. De potentie van deze kinderen wordt vaak niet gezien en hierdoor niet ontwikkeld. Wanneer deze kinderen hier gelukkig mee zouden zijn, zou dit nog geen groot probleem vormen. Helaas is dit niet het geval. Uit verschillende bronnen blijkt dat deze kinderen hierdoor juist vaak diepongelukkig worden en slecht functioneren in hun dagelijks leven vi. Vanuit de maatschappij bestaat de sociale verplichting om hier iets aan te doen vii. 1 CPS Onderwijsontwikkeling en advies is een landelijke adviesorganisatie voor het onderwijs. Vanaf 1 januari 2012 zal het informatiepunt voor het voortgezet onderwijs bij SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, te vinden zijn.

Tevens missen we, volgens de Amerikaanse ontwikkelingspsychologe Rena Subotnik (American Psychological Association), door het niet ontwikkelen van de uitzonderlijke talenten van (hoog)begaafden, kansen die we niet zouden moeten missen. Subotnik et al. (2011) stelt dat het van essentieel belang is dat er aandacht wordt besteed aan kinderen met een (hoge) academische begaafdheid. Dit om (vrij vertaald) de mensen op te leiden die onze problemen van nu en straks op kunnen lossen. Vooral landen die over weinig natuurlijke hulpbronnen beschikken, zij noemt in haar artikel het voorbeeld van Singapore, doen er goed aan om hun bevolking goed op te leiden. Op deze manier kunnen ze als kenniseconomie toch een product bieden viii. Dit principe geldt natuurlijk ook voor een klein land als Nederland. Het goed opleiden van onze (hoog)begaafden is, ook in dit licht, een belangrijk punt. We zouden hier dus kunnen stellen dat, ondanks dat er vanuit verschillende hoeken voor informatieverwerving en voorziening wordt gezorgd, er een kloof bestaat tussen wat in theorie bekend is en in de praktijk wordt uitgevoerd. Daarvoor is een juiste definiëring van het begrip hoogbegaafdheid van belang. 2.3 Hoogbegaafdheid, wat is dat nu eigenlijk? Om een beter beeld te krijgen van wat hoogbegaafdheid inhoudt, is het goed om te beginnen met vast te stellen wat het niet is. Daarna wordt ingegaan op wat hoogbegaafdheid wel is en hoe het gedefinieerd kan worden. Wat is het niet Veel mensen hebben een bepaald beeld van hoogbegaafdheid en hoe je iemand die hoogbegaafd is zou kunnen herkennen. Wanneer je deze mensen vraagt naar wat dan de kenmerken zijn van iemand die hoogbegaafd is, zijn de meest voorkomende antwoorden dat iemand die hoogbegaafd is: een enorm hoog IQ heeft; niet hoeft te leren of hard hoeft te werken; alles vanzelf kan en geen hulp nodig heeft; arrogant en onvriendelijk is; goed is in alle disciplines; sociale problemen heeft; een boekenwurm is; als volwassene zeer succesvol (en rijk) wordt; uit een familie met allemaal heel intelligente mensen komt ix. Deze algemene opvattingen, sommige positief en andere negatief, kloppen niet allemaal (helemaal). Hiermee zorgen deze algemene opvattingen voor een vertekend beeld van hoogbegaafdheid. Dat dit vertekend beeld bestaat, komt niet voort uit onwil, maar uit gebrek aan kennis. Het gevaar van deze visie is, onder andere, dat hoogbegaafde kinderen zichzelf niet herkennen in dit beeld, hun ouders en leerkrachten evenmin. Het draagt eigenlijk niet bij aan iets positiefs op dit gebied x. Dat veel mensen incorrecte, negatieve stereotype beelden hebben, van wat hoogbegaafdheid is, heeft een negatieve invloed op de keuzes die leerlingen maken. Wanneer het niet cool is om hoge cijfers te halen en hard te studeren, omdat je dan een nerd bent en je er niet bij hoort, dan zullen leerlingen het niet ambiëren om de hoogst mogelijke resultaten te behalen xi. Mensen, en pubers in het bijzonder, zijn namelijk geneigd om sociaal wenselijk gedrag te vertonen, zodat ze juist wel tot een groep behoren. Daarom gedragen mensen zich het liefst zo

normaal mogelijk en passen zich aan de massa aan xii. Wanneer het normaal is om gemiddeld te scoren op school, zal dit de voorkeur hebben boven het streven naar een zo hoog mogelijke score xiii. Aan de andere kant kunnen ook positieve stereotype beelden een negatief effect hebben op de keuzes die leerlingen maken. Wanneer leerlingen het idee hebben dat alles vanzelf zou moeten gaan en dat ze daarom niet hoeven te leren of hoeven te oefenen om een hoger academisch niveau te kunnen bereiken, kan dit er voor zorgen dat ze hun potentieel nooit bereiken. Ze zullen dan altijd onder hun niveau blijven presteren xiv. Sommige onderzoekers gaan er van uit dat mensen die hoogbegaafd zijn fundamenteel anders zouden zijn dan normale mensen. Dit is een gedachte die onderzocht is, maar waar geen empirische bewijzen voor zijn gevonden. Uit onderzoek blijkt juist het tegenovergestelde, mensen die hoogbegaafd zijn verschillen in de basis niet van normale mensen. Er zijn wel een aantal factoren, die bepalen of iemand hoogbegaafd is, welke verschillen van het gangbare. Echter, de verschillen