WHITEPAPER De Nederlandse Dyscalculie Screener in het mbo Tips en adviezen voor een goed gebruik Marisca Milikowski Onderzoek met de Nederlandse Dyscalculie Screener (NDS) kan verschillende functies hebben: De NDS kan dienen als eerste screening, met als achtergrond de vraag welke studenten in aanmerking komen voor extra ondersteuning bij het rekenen. De NDS kan helpen om studenten met dyscalculie te onderscheiden van studenten die om andere redenen moeite met rekenen hebben. Deze probleemtypen worden nader beschreven in het whitepaper Screenen op ernstige rekenproblemen en dyscalculie. De NDS geeft inzicht in het profiel van vaardigheden in de omgang met getallen. De NDS kan bij een student met hardnekkige rekenproblemen ook een rol spelen in de opbouw van het dossier, gericht op deelname aan de aangepaste rekentoets. Wat doe ik met de uitslag? De NDS laat zich snel en gemakkelijk afnemen. De screener bestaat uit acht onderdelen. Voor elk onderdeel heeft de student precies één minuut de tijd. Elk onderdeel wordt voorafgegaan door een korte oefening. Het zijn eenvoudige taken, waarop vrijwel geen student ooit blokkeert. Op pagina 6 van dit whitepaper staat van alle acht onderdelen een voorbeeld, met een korte beschrijving. Iedere mbo-student kan deze acht subtests maken. Maar niet iedereen maakt ze voldoende snel, dat wil zeggen: zo snel als bij het niveau van de student verwacht mag worden. Dat blijkt dan uit de uitslag. Een uitslag lager dan percentiel 10 ligt in het zogeheten kritieke gebied. Zo n zwakke prestatie duidt op een verhoogd risico op dyscalculie. Bij een uitslag hoger dan percentiel 10 is het risico op dyscalculie minder groot. Dit zijn de vuistregels. Maar een docent of een orthopedagoog die de screener afneemt, heeft vaak nadere vragen. Voorbeelden hiervan: Hoe gebruik ik de NDS-uitslag voor het maken van een behandelplan? Waar moet ik als docent extra op letten? Kan ik uit het profiel van de NDS-uitslag nog iets extra s leren? Eén van mijn studenten behaalde op de NDS een totaalscore boven percentiel 10, maar deze student kampt al sinds de basisschool met rekenproblemen. Hoe moet ik dit beoordelen? Stel, ik wil aanvullend onderzoek bij een student doen. Wat zijn daarvoor geschikte instrumenten? In dit whitepaper geven we een aantal tips en adviezen over goed gebruik van de NDS in het mbo. Wat is de betekenis van deze test? Wat is dyscalculie eigenlijk? De NDS onderzoekt het getalgevoel van studenten: hoe geautomatiseerd studenten kunnen omgaan met eenvoudige getalsrelaties. Als die automatismen afwezig zijn, is wellicht sprake van dyscalculie. Wanneer leerlingen op de basisschool geregeld voldoende rekenonderwijs krijgen, leren hun hersenen om vanzelf de nodige verbanden te leggen. Je weet dan op een bepaald moment dat 2 kleiner is dan 3. Net zoals je ziet dat hier: * * twee sterren staan. Die kennis komt ogenblikkelijk; je denkt er niet bij na en je hoeft er niet voor te tellen. Dit leerproces noemen wij automatisering en dat is wat de NDS onderzoekt. Dit is belangrijk, omdat je zulke automatismen voortdurend nodig hebt. Niet alleen om zelf sommen te kunnen maken, maar ook om de rekeninstructie te kunnen volgen. Voor zwak geautomatiseerde studenten is ook het volgen van instructie heel inspannend. Vaak haken zij noodgedwongen af, omdat het allemaal te snel gaat. Een student die uitgesproken zwak scoort op het elementaire getallenwerk van de NDS heeft extra ondersteuning bij het rekenen nodig, dat is zeker. 1 6
