) Activiteit) Lees'de'aangegeven'hoofdstukken'en'maak'de'vragen'bij'Praktijk'en'de'kennisopdrachten' '

Vergelijkbare documenten
+HWEHJHOHLGHQYDQPHQVHQPHWGHPHQWLHGLH GHSUHVVLHI]LMQ 5LFKWOLMQYRRUYHU]RUJHQGHQ HERZIENE VERSIE, MEI 2006

Het begeleiden van mensen met dementie die depressief zijn Richtlijn voor verzorgenden

DAGPROGRAMMA EN PLEZIERIGE ACTIVITEITEN PLAN

OPDRACHTEN BIJ THEMA 11 BELEID

Het begeleiden van mensen met dementie die apathisch zijn Richtlijn voor verzorgenden

Je voert een gesprek met een zorgvrager waarin jij hem adviseert over aanpassingen in zijn leefwijze.

Het participeren in een voortgangsgesprek van een stagiaire

Doen bij Depressie. Module 1 Fase 4 - Behandelen. Dagprogramma en Plezierige-Activiteiten-Plan

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT. Beroepstaak C Helpen bij (sociale) activiteiten. Niveau Gevorderd

OPLEIDING tot Verzorgende-IG. Kraam. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak C Gevorderd KD 2012

Onderhandelen en afspraken maken

ALGEMENE INSTRUCTIE EXAMINERING BEROEPSOPDRACHT A (BOL)

Beroepsopdracht 4 De geriatrische zorgvrager

OPDRACHTEN. Verzorgende IG. Module 8 Kraamzorg

Kinderen begeleiden in een kraamgezin

Bewonersbespreking bij Ruitersbos. Inhoud:

Je voert een gesprek met een zorgvrager waarin jij hem adviseert over aanpassingen in zijn leefwijze.

Beroepstaak C Helpende Startbekwaam niveau

Handleiding Voor de Personeelscyclus!

OPLEIDING HELPENDE ZORG EN WELZIJN TOETS BEROEPSOPDRACHT. Beroepstaak C Helpen bij (sociale) activiteiten. Niveau Startbekwaam

Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager

OPDRACHTEN BIJ THEMA 9 FEEDBACK

Visie (Pedagogisch werkplan)

Agressief gedrag. Samenvatting Hieronder hebben we de inhoud van de aflevering Agressief gedrag samengevat. Gemakkelijk om er nog eens bij te pakken.

Het voeren van een begeleidend gesprek met een zorgvrager

- Een docent controleert of jij je huiswerk op hebt geschreven. - Je hebt aanmoediging nodig om je huiswerk te noteren.

leven met een chronische ziekte

vaardigheden - 21st century skills

Module 9 Kennis delen en coachen

Voorlichting, advies en instructie Niveau 3

Een stagiaire instrueren en begeleiden bij het uitvoeren van leeractiviteiten en werkzaamheden

Observeren en interpreteren

Spelregels voor de kaarten Beroepskwaliteiten en Leerpunten. Het Beroepskwaliteitenspel

OPLEIDING PERSOONLIJK BEGELEIDER SPECIFIEKE DOELGROEPEN OPLEIDING PERSOONLIJK BEGELEIDER GEHANDICAPTENZORG

ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau Begeleiden op sociaal/maatschappelijk gebied Antwoordmodellen

COMPETENTIEPROFIEL BIJLAGE 3D-MAP

StudieThermometer. Temperatuur wat aan de lage kant? Mw Demo Kandidaat Instelling Demo

2.3 Wanneer ben je een goede werkbegeleider? Methodisch werken als werkbegeleider 18

OPLEIDING tot MBO- VERPLEEGKUNDIGE. Ondersteuningsmagazijn gevorderd 1 BEROEPSTAAK E

Kraamvrouw begeleiden bij veranderingen in de kraamperiode

Respectvol reageren op gevoelens

Cursus Omgaan met klachten

Beroepsopdracht. Helpende Z&W versnelde leerroute. ROC Mondriaan, School voor Zorg en Welzijn, Leiden