zijn niet zo groot dat gesteld kan worden dat hoogbegaafde personen per definitie anders dan normaal zouden zijn xv. Desondanks worden er door deze promotors van hoogbegaafdheid nog steeds negatieve stereotype beelden over hoogbegaafdheid aangegeven als kenmerken van hoogbegaafdheid. Zo zouden perfectionisme, gevoelens anders te zijn en extreme gevoeligheid kenmerken zijn van hoogbegaafdheid xvi. Echter, volgens onderzoek komen deze kenmerken helemaal niet voort uit de hoogbegaafdheid van een persoon, maar zijn juist het resultaat van de interactie van deze persoon met zijn thuis, de sociale gemeenschap en schoolomgeving die het verkeerde, negatieve, label aan hoogbegaafdheid hangen xvii. Als er op school en/of thuis geen begrip en geen aandacht is voor de hoogbegaafdheid van een kind, kunnen deze kinderen zich nietbegrepen gaan voelen; ze gaan zich afzonderen, nemen een houding aan, zetten een masker op om zichzelf te kunnen 'overschreeuwen'. Dit levert (natuurlijk) spanningen op die zich kunnen openbaren in agressief of onbeheerst gedrag. Een verkeerde aanpak kan sterk wisselende resultaten opleveren, concentratieproblemen of zelfs desinteresse, leidend tot onderpresteren xviii. Wanneer deze punten echter op de juiste manier zouden worden aangepakt, kunnen ze worden verholpen of zelfs voorkomen. Dit houdt dus in dat deze kenmerken niet per definitie toe te schrijven zijn aan hoogbegaafdheid xix. Het komt er dus op neer dat hoogbegaafdheid door onvoldoende kennis lang niet altijd tijdig als zodanig wordt herkend. Niet alleen de uitzonderlijk slimme en snelle leerling is per definitie hoogbegaafd xx. De algemene opvattingen zijn eerder een gevolg van hoe de buitenwereld met hoogbegaafdheid omgaat, dan dat de algemene opvattingen kenmerkend zijn voor hoogbegaafdheid. Nu weten we wat hoogbegaafdheid niet is, maar wat is hoogbegaafdheid dan wel?

Wat is het wel Zoals eerder genoemd klopten de algemene opvattingen die veelvuldig genoemd worden als kenmerken van hoogbegaafdheid niet helemaal. Zo ligt de focus bij hoogbegaafdheid meestal op het cognitieve aspect, het IQ, maar ook het sociaal emotionele aspect, het EQ, is heel belangrijk xxi. Toch blijft het belangrijkste kenmerk van hoogbegaafdheid een hoge intelligentie, waarbij het IQ in ieder geval hoger is dan 120. Hoe dit zich uit, verschilt van kind tot kind xxii. Hoogbegaafd zijn betekent bijvoorbeeld niet automatisch dat altijd hele goede cijfers en/of resultaten behaald worden! Zo telt de aanleg voor de discipline mee, maar ook de interesse in een onderwerp xxiii. Dat de algemene opvattingen over hoogbegaafdheid niet (helemaal) kloppen is niet vreemd. Ook vanuit de wetenschappelijke literatuur blijkt namelijk dat het lastig is om te definiëren wat hoogbegaafdheid is. Verschillende instanties, auteurs en onderzoekers hanteren allen andere definities. Allereerst zal hier in worden gegaan op een aantal definities c.q. modellen welke door Nederlandse instanties worden gebruikt. Volgens het CPS is het meest gangbare model in Nederland op dit moment het multidimensionale, dynamische model uit 2009 van Dr. L. Hoogeveen, werkzaam bij het CBO Nijmegen. Bij dit model wordt er van uitgegaan dat de prestaties van een leerling afhankelijk zijn van aangeboren capaciteiten, persoonsen omgevingsfactoren (zie figuur 1). Het model is gebaseerd op de theorie dat hoge (intellectuele) capaciteiten niet zonder meer leiden tot hoge (intellectuele) prestaties, maar dat dit mede afhankelijk is van persoonsfactoren (zoals de persoonskenmerken van een leerling) en omgevingsfactoren (zoals het gezin, de klas, vrienden, een emotionele ervaring, enzovoort) xxiv. Hoe werkt de verdeling van het IQ? Het IQ van kinderen is met behulp van testen te meten en uit te drukken in cijfers. Hoe de verdeling van het IQ zich verhoudt is te zien in tabel 1. Het gemiddelde IQ ligt op 100 en dit heeft ongeveer 84% van de mensen. Een IQ tussen de 90-110 is normaal, waarbij wel moet worden opgemerkt dat een kind met een IQ van 110 een vlotte leerling zal zijn. Een leerling met een IQ van 80 en 70 zal erg veel moeite hebben met de stof en kinderen met een nog lager IQ zullen naar het speciaal onderwijs moeten. Een kind met een IQ van 120 is zeker in staat een universitaire studie te volbrengen. Een kind met een IQ van 130 is zeker hoogbegaafd. De geijkte testen gaan tot een IQ van 152. Daarboven zijn er geen betrouwbaar geijkte testen meer. Wat merkwaardig te noemen valt is dat men er van overtuigd lijkt dat kinderen met een IQ 40 punten lager dan gemiddeld speciale hulp nodig hebben, maar kinderen met een IQ 40 punten hoger dan gemiddeld hebben geen speciale hulp nodig. Tabel 1: IQ-waarden. 90-110 gemiddeld 110-120 boven gemiddeld 120-130 begaafd 130-150 hoogbegaafd >150 zeer hoogbegaafd Figuur 1: Multidimensionaal, dynamisch model van hoogbegaafdheid, CBO Nijmegen, 2009.