Hoe gebruik ik de NDS-uitslag voor het maken van een behandelplan? Waar moet ik als docent extra op letten? Kan ik uit het profiel van de NDS-uitslag nog iets extra s leren? Ja, het profiel kan zeker informatief zijn. Laten we bijvoorbeeld eens kijken naar het NDS-rapport van Anne, hier student A genoemd. Leerlinggegevens INDIVIDUEEL RAPPORT Leerling Student A Leerjaar 1 Onderwijssoort mbo Sector Zorg en welzijn Niveau 1/2 Afnamedatum 16.08.2016 Totaalscore 9 Niveau I-V V Niveau A-E E C-score 2,3 Percentiel Niveau I-V Niveau A-E C-score Resultaat: De testuitslag valt binnen het kritieke gebied. De resultaten wijzen op een verhoogd risico op dyscalculie. Bekijk voor een genuanceerde interpretatie ook de casusbeschrijvingen (zie Handleiding en website). 2013, Marisca Milikowski en Stephan Vermeire, p/a Boom test uitgevers Zie voor de hier gekozen normering de kadertekst op pagina 5 van dit whitepaper. 2 7
Anne heeft haar diploma vmbo-basis/kader behaald, en is begonnen aan een mbo-opleiding Detailhandel op Niveau 1. Ze is niet bijzonder ambitieus wat leren betreft. Anne vindt schoolgaan vaak een bezoeking. Rekenen is vanaf de basisschool een groot probleem geweest. Het lukte haar niet en daar werd ze vaak heel kwaad om. In haar profiel vallen twee dingen op. In de eerste plaats valt het grote verschil op tussen haar hoge score op de controletaak (subtest 1: Grootste stip aanstrepen, zie pagina 2), en haar moeizame prestaties op de meeste andere subtests. Bij deze eerste subtest spelen getallen geen rol. Hier gaat het puur om de snelheid van werken, en die is bij Anne prima in orde. Zij is, gezien haar percentielscore van 75, dus eigenlijk een behoorlijk snelle werker. Des te frustrerender moet het voor haar zijn dat ze met getallen zo slecht overweg kan. Hier kan ze niet het gewenste tempo maken. Als je dit contrast tot je door laat dringen, begrijp je iets meer van de frustraties van Anne. In de tweede plaats valt op dat Anne het op twee onderdelen toch wel redelijk doet. Zowel in subtest 4: Van stippen naar cijfer als in subtest 6: Getallenlijn worden getallen als visuele hoeveelheden afgebeeld. In subtest 4 zijn het stippen die je moet tellen, in subtest 6 zijn het afstanden op een getallenlijn (zie de afbeeldingen op pagina 6). Dit zijn, na de controletaak, Annes beste subtests. Je kunt hieruit opmaken dat Anne waarschijnlijk baat heeft bij visuele ondersteuning van haar rekenwerk. Een afbeelding kan haar helpen de getallen waarmee ze werkt beter te begrijpen. Samenvattend: niet alleen de uitslag zelf, maar ook het profiel van subtests van de NDS kan helpen bij het verbeteren van de begeleiding van een student. Een van mijn studenten behaalde op de NDS een totaalscore boven percentiel 10. Maar deze student kampt al sinds de basisschool met een rekenprobleem. Hoe moet ik dit beoordelen? Een goed voorbeeld van zo n geval is Beatrix, in het rapport op de volgende pagina student B genoemd. Beatrix is 18 jaar en studeert grafische vormgeving. Ze is ambitieus en wil graag naar het hbo doorstromen, maar het rekenen zit haar daarbij dwars. Ze heeft hiermee al sinds groep 4 van de basisschool moeite. We bekijken het rapport van de door haar gemaakte NDS. Zoals het rapport laat zien behaalt Beatrix op de NDS een totaalscore van 12. Dat is een score buiten het kritieke gebied. Zo beschouwd zou er dus geen verhoogd risico zijn op dyscalculie. Toch is nader onderzoek bij Beatrix volgens ons wel degelijk zinvol. Haar dossier, in combinatie