Arrangement 1 De Luisterthermometer

Kerntaak 1 Bieden van zorg en ondersteuning op basis van een werkplanning. STER opdracht: helpen bij een creatieve activiteit

Weet wat je kan. Vooruit komen

I Lees het hoofdstuk en maak de vragen bij Praktijk en de kennisopdracht

Observaties uitvoeren

Arrangement 1 De Luisterthermometer

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

1.1 Vragenlijst: Wat ik leuk Vind

ALGEMENE INSTRUCTIE TOETS BEROEPSOPDRACHT KD 2012

Begeleiden van een groep zorgvragers bij vrijetijdsbesteding

Betrokkenheid. Competentie. De behoefte aan competentie wordt vervuld.

Het begeleiden van een zorgvrager die weerstanden heeft bij veranderingen

OPDRACHTEN BIJ THEMA 7 PROFESSIONELE GESPREKKEN

Intervisie. Helpende Z&W versnelde leerroute. ROC Mondriaan, School voor Zorg en Welzijn, Leiden

DE NETWERKTHERMOMETER LEERLINGEN INSTRUCTIE

1 Lees het handelingsformulier van deze vaardigheid en noteer vragen en opmerkingen. Bespreek deze met medestudenten of je docent.

Organiseren van zorg Niveau 3

Ik-Wijzer Ik ben wie ik ben

Als je in zorg of welzijn werkt, krijg je veel te maken met zorgvragers die ondersteunt moeten worden in hun persoonlijke verzorging/adl.

Inleiding. OMGANGSKUNDE OEFENINGEN Isa Goossens

ThiemeMeulenhoff Zorg Niveau Evalueert de zorgverlening Antwoordmodellen

Ik ben BANG. oefenboekje om te leren omgaan met angst. Steef Oskarsson. Copyright Steef Oskarsson

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1

ADHD en lessen sociale competentie

Jezelf voorstellen en een gesprek beginnen

ADL-vaardigheidstraining geven

Afhankelijk gedrag. Andere factoren zijn wel te beïnvloeden, met andere woorden: daar kun je mogelijk wel iets aan doen:

Werkplekboek. Kinderbegeleider duaal Baby s en peuters (0-3 jaar)

De eigen grenzen bewaken

Een helpend gesprek voeren

Lusteloos gedrag. Samenvatting Hieronder hebben we de inhoud van de aflevering Lusteloos gedrag samengevat. Gemakkelijk om er nog eens bij te pakken.

Kwaliteitszorg. Test jezelf.

PROEVE VAN BEKWAAMHEID

Bas Smeets page 1

Verbindingsactietraining

Zelfreflectie meetinstrument Ondernemende houding studenten Z&W

Bijlage 8.7: Voorbeeldopdrachten bij de uitgangspunten van HGW

Rapportage Competenties. Bea het Voorbeeld. Naam: Datum:

DE ZES-STAPPENMETHODE ZELF WERKEN AAN JE WERKPROCESSEN. Illustraties: Corien Bögels

Ik-Wijzer Naam: Sander Geleynse Datum: 27 januari 2016

Speak up! Wat is JA en wat NEE?

OPLEIDING tot Verzorgende-IG BBL. Ondersteuningsmagazijn. Beroepstaak C Gevorderd

Het maken van een casus is een onderdeel van beroepsprestatie 1.5 Zorgen voor veiligheid in onverwachte situaties

Assertiviteit. e-book

Weet wat je kan Samenvatting op kaarten

Zorg dragen voor het dagprogramma van de zorgvrager

Depressie. Informatiefolder voor cliënt en naasten. Zorgprogramma Doen bij Depressie UKON. Versie 2013-oktober

Observeren en begeleiden van een zorgvrager tijdens een slechtnieuwsgesprek

Het voeren van een evaluatiegesprek

Instituut voor Gezondheidszorg

Het voeren van een slechtnieuwsgesprek met een zorgvrager

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

Creatief en flexibel toepassen van Triplep. Maarten Vos Doe, laat zien, lach, oefen en geef applaus

Beroepsopdracht Beroepstaak C Helpende Gevorderd niveau

In je kracht. Werkboek voor deelnemers

Het observatieplan. 1 Inleiding

Zo verstuurt u een WhatsApp! Opdracht: Analyseren, evalueren

Transcriptie:

Aanpassingen)in)de)leefwijze) ) ' De'student'kan'een'zorgvrager'adviseren'en'begeleiden'bij'het' aanpassen'van'de'leefwijze.' Theorie' boek'voorlichting,'advies'en'instructie'' Thema'4'Tertiaire'preventie'toepassen' Hoofdstuk'4''Aanpassingen'in'de'leefwijze' ' Met'behulp'van'het'antwoordmodel' Competentie' M.'Analyseren' ) ) Lees'de'aangegeven'hoofdstukken'en'maak'de'vragen'bij'Praktijk'en'de'kennisopdrachten' '

organiseren Praktische voorbereiding Theoretische voorbereiding competentie De student kan een laagdrempelige activiteit, gericht op ontspanning voor een groep van 5-8 zorgvragers organiseren Werk een activiteit uit volgens de eerste 3 stappen van het stappenplan, zie verderop in deze activiteit. Regel tijd en ruimte om de activiteit uit te voeren en te laten beoordelen Internet AB Site (http:\\communities.zeelandnet.nl/data/activiteiten) Evalueer je uitgevoerde opdracht met behulp van stappen 4 en 5 van het stappenplan met je werkbegeleider C. Begeleiden, U. Omgaan met veranderingen een aanpassen r Voer de voorbereide activiteit uit voor een groep van 5-8 zorgvragers. Maak afspraken over de wijze waarop je werkbegeleider je activiteit gaat beoordelen Het 5 stappenplan: stap 1: De beginsituatie vaststellen: Met welke mensen wil je deze activiteit gaan doen, wat is het aantal deelnemers, wat zijn hun mogelijkheden (lichamelijk, verstandelijk, emotioneel en sociaal), wat zijn de behoeften (contact, aandacht, zekerheid) waar liggen de interesses van de cliënt(en), wat is hun sociaal-culturele achtergrond, welke beperkingen zijn er waar je in de begeleiding rekening mee moet houden, wat is de hulpvraag? stap 2: De doelformulering: Benoem de activiteit die je wilt gaan doen en schrijf daarachter wat je nu (korte termijn doelstelling) met die activiteit wilt bereiken voor die perso(o)n(en).probeer dit uit te drukken in waarneembaar gedrag. stap 3: Strategiebepaling. a. De keuze van de activiteit: Wie maakt de keuze voor de activiteit (jij, het team, de mensen waar je mee gaat werken) Wat speelt er mee in je keuze, zoals feest, jaargetijde, weekprogramma of (school) opdracht, Heb je alternatieven als er door welke reden dan ook zaken veranderen. Denk aan slecht weer, te moeilijk enz. b. Analyse van de activiteit. Benoem de soort activiteit (arbeid, (re)creatief, educatief of a.d.l.) Past de activiteit bij de waarden en normen van de mensen? Met welke aanpassingen moet je eventueel rekening houden? Wat zijn jouw mogelijkheden? Hoeveel ervaring heb je met de doelgroep? Hoeveel ervaring heb je met de activiteit? c. Praktische voorbereiding Waar wil je de activiteiten gaan doen? Moet er nog iets aan die ruimte veranderd worden? Moet je de activiteit tevoren aankondigen d.m.v. affiches? Welke materialen heb je nodig? In hoeverre moet je die aanschaffen en wat is mogelijk met het budget? Welke hulp heb je waarbij nodig van andere medewerkers, vrijwilligers, collega`s? d. Begeleiding.:Welke mensen hebben speciale aandacht van jou nodig? Hoe denk je mensen te motiveren? (aankondigen, teruggrijpen op vroegere ervaringen, speciale lokkers). Op welke manier bied je de activiteit aan? (uitleggen, voorbeelden, voordoen, vragen stellen) Wat moet je in de gaten houden bij je begeleiding wat betreft de veiligheid en speciale hulpvraag? e. Tijdpad. (maak een schema van tijd) Wat betreft de voorbereiding (afspraken maken enz) Wat betreft het verloop van de activiteit (globaal aangeven)