Het LICH 2 gaat uit van de theorie van Renzulli gecombineerd met de theorieën van Mönks. Renzulli gaat uit van drie persoonskenmerken die bepalen of iemand hoogbegaafd is: hoge intellectuele capaciteiten (IQ hoger dan 130); doorzettingsvermogen om taak te volbrengen; creativiteit (bijv. het op originele wijze oplossen van problemen). Mönks voegt hier nog drie sociale-omgevingsfactoren, die van belang zijn voor de ontwikkeling van een hoogbegaafd kind aan toe: thuis; de sociale gemeenschap en ontwikkelingsgelijken (dit zijn niet noodzakelijk de leeftijdsgenoten, maar bij hoogbegaafde kinderen zijn dit bijvoorbeeld oudere kinderen); schoolomgeving. Uit deze gecombineerde theorie blijkt dat de drie persoonskenmerken in hoge mate aanwezig moeten zijn, wil men kunnen spreken van hoogbegaafdheid. Wat uit deze gecombineerde theorie afgeleid kan worden is dat de sociale omgeving van belang is voor de ontwikkeling van een hoogbegaafd kind. Dit houdt in dat wanneer er vanuit de sociale omgeving geen voeding komt, of een verkeerde voeding, het hoogbegaafde kind in zijn ontwikkeling belemmerd zal worden xxv. Hoewel de definities c.q. modellen van het CPS en het LICH al behoorlijk goed weergeven hoe we hoogbegaafdheid zouden moeten zien, zijn deze definities nog niet volledig genoeg. In een artikel van januari 2011 heeft Subotnik et al. vanuit psychosociale hoek een poging gedaan om hier wat meer duidelijkheid in te verschaffen. Om het probleem dat verschillende instanties, auteurs en onderzoekers allen andere definities hanteren te ondervangen hebben de auteurs getracht om op basis van meer dan 500 bronnen een definiëring te maken die zo volledig mogelijk is. De auteurs zijn gekomen tot de volgende definitie van hoogbegaafdheid: Giftedness (a) reflects the values of society; (b) is typically manifested in actual outcomes, especially in adulthood; (c) is domain specific; (d) is the result of the coalescing of biological, pedagogical, psychological, and psychosocial factors; and (e) is relative not just to the ordinary (e.g., a child with above-average art ability compared to peers) but to the extraordinary (e.g., an artist who revolutionizes a field of art) xxvi. Dit betekent (vrij vertaald) dat: een hoog IQ noodzakelijk is bij hoogbegaafdheid, maar dat dit niet toereikend is voor de ontwikkeling van uitzonderlijk talent. Verder gelden de mate van interesse in en bereidheid om hard te werken aan een bepaald domein als essentiële voorwaarden om de potentie om te zetten in uitzonderlijke resultaten en uiteindelijk het bereiken van excellentie in dit domein. Als derde voorwaarde wordt gesteld dat de persoon die begaafd is ook de juiste begeleiding in dit domein en psychosociale coaching krijgt, om doorzettingsvermogen en vasthoudendheid te leren. Om tot de ontwikkeling van het talent van de hoogbegaafde persoon te komen moet namelijk wel een behoorlijke hoeveelheid tijd en moeite worden geïnvesteerd door de hoogbegaafde persoon xxvii. Het verschil tussen slimme mensen en begaafde mensen ligt volgens Subotnik et al. (2011) in het feit dat degenen die begaafd zijn in zeer hoge mate bereid zijn opofferingen en te maken om hun creatieve doel te bereiken. 2 Het LICH: Landelijk InformatieCentrum Hoogbegaafdheid

Samenvattend zouden we kunnen stellen dat het bij hoogbegaafdheid gaat om: iemand met een hoog IQ, die de interesse en bereidheid heeft hard te werken om een niveau van excellentie te bereiken, die de juiste begeleiding krijgt en bereid is tijd te investeren en er moeite voor doet zijn talent te ontwikkelen. Nu duidelijk is geworden wat hoogbegaafdheid is, kunnen we gaan kijken naar hoe hoogbegaafde leerlingen het beste kunnen worden begeleid. 