Jeugdzorg en effectiviteit: alle schakels tellen, ook de laatste

Vergelijkbare documenten
Ambulant en niet ambulant

The downside up? A study of factors associated with a successful course of treatment for adolescents in secure residential care Harder, A.T.

Prof. dr. Jan Janssens Sectie Orthopedagogiek: gezin en gedrag Radboud Universiteit Nijmegen

The downside up? A study of factors associated with a successful course of treatment for adolescents in secure residential care

Kleine groepen voor grote problemen

Afname van het beroep op de (gespecialiseerde) zorg voor jeugd; de goede vraag?

Publicaties. Boek. Artikel

DUURZAME IMPLEMENTATIE: DAT WERKT! Leonieke Boendermaker Lectoraat Implementatie in de Jeugdzorg

Sanne Tiggeloven. Hogeschool Utrecht / FMR / Maatschappelijk werk en Dienstverlening. sannetiggeloven@hotmail.com. 20 april 2015

Intensieve ambulante gezinsbehandeling: een alternatief voor uithuisplaatsing?

Overzicht van vijftien jaar jeugdzorgonderzoek

Kenniskring Entree van zorg

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

University of Groningen. Vraaggerichte en gezinsgerichte jeugdzorg Metselaar, Janneke

Contouren van een nieuw jeugdstelsel

Aanvulling op. Resultaten STOP4-7 Tabellenboek trainingen

Perspectief in Pleegzorg:

Uithuisplaatsing van een kind zou nooit in het vrijwillig kader moeten plaatsvinden. TRENDS en ONTWIKKELINGEN in de PLEEGZORG

Goed voorbeeld doet volgen. Martine Noordegraaf

Zicht op kwaliteit van de jeugdzorg Een wetenschappelijk perspectief

Helping infants and toddlers in Foster family care van Andel, Hans

TRANSFORMATIEONTWIKKELVOORSTEL

Pleegkinderen en pleegzorg: twee decennia kennis verzamelen en delen

University of Groningen. Dilemmas in child protection Bartelink, Cora

De strijd tegen dakloosheid. woongericht, intersectoraal en aanklampend

Safeguarding children and youth in residential and foster care: Supporting healthy sexual development Uitkomsten inventariserend onderzoek

De inzet van familienetwerkberaden in de jeugdzorg:

Anouk Goemans THE DEVELOPMENT OF CHILDREN IN FOSTER CARE

Monitoren van resultaten en werken met prestatie-indicatoren: principes en processen

Wat maakt het verschil? Over intensieve orthopedagogische zorg voor jeugdigen met probleemgedrag Knorth, Erik

Werkbladen. Wat werkt in de pleegzorg?

De inzet van familienetwerkberaden in de preventieve jeugdbescherming. Samenvatting

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers

Los laten en vertrouwen geven

University of Groningen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Jan Dirk van der Ploeg publicaties (4)

Samenvatting. Gezin Centraal

Centra voor Jeugd en Gezin in Nederland

Pleegzorg onder de loep. Anne Maaskant

Verlaten van de pleegzorg: hereniging en 18-plus Mariska Zoon

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!

Het kip met de gouden eieren en de wetsuit

De Wet op de Jeugdzorg in grote lijnen

Inhoud. Deel I Ervaringen uit de praktijk

SAMENVATTING. Samenvatting

vooruitkomen + Hulp na seksueel misbruik

Van enkelvoudig opvoedingsprobleem tot multiprobleemsituaties

Jeugdzorg naar gemeenten

De GGZ. Zitten blijven of overgaan? Jo Hermanns. H & S Consult

Jeugdzorg naar gemeente: agenda voor inhoudelijke vernieuwing

Bijlage 2. Productbeschrijvingen Verblijf middel, Verblijf middelzwaar, Verblijf zwaar, Verblijf extra zwaar en Verblijf Spoedhulp

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Beleidsanalyse van Rubicon Jeugdzorg

Richtlijn / info voor ouders. Uithuisplaatsing. Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming. NVO, BPSW en NIP

Gedragsondersteuningsplannen gebaseerd op de functie van het gedrag

Onderzoek naar 10 Voor Toekomst

met een breakdown. Hierbij is het onderzoek specifiek gericht op langdurige pleegzorgplaatsingen van adolescente pleegkinderen. Naast de continuïteit

ThuisBest, juist voor probleemjongeren. Een effectieve manier van samenwerken

HULPVRAAG Doelgroepen Doelstellingen

Beleid Jeugdhulp. De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg

Pleegzorg onderzoek in Vlaanderen

Implementatie Projectleidersbijeenkomst Vroege Opsporing. Fleur Boulogne / Adviseur implementatie ZonMw

Pauline Goense, 7 november Implementatie

Rapportage wachtlijsten jeugdzorg 2004

Ambulante Spoedhulp. hulp in crisissituaties aan jeugd van 0-18 en ouders of verzorgers. crisis

Onderzoekers: diverse onderzoekers, in binnen- en buitenland onder leiding van Prof. Dr. C. Vlaskamp, Dr. A. van der Putten & Drs. P.