Stap 4: Uitvoering van de activiteit. Hier komt een verslag van de uitvoering van je activiteit. In dit verslag komt duidelijk naar voren of je rekening hebt kunnen houden met de punten die je in je planning hebt genoemd. Schrijf het verslag zo objectief mogelijk. Beschrijf vooral hoe de mensen reageerden en hoe jij daar op inging. Trek geen conclusie in dit gedeelte. Tip: Schrijf de uitvoering in de ik-vorm, zo beleefd de ander het precies zoals jij het beleefd heb. Stap 5: De evaluatie van de activiteit. Beantwoord de volgende vragen: * In hoeverre heb je de beginsituatie goed ingeschat? * Welke doelstellingen heb je gebruikt? * In hoeverre heb je doelstellingen gebruikt? * In hoeverre heb je voor de juiste activiteiten gekozen? * In hoeverre heb je de activiteit goed voorbereid? * In hoeverre heb je de mensen tijdens de activiteit goed begeleid? Conclusies: * Wat is het belangrijkste wat je geleerd hebt van deze activiteit? * Wat zou je willen veranderen? * Leerpunten m.b.t. nieuwe activiteit, ideeën nieuwe activiteit. * Leerpunten m.b.t. begeleiden van de mensen tijdens de activiteit.

en organiseren Theorie Competentie De student kan een plan maken met geschikte activiteiten voor een groepje psychogeriatrische/ psychiatrische zorgvragers Bijlage 1 plezierige activiteitenlijst (zit bij deze activiteit) Nabespreking opdracht met medestudenten en beoordeling door de docent C. Begeleiden U. Omgaan met verandering en aanpassen Kies minimaal vier psychogeriatrische zorgvragers uit je BPV. Inventariseer welke wensen /behoeften aan plezierige activiteiten deze personen hebben. Gebruik hiervoor de bijgevoegde `plezierige activiteitenlijst `(bijlage 1) Inventariseer gezamenlijke wensen. Werk drie activiteiten, die je met dit groepje zorgvragers wekelijks kunt uitvoeren, uit in een weekprogramma voor je afdeling Reflectie Hoe was het voor jou om zorgvragers te vragen wat zij graag willen doen? Motiveer je antwoord. Heb je een weekprogramma voor je afdeling kunnen maken? Wat vond je hier moeilijk of makkelijk aan? Sloten de activiteiten voor alle zorgvragers aan bij hun wensen?

Plezierige activiteiten lijst voor ouderen In de buitenlucht zijn Kennis maken met iemand Plannen maken voor een uitstapje of vakantie Iets voor mezelf kopen Op het strand zijn Verhalen, romans, gedichten of toneelstukken lezen Schone lucht inademen Iets op een heldere manier zeggen T.V. kijken Aan iets goeds in de toekomst denken Een moeilijk karwei afmaken Lachen Een puzzel, kruiswoordraadsel enz. oplossen Een douche nemen Dieren om me heen hebben Een openhartig gesprek voeren Iemand helpen Door iemand geholpen worden Vrijetijdskleding dragen Mijn haren kammen of borstelen Een persoonlijk probleem oplossen Een bad nemen Bij mijn kleinkinderen zijn In de zon zitten In het bos wandelen Tuinieren Nieuwe kleren dragen Dat het mijn familie of vrienden goed gaat Naar geluiden van de natuur luisteren Een levendig gesprek hebben Naar de radio luisteren Vrienden ontvangen Post ontvangen Naar de wolken, de lucht of een storm kijken Iets voor mijn gezin kopen Schone kleren dragen Een uitstapje maken (wandelen, park, dierentuin) Over kinderen of kleinkinderen praten Vind ik leuk Doe ik al voldoende

