De moord op ons Neroke Door wie, waarmee, en waar werd Nero vermoord? Los deze vreselijke moord op...voor er nog slachtoffers vallen.
Het is duidelijk...carmen heeft jouw hulp nodig. Alleen met jouw hulp kan ze te weten komen wie haar Neroke vermoord heeft. En kan jij misschien ook ineens uitzoeken welke wapen de dader gebruikt heeft en waar de moord gepleegd werd? Op de volgende bladzijden zie je de 7 verdachten, de 7 wapens en de 7 plaatsen. Natuurlijk is er maar 1 dader, die 1 wapen gebruikt heeft en het op 1 plaats gedaan heeft. Aan jou om uit te zoeken welke gegevens kloppen. Je zal in totaal 18 rekenopdrachten moeten oplossen. Als de hele opdracht klaar is, zal Carmen je een tip geven. Met die tip kom je elke keer uit op 1 getal. Dat getal moet je gaan zoeken bij de verdachten, wapens en plaatsen. Als je dat getal gevonden hebt, kan je het bolletje rood kleuren. Zo weet je dus dat die persoon het al niet gedaan heeft, of dat het wapen niet gebruikt is, of dat de plaats veilig is. Op het einde van de 18 opdrachten blijven 1 dader, 1 wapen en 1 plaats over, dan heb jij de moord opgelost. Wie weet mij op 1 september te vertellen wat er precies gebeurd is met Neroke? En wie is met andere woorden een superspeurneus? Veel succes!
Verdachten 20 11 8 38 57 62 58
Moordwapens 13 24 26 30 50 4 61
plaatsen 32 7 5 6 36 14 66
Opdracht 1 Breuken herkennen en benoemen Welke breuk is aangeduid in deze figuren?............ OEFENING 2 Kleur het aangegeven gedeelte. 1 2 6 1 3 7 2 5 8 3 6 7 Tel het aantal ingekleurde vakjes bij oefening 2.
Opdracht 2 Cijferend aftrekken Los de oefeningen cijferend op. 442-311 = 976-512 = 750-318 = 618-442 = 426-189 = 561-294 = 1000-369 = 800-542 = 300-188 = Tel alle cijfers uit de achterste vakjes van je uitkomsten op.
Opdracht 3 Hoofdrekenen - delen Los de delingen uit de tafels op. 24 : 4 = 25 : 5 = 12 : 2 = 18 : 6 = 6 : 3 = 28 : 7 = 90 : 10 = 64 : 8 = 10 : 1 = 27 : 9 = 21 : 3 = 36 : 6 = 45 : 5 = 20 : 4 = 32 : 8 = OEFENING 2 Los de oefeningen op door te hoofdrekenen. Denk aan alle trucjes en schema s. (: 10, : 100, : 5, : 50, nulletje wegdenken, brillenschema) Je mag een kladblad gebruiken. 630 : 10 = 85 : 5 = 420 : 7 = 900 : 100 = 700 : 50 = 48 : 3 = 1000 : 10 = 600 : 100 = 950 : 50 = 640 : 8 = 120 : 5 = 32 : 2 = 600 : 50 = 810 : 9 = 640 : 4 = Tel de uitkomsten op van de oefeningen uit de derde kolom van oefening 1.
Opdracht 4 Evenwijdig - loodrecht - snijdend Vul de zinnen in. en zijn evenwijdig en snijden elkaar loodrecht en zijn niet evenwijdig en snijden elkaar schuin OEFENING 2 Teken de rechte h evenwijdig aan de rechte j. OEFENING 3 Teken de rechte h loodrecht op de rechte j. Tel het aantal rechten in oefening 1.
Opdracht 5 Breuken berekenen Teken een breukenschema en reken uit. OEFENING 2 Reken deze oefeningen uit zonder schema. Tel de uitkomsten van de oefeningen met een kruisje op.
Opdracht 6 Hoofdrekenen - optellen Los de oefeningen uit je hoofd op. 79 + 12 = 63 + 18 = 25 + 45 = 61 + 30 = 45 + 89 = 71 + 29 = 19 + 46 = 53 + 29 = 42 + 45 = 300 + 125 = 429 + 400 = 200 + 379 = 490 + 230 = 610 + 180 = 250 + 660 = 283 + 410 = 156 + 630 = 762 + 150 = 156 + 209 = 452 + 107 = 311 + 502 = 426 + 319 = 258 + 106 = 416 + 352 = 715 + 189 = 274 + 385 = 342 + 185 = Neem de uitkomst van de eerste en de laatste oefening en tel alle cijfers op. Voorbeeld: uitkomst 1 = 23 en uitkomst 2 = 71 g 2 + 3 + 7 + 1 =13
Opdracht 7 De analoge klok Hoe laat is het op de klokken? Tel het aantal klokken waar het voor is.
Opdracht 8 Lengte - inhoud - gewicht Vul aan. 1 kg = x 100 g 1 kg = x 250 g 1 kg = x 500 g 1 kg = x 200 g OEFENING 2 Beantwoord de vragen. Welke zak is het zwaarst? Welke zak is het lichtst? Welke zakken zijn even zwaar? Rangschik de zakken van zwaar naar licht. OEFENING 3 Vul in met de juiste maateenheid. Als je vanuit België naar Spanje gaat, moet je meer dan 1000 rijden. De inhoud van een blikje frisdrank is 33. Een pak suiker weegt 1. Ik geef de planten in de tuin water en doe dat met een gieter waar 10 water in kan. Om pannenkoeken te bakken heb je 200 bloem nodig. Tel het gewicht van de 5 zakken uit oefening 2 samen.
