Het Belgisch Nationaal Strategisch Pensioenrapport 2005

Vergelijkbare documenten
BELGIE STRATEGISCH RAPPORT PENSIOENEN

STATISTISCHE STUDIES

De Belgische gepensioneerden in kaart gebracht

STATISTISCHE STUDIES

RAADGEVEND COMITÉ VOOR DE PENSIOENSECTOR

STATISTISCHE STUDIES

De uitdagingen van de tweede pijler voor loontrekkenden

STATISTISCHE STUDIES

STATISTISCHE STUDIES

EEN STERK EN BETROUWBAAR SOCIAAL CONTRACT Commissie Pensioenhervorming

Krachtlijnen van het achtste Jaarverslag van de Studiecommissie voor de Vergrijzing

Gelijkgestelde periodes in de pensioenopbouw bij werknemers

plan.be Federaal Planbureau Economische analyses en vooruitzichten

Hoe heeft de sociale zekerheid de crisis doorstaan?

BELGIË 1 HET PENSIOENSTELSEL IN HOOFDLIJNEN

Waarom de tweede pensioenpijler noodzakelijk is! I Inleiding 02. I 1. Het Belgische pensioenhuis : drie pijlers 03

Pensioenzekerheid voor iedereen

RAADGEVEND COMITE VOOR DE PENSIOENSECTOR

Regeerakkoord: wat is de impact op de pensioenen en de verzekeringsproducten?

Regeerakkoord DI RUPO I:Wat met de pensioenen?

Sociale houdbaarheid wettelijke pensioenen

Agenda. 2011, een bewogen jaar Waarheen met onze pensioenen? Besluit Questions & Answers

Deel 1 Pijlers van het Belgische pensioenstelsel...7 I. De Belgische pensioenpijlers gedefinieerd...9

aé=çãî~åö=î~å=çé=ééåëáçéåéå=ìáí=çé=íïééçé=éáàäéê= îççê=~êäéáçéêë=éå=ä~öéêé=äéçáéåçéå

Verhoging van de Inkomensgarantie voor Ouderen op 1 juli 2008

Aanbevelingen die volledig ingewilligd zijn

Pensioenkloof tussen België en haar buurlanden loopt op tot 48 procent

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 5;

Regeerakkoord DI RUPO I:Wat met de pensioenen?

STATISTISCHE STUDIES

Uitgangspunt van de Commissie

Uitgerust op rustpensioen

Door een aantal wettelijke beschikkingen moest een einde komen aan dergelijke vorm van aanvullende pensioenfondsen.

De pensioenkloof tussen België en haar buurlanden

Uw pensioen Onze zorg Over de toekomst van uw pensioen. Een initiatief van sp.a Zandhoven 7 mei 2014 Greet van Gool

2. Het wettelijk pensioen : onze absolute prioriteit

Pensioenen lokale besturen: gisteren, vandaag en morgen.

De budgettaire kosten van de vergrijzing

VGE-Congres Duurzaamheid van de zorguitgaven Tilburg, 11 oktober 2012

Wijzigingen in de pensioenwetgeving

3. Tweede pijler : algemeenheden

Studiedag over pensioenen

DE GROEPSVERZEKERING EEN MUST, OOK VOOR KMO S. 10 veelgestelde vragen over de groepsverzekering

Loopbaanvoorwaarde. Minimunleeftijd. Uitzonderingen lange loopbanen

Vrouw en pensioen. Jean MOUREAUX. Rijksdienst voor Pensioenen Financiële studies

Vergrijzingskosten indijken: een pleidooi voor structurele aanpassingen van de arbeidsmarkt

Naar een gelijkwaardige sociale bescherming voor zelfstandigen

Welk stelsel? Wanneer met pensioen gaan?

Geen discriminatie van vrouwen en gepensioneerden!

Voor welke uitdagingen plaatst de vergrijzing ons?