2.4 Begeleiding van (hoog)begaafden Ondanks dat mensen vaak denken dat het leren en de ontwikkeling van hoogbegaafden vanzelf gaat, hebben ook hoogbegaafde kinderen begeleiding nodig. Zowel op academisch vlak als op sociaal-emotioneel vlak moeten deze kinderen worden begeleid xxviii. Hoogbegaafde kinderen moeten, net zoals andere kinderen, leren omgaan met emoties, van zichzelf en van anderen. Ze moeten deze emoties leren te herkennen, te benoemen en op een passende manier te uiten xxix. Zo halen Subotnik et al. werk aan van Dweck (2006) om te laten zien dat mentale vaardigheden nauw verbonden zijn met prestaties. De rol van leraren en coaches wordt hierbij benadrukt. Subotnik et al. stellen (vrij vertaald) dat: Het werkt om kinderen te prijzen voor hun inzet en niet omdat ze zo slim zijn. Als je een kind prijst omdat het slim is, dan stimuleer je het om te denken: zo ben ik nu eenmaal. Dat nodigt niet uit tot hard werken. Zoals eerder aangegeven in de definitie van hoogbegaafdheid van Subotnik et al., is het wel zo dat de persoon aan wie de mogelijkheid om zich te ontwikkelen wordt geboden, deze mogelijkheid moet accepteren en zich hier voor in moet zetten. Begaafdheid moet goed worden begeleid en met overtuiging worden nagestreefd. Ook al zal het niet altijd duidelijk zijn of de inspanningen daadwerkelijk tot resultaten zullen leiden, het is in ieder geval duidelijk dat zónder de juiste begeleiding en inspanning de talenten in ieder geval onbenut en onontwikkeld zullen blijven xxx. Indien de sociale omgeving geen ruimte biedt aan een hoogbegaafd kind om zich te ontwikkelen, zal de hoogbegaafdheid in de kiem gesmoord worden. Dit heeft grote consequenties voor het zelfbeeld en de ontwikkeling van het kind. In het gunstigste geval voltooit het op latere leeftijd alsnog een studie xxxi. Een hoogbegaafd kind moet niet gedwongen worden zich 'normaal' te gedragen. Dwing je een kind dat hoogbegaafd is hier wel toe, dan kan het zich zo vervelen dat het letterlijk ziek wordt of zich onhandelbaar gaat gedragen xxxii. Kieboom (2007) geeft aan dat hoogbegaafdheid maatschappelijk gezien vaak nog erg moeilijk ligt en dat ouders (en docenten) al snel worden gezien als pusherig. Ze geeft aan dat dit vreemd is wanneer je dit onderwerp zou bekijken vanuit een andere invalshoek. De aanpak van getalenteerde kinderen vanuit verschillende disciplines is heel divers. Een kind met een buitengewoon muzikaal talent of atletisch vermogen wordt vaak ondergebracht bij een gespecialiseerde leraar of trainer. Dit gebeurt vaak al op jonge leeftijd. Vreemd is het dan eigenlijk wanneer je kijkt naar kinderen met academisch talent. Deze kinderen krijgen deze extra aandacht en/of begeleiding niet xxxiii. Als we kijken naar de aanpak van hooggetalenteerde kinderen in de sportwereld bijvoorbeeld, worden kinderen die hoog-getalenteerd zijn op een bepaald vlak in de sport, in groepjes gezet met kinderen, of soms zelfs volwassenen, met hetzelfde ontwikkelingsniveau. Leeftijd speelt hierbij geen rol xxxiv. In het onderwijs geldt deze opvatting niet, een kind moet zich in het onderwijs met leeftijdsgenoten bezig houden. Dit terwijl deze kinderen vaak helemaal geen aansluiting hebben met leeftijdsgenoten. Deze leeftijdsgenoten zitten namelijk helemaal niet op hetzelfde

academische ontwikkelingsniveau. Ook sociaal-emotioneel hebben hoogbegaafde kinderen vaak een betere aansluiting met oudere kinderen of zelfs met volwassenen. Kinderen van dezelfde leeftijd begrijpen hoogbegaafde kinderen niet, en andersom xxxv. Hoogbegaafde kinderen zouden er meer aan hebben als ze om zouden kunnen gaan met ontwikkelingsgelijken. Dat dit in de academische wereld niet de gewoonte is, zou op zijn minst aangemerkt kunnen worden als opvallend xxxvi. Het huidige systeem van identificatie en educatie van hoogbegaafde leerlingen werkt niet zoals het zou moeten werken. Er zou een systeem ontwikkeld moeten worden, dat de kloof tussen de potentie van een leerling en de mogelijkheid tot het leveren van uitzonderlijke prestaties verkleind door het bieden van de juiste mate van begeleiding en coaching. In een dergelijk systeem zouden er voorzieningen beschikbaar moeten zijn voor mensen die hoogbegaafd zijn, om ze door middel van training te helpen daadwerkelijk hun doelen te bereiken in het domein waar hun talent en interesse ligt xxxvii. Dit systeem zou niet alleen een uitkomst zijn voor hoogbegaafden, maar tevens voor begaafde leerlingen die vakspecifieke talenten tentoonspreiden. Deze leerlingen zouden hier ook van kunnen profiteren en zo een optimale prestatie kunnen leveren xxxviii. Wat voor systeem dat zou kunnen zijn zal worden behandeld in het volgende hoofdstuk. Eerst zal worden gekeken naar de visie van De Nieuwe Veste op onderwijs. Vervolgens zal, met specifieke aandacht voor hoogbegaafde leerlingen, inzicht worden verschaft in de visie en criteria van de Commissie Talent voor het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen.