met het NDS-profiel, geeft daartoe beslist aanleiding. Haar dossier laat zien dat bij Beatrix sprake is van een hardnekkig rekenprobleem, dat al in groep 4 is gesignaleerd. Ondanks gerichte individuele ondersteuning bleef rekenen een worsteling. Een op de basisschool verricht IQ-onderzoek liet zien dat dit hardnekkige rekenprobleem niet kan worden verklaard uit een tekort aan intelligentie: haar totaalscore op de WISC lag op gemiddeld niveau. En we zien ook op haar rapporten dat Beatrix bij de taalvakken wel goed presteert. Wat het NDS-profiel betreft: Beatrix is een bijzonder snelle werker; sneller nog dan de hiervoor besproken Anne. Bij subtest 1, de controletaak, scoort zij op percentiel 92, wat betekent dat ze bij de snelste tien procent van haar groep behoort. Het is logisch om te veronderstellen dat deze student dankzij haar snelle werken ook betere resultaten boekt op andere subtests van een speedtest als de NDS. Hetzelfde geldt voor de eerder besproken Anne. In zulke gevallen hebben we te maken met een wat geflatteerde totaalscore. Er is in dit geval wel degelijk sprake van een verhoogd risico op dyscalculie. Interessant in het NDS-profiel van Beatrix is ten slotte ook haar relatief hoge score (percentiel 53) op subtest 6, de Getallenlijn. Deze subtest doet niet alleen een beroep op getalvaardigheid, maar ook op het visueelruimtelijke inzicht. Dat is een relatief sterk punt bij Beatrix. Deze kwaliteit kan ook worden benut bij de inrichting van haar rekenonderwijs. 3 6
INDIVIDUEEL RAPPORT Leerlinggegevens Leerling Student B Leerjaar 3 Onderwijssoort mbo Sector Zorg en welzijn Niveau 3 Afnamedatum 15.08.2016 Totaalscore 12 Niveau I-V V Niveau A-E D C-score 2,6 Percentiel Niveau I-V Niveau A-E C-score Resultaat: De testuitslag valt buiten het kritieke gebied. De resultaten wijzen niet op een verhoogd risico op dyscalculie. Bekijk voor een genuanceerde interpretatie ook de casusbeschrijvingen (zie Handleiding en website). 2013, Marisca Milikowski en Stephan Vermeire, p/a Boom test uitgevers Zie voor de hier gekozen normering de kadertekst op pagina 5 van dit whitepaper. 4 6
Stel, ik wil wat aanvullend onderzoek bij een student doen. Wat zijn daarvoor geschikte instrumenten? Voor aanvullend onderzoek kunnen vele tests en toetsen worden gebruikt. Wij lichten er drie uit, waarmee wij goede ervaringen hebben. De TempoTest Automatiseren (TTA, Teije de Vos, 2010) onderzoekt optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Eenvoudige sommen, twee minuten per bewerking. Deze test kan, net als de NDS, zowel klassikaal als individueel worden afgenomen. Voor mbo-studenten kunnen de normen voor groep 8 worden gebruikt. Om hiaten in de kennis van de rekenbewerkingen op te sporen kan de SVT Rekenen-Wiskunde (Teije de Vos & Marisca Milikowski, 2012) ook goede diensten bewijzen. Alle relevante rekentechnieken komen daarin aan bod. De ABC Toets voor Voortgezet Onderwijs (ALL-Educatief, 2010) kan ook nuttige informatie geven over de rekenontwikkeling. De test, die veel contextopgaven bevat, is gemaakt voor de eerste klas van het voortgezet onderwijs. Maar hij is ook heel geschikt voor nader didactisch onderzoek bij oudere studenten. Tot slot Studenten op het mbo die met rekenproblemen kampen hebben veelal slechte ervaringen met rekenen opgedaan. Om voor deze studenten het rekenen weer mogelijk te maken is goede ondersteuning nodig. Onderzoek met de NDS kan een stap zijn naar meer aangepaste hulp en begeleiding. 