Wet van 4 maart 2004 (B.S. 26 maart 3 de uitgave)

Pensioenkloof tussen België en zijn buurlanden loopt op tot 48 procent

BELGISCHE PENSIOENATLAS 2010

9. Aanvullende pensioenen

Verhoging van sommige uitkeringsbedragen voor zelfstandigen in het kader van het structureel mechanisme van welvaartsaanpassing

Pensioenkloof met buurlanden loopt op tot 49 procent

Groenboek over pensioenen

VIJF VOORSTELLEN OM DE GEVOLGEN VAN DE VERGRIJZING OP TE VANGEN AANVULLENDE PENSIOENEN VAST EN ZEKER MAKEN

Wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen 1. TITEL 8. - Pensioenen. HOOFDSTUK 1. - Pensioenen van de overheidssector

De impact van het Generatiepact op pensioenen en tijdkrediet. Regeringsbeslissing! =>Protest vakbonden =>Onderhandelingen =>Bijschaving Generatiepact

Pensioenplanning VFB Congres Dag van de Tips

BEDRAG VAN HET PENSIOEN

1e trimester. 54e jaargang. Belgisch Tijdschrift voor SOCIALE ZEKERHEID

Een terugblik op vijf decennia

MEMO. Federale verkiezingen van 13 juni 2010 VBO-memorandum Strategische documenten. 1. De hervorming van de pensioenen: een noodzaak

LSLGEMEEN E3EHEERSCOMITE VOOR HET SOCIAAL STATUUT DER ZELFSTANDIGEN

Wettelijk rustpensioen zelfstandigen. Liantis studiedienst

3 Werknemerspensioenen

HERVORMING VAN DE WET OP DE AANVULLENDE PENSIOENEN: WAT IS NIEUW?

Wat mag ik verwachten van mijn pensioen? Antwoorden op 7 prangende vragen

Een handleiding voor de pensioenwetgeving

III. Het stelsel voor zelfstandigen C. Statistieken 4. Pensioenen (RVP)

Nieuwe gewaarborgde rentevoeten voor de pensioenplannen die afgesloten worden door een onderneming Vragen & Antwoorden

De budgettaire kost van de vergrijzing

Ombudsdienst Pensioenen

CAO van 30 september 2009 tot vaststelling van de overgangsregeling in het kader van de invoering van de sectorale tweede pensioenpijler

BELGIUM PENSION OUTLOOK Juni 2014

VBO-bakens in het debat rond het pensioenbeleid

Een meer gelijke verdeling van beroepsarbeid en beroepsinkomen tussen mannen en vrouwen in Vlaanderen, maar...

Intergenerationele rechtvaardigheid en pensioenen. Erik Schokkaert

Pensioenupdate Up2date najaar 2018

Vragen over uw pensioen en dat van uw werknemer beantwoord

De evolutie van de sociale situatie en de sociale bescherming in België Samenvatting en kernboodschappen

Nieuwe gewaarborgde rentevoeten voor de pensioenplannen die afgesloten worden door een onderneming Vragen & Antwoorden

INHOUDSTAFEL HOOFDSTUK 1: INLEIDING 9 HOOFDSTUK 2: PENSIOENSTELSEL IN DE REGELING VOOR WERKNEMERS 11

Pensioeninkomens in de toekomst

PENSIOENREGELING voor ZELFSTANDIGEN. 65, en wat nu? Studiedienst Zenito sociaal verzekeringsfonds

GROEPSVERZEKERING ALGEMEEN STEDELIJK ZIEKENHUIS AALST + MSSZ VOOR CONTRACTUELEN

Onze pensioenen onder vuur

Referaat Alain Mouton (Trends) - Symposium AK-VSZ 21 maart De pensioenen: paradoxen, mythes en verborgen problemen

Informatieveiligheidscomité Kamer sociale zekerheid en gezondheid

VLAAMS PARLEMENT VOORSTEL VAN DECREET. van de heer Marc Olivier c.s. houdende invoering van een recht op opleiding voor structureel werklozen

Pensioen: de basisprincipes

Veralgemening van de 2de pijler in pensioen en hospitalisatieverzekering. AG Employee Benefits. Trust in expertise. Jean-Michel Kupper

Ons wettelijke pensioenstelsel wordt geconfronteerd

Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, inzonderheid op artikel 15;

Pensioenaanspraken in beeld

Jouw Cosun pensioen. Informatiebijeenkomsten voor deelnemers in actieve dienst mei 2014

Nieuwe gewaarborgde rentevoeten voor de pensioenplannen die afgesloten worden door een onderneming Vragen & Antwoorden