3. Visie 3.1 Visie De Nieuwe Veste In het strategisch beleidsplan van Scholengemeenschap De Nieuwe Veste worden maatwerk, excellente kwaliteit en goede aansluiting bij PO en tertiair onderwijs expliciet genoemd. De afdeling VWO heeft, na uitgebreid overleg binnen de afdeling, in het verlengde van dit plan voor schooljaar 2011-2012 een commissie benoemd, die een plan van aanpak moet gaan ontwerpen om hoogbegaafde leerlingen op De Nieuwe Veste meer maatwerk te bieden. Dit is de Commissie Talent geworden. De opdracht vanuit de afdeling VWO voor de commissie Talent is het ontwerpen van een integrale aanpak voor slimme, talentvolle, hoogbegaafde leerlingen om hun talenten optimaal te ontwikkelen. 3.2 Uitwerking opdracht Commissie Talent Om de opdracht, die de Commissie Talent heeft gekregen, goed uit te kunnen werken, was het van belang om duidelijk te krijgen wat de visie van de commissie Talent is op hoogbegaafdheid en wat de werkgroep verstaat onder een integrale aanpak voor slimme, talentvolle, hoogbegaafde leerlingen. Allereerst is aan de hand van overleg vastgesteld wat voor aanpak de Commissie Talent graag zou willen uitwerken. Hierop is de Commissie gekomen tot de volgende wens: het ontwerpen van een apart programma voor de leerlingen van klas 1, gevolgd door een meerjarenprogramma voor klas 2, 3 en 4 waarbij de opdrachten in een vaste cyclus worden aangeboden. Het zou hierbij gaan om probleemgestuurd onderwijs, waarbij de leerlingen ook over de klassen heen met elkaar samenwerken aan bepaalde opdrachten. Hierbij zou een uitgangspunt kunnen zijn dat docenten een opdracht behorend tot hun specialisme in kunnen brengen, zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van de talenten van de collega s. Daarnaast is gekeken naar de visie van de werkgroepleden op hoogbegaafdheid. Dit om vast te kunnen stellen op welke leerlingen het te ontwerpen programma zou moeten worden toegespitst. In het eerste deel van deze handleiding heeft u kunnen lezen hoe hoogbegaafdheid gedefinieerd kan worden. In dit tweede deel van deze handleiding zal in worden gegaan op welke opties er zijn voor passend onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen. Hierop gebaseerd zal, rekening houdend met de mogelijkheden op onze school, een aanbeveling worden gedaan over welke onderwijsvormen het beste aansluiten bij de visie van onze school op het bieden van passend onderwijs aan onze hoogbegaafde leerlingen. 3.3 Visie commissie Talent Aan de hand van overleg van de Commissie Talent en de afname van vragenlijsten is getracht een beeld te vormen van de visie en de voorkeuren van de Commissie Talent voor de aanpak van (hoog)begaafde leerlingen op De Nieuwe Veste. Daarop is tot de volgende visie en voorkeuren gekomen: De Commissie Talent heeft de voorkeur voor een combinatie van twee mogelijke vormen van onderwijs: het verrijken van de leerstof binnen de klas en het buiten de klas deelnemen aan een vakoverstijgend project. Het project hoeft niet enkel toegankelijk te zijn voor leerlingen met een erkende hoogbegaafdheid. Het is belangrijker dat een leerling een hoog algemeen

vak gemiddelde heeft. De interesse en inzet voor studie zijn van belang. Ook moet de leerling zelf mee willen doen aan het project. Vanuit de afdelingsleiding is aangegeven, dat het realiseren van een aparte VWO+ klas in principe de voorkeur heeft, maar dat een dergelijke oplossing budget-technisch op dit moment niet haalbaar is. Tevens is aangegeven, dat het accent van een project, vanuit organisatorisch oogpunt, zal moeten liggen op het verrijken binnen de klas. Rekening houdend met de bovengenoemde visie en criteria van de Commissie Talent op een onderwijsprogramma voor hoogbegaafden op De Nieuwe Veste, zal nu aandacht worden besteed aan de mogelijkheden van het bieden van onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen.