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

Gezin Centraal efficiënte hulpverlening aan gezinnen

Transitie Jeugdzorg. Van zorgen voor naar zorgen dat. Informatiebijeenkomst voor raadsleden Elburg 7 mei 2012

HOE METEN KAN LEIDEN TOT WETEN. Coleta van Dam Jeugdzo! 7 nov 2012

SUPPORTED BY THE RIGHTS, EQUALITY AND CITIZENSHIP (REC) PROGRAMME OF THE EUROPEAN UNION

Eindelijk vertrokken?

Deelsessie 2: kwaliteitsstandaarden

Multidimensional Treatment Foster Care for Preschoolers

Eerder thuis met. ThuisBest. Informatie voor gemeenten en jeugdzorgprofessionals

> Een veel belovend model voor opvoedondersteuning

Samenwerking JGZ - Jeugdzorg

even Als kinderen en ouders geen raad meer weten

Aanbod Horizon Jeugdzorg

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder!

Marja Cozijn MSc o.l.v. Dr. Peter van den Bergh Universiteit Leiden In opdracht van Pleegzorg Advies Nederland

Zorgen voor de veiligheid van pleegkinderen: Beleidsanalyse van De Bascule, zorglijn Therapeutische pleegzorg

Welkom. Pedagogische verwaarlozing anno Het Kind Eerst (juni 2013)

Keeping Youth in Play: the Effects of Sports-Based Interventions in the Prevention of Juvenile Delinquency A. Spruit

Voorbereiding op de arbeidsmarkt: een pedagogische perspectief Hermanns, J.M.A.

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Uitwerking producten Ondersteuning zelfredzaamheid (C1) en ondersteuning maatschappelijke deelname (C2)

Methode voogdij. Versie 3

Parlan heeft verschillende vormen van jeugdzorg, van licht tot zwaar:

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders

Intensieve Pedagogische Thuishulp komt tot wasdom

Met jeugdzorg de boer op

De pedagogische kwaliteit van SWPBS. Monique Nelen, PBS coach

E 1.2 Reguliere pleegzorg, inclusief netwerkpleegzorg E 1.3 Crisispleegzorg E 2 Logeren/kortdurend verblijf

Citation for published version (APA): Strijker, J. (1995). Dagpleegzorg.: methoden van beïnvloeding en risicovariabelen Groningen: s.n.

Er zijn als het moet. Visie van de William Schrikker Groep op gespecialiseerde jeugdzorg aan kinderen (van ouders) met een beperking

Deel I Ervaringen uit de praktijk 13

7 Het zorgaanbod jeugdzorg Inleiding Provinciale jeugdzorg (voormalige jeugdhulpverlening) 135

Gehechtheidsproblematiek bij jongvolwassenen met lvb

Pedagogische civil society: Gemeenschappelijke activiteiten van burgers rondom het grootbrengen van kinderen.

Transcriptie:

Jeugdzorg en effectiviteit: alle schakels tellen, ook de laatste Erik J. Knorth 1 Wanneer we ons afvragen hoe het ervoor staat met de effectiviteit in de jeugdzorg en wat in het kader van deze meeting interessanter is hoe deze zou kunnen worden vergroot, rijst meteen een vraag: Effectiviteit in welk opzicht? Eén opmerking vooraf. Ik beperk me tot dat deel van de jeugdzorg dat zich richt op kinderen en ouders bij wie een indicatie voor hulp bij opgroei- en opvoedingsproblemen is gesteld. We hebben het dan over intensieve ambulante hulp (w.o. de verschillende varianten van pedagogische thuishulp) en over verblijfszorg (met als varianten daghulp, residentiële zorg en pleegzorg). Jeugdzorg effectief? Het in onderzoek meest toegepaste criterium waaraan de effectiviteit van jeugdzorg kan worden afgelezen, is de mate waarin de gedrags- en opvoedingsproblemen waar het hier om gaat verminderd worden. Over andere criteria zoals vergroting van individuele competenties, het bereiken van opvoedingsstabiliteit, verhoging van kwaliteit van leven of meer procesmatig de realisatiegraad van hulpdoelen, weten we veel minder. Uit meta-analytisch onderzoek i dat Nijmeegse collega s deden naar pedagogische thuishulp (Veerman et al., 2005) en dat wijzelf deden naar residentiële hulp (Harder et al., 2006; Knorth et al., 2008) is gebleken, dat de uitkomsten van deze twee hulpvormen elkaar wat betreft de jeugdigen niet veel ontlopen (zie voor eenzelfde conclusie Bates et al., 1997). Als u kijkt naar tabel 1, tweede kolom van rechts, dan ziet u dat gemiddelde effectgroottes voor probleemgedrag van jeugdigen liggen op een niveau van rond de 0.50. Dit wordt beschouwd als een middelgroot effect en betekent de gemiddelde jeugdige na afloop van de ontvangen hulp beter functioneert, d.w.z. minder probleemgedrag laat zien dan ± 65% à 75% van vergelijkbare jeugdigen die deze hulp niet ontvangen hebben (cf. Carr, 2000, p. 14). ii Hetzelfde geldt voor de ervaren opvoedingsbelasting bij ouders wanneer zij pedagogische thuishulp hebben ontvangen; ook deze vermindert in een meerderheid van de gevallen. Voor residentiële hulp zijn wat betreft uitkomsten bij ouders vrijwel geen gegevens voorhanden. < Tabel 1, zie Bijlage > Ik maak enkele kanttekeningen bij deze resultaten. 1. Het gaat om korte termijn uitkomsten. Hoe kinderen zich op de langere termijn ontwikkelen; daarover hebben we nauwelijks betrouwbare gegevens. 1 Bijdrage ter gelegenheid van het bezoek van Minister Mr. A. Rouvoet aan Noord Nederland, 9 april 2008. Erik J. Knorth is als hoogleraar Orthopedagogiek verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, Afdeling Orthopedagogiek - Sectie Jeugdzorg. Adres: Groote Rozenstraat 38, 9712 TJ Groningen (E.J.Knorth@rug.nl). 1

2. Verminderen van probleemgedrag en opvoedingsbelasting betekent niet dat alle problemen uit de lucht zijn. iii 3. In een deel van de gevallen maar schatting eenderde deel is er géén sprake van probleemreductie, soms zelfs van verergering van de problematiek. Naast de constatering dat een duidelijke meerderheid van de jeugdigen in meer of mindere mate lijkt te profiteren van de hier besproken typen van hulpverlening en dat is goed nieuws stellen we vast dat er nog wel een en ander aan wensen overblijft. Ik noem er enkele in het besef dat ik in dit korte tijdsbestek verre van volledig ben. Enkele wensen en suggesties Een van deze wensen heeft te maken met de vaststelling dat zoveel jeugdigen en dan met name de kinderen die in pleeggezinnen en residentiële zorgcentra verblijven met zoveel discontinuïteit van opvoedingssituaties, ook professionele discontinuïteit, worden geconfronteerd. iv Het is van groot belang dat kinderen en jongeren sneller op de juiste plaats in de jeugdzorgketen terecht komen en met zo min mogelijk verplaatsingen en wisseling van opvoeders te maken krijgen. v Continuïteit in de zorg en dus samenwerking tussen professionals blijven sleutelbegrippen. Het project Doen Wat Werkt hier in het Noorden van het land is daar een prachtig en inmiddels bekroond voorbeeld van. Er zijn aanwijzingen dat de uitkomsten van vormen van gezins- en opvoedingsbegeleiding nog verbeterd kunnen worden door deze begeleiding niet alleen te focussen op de opvoeders, maar ook het individuele kind nadrukkelijk aandacht te geven (Knot-Dickscheit & Blommert, 2008). Omgekeerd geldt dat bij residentiële hulp de resultaten verbeterd kunnen worden door de sociale omgeving van het kind, en dan in het bijzonder ouders en gezin, veel meer dan gebruikelijk te betrekken bij en te laten participeren in het hulpverleningsproces. Eerste ervaringen die hiermee opgedaan zijn in de Randstad (zie Geurts et al., 2007, 2008) kunnen verder uitgebouwd worden in Noord-Nederland. Feitelijk is het in àlle vormen van jeugdzorg van belang dat interventies zowel op het gezinsen opvoedingssysteem zijn gericht als op de individuele jeugdige. Kinderen leven immers altijd in een sociale context die hun leven en ontwikkeling voordelig of nadelig beïnvloedt. Ik maak in dit verband graag gebruik van de volgende afbeelding (zie Figuur 1). < Figuur 1, zie Bijlage > Deze is geïnspireerd door werk van mijn Noord-Ierse collega prof. John Pinkerton (2006; zie ook Knorth et al., 2007), en benadrukt vier zaken: a) alle vormen van jeugdzorg kunnen en moeten opgevat worden als Family Support, als vormen van gezins- en opvoedingsondersteuning (GO); 2