Pensions at a Glance: Public Policies across OECD Countries 2005 Edition. Kort overzicht pensioenen OECD: publiek beleid in OECD-landen editie 2005

Transcriptie:

Het Belgisch Nationaal Strategisch Pensioenrapport 2005 Met de invoering van de open methode van coördinatie voor pensioenen werd vanaf 2002 in de Europese Unie een instrument aangeboden om de pensioenenproblematiek tegelijkertijd vanuit zowel een financieel als een sociaal oogpunt te behandelen. Aldus werd een aanzet gegeven om, op het Europees niveau, een meer evenwichtig pensioendebat te voeren. Met de invoering van deze open methode van coördinatie werden twee doelstellingen beoogd: een cognitieve doelstelling, namelijk wederzijds leren en valoriseren van goede praktijken en een normatieve doelstelling, dat wil zeggen een evenwicht vinden tussen de gemeenschappelijke Europese objectieven een structurele oplossing zoeken voor de financiering van de vergrijzing zonder te raken aan de verscheidenheid van de verschillende pensioensystemen en de autonomie van de lidstaten inzake de organisatie van hun pensioensystemen. De Europese top van Laken stelde elf gemeenschappelijke doelstellingen voorop, gegroepeerd in drie domeinen: (1) het waarborgen van de capaciteit van pensioenstelsels om aan hun sociale doelstellingen te voldoen, (2) de handhaving van de betaalbaarheid van pensioenstelsels en (3) het behoud van het vermogen van pensioenstelsels om in te spelen op de veranderende behoeften in de samenleving. Het tweede nationaal strategisch rapport pensioenen 2005 rapporteert hoe België op deze vooropgestelde gemeenschappelijke doelstellingen heeft ingespeeld sinds het eerste nationaal strategisch rapport pensioenen, dat in 2002 werd gepubliceerd. 1 De sociale doelstellingen van de pensioenen blijvend garanderen In het eerste nationaal strategisch rapport werd beloofd via een Inkomensgarantie voor Ouderen te zorgen dat de ouderen die geen of onvoldoende pensioenrechten en dus bestaansmiddelen opbouwden toch een inkomen gegarandeerd kregen. Alhoewel de huidige gepensioneerden dikwijls als een relatief rijke generatie beschouwd wordt, ligt het armoederisico bij personen ouder dan 65 jaar beduidend hoger dan bij de rest van de bevolking. Om hieraan te verhelpen, werden in de voorbije periode de wettelijke minimumpensioenen en het basisbedrag van de Inkomensgarantie voor Ouderen substantieel verhoogd. Sedert het eerste strategisch rapport (2002) evolueerden de minimumpensioenen en de Inkomensgarantie voor Ouderen overeenkomstig met de stijging van de welvaart. In het stelsel van de zelfstandigen werd de voorbije drie jaar een inhaalbeweging gemaakt. Enkel voor de ambtenaren zijn de minimumpensioenen daarentegen iets minder snel gestegen dan de welvaart. Voor het verzekeren van een aanvaardbare levensstandaard op het 84 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 1-2/2006