enmethode reader Het begeleiden van mensen met dementie die depressief zijn: De Plezierige- en-methode 1 Inleiding Bij mensen met dementie en depressieve klachten kun je je als verzorgende soms machteloos voelen. Iemand is vaak zeer somber en wil niets of weinig meer. In dit boekje beschrijven we een richtlijn voor het begeleiden van mensen met dementie die depressief zijn: de Plezierige-en-Methode. Voor de methode zijn sterke aanwijzingen gevonden dat deze depressieve klachten bij mensen met dementie vermindert. Naast specifieke elementen die gericht zijn op het verminderen van depressieve klachten gaat de methode uit van een belevingsgerichte werkhouding en de zorgcyclus. In deze inleiding beschrijven we eerst in het kort de relatie tussen dementie en depressieve klachten en lichten we de belevingsgerichte werkhouding en de zorgcyclus toe. Hierna wordt de Plezierige-en-Methode beschreven. Achter in dit boekje is het formulier Plezierige-en-Plan opgenomen dat bij de richtlijn kan worden gebruikt. Naast deze richtlijn is er ook een richtlijn gemaakt voor het begeleiden van mensen met dementie die apathisch zijn. Deze is in een apart boekje beschreven. De achtergronden, de doelen en de verantwoording van de twee richtlijnen staan beschreven in een derde boekje. De drie boekjes worden samen uitgegeven. 1.1 De relatie tussen dementie en depressieve klachten Dementie wordt veroorzaakt door veranderingen in de hersenen. Meestal gaat het om de ziekte van Alzheimer, Vasculaire Dementie of een mengvorm van deze twee ziekten. Door de veranderingen in de hersenen treden er storingen op in de geheugenfuncties en de cognitieve vermogens. Iemand kan zich eerder geleerde informatie niet meer herinneren en kan bijvoorbeeld minder goed motorische handelingen uitvoeren (bijvoorbeeld bestek gebruiken, zich aankleden), ondanks dat zijn motorische functies intact zijn. Psychologische en gedragsproblemen bij dementie (zoals depressie, agressie, onrust, wanen en apathie) worden voor een deel direct veroorzaakt door de veranderingen in de hersenen. Voor een ander deel worden ze veroorzaakt door hoe iemand de veranderingen beleeft en hoe hij zelf en zijn omgeving ermee omgaat. Door de achteruitgang van zijn geheugen en cognitieve vermogens kan iemand met dementie steeds minder. Telkens wanneer hij iets onderneemt merkt hij dat het niet meer zo gaat als vroeger. De kans bestaat dat hij hierdoor depressief raakt. Dit brengt vaak met zich mee dat iemand steeds minder gaat ondernemen, somber raakt, geen plezier meer heeft en steeds meer gaat piekeren. Door een juiste begeleiding kunnen de depressieve klachten van iemand met dementie verminderen. Al is het niet mogelijk, en ook niet de bedoeling, om al het verdriet dat gepaard kan gaan met dementie weg te nemen òf te veronachtzamen. De belevingsgerichte werkhouding en de zorgcyclus Zoals gezegd kunnen door een juiste begeleiding te geven de depressieve klachten van iemand met dementie mogelijk verminderen. De basis voor deze begeleiding is: - een belevingsgerichte werkhouding;; - de zorgcyclus. Belevingsgerichte werkhouding Een belevingsgerichte werkhouding houdt in dat je je probeert te verplaatsen in de bewoner met dementie. Om dit te kunnen doen zijn eigenlijk twee dingen belangrijk: a) Je verdiept je in de persoon die je verzorgt en wat hij heeft meegemaakt. Het gaat erom dat je een idee hebt van iemands persoonlijkheid en zijn levensloop: Wat is iemand voor type mens? Wat heeft iemand voor leven geleid? Wat had hij voor werk? Waar was hij in de oorlog?