Opdracht 9 Hoofdrekenen - vermenigvuldigen Los de vermenigvuldigingen uit de tafels op. 6 x 4 = 5 x 5 = 6 x 2 = 3 x 6 = 2 x 3 = 4 x 7 = 9 x 10 = 8 x 8 = 10 x 1 = 3 x 9 = 7 x 3 = 6 x 6 = 9 x 5 = 5 x 4 = 4 x 8 = OEFENING 2 Los de oefeningen op door te hoofdrekenen. Denk aan alle trucjes en schema s. (x 10, x 100, x 5, x 50, nulletje wegdenken, brillenschema) Je mag een kladblad gebruiken. 21 x 10 = 16 x 5 = 30 x 4 = 3 x 100 = 8 x 50 = 3 x 17 = 69 x 10 = 10 x 100 = 11 x 50 = 23 x 8 = 46 x 5 = 76 x 2 = 7 x 50 = 40 x 9 = 120 x 4 = Tel de uitkomsten van de oefeningen met een kruisje op.
Opdracht 10 Vlakke figuren OEFENING 2 Zet een kruisje in de veelhoeken. Zet een bolletje in de rechthoeken. Tel alle kruisjes en bolletjes samen.
Opdracht 11 De breukvragen breukvragen op. Kijk naar de tekening en los de 1. Hoe groot is het geheel? 2. In hoeveel gelijke delen verdeel je het geheel? 3. Hoe groot is elk deel? 4. Hoeveel gelijke delen neem je? 5. Hoe groot zijn die delen samen? OEFENING 2 Kijk naar de oefening, los de breukvragen op en vul het antwoord in. 6 8 van 48 = 1. Hoe groot is het geheel? 2. In hoeveel gelijke delen verdeel je het geheel? 3. Hoe groot is elk deel? 4. Hoeveel gelijke delen neem je? 5. Hoe groot zijn die delen samen? Tel de getallen die je vond bij vraag 3 uit oefening 1 en 2 op.
Opdracht 12 Vraagstukken Los de oefening op. Bij een spaaractie in de supermarkt verzamelde Marie al 85 kaarten. Lena verzamelde 33 kaarten meer dan Marie. Hoeveel kaarten heeft Lena? Oefening: Antwoordzin: OEFENING 2 Los de oefening op. Bij de taartenverkoop op school werden 400 taarten geleverd. 268 taarten werden al opgehaald. Hoeveel taarten moeten nog opgehaald worden? Oefening: Antwoordzin: OEFENING 3 Los de oefening op. Leon, Achmed en Zino hebben een kraampje op de rommelmarkt. Ze hebben veel spullen verkocht en hebben 48 verdiend. Ze verdelen het geld eerlijk. Hoeveel geld krijgen ze ieder? Oefening: Antwoordzin: Doe de uitkomst van oefening 2 min de uitkomst van oefening 1.
Opdracht 13 Cijferend vermenigvuldigen Los de oefeningen cijferend op. 3 x 319 = 122 x 4 = 5 x 199 = 156 x 6 = 475 x 2 = 3 x 294 = 142 x 7 = 76 x 9 = 4 x 207 = Tel alle cijfers van uit de middelste vakjes van je uitkomsten op.
Opdracht 14 Soorten hoeken Meet de hoeken en schrijf de juiste naam erbij. Kies uit: stomp, scherp, recht Tel de stompe en scherpe hoeken samen.
Opdracht 15 Cijferend delen Los de oefeningen cijferend op. 128 : 4 = 645 : 3 = 807 : 2 = 519 : 5 = 847 : 6 = 249 : 7 = 471 : 3 = 360 : 7 = Tel alle resten op.
Opdracht 16 De digitale klok Hoe laat is het op de klokken? 11 : 15 21 : 03 16 : 30 8 : 47 6 : 40 22 : 22 1 : 55 13 : 17 00 : 25 9 : 32 17 : 45 15 : 05 Tel het aantal klokken waar het na de middag is.
Opdracht 17 Hoofdrekenen - aftrekken Los de oefeningen uit je hoofd op. 79-12 = 63-18 = 45-25 = 61-30 = 89-45 = 71-29 = 46-19 = 53-29 = 45-42 = 300-125 = 429-400 = 300-279 = 490-230 = 610-180 = 660-250 = 483-210 = 656-130 = 762-150 = 256-109 = 452-107 = 511-302 = 426-319 = 258-106 = 416-352 = 715-189 = 374-285 = 342-185 = Neem de uitkomst van de eerste en de laatste oefening en tel alle cijfers op. Voorbeeld: uitkomst 1 = 23 en uitkomst 2 = 71 g 2 + 3 + 7 + 1 =13
Opdracht 18 Cijferend optellen Los de oefeningen cijferend op. 318 + 221 = 506 + 233 = 147 + 351 = 418 + 257 = 691 + 173 = 407 + 306 = 288 + 156 = 479 + 377 = 565 + 389 = Tel alle cijfers uit de voorste vakjes van je uitkomsten op.