moment van pensionering zijn volgende beleidslijnen in de wettelijke pensioenstelsels van belang: Het opnieuw aanpassen van de hoogte van de weerhouden loonplafonds bij de pensioenberekening van werknemers. Sinds 1999 worden de plafonds afgestemd op de evolutie van de loonnorm met een gunstig effect op de vervangingsratio s voor gevolg; De invoering van het maxistatuut voor de meewerkende echtgenoten van zelfstandigen; De leeftijdsbonus voor ambtenaren bij uitstel van pensionering na de leeftijd van 60 jaar; Selectieve tweejaarlijkse welvaartsaanpassingen vanaf 2007 voor de werknemers en de zelfstandigen voor zowel de uitkeringen (inclusief minima) als voor de berekeningsbases (loonplafond). Hoewel de eerste pensioenpijler reeds een toereikende sociale bescherming waarborgt, is het zo dat de eerste pijler in de privésector een pensioeninkomen biedt dat merkelijk lager ligt dan het loon dat juist voor de pensionering werd verdiend. Het pensioen wordt doorgaans berekend op basis van gemiddelde lonen over de gehele loopbaan van de gepensioneerde (voor de berekening van de ambtenarenpensioenen wordt de wedde van laatste vijf loopbaanjaren in aanmerking genomen). Met de wet op de aanvullende pensioenen werd in 2003 een van de belangrijkste pensioenhervormingen doorgevoerd. Deze nieuwe wet wil de tweede pijler: uitbouwen tot een aanvullende sociale bescherming waarbij de levensstandaard beter op peil kan worden gehouden bij pensionering; democratiseren via sectorpensioenen, opdat de volledige bevolking er op termijn van zou kunnen gebruik maken; versterken door een gewaarborgd minimumrendement en door de inbouw van meer solidariteitsmechanismen. Betaalbare pensioenen garanderen De financiële houdbaarheid van het Belgisch pensioenstelsel wordt gegarandeerd door: het creëren van een begrotingsoverschot waardoor de schuld versneld wordt afgelost en de rentelast daalt (omgekeerd sneeuwbaleffect); het aanleggen van financiële reserves om de toekomstige pensioenen te financieren. In de praktijk verloopt het aanleggen van de financiële reserves via de oprichting van het zogenaamde Zilverfonds. Het Zilverfonds dat in 2001 in werking is getreden is een budgettair instrument waarbij de vermindering van de schuld wordt besteed aan het aanleggen van reserves om het hoofd te kunnen bieden aan de stijging van de pensioenuitgaven wanneer de babyboomgeneratie met pensioen zal gaan. Via het Zilverfonds dragen de toekomstige gepensioneerden (de huidige actieven) bij tot de financiering van hun pensioen. De doelstellingen die de overheid vooropstelde in het Belgische stabiliteitsprogramma moesten de begroting in evenwicht houden tot in 2006, en nadien het saneringsbeleid verder versterken door op middellange termijn een begrotingsoverschot te realiseren (0,3% van het BBP in 2007 en 0,6% in 2008). Op basis van de aanbevelingen van de Hoge Raad van Financiën is het de bedoeling dat dit overschot wordt opgevoerd tot 1,5% van het BBP aan het begin van het volgende decennium. Dat overschot moet worden toegekend aan het Zilverfonds, dat pas vanaf 2015 wordt gedekapitaliseerd. Om de financiële houdbaarheid van het wettelijk pensioensysteem te bevorderen, werd tevens de solidariteit binnen het pensioenstelsel versterkt. Door toedoen van een loonplafond bij de berekening van het pensioen is er een substantieel deel van de werknemers en zelfstandigen dat een pensioen krijgt dat niet in verhouding is tot wat hij of zij verdiende. Het pensioenstelsel aanpassen aan veranderende noden Het Belgisch pensioenstelsel wordt gaandeweg gemoderniseerd zodat het kan beantwoorden aan de veranderde individuele en maatschappelijke noden zoals de vraag naar flexibiliteit, mobiliteit en toenemende participatie van de vrouwen op de arbeidsmarkt. Wel is het zo dat de verschillende pensioenpijlers de facto nog een aantal bepalingen bevatten (bijvoorbeeld bij de pensioenberekening) die ongunstige gevolgen hebben voor bepaalde categorieën (zoals atypische werknemers). Het duurt im- OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 1-2/2006 85