2016 Marisca Milikowski en Boom test onderwijs. Dit whitepaper is vrij te gebruiken voor nietcommerciële doeleinden. Voor commercieel gebruik dient u contact op te nemen met Boom test onderwijs, info@boomtestonderwijs.nl of (020) 524 45 14. MBO-NORMEN NDS De NDS meet de automatisering van het rekenen. De snelheid waarmee leerlingen basale rekenoperaties kunnen uitvoeren neemt met de leerjaren in het basisonderwijs toe. In het voortgezet onderwijs bestaan er tussen de diverse onderwijssoorten verschillen tussen de gemiddelde mate van automatisering. Daarom wordt er bij de normen in het basisonderwijs een onderscheid gemaakt naar leerjaar en in het voortgezet onderwijs naar onderwijssoort. Dergelijke verschillen treden ook op tussen de sectoren van het mbo, maar de grootste verschillen worden gevonden tussen de niveaus in het mbo. Vermoedelijk oefenen de studenten uit de hogere niveaus meer met het rekenen en kennen zij ook meer cognitieve strategieën die bij het rekenen een rol spelen. Daarom zijn er voor de niveaus in het mbo verschillende normen. Op dit moment zijn er normen voor de mbo-sector Zorg en Welzijn beschikbaar. Deze normen worden de komende tijd aangevuld met studenten uit de sectoren Economie en Techniek. In de loop van 2017 zullen normen beschikbaar komen die representatief zijn voor het gehele mbo. 5 6
De onderdelen van de NDS Uit: Milikowksi, M. & Vermeire, S. (2013). NDS Nederlandse Dyscalculie Screener Handleiding en verantwoording (pp. 23-25). Amsterdam: Boom test uitgevers. Subtest 1: Grootste stip aanstrepen In deze eerste subtest worden geen getallen gebruikt. De opdracht is om telkens de grootste van twee stippen aan te strepen. Omdat in dit onderdeel geen getallen en/of hoeveelheden hoeven worden verwerkt, kan deze subtest gezien worden als een controletaak die een indicatie geeft voor de algemene verwerkingssnelheid. Subtest 2: Grootste getal aanstrepen 1 cijfer Bij deze subtest gaat het om de vergelijking van eencijferige getallen. De grootste van twee getallen moet worden aangestreept, bijvoorbeeld 2 of 1, 6 of 7. De cijfers worden in paren aangeboden. Subtest 3: Grootste getal aanstrepen 2 cijfers Deze subtest lijkt sterk op subtest 2, alleen gaat het ditmaal om de vergelijking van tweecijferige getallen. Subtest 4: Van stippen naar cijfer Bij deze subtest moet de leerling aangeven hoeveel stippen een vakje bevat. Het antwoord moet als Arabisch cijfer onder het vakje worden ingevuld; het aantal stippen in de vakjes varieert van 2 tot 6. Subtest 5: Getallenrij invullen Bij deze subtest gaat het erom de lege plek tussen twee getallen in te vullen. Soms loopt de getallenrij op (zoals bij 28..29..30) en soms loopt deze juist af (66..65..64). Subtest 6: Getallenlijn Gegeven is een ongemarkeerde getallenlijn, met links de 0 en rechts de 10. In het midden staat een hulpstreepje. De opdracht is om bij posities op de lijn het juiste getal te plaatsen. Per getallenlijn wordt steeds van twee posities het bijbehorende getal gevraagd. Subtest 7: Snelle minsommen Bij deze subtest is de opdracht om telkens van een gegeven getal 2 af te trekken. Bij de volgende rij moet er van de gegeven getallen 3 worden afgetrokken, bij de daaropvolgende rij moet er 4 worden afgetrokken, dan 5, en dan 6. Het antwoord moet steeds in het hokje onder het aangeboden getal worden opgeschreven. Subtest 8: 10 of meer? Bij deze subtest zijn rijen kleine optelsommen gegeven. De opdracht is om alleen die sommen aan te strepen waarbij de uitkomst 10 of meer is. 6 6