4. Begeleiding 4.1 Begeleiding op school: onderwijsvormen voor hoogbegaafden op De Nieuwe Veste Zoals we eerder hebben gezien is het is van groot belang om hoogbegaafde leerlingen een onderwijsaanbod te doen dat is afgestemd op hun specifieke (pedagogische en didactische) behoeften en mogelijkheden. Als je als school echt iets wilt betekenen voor hoogbegaafde leerlingen is het essentieel een goed uitgestippeld kader te hebben. Zonder plan of visie kom je nergens xxxix. Ook het SLO 3 (2011) stelt dat: Het belangrijk is dat scholen niet ad hoc allerlei maatregelen nemen, maar beleid ontwikkelen betreffende het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen. De wijze waarop scholen dit kunnen doen, zou volgens het CPS in ieder geval de componenten compacten en differentiatie moeten bevatten. Compacten houdt de mogelijkheid tot versnellen in, door óf de leerstof te comprimeren, óf de leertijd in te korten. Differentiatie betekent dat hoogbegaafde leerlingen andere opdrachten en activiteiten mogen uitvoeren dan hun klasgenoten en taken krijgen waarvan ze iets kunnen leren xl. Er zijn verschillende mogelijkheden om hoogbegaafde leerlingen in het onderwijs tegemoet te komen. Het CPS geeft aan dat er verschillende onderwijsarrangementen zijn xli. In de Informatiebrochure voor het VO van het CPS is een beschrijving opgenomen van verschillende onderwijsarrangementen. Deze worden als volgt getypeerd: 1. Compacten en verrijken (C&V): dit is een didactisch model waarbij (hoog)begaafde leerlingen de normale leerstof in compacte vorm krijgen aangeboden. Hierdoor komt ruimte vrij voor verrijkingsactiviteiten. De verrijkingsstof wordt in groepsvorm verwerkt. Hierdoor worden ook sociale vaardigheden getraind. 2. Het Draaideur model (DD): dit is een model waarbij (hoog)begaafde leerlingen, die de gewone leerstof in versneld tempo kunnen verwerken, reguliere lessen gedeeltelijk mogen missen om daarvoor in de plaats deel te nemen aan een verbredingstraject. 3. Leer(stof)lijnen model: dit is een model waarbij het (vak)programma wordt ingedikt en leerlingen ook kunnen versnellen. In de daardoor vrijkomende tijd, werken de leerlingen aan vrij te kiezen activiteiten. Er wordt gedifferentieerd naar belangstelling, wat voor leerlingen wisselende leerlijnperspectieven kan opleveren. 4. VWO+ programma s: bij dit soort programma s is een grote variatie te zien in soorten curricula, bijvoorbeeld tweetalig VWO of een VWO+ leerroute, naast het reguliere programma. Voor alle leerlingen geldt hetzelfde programma, dat is verzwaard ten opzichte van het gewone VWO-programma, in inhoud en soms ook in het aantal lesuren per week. Waar rekening mee moet worden gehouden, is het feit dat methodes, zoals het verrijken van de lesstof, veel energie en inzet van de vakdocent vergen. Daarnaast zal dit systeem het beste werken als niet alleen de hoogbegaafde leerlingen, maar ook de andere leerlingen die sterk zijn in het vak volgens deze methode werken. Soms krijg je hier ook tegenwerking, want niet alle verdieping zal leuk zijn. Dat zal de basisstof ook niet altijd zijn. Het gaat er om dat de leerlingen er van leren, dat moet het belangrijkste zijn xlii. Ondanks dat de onderwijsarrangementen verschillende namen hebben, zijn er veel overeenkomsten. Het DD-model en het Leerstoflijnen-model hebben bijvoorbeeld beide in de verrijkingssfeer geen vastomlijnd programma. Maatregelen zoals indikking, verrijking en 3 Het SLO, nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling, is het landelijk informatiepunt over (hoog)begaafdheid.

versnelling, rekening houdend met mogelijkheden en voorkeuren van de leerling is bij alle onderwijsarrangementen in meer of mindere mate aan de orde xliii. Echter, niet alle genoemde mogelijkheden werken even goed. Het CPS geeft aan dat gesteld kan worden dat het uitbreiden en aanpassen van het curriculum door verbreding, indikken, verrijken en versnellen op zich geen voldoende garanties biedt voor een succesvol doorlopen van de school door hoogbegaafde leerlingen. Een totaal onderwijspakket waarin de school aandacht heeft voor onderwijsbeleid en organisatie, visie op onderwijs, didactiek en pedagogiek, de zorg en begeleiding van de hoogbegaafde leerlingen doordenkt en afstemt op de specifieke behoeften van hoogbegaafde leerlingen, levert mogelijk op termijn wel die garanties xliv. Dit is ook wat naar voren komt uit onderzoek van Subotnik et al. (2011). Zij stellen dat in het voortgezet onderwijs gebruik zou moeten worden gemaakt van 2 manieren van onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen: verrijking en versnelling. Subotnik et al. (2011) geven aan dat de onderwijsvormen verrijking en versnelling niet alleen de twee meest toegepaste onderwijsvormen om hoogbegaafde leerlingen te onderwijzen zijn. Tevens zijn dit onderwijsvormen die zowel nut hebben voor hoogbegaafde leerlingen als voor normale leerlingen. Uit onderzoek blijkt ook dat er een consensus bestaat over de effectiviteit van versnelling door hoogbegaafde leerlingen. Deze onderwijsvorm, van versnelling, geeft erg positieve resultaten. Wel geven de auteurs aan dat sociaal-emotionele coaching en begeleiding van de leerlingen die in een dergelijk traject worden opgenomen, vereist is. Zonder deze ondersteuning zullen de leerlingen niet de prestaties kunnen leveren, waartoe ze wel de potentie hebben.