mers bijzonder lang vooraleer maatschappelijke veranderingen hun volle uitwerking hebben in de berekening van het pensioen. Enkele aanpassingen die reeds werden doorgevoerd: Met het oog op de maatschappelijke participatie van ouderen worden de beperkingen die hen worden opgelegd om een pensioen te combineren met professionele arbeid gaandeweg versoepeld; Via het handvest van de sociaal verzekerde en de bestuursovereenkomsten met de pensioeninstellingen, worden de rechten van de sociaal verzekerden vastgelegd. Vanaf 2003 krijgen de uitkeringstrekkers automatisch een pensioen toegekend. Sinds 2004 wordt voor alle werkenden die de pensioengerechtigde leeftijd bereiken automatisch het onderzoek van hun pensioenrechten opgestart. Vanaf 2005 wordt het gamma aan informatieverstrekking betreffende de pensioenen uitgebreid door de installatie van een gratis groen telefoonnummer. Hoe een aanvaardbare levenstandaard verzekeren? De toereikendheid van de pensioenuitkeringen bij de overstap van economische activiteit naar pensioen kan worden weergegeven door een theoretische vervangingsratio. Deze indicator geeft de verhouding van het inkomen uit pensioen ten opzichte van het laatste verdiende beroepsinkomen. Hoe hoger de waarde van de vervangingsratio, des te kleiner het inkomensverschil van het pensioeninkomen is in vergelijking met het laatst verdiende beroepsinkomen. Binnen de Indicatoren Subgroep van het EU Sociaal Beschermingscomité werd een set van typegevallen vastgelegd die allen betrekking hebben op een alleenstaande man die enkel in de werknemersregeling een pensioen heeft opgebouwd aangevuld met een tweedepijlerpensioen. Het weerhouden basis typegeval wordt gekenmerkt door een man die een loopbaan van veertig jaar heeft doorlopen in de werknemersregeling en waarvan het jaarlijks loon overeenstemt met het rekenkundig gemiddelde loon zoals afgeleid uit de nationale rekeningen. Bij de berekening van de theoretische vervangingsratio voor het jaar 2004 wordt het loon van het jaar 2003 weerhouden. Voor het basistypegeval (100% gemiddeld loon) is de hoogte van dit jaarloon in 2003 gelijk aan 30 855 euro (gemiddeld inkomen bron nationale rekeningen). In tabel 1 worden voor de voornaamste typegevallen de resultaten van deze gemeenschappelijke oefening opgenomen. De hoogte van de theoretische Tabel 1. Theoretische vervangingsratio s voor een alleenstaande werknemer met een loopbaan van 40 jaar Brutovervangingsratio 1ste pijler Brutovervangingsratio 2de pijler Totale brutovervangingsratio 1ste en 2de pijler in- Nettovervangingsratio dien enkel 1ste pijler Totale nettovervangingsratio 39,2 40,6 38,2 37,0 43,2 42,2 33,5 31,5 27,0 22,5 3,6 5,4 10,2 9,6 0,9 2,3 3,5 8,0 3,4 7,2 42,9 46,0 48,4 46,6 44,1 44,5 36,9 39,5 30,3 29,7 67,3 71,9 76,4 73,8 65,3 65,6 59,9 65,1 49,9 52,0 62,8 64,9 63,5 61,5 64,1 62,4 55,3 54,3 43,9 39,6 Bron: Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. 86 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 1-2/2006