b) er zijn vier niveau van Family Support, lopend van lichte, niet-geïndiceerde ambulante hulp (niveau 1) tot intensieve geïndiceerde hulp waarbij de jeugdige voor een langere periode in een leefgroep of pleeggezin verblijft (niveau 4); c) bij het initiëren van hulp dient meteen dat niveau van ondersteuning gekozen te worden dat het meest tegemoet komt aan de problemen en behoeften van het cliëntsysteem en dat het meest effectief is; d) elk niveau van interventie dient ingebed te zijn in een zorgcontinuüm, waarbij er altijd sprake is van voorzorg en nazorg, alsmede vertrekzorg wanneer verblijf van de jeugdige buiten het gezin deel uitmaakt van een hulparrangement. De (schuin)verticale verbindingspijlen symboliseren dit continuüm. Met dit model als reflectiekader zou ik ter afronding speciaal aandacht willen vragen voor de periode dat jeugdigen de genoten verblijfszorg (de onderste twee niveau s) verlaten en terugkeren in het gezin danwel op weg gaan naar een zelfstandig bestaan in de maatschappij. Deze overgang of transitie is voor kwetsbare jongeren een zéér risicovolle fase (Stein & Munro, 2008). De kans is groot zo weten we uit onderzoek dat, wanneer de begeleiding door pleegouders of groepsopvoeders afneemt of wegvalt, zij terugvallen in oud gedrag en bereikte resultaten teloor gaan (Schmidt et al. 2002; Knorth et al., 2007). Daarom dient er m.i. veel aandacht te worden besteed aan transitiezorg in de vorm van vertrekzorg en nazorg om het (re)integratieproces bij terugkeer in het gezin en/of het ontwikkelingsproces van jongeren op weg naar zelfstandigheid krachtig te ondersteunen. In het Verenigd Koninkrijk en in de Verenigde Staten wordt hier veel aandacht aan besteed, zowel in beleid en praktijkontwikkeling, als in onderzoek. Voor Engeland en Wales bestaat er bijvoorbeeld sinds october 2001 een aparte Children Leaving Care Act, waarin wettelijk bepaald is dat jeugdige zorgverlaters tot hun 21 e aanspraak maken op allerlei vormen van begeleiding en ondersteuning (zie bv. Rainer Foundation, 2007). Recent onderzoek toont aan dat hiertoe ontwikkelde programma s effect sorteren (Wade, 2008). vi In het verlengde hiervan is vanuit de UK een aantal landen, waaronder Nederland, uitgenodigd te participeren in verder ontwikkel- en onderzoekswerk rond deze thematiek (Knorth, Knot-Dickscheit & Strijker, 2008). De Noordelijke regio biedt daarvoor m.i. als proefterrein uitstekende mogelijkheden. 3

Referenties Bates, B. C., English, D. J., & Kouidou-Giles, S. (1997). Residential treatment and its alternatives: A review of the literature. Child and Youth Care Forum, 26 (1), 7-51. Carr, A. (Ed.) (2000). What works with children and adolescents? A critical review of psychological interventions with children, adolescents and their families. London / Philadelphia: Routledge. Children s Bureau (2008). Final Rule on the National Youth in Transition Database. Children s Bureau Express, 9 (3). Washington DC: Author [http://cbexpress.acf.hhs.gov/]. Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences 2 nd edition. Hillsdale, NJ: Lawrence Erlbaum. Damen, H. R., & Veerman, J. W. (2004). Werkt het zoals bedoeld? Betekenisvolle en bruikbare interventiecomponenten van het Innovatieprogramma Jeugdzorg Limburg. Kind en Adolescent, 25 (1), 22-37. Geurts, E. M. W., Knorth, E. J., & Noom, M. J. (2007). Contextual, family-focused residential child and youth care: Preliminary findings from a program evaluation study. Relational Child and Youth Care Practice, 20 (4), 46-58. Geurts, E. M. W., Knorth, E. J., & Noom, M. J. (2008). Working with the family-context of young people in residential care. In C. Canali, T. Vecchiato, & J. K. Whittaker (Eds.), Assessing the evidence base of intervention for vulnerable children and their families (pp. 96-99). Padova: Zancan Publishing. Harder, A. T., Knorth, E. J., & Zandberg, Tj. (2006). Residentiële jeugdzorg in beeld. Een overzichtstudie naar de doelgroep, werkwijzen en uitkomsten. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Kemper, A. (2004). Intensieve vormen van thuisbehandeling: Doelgroep, werkwijze en uitkomsten. Academisch proefschrift. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen. Knorth, E. J., Harder, A. T., Zandberg, T., & Kendrick, A. J. (2008). Under one roof: A review and selective meta-analysis on the outcomes of residential child and youth care. Children and Youth Services Review, 30 (2), 123-140. Knorth, E. J., Knot-Dickscheit, J., & Strijker, J. (2008). The Netherlands. In M. Stein, & E. R. Munro (Eds.), Young people s transitions from care to adulthood. International research and practice (pp. 131-144). London/Philadelphia: Jessica Kingsley Publishers. 4