b) Je probeert je voor te stellen hoe het is om dement te zijn. Hoe zou het voelen om niet meer te kunnen schrijven, mensen of dingen niet meer te herkennen of niet meer te weten waar je bent? Wanneer je meer over iemands achtergrond weet en je bedenkt wat dementeren inhoudt (voor zover mogelijk), kun je iemand beter begrijpen en je zorg daarop afstemmen. De zorgcyclus De Plezierige-en-Methode bij depressie richt zich op de begeleiding van de persoon met dementie. We volgen hierbij de zorgcyclus. Deze ziet er als volgt uit: A. De behoefte aan begeleiding in kaart brengen Informatie verzamelen. Een beeld vormen van de behoefte aan begeleiding B. Plannen van begeleiding Beoogde begeleidingsresultaten formuleren Begeleidingsactiviteiten kiezen C. Uitvoeren van begeleiding De bewoner begeleiden D. Evalueren van begeleiding Het begeleidingsproces evalueren, zowel tussentijds als achteraf Het begeleiden van mensen met dementie die depressief zijn: De Plezierige- en-methode In dit hoofdstuk beschrijven we aan de hand van de zorgcyclus de Plezierige-en- Methode. De methode is gebaseerd op een methode uit de Verenigde Staten die daar bruikbaar is gebleken voor het verminderen van depressieve klachten van mensen met dementie. De belangrijkste uitgangspunten van deze methode zijn dat de depressie van een cliënt zal verminderen, wanneer hij weer plezierige activiteiten onderneemt en hij minder piekert/tobt. A. De behoefte aan begeleiding in kaart brengen Informatie verzamelen Depressie kenmerken Depressie heeft een aantal kenmerken: een zeer sombere stemming, geen interesse of plezier meer in activiteiten hebben, veel meer of minder eten dan voorheen, veel minder of meer slapen dan voorheen, onrustig gedrag of vertraging van gedrag, vermoeidheid of energieverlies, gevoelens van nutteloosheid of een buitensporig schuldgevoel. Iemand hoeft niet alle kenmerken te hebben om aan een depressie te lijden. Ook is het zo dat een aantal kenmerken, zoals vertraging van gedrag en energieverlies, ook al bij dementie horen. Dit maakt het lastig om depressie bij dementie te herkennen. Iemand moet in ieder geval voldoen aan het kenmerk 'zeer sombere stemming' of 'geen interesse meer in activiteiten hebben/ er geen plezier meer aan beleven '. Dit moet het geval zijn voor het grootste deel van de dagen over een periode van minimaal twee weken. Wanneer je vermoedt dat iemand depressief is, ga je in de eerste plaats met de bewoner, de collega's die bij de bewoner betrokken zijn en de familie overleggen. Vraag hoe zij de stemming van de bewoner en zijn interesse in en plezier aan activiteiten de afgelopen twee weken beoordelen. Wanneer zij jouw vermoeden van depressie bevestigen, overleg je met je direct leidinggevende en/of andere disciplines (psycholoog, verpleeghuisarts, verpleegkundige) of je de Plezierige-en-Methode zal gaan gebruiken. Als deze en vervolgens ook de bewoner en zijn familie met de methode instemmen, ga je door met de volgende stap: het verzamelen van informatie over activiteiten die voor de bewoner plezierig zijn. Wanneer je bij het verzamelen van informatie hulp nodig denkt te hebben, vraag je een verpleegkundige, een psycholoog, een activiteitenbegeleider of een consulent om je te helpen. Plezierige activiteiten