5. Conclusie De laatste jaren wordt er in het onderwijs steeds meer aandacht besteed aan de ontwikkeling van onderwijs, dat specifiek gericht is op hoog-intelligente, hoogbegaafde of getalenteerde leerlingen. Ook vanuit de overheid wordt de potentie van deze leerlingen ingezien. Niet alleen wordt het nut van dergelijk onderwijs gezien voor de leerlingen zelf, maar óók het nut hiervan voor de samenleving en de arbeidsmarkt wordt benadrukt. Wanneer scholen onvoldoende voorzien in de specifieke behoeften van hoogbegaafde leerlingen, leidt dat onherroepelijk tot problemen, bijvoorbeeld onderpresteren. Om adequaat om te kunnen gaan met deze leerlingen in het voortgezet onderwijs, is het van belang dat docenten goed op de hoogte zijn van wat hoogbegaafdheid is. Om in de toekomst ook op De Nieuwe Veste beter met hoogbegaafdheid om te kunnen gaan is er vanuit de afdeling VWO in 2011 de werkgroep Commissie Talent opgericht. Volgens het CPS zitten er in elke klas en op elke school hoogbegaafde leerlingen. Het gemiddelde in het primair onderwijs zou rond de 1-4 (hoog)begaafde leerlingen per klas liggen. In het voortgezet onderwijs zou dat aantal zelfs hoger liggen, vooral op het VWO en gymnasium. Binnen de afdeling VWO op onze school hebben wij maar ongeveer 5 leerlingen, die het predicaat hoogbegaafd hebben. Dit zou betekenen dat er nog een flink aantal nietontdekte hoogbegaafden rond zou moeten lopen op onze school. Vreemd is dit niet, wanneer gekeken wordt naar het Nederlandse onderwijssysteem. Dit systeem zou op dit moment namelijk nog onvoldoende in staat zijn cognitief talent te signaleren en begeleiden. Tevens bestaat er, ondanks dat er vanuit verschillende hoeken voor informatieverwerving en voorziening wordt gezorgd, een kloof tussen wat in theorie bekend is en in de praktijk wordt uitgevoerd. Daarom is een duidelijke definiëring van hoogbegaafdheid van belang. Over hoogbegaafdheid bestaan verschillende algemene opvattingen, sommige positief en andere negatief, die niet allemaal (helemaal) kloppen. Hiermee zorgen deze algemene opvattingen voor een vertekend beeld van hoogbegaafdheid. Dat dit vertekend beeld bestaat, komt niet voort uit onwil, maar uit gebrek aan kennis. Om dit vertekend beeld te verhelpen is gekeken naar hoe hoogbegaafdheid te definiëren valt. Eerst is gekeken naar wat hoogbegaafdheid niet is. Hierna kon worden ingegaan op wat het wel is. Aan de hand hiervan is gesteld dat het bij hoogbegaafdheid gaat om: iemand met een hoog IQ, die de interesse en bereidheid heeft hard te werken om een niveau van excellentie te bereiken, die de juiste begeleiding krijgt en bereid is tijd te investeren en er moeite voor doet zijn talent te ontwikkelen. Indien de sociale omgeving geen ruimte biedt aan een hoogbegaafd kind om zich te ontwikkelen, zal de hoogbegaafdheid in de kiem gesmoord worden. Zoals er op dit moment op De Nieuwe Veste om wordt gegaan met hoogbegaafde leerlingen is niet toereikend. Dit wordt erkend door de schoolleiding en deze heeft aangestuurd op verandering. Volgens de afdelingsleiding is het momenteel niet mogelijk om een vakoverstijgend project te ontwikkelen in verband met beperkingen in het budget. De oplossingen zouden moeten worden gezocht in mogelijkheden binnen de klas van de hoogbegaafde leerling.

Onderzoek toont aan dat manieren van het bieden van onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen, zoals het verrijken van de lesstof en de mogelijkheid om een leerling te laten versnellen, de oplossingen zijn met de beste resultaten. Wat tevens uit onderzoek naar voren komt is het belang van sociaal-emotionele begeleiding. Het zou het beste zijn dat alle docenten, die omgaan met hoogbegaafde leerlingen, op de hoogte zijn van wat hoogbegaafdheid is. Tevens zouden deze docenten moeten leren hoe ze de leerlingen het beste kunnen benaderen en begeleiden. Op beide vlakken zouden docenten bijscholing moeten krijgen.

