Groep lerarenopleiding - Kleuter- en lager onderwijs Campus Oude Luikerbaan, Oude Luikerbaan 79, 3500 Hasselt - T 011 18 05 00 Betreft: Praktijk 3 de jaar Bachelor Lager Onderwijs Het is eind mei. Het jaar is bijna afgelopen. Er resten enkel nog evaluaties en afronding. Jonas zit buiten aan een tafeltje in de zon. Hij bereidt zijn vierhoeksgesprek voor. Om dit goed inhoud te geven denkt hij terug aan alles wat er gebeurd is dit jaar Wat was alles nog anders toen hij in september aan het derde jaar begon. Ja, dit jaar is wel een grote omslag geweest. Toen hij startte was hij een meester die lessen gaf. En als hij nu terugkijkt is hij een leerkracht geworden, in de brede zin van het woord. Hij voelt het niet alleen vanbinnen maar hij kan er ook over vertellen met heel concrete ervaringen. Beste mentor De studenten van het 3 de opleidingsjaar hebben dit jaar reeds grote stappen gezet in hun leerkrachtzijn. In het eerste semester werden ze gedurende 3 weken ondergedompeld in het hele onderwijsgebeuren. En zoals jullie weten, gaat dat met vallen en opstaan. Dit semester moeten ze verder groeien in de richting van verdieping en integratie d.w.z. spontaan en zelfstandig in de praktijk competenties kunnen inzetten, zich verbinden met en zich flexibel kunnen bewegen in een complexe, onvoorspelbare context die onderwijs is. 1. Inhoud en organisatie praktijk 3 BaLO (semester 2) Tijdens de onderzoeksdagen krijgt de student de kans om onderzoekend bezig te zijn. Voor de concrete invulling van de onderzoeksdagen geeft de opleiding geen specifieke opdrachten mee, maar wordt van de student verwacht dat hij, ondersteund door de mentor, actief op zoek gaat naar de meest gepaste invulling van zijn praktijktijd: observatie, uitproberen, volledig in handen nemen van,... Samen met de mentor bekijkt de student waar de meest optimale leerkansen zijn. Belangrijk bij leerkansen is dat de student vertrekt van zijn eigen beginsituatie en zich richt op wat hij wil bereiken in de toekomst. In samenspraak met de mentor stelt de student een programma op in functie van verdere professionalisering. De onderzoeksdagen vinden plaats op volgende momenten: 26 januari 2, 20 en 21 februari 1
Tijdens de stage is de student gedurende 5 weken verantwoordelijk voor het volledige aanbod. De student loopt gedurende het hele jaar stage in eenzelfde school. In samenspraak met de stageschool kiest hij de klassen waarin hij praktijkervaring wenst op te doen. We vragen om studenten de mogelijkheid te geven om zo lang mogelijk in één klas ervaring op te doen. Slechts op die manier krijgt de student de kans om te werken aan specifieke competenties 3 BaLO (beeldvorming van kinderen, gedifferentieerd werken, ontdekken van alle taken van een leerkracht, ). We vragen aan de student om in overleg met de mentor zelf de invulling van de stages te bepalen aansluitend bij de noden, behoeften en interesses van zichzelf, de leerlingen, de klas en de school. Om op dit niveau te kunnen functioneren dient de student op een systematische wijze zijn eigen praktijk te onderzoeken. De stage vindt plaats in volgende periode: 5 weken in de periode tussen 6 maart en 12 mei. Zowel tijdens de onderzoeksdagen als de stage verwachten we dat de student communiceert met de mentor over zijn leerproces. Dit betekent dat de student steeds op zoek moet gaan naar uitdagingen en deze ook deelt met de mentor. De student moet zich buigen over het eigen leerproces en zorgen dat hij steeds in zijn leerzone zit. De gemaakte keuzes moeten besproken worden met de mentor zodat hij zijn rol als begeleider gericht kan opnemen. Ter info: Daarbuiten doen de studenten ook, gedurende 2 weken, een stage brede context. Deze stage zal plaatsvinden buiten de traditionele onderwijscontext. In de stage brede context gaan de studenten een concreet maatschappelijk engagement aan (praktijkervaring). Hierdoor komen ze werkelijk in contact met bepaalde maatschappelijke noden en problemen en leveren ze een bijdrage aan het oplossen ervan. Dit alles met het oog op een bredere en realistische kijk op de maatschappij. Via de stage brede context willen we expliciet werken aan competentie 4 van het competentieprofiel: de leraar basisonderwijs staat in relatie met en neemt verantwoordelijkheid op voor de maatschappij. 