vervangingsratio wordt mede bepaald door de kenmerken van het wettelijk pensioensysteem zoals de regeling voor het minimumpensioen, het loonplafond bij de berekening van de hoogte van het pensioen, enzovoort. Enkele vaststellingen: De nettovervangingsratio s liggen significant hoger dan de brutovervangingsratio s omwille van de specifieke regeling voor pensioeninkomsten in het Belgische belastingsstelsel; De nettovervangingsratio (eerste pijler) in 2004 bedraagt voor het basistypegeval ongeveer 63%; Voor gepensioneerden met een loopbaan gekenmerkt door een lager inkomensniveau (twee derde van het gemiddeld loon) ligt de nettovervangingsratio (eerste pijler) in 2004 iets hoger (64%), omwille van de bestaande minimumrechten (minimum per loopbaanjaar en minimumpensioen) en omdat het pensioen berekend wordt op het gemiddeld loon en de vervangingsratio op het laatste loon; Voor gepensioneerden met een stijgend loonprofiel ligt de nettovervangingsratio (eerste pijler) in 2004 lager: respectievelijk 55% (loon van 80% naar 120%) en 44% (loon van 100% naar 200%). Deze lagere waarden zijn voornamelijk het effect van de loonplafonds bij de pensioenberekening; Bij de hogere loonprofielen valt ook de toename op van het effect van het tweedepijlerpensioen op de waarde van de vervangingsratio s naarmate de opbouw van het tweedepijlerpensioen na veertig jaar premiebetaling tot maturiteit komt. Eenmaal de maturiteit bereikt, neemt de bijdrage van het tweedepijlerpensioen tot de hoogte van de vervangingsratio af onder invloed van de stijgende levensverwachting. Het opgespaarde kapitaal dient over een langere periode te worden gespreid. Het aandeel van het tweedepijlerpensioen op de hoogte van de totale nettovervangingsratio (eersteen tweedepijlerpensioen) is sterk afhankelijk van de hoogte van de bijdragevoet van het tweedepijlerpensioen en van de mate waarin de maturiteit van de opbouw ervan wordt bereikt na veertig jaar premiebetaling. Dit wordt in figuur 1 geïllustreerd voor het basistypegeval met 100% gemiddeld loon waarin de totale nettovervangingsratio s (eersteen tweedepijlerpensioen) worden opgenomen van een tweedepijlerpensioen waarvoor in het jaar 2004 voor het eerst bijdragen werden gestort. Figuur 1. Totale nettovervangingsratio s bij pensionering voor diverse bijdragevoeten voor het tweedepijlerpensioen Bron: Belgisch Nationaal Strategisch Pensioenrapport 2005 Voor de periode 2004-2050 blijft op het moment van de pensionering de totale nettovervangingsratio (eerste en tweede pijler) bij een lage bijdragevoet voor de tweede pijler (0,5%) vrijwel constant of licht dalend. Vanaf een bijdragevoet van 1% komt, naarmate de maturiteit van de opbouw van de tweede pijler wordt bereikt (na veertig jaar premiebetaling), de totale nettovervangingsratio significant hoger te liggen. In de praktijk verloopt de overgang van activiteit naar pensioen vaak geleidelijker dan in het geschetste theoretische typegeval. De meeste nieuwgepensioneerden zijn het jaar voordien niet meer actief, maar rechthebbend in een andere tak zoals werkloosheid, invaliditeit,... De gemiddelde effectieve uittredeleeftijd uit de actieve loopbaan ligt een stuk onder de wettelijke pensioenleeftijd. Diverse studies geven aan dat de effectieve uittredeleeftijd gemiddeld 57 jaar is, terwijl de instroom in het pensioenstelsel van de werknemers gebeurt op een gemiddelde leeftijd (bij de mannen) van 64 jaar, na een loopbaan (inclusief gelijkgestelde periodes) van 42 jaar. De betrokkenen worden dus vaak reeds vóór de pensionering met een daling van hun inkomen geconfronteerd. OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 1-2/2006 87

Figuur 2. Participatiegraad tweede pensioenpijler en uitkeringshoogte eerste- en tweedepijlerpensioen voor gepensioneerde mannen uit de inkomenskwintielen die beide types pensioenen genieten Bron: Belgisch Nationaal Strategisch Pensioenrapport 2005 Figuur 3. Participatiegraad tweede pensioenpijler en uitkeringshoogte eerste- en tweedepijlerpensioen voor gepensioneerde vrouwen uit de inkomenskwintielen die beide types pensioenen genieten Bron: Belgisch Nationaal Strategisch Pensioenrapport 2005 88 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 1-2/2006