6. Aanbevelingen Op basis van de resultaten van het onderzoek zijn er een aantal aanbevelingen te doen over de aanpak van onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen op De Nieuwe Veste. Het gaat er hierbij om maatwerk, excellente kwaliteit en goede aansluiting bij PO en tertiair onderwijs te kunnen realiseren. Uit het onderzoek is gebleken, dat hoogbegaafde leerlingen baat hebben bij extra begeleiding en mogelijkheden op verrijking en versnelling in hun onderwijstraject. Binnen een plan van aanpak, gericht op het bieden van meer maatwerk aan hoogbegaafde leerlingen om hun talenten optimaal te ontwikkelen op De Nieuwe Veste, zouden de volgende punten moeten worden opgenomen: Investering in: - Bijscholing van, bij voorkeur, alle docenten die omgaan met hoogbegaafde leerlingen. Het is zeker aan te raden ten minste één docent uit het team de benodigde opleiding te laten volgen. - Het mogelijk maken van een verrijkingsproject dat vakoverstijgend kan worden uitgevoerd. Om dit te kunnen realiseren is het essentieel dat dit (vanuit de organisatie) wordt gebudgetteerd. Op dit moment zijn, budgettair gezien, niet alle plannen mogelijk. Wellicht is er een mogelijkheid om hier in de toekomst meer budget voor te krijgen. De wens van de Commissie Talent om een interdisciplinair project te realiseren, wordt dan ook mogelijk. Wanneer de schoolleiding inderdaad excellent onderwijs wil bieden aan iedere leerling, zal de aanvraag voor extra budget voor passend onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen, op basis van dit onderzoek, goed te verdedigen zijn. Sociaal-emotionele begeleiding is van groot belang. Alle docenten, die omgaan met hoogbegaafde leerlingen, moeten weten wat hoogbegaafdheid inhoudt en moeten leren hoe ze de leerlingen het beste kunnen benaderen en begeleiden. Willen de gewenste resultaten van het opleiden van hoogbegaafde leerlingen worden bereikt, dan houdt dit in dat een (toekomstige) investering in deze bijscholing zou moeten worden gedaan. De huidige visie op onderwijs voor hoogbegaafde leerlingen van de Commissie Talent sluit niet aan bij wat momenteel budgettair realiseerbaar is voor de afdeling VWO. Dit houdt in dat, willen de plannen realiseerbaar worden, de visie en het budget dichter bij elkaar moeten komen te liggen. Er moeten dus aanpassingen worden gemaakt óf in de visie, óf in de budgettaire mogelijkheden, óf in beide. In de klas verrijken, is momenteel de beste optie om het gestelde doel te bereiken. Echter, deze oplossing zal mogelijk ook problemen met zich meebrengen. Het houdt onder andere in dat vakdocenten meer werk krijgen. Hier zal niet iedereen op zitten te wachten. Aan het draagvlak voor deze maatregel zal daarom veel aandacht moeten worden besteed.

Eindnoten i Rijksoverheid.nl, 2011 ii infohoogbegaafd.nl, 2011 iii deze instanties zijn: Het CBO (Centrum voor (Hoog)Begaafdheids Onderzoek), het LICH (Landelijk Informatie Centrum voor Hoogbegaafdheid) iv Kieboom, 2007; Van Nieuwstadt, 2011; Rijksoverheid.nl, 2011; Scholieren.com, 2007, 2011; Subotnik et al., 2011; T Hooft, 2007 v Van Nieuwstadt, 2011 vi Kieboom, 2007; Van Nieuwstadt, 2011; Rijksoverheid.nl, 2011; Scholieren.com, 2007, 2011; Subotnik et al., 2011; T Hooft, 2007 vii Subotnik et al., 2011; T Hooft, 2007 viii Subotnik et al., 2011 ix Voorbeelden uit Kieboom, 2007; Subotnik et al, 2011; T Hooft, 2007 x LICH.nl, 2011 xi Dweck (2006) in Subotnik et al. 2011 xii Heatherton & Gazzaniga, 2005 xiii Kieboom, 2007 xiv Dweck (2006) in Subotnik et al., 2011 xv Subotnik et al., 2011 xvi Subotnik et al., 2011 xvii Subotnik et al. xviii LICH.nl,2011 xix Subotnik et al., 2011 xx Kieboom, 2007 xxi Kieboom, 2007 xxii LICH.nl, 2011 xxiii Kieboom, 2007 xxiv CPS.nl, 2011; Kieboom, 2007 xxv LICH.nl, 2011 xxvi Pp. 7, Subotnik et al., 2011 xxvii Subotnik et al, 2011 xxviii Kieboom, 2007; Van Nieuwstadt, 2011; Subotnik et al, 2011; T Hooft, 2007 xxix T Hooft, 2007 xxx Subotnik, 2011 xxxi LICH.nl, 2011; t Hooft, 2007 xxxii Kieboom, 2007 xxxiii Van Nieuwstadt, 2011 xxxiv Kieboom, 2007 xxxv Kieboom, 2007 xxxvi Kieboom, 2007 xxxvii Subotnik, 2011 xxxviii Subotnik et al.,2011; Kieboom, 2007 xxxix Kieboom, 2007; T Hooft, 2007 xl CPS, 2011 xli De Boer & Kamphof, 2005 xlii Kieboom,2007 xliii CPS.nl, 2011 xliv CPS, 2011