2. Verwachtingen van de opleiding Als opleiding hebben we uiteraard enkele verwachtingen in verband met de stage. Hieronder geven we extra toelichting. Gedurende het jaar dient de student te leren om zorg te dragen voor alle leerlingen in zijn klas door een gedifferentieerde aanpak op zowel kind- als klasniveau. 2
Hierbij vinden we het belangrijk dat de student gericht observeert en bijgevolg inspeelt op de noden, behoeften en interesses van de klas. Individuele leerlingen vormen een belangrijke pijler. Een procesgerichte benadering van kinderen staat centraal. De student zet brede evaluatie in om leerlingen gericht te begeleiden in hun leerproces. De student biedt elk kind gelijke onderwijskansen. De student werkt volgens een leerlinggerichte in plaats van leerstofgerichte aanpak. We verwachten van studenten dat ze telkens vertrekken vanuit het standpunt van het kind. Dit betekent dat studenten handleidingen durven loslaten en flexibel omgaan met materialen en voorbereidingen. De student toont maatschappelijk engagement in zijn lessen. De student beseft dat onderwijs de maatschappij mee vorm geeft en omgekeerd. Hij brengt de wereld binnen in de klas. Hij houdt rekening met de leefwereld van kinderen. De student is in dit opleidingsjaar verantwoordelijk voor de volledige klaswerking in de brede zin. We verwachten van de student dat hij gedurende de stageperiode de verschillende taken van een leerkracht opneemt. Dit kan onder andere inhouden dat de student een agenda bijhoudt volgens de afspraken van de school, het kindvolgsysteem opbouwt van enkele zorgkinderen, mee overlegt in een MDO om meer zicht te krijgen op het leerproces van een kind in zijn klas, communiceert met ouders om brede beeldvorming te maken, etc. We zijn ons bewust van de complexiteit van dit takenpakket. Daarom vinden we het belangrijk dat student en mentor hierin samen keuzes maken en dit in functie van haalbaarheid en gerichte groei. Verder ligt de focus op de schoolwerking. School maken doet men immers niet alleen als leraar, maar in teamverband. Daarom verwachten we dat de studenten bij het werken in teamverband of met ouders, telkens vertrekken vanuit de klas en het leren van de kinderen. Dat betekent dat studenten geen vrije weken krijgen om bepaalde opdrachten op zich te nemen. Wel nemen ze gedurende de 5 stageweken het initiatief om vanuit deze klas te functioneren op teamniveau. Indien er boeiende projecten of acties aan de gang zijn in de school (kansarmoede, taalonderwijs, kunst, briefbeleid, etc.) verwachten we dat de student participeert. De student gaat in dialoog met de school om te bepalen om welke manier hij een meerwaarde kan zijn voor deze projecten of acties. 3
In het 3 de opleidingsjaar gaan studenten op zoek naar hun identiteit als leerkracht. Hierbij is visievorming essentieel. We verwachten van studenten dat ze zicht krijgen op het pedagogisch project van de school. Ze kunnen het pedagogisch project gebruiken als spiegel voor de eigen visievorming. Studenten diepen een thema van hun praktijk uit via actieonderzoek. Gedurende dit semester kiezen studenten een thema waarin ze willen groeien. Via een aantal onderzoeksstappen staat de student stil bij het eigen handelen en denken. Via gerichte acties probeert de student vervolgens dit denken en handelen te verbeteren. Studenten zijn steeds tijdig aanwezig in de stageschool en bereiden zich zinvol voor. De lesvoorbereidingen mogen, in overleg met de mentor, beknopter omschreven