Tweede pijler: ongelijke verdeling Uit gegevens van het pensioenkadaster blijkt dat de participatiegraad aan tweedepijlerpensioenen ongelijk verdeeld is volgens het arbeidsstatuut. In 2001 waren de participatiegraden van de nieuw gepensioneerde in 2001 gelijk aan: 28,5% voor een zuivere loopbaan werknemer; 8,7% voor een zuivere loopbaan zelfstandigen; 4,6% voor een zuivere loopbaan ambtenaar; 22,4% voor een gemengde loopbaan. Voor de hiernavolgende analyse van de verdelingsgegevens betreffende de groep van gepensioneerden die een eerste- en een tweedepijlerpensioen combineren, beperken we ons tot de subgroep van gepensioneerden met een zuivere loopbaan als werknemer. In de figuren 2 en 3 kan men, voor wat de instroom van gepensioneerden in de wettelijke stelsels in het jaar 2001 betreft (situatie voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet aanvullende pensioenen), de participatiegraad van de tweedepijlerpensioenen vaststellen voor de verschillende inkomenskwintielen. Hierbij valt op dat de groep gepensioneerden die tot de 20% laagste uitkeringen (eerste kwintiel) behoren het minst participeren aan de tweede pijler, en dit met een gelijklopend patroon bij mannen en bij vrouwen. In deze figuren worden de uitkeringen uit tweedepijlerpensioenen actuarieel omgezet in renten. Aan de subgroep van nieuwgepensioneerden met een zuivere loopbaan als werknemer in 2001 gecombineerd met een tweedepijlerpensioen werd in slechts 11% van de gevallen het aanvullend pensioen onder de vorm van een rente uitbetaald. Uit deze grafieken blijkt dat, daar waar bij het laagste kwintiel ongeveer 13% van het globaal pensioeninkomen bestaat uit inkomsten van de tweede pensioenpijler, dit voor de twee hoogste kwintielen ongeveer 30% en meer bedraagt. De tweedepijlerpensioenen leveren bij de twee hoogste kwintielen een substantiële bijdrage tot de vrijwaring van de levensstandaard: zij trekken het brutopensioeninkomen voor deze subgroepen op met ongeveer 40%. Eind 2004 bestonden er collectieve arbeidsovereenkomsten die voorzien in aanvullende pensioenvoorzieningen in economische sectoren die ongeveer 25% van de tewerkstelling in de privésector vertegenwoordigen. De participatie bij de werknemers is toegenomen met de nieuwe wet aanvullende pensioenen (WAP), en indien hierbij de 800 000 werknemers gevoegd worden die reeds aangesloten waren bij pensioenfondsen en groepsverzekeringen, kan men aannemen dat ongeveer 48% van de werknemers van de privésector in aanmerking komt voor aanvullende pensioenrechten onder een of andere vorm. In een aantal sectoren, zoals de non-profitsector bestaan ook reeds engagementen om aanvullende pensioenplannen in te voeren, waardoor de dekkingsgraad nog gevoelig zal toenemen. Volgens de eerste aanduidingen van Assuralia (Beroepsvereniging van verzekeraars) zijn voor de participatie van de zelfstandigen de eerste aanduidingen positief: het aantal polissen zou groeien met ongeveer twee derde, enkel bij de privéverzekeraars. De totale dekkingsgraad wordt door het CBFA geraamd op ongeveer 21%, ongeveer gelijk verdeeld over sociale verzekeringskassen en privéverzekeringsmaatschappijen. Welvaartsvastheid van de oudere pensioenen Uit figuur 4 die de evolutie van het gemiddeld werknemerspensioen alleenstaande van een gehuwde man met een volledige loopbaan (constante prijzen) naar leeftijdsklasse weergeeft, blijft dat de oudste pensioenen geen aansluiting houden met de nieuwe pensioenen. 2 In de periode 1989-2004 is het verschil van het gemiddeld bedrag van het eerstepijlerpensioen tussen de oudere en nieuwgepensioneerden evenwel kleiner geworden. Op basis van de berekeningen van de theoretische vervangingsratio s, waarvan de resultaten zijn opgenomen in tabel 1, wordt voor het basistypegeval, een alleenstaande werknemer met een loopbaan van veertig jaar, bij pensionering in 2004 een totale theoretische nettovervangingsratio (eerste en tweede pijler) bekomen van 67,3%. Rekening houdend met de opgelegde assumpties in verband met de evolutie van de lonen en de pensioenuitkeringen zou in 2014 de verhouding tussen het geëvolueerd pensioen (eerste en tweede pijler) en het geëvo- OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 1-2/2006 89

Figuur 4. Evolutie van het gemiddeld maandbedrag alleenstaande van het rustpensioen werknemersregeling van een gehuwde man met volledige loopbaan, per leeftijdsklasse Bron: Rijksdienst voor Pensioenen lueerd loon van het jaar voordien in nettowaarden teruggevallen zijn tot 63,7%. Hendrik Larmuseau Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid Noten 1. Het Belgisch Nationaal Strategisch Pensioenrapport, waarop deze bijdrage gebaseerd is, is downloadbaar op http://www.brunotobback.be. 2. Voor diegenen waarvan het pensioen in 1967 of vroeger is ingegaan (90+ in de grafiek) betreft het pensioenbedrag opgenomen in de grafiek zowel het kapitalisatiegedeelte als het repartitiegedeelte. Voor diegenen waarvan het pensioen na 1967 is ingegaan (overgang naar het repartitiestelsel) betreft het hier opgenomen pensioenbedrag enkel het repartitiegedeelte. Het kapitalisatiegedeelte verworven tijdens de jaren voor 1968 wordt voor deze gepensioneerden als afzonderlijke rente uitbetaald. 90 OVER. WERK Tijdschrift van het Steunpunt WAV / Uitgeverij Acco 1-2/2006