Knorth, E. J., Knot-Dickscheit, J., & Tausendfreund, T. (2007). Zorg voor jeugdigen: ambulant en niet-ambulant. Ontmoetingen aan de voor- en achterkant of ook gaande door het pand? Tijdschrift voor Orthopedagogiek, 46 (3), 115-128. Knot-Dickscheit, J., & Blommert, E. M. (2008). De ondertoezichtstelling in de gezinsvoogdij: Een effectieve vorm van interventie? In A. Minnaert, H. Amsing, & H. Lutje Spelberg (Red.), Het Pedagogisch Quotiënt (in voorbereiding). Pinkerton, J. (2006). Reframing practice as family support: Leaving care. In P. Dolan, J. Canavan, & J. Pinkerton (Ed.), Family support as reflective practice (pp. 181-195). London/Philadelphia: Jessica Kingsley Publishers. Rainer Foundation (2007). What Makes The Difference (WMTD). Project for children in care and care leavers (with a Foreword by professor Mike Stein). London: WMTD/Rainer & National Children s Bureau. Stein, M., & Munro, E. R. (Eds.) (2008). Young people s transitions from care to adulthood. International research and practice. London/Philadelphia: Jessica Kingsley Publishers. Strijker, J., & Knorth, E. J. (2007). Verplaatsing van pleegkinderen. Een onderzoek naar verplaatsingsgeschiedenis en plaatsingsverloop bij kinderen in de lange termijn pleegzorg. Kind en Adolescent, 28 (1), 32-45. Van der Ploeg, J. D., & Scholte, E. M. (2003). Effecten van behandelingsprogramma s voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen in residentiële settings. Eindrapport. Amsterdam: NIPPO. Veerman, J. W., Janssens, J. M. A. M., & Delicat, J. W. (2005). Effectiviteit van Intensieve Pedagogische Thuishulp: Een meta-analyse. Pedagogiek, 25 (3), 176-196. Whittaker, J. K., & Maluccio, A. T. (2002). Rethinking child placement : A reflective essay. Social Service Review, 76 (1), 108-134. 5

Bijlage Tabel 1 Effectgroottes in twee typen jeugdzorg Type Jeugdzorg Criterium N Gemiddelde gewogen effectgrootte (EG) * 95% Betrouwbaarheidsinterval (BI) EG Intensieve Pedagogische Thuishulp (IPT) Residentiële Zorg voor Jeugdigen (RZJ) Externaliserende gedragsproblemen Opvoedingsbelasting ouders Externaliserende gedragsproblemen Internaliserende gedragsproblemen Probleemgedrag algemeen 1259 0.52 0.44 < EG < 0.60 1186 0.55 0.47 < EG < 0.64 434 0.60 0.50 < EG < 0.70 540 0.45 0.36 < EG < 0.54 434 0.60 0.50 < EG < 0.70 * Een EG van < 0.20 wordt als een klein effect beschouwd; een EG van 0.50 als een middelgroot effect; een EG van > 0.80 als een groot effect (Cohen, 1988). Bronnen: IPT (Veerman, Janssens & Delicat, 2005); RZJ (Knorth, Harder, Zandberg & Kendrick, 2008). 6