worden in functie van de haalbaarheid. We verwachten van studenten een grondhouding van verantwoordelijkheid gedurende de hele stageperiode. Omdat het voor studenten niet eenvoudig is al deze taken te combineren moeten ze minstens 4/5 van de tijd lessen geven. Voor de overige tijd mogen ze, in overleg met de mentor, zorgen voor een andere invulling van de stage. De student kan op elk moment verantwoorden waarom deze invulling relevant is in functie van zijn taak als leerkracht voor deze kinderen. Uiteraard is de student gedurende volledige stagedagen aanwezig in de stageschool. We vinden het belangrijk dat de student nieuwe dingen probeert en zichzelf continu uitdaagt. Studenten treden buiten de eigen comfortzone en functioneren bijgevolg in de leerzone. Dit heeft als gevolg dat studenten ook fouten zullen maken. We zijn ervan overtuigd dat dit een enorm belangrijk leerproces is. Studenten mogen fouten maken. We verwachten wel dat ze hierna, via dialoog en reflectie, op zoek gaan naar verbetering en groei. We beogen dat de student op het einde van het jaar krachtig genoeg is om vanuit een eigen identiteit en overtuigingen en vanuit een verworven ervaringsgerichte basishouding volledig zelfstandig in de praktijk te staan. Alvast dank om samen met de opleiding de student hierin te begeleiden. 4
3. Begeleiding vanuit de opleiding Gedurende het gehele jaar wordt een inhoudelijk aanbod gedaan vanuit de verschillende opleidingsonderdelen. De opleiding verwacht dat de student vanuit dit aanbod en met de aangereikte kaders zelfsturend aan de slag gaat en het eigen handelen in de praktijk aanstuurt. In de loop van de onderzoeksdagen zet de opleiding in op het individueel coachen van studenten in de praktijk vanuit hun eigen leervragen. Op deze wijze worden studenten gestimuleerd in onderzoeksgerichtheid en in het zelf initiatief nemen in functie van de eigen ontwikkeling. Het coachingsgesprek op de werkplek wordt voorbereid in de opleiding. Op de werkplek observeert de coach de student in de klas in functie van zijn leervraag en gaat hierover met hem in gesprek (en eventueel met de mentor). De student maakt een verslag van de coaching. Daarnaast krijgt de student de kans om, via de methode supervisie en intervisie, werkzorgen in verband met zijn praktijk op tafel te leggen. In kleine groep wordt er gereflecteerd op een persoonlijke leervraag. Er wordt gezocht naar de betekenis, alternatieven, herkennen van vaste patronen, motivaties, etc. Het denken en handelen van de studenten staat hier telkens centraal. 4. Evaluatie Het praktijkassessment bestaat uit een vierhoeksgesprek tussen de student, de mentor(en), de leergroepbegeleider en een leerwegonafhankelijke externe. In dit gesprek wordt geëvalueerd in welke mate de student vanuit visie (kaders), overtuigingen en eigen identiteit zijn handelen kan verantwoorden op een geïntegreerde manier. De student gaat tijdens dit gesprek in professionele dialoog over vragen die gesteld worden. Ter voorbereiding op het gesprek maakt de student een zelfportret van zijn leraar-zijn waarin hij ook zijn toekomstgericht engagement schetst ( Be the change you want to see in the world ). Hij baseert zich hiervoor op het evaluatiedocument van de mentor(en), het evaluatiedocument van de bezoekende docent die tijdens het tweede semester een beoordelend bezoek brengt op de werkplek, het evaluatiedocument van de stage brede context, de zelfevaluatiedocumenten en de feedback die hij tijdens het jaar heeft gekregen. De student leidt dit gesprek. Tijdens dit gesprek vormen de deelnemende gesprekspartners een beeld van de student, geven hem feedback op basis van het competentieprofiel en het beheersingsniveau. Na het gesprek doen ze een voorstel van beoordeling aan de leergroepbegeleider. Het vierhoeksgesprek vindt plaats in de opleiding. De uitnodiging voor dit vierhoeksgesprek volgt in de toekomst. 5