Figuur 1 Zorgcontinuüm model van Pinkerton niveau 1 Voorzorg Gezins- en Opvoedingsondersteuning Nazorg ( vrij toegankelijk ) niveau 2 Voorzorg Gezins- en Opvoedingsondersteuning Nazorg ( geïndiceerd ) niveau 3 Voorzorg GO & Verblijfszorg Vertrekzorg ( partieel, kortdurend ) niveau 4 Voorzorg GO & Verblijfszorg Vertrekzorg ( langer durend ) Verbinding tussen Zorgcontinuüm en vier niveaus van Gezins- en Opvoedingsondersteuning (GO) 7

Noten i Bij een statistische meta-analyse worden resultaten van meerdere onderzoekingen met elkaar gecombineerd, waardoor de onderzoeksgroep, en daarmee de robuustheid van de bevindingen, aanzienlijk kan worden vergroot (Cohen, 1988). ii Een effectgrootte van 0.50 betekent dat de gemiddelde cliënt (kind, ouders) na afloop van de ontvangen hulp beter functioneert (minder probleemgedrag resp. opvoedingsbelasting laat zien) dan ± 70% van de cliënten die deze hulp niet ontvangen hebben (cf. Carr, 2000, p. 14). Bij een effectgrootte van 0.36 ( ondergrens BI bij internaliserende gedragsproblemen na RZJ) betreft dit ± 65% van de cliënten; bij een effectgroote van 0.70 ( bovengrens BI bij externaliserende gedragsproblemen na RZJ) betreft het ± 75% van de cliënten. iii Damen en Veerman (2004) concluderen bijvoorbeeld op grond van onderzoek naar een breed opgezet programma voor Intensieve Pedagogische Thuiszorg in de provincie Limburg dat 50% van de ouders vindt dat er niet voldoende gedragsverbetering bij hun kind is bereikt. iv Zo blijkt uit onderzoek van Strijker en Knorth (2007) in een sample van ruim 400 kinderen uit de Noordelijke provincies die voor langere tijd in een pleeggezin zijn opgenomen, dat een derde van hen al twee of meer verplaatsingen achter de rug heeft. Een verplaatsing is een transfer van een kind van de ene naar de andere verblijfplaats, die niet die van (één van) de ouders betreft. Een op de acht kinderen heeft al vier of meer verplaatsingen meegemaakt. Onderzoek van Van der Ploeg en Scholte (2003) onder 150 residentieel geplaatste jongeren laat zien dat 40% al twee of meer residentiële opnames achter rug heeft en dat een derde twee keer of vaker ergens anders dan thuis heeft verbleven (waarbij we verblijf in pleeggezin of tehuis niet meerekenen). v In promotieonderzoek van Kemper (2004), waarin Families First (FF) en de gezinsbegeleidingsprogramma s Intensieve Gezinsbegeleiding (IGB) en Videohometraining (VHT) zijn bestudeerd, is getracht na te gaan of de gezinnen, bij wie de hulp niet aanslaat en het plaatsingsrisico hoog blijft, al aan het begin van de hulpverleningsrit hadden kunnen worden geïdentificeerd. Zij toont aan dat de problematiek in die gezinnen, waarbij het uiteindelijk tóch tot een plaatsing komt, bij de start van de hulp beduidend groter is vergeleken met de gezinnen waarbij niet wordt geplaatst (Kemper, 2004). Dit is een belangrijke bevinding, omdat hier de vraag rijst of het bij al deze gezinnen verstandig is geweest in te zetten (soms lang in te zetten) op plaatsingsvermijding. Kemper zelf plaatst, mede naar aanleiding van een debat hierover in de VS (cf. Whittaker & Maluccio, 2002), een vraagteken bij het hanteren van plaatsingspreventie als beoordelingscriterium voor effectiviteit. Whittaker en Maluccio (2002) maken gewag van een fixatie in de USA op plaatsingsvermijding. Hierdoor worden kinderen nogal eens onnodig lang bloot gesteld aan ontwikkelingsbedreigingen en onveilige pedagogische situaties, soms met fatale afloop. vi Een voorbeeld uit de VS is het volgende. Deze week is een wettelijke bepaling ( Final Rule ) van kracht geworden die alle staten verplicht om gegevens over jonge zorgverlaters te rapporteren aan de Administration for Children and Families on youth receiving independent living services (ACF). Op hun 17 e, 19 e en 21 e geboortedag dient informatie verzameld te worden over demografische gegevens, over kenmerken van persoon en omstandigheden, over hulp die ze ontvangen, en over bereikte resultaten (cf. Children s Bureau, 2008). Aldus wordt een enorme data-base voor beleid en onderzoek opgebouwd. 8