Zoals gezegd houdt de Plezierige-en-Methode in de eerste plaats in dat de bewoner weer activiteiten gaat ondernemen waaraan hij plezier beleeft. Hiervoor is het noodzakelijk dat je informatie verzamelt over activiteiten waaraan die persoon in het verleden, en misschien tot voor kort, plezier beleefde. Dit doe je door het intakeverslag te lezen, met de familie en de bewoner hierover te spreken en met collega's te praten. Ook is het als je werkt vanuit een belevingsgerichte werkhouding belangrijk dat je (nog meer) informatie verzamelt over de persoonlijkheid en levensloop van de bewoner. Piekersituaties/tobben In de tweede plaats heeft de Plezierige-en-Methode als doel dat de bewoner minder gaat piekeren. Hiervoor is het noodzakelijk dat je informatie verzamelt over situaties waarin de bewoner piekert. Overleg met de bewoner, familie en betrokken collega's en beschrijf de piekersituaties zoveel mogelijk op de volgende manier: waarschijnlijke aanleiding voor het piekeren, wat doet de bewoner als hij piekert, reactie van hemzelf, familie, collega's en anderen op het piekeren. Een beeld vormen van de behoefte aan begeleiding Plezierige activiteiten De activiteiten waaraan de bewoner vroeger veel plezier beleefde moeten nu vertaald worden naar zijn huidige situatie. Hiermee bedoelen we dat de activiteiten aangepast moeten worden aan de beperkingen die de bewoner door de dementie heeft en aan zijn somberheid en vaak ook gebrek aan energie door de depressie. Je begint met het bedenken van activiteiten die de bewoner, eventueel met begeleiding, zonder falen kan uitvoeren of beleven. Als de interesse van een bewoner bijvoorbeeld uitgaat naar paarden, kijk je welke activiteiten die met paarden te maken hebben hem plezier kunnen geven. Bijvoorbeeld het kijken naar paardensport op de televisie, het bekijken van boeken over paarden, een bezoek afleggen aan een manage. Wanneer iemands grote hobby koken was, bekijk je welke activiteiten iemand met hulp in de keuken nog kan ondernemen. Belangrijk is dat je activiteiten verzint die iemand echt nog kan en waarbij hij niet direct geconfronteerd wordt met zijn falen. Als je deze activiteiten in overleg met de bewoner hebt bedacht ga je bekijken hoe je de bewoner in kleine stapjes tot de activiteit kan stimuleren. Bij koken kun je iemand in eerste instantie meenemen naar de keuken om te kijken hoe je iets klaar gaat maken. Daarna kun je de bewoner bijvoorbeeld vragen om de sla schoon te maken. Het vertalen van de interesses van de bewoner naar activiteiten en het opdelen in stappen doe je ook in overleg met betrokken collega's, activiteitenbegeleiding en de familie. Maak bij het vertalen en opdelen ook telkens gebruik van wat je weet over de persoonlijkheid en de levensloop van de bewoner. Piekersituaties Er moet nu uitgezocht worden wat er nodig is om een bewoner minder te laten piekeren. Bekijk in je notities in welke situaties een bewoner gaat piekeren, wat hij precies doet wanneer hij piekert en wat het effect van zijn gepieker is op hemzelf en op anderen. Kijk nu hoe je de piekersituaties kunt veranderen of voorkomen. Wanneer iemand bijvoorbeeld vooral piekert na de warme maaltijd, dan probeer je te ontdekken waardoor dat komt. Komt het door iets wat er tijdens het eten gebeurt (de bewoner weet bijvoorbeeld niet meer hoe hij het bestek moet hanteren), of lijkt het 'gewoon' met het moment van de dag te maken te hebben? Wanneer er een directe aanleiding lijkt te zijn, zoals de problemen met het bestek, probeer dan een plan te maken om de problemen weg te nemen. Doe dit ook weer samen met betrokken collega's, activiteitenbegeleiding, de bewoner en zijn familie. Ook bedenk je wat er nodig is aan begeleiding op het moment dat er geen directe aanleiding voor het piekeren lijkt te zijn, wanneer het 'gewoon' met het moment van de dag te maken lijkt te hebben. Op zo'n moment moet je in ieder geval aandacht schenken aan de bewoner en hem zeker niet negeren. Je vraagt wat er aan de hand is, luistert en spreekt de bewoner niet tegen.

Probeer begrip te tonen voor zijn gevoel. Vervolgens is het belangrijk dat je de bewoner afleidt. Bedenk op welke vrolijkere onderwerpen je op dit soort momenten over kunt gaan en in welke activiteiten je hem kunt betrekken die hem plezier geven. Doe dit ook weer samen met de betrokken collega's, activiteitenbegeleiding, familie en de bewoner. B. Plannen van begeleiding Beoogde begeleidingsresultaten formuleren Voordat je de begeleiding rond plezierige activiteiten en piekersituaties gaat plannen overleg je met de betrokken collega's, activiteitenbegeleiding, familie en mogelijk de bewoner welke resultaten de begeleiding moet gaan opleveren. Beschrijf je doelen op zo'n manier dat ze meetbaar zijn. Bijvoorbeeld: mevrouw lacht vaker, meneer komt weer zonder klagen uit bed, mevrouw eet haar brood weer op. Je beschrijft de doelen op het formulier Plezierige-en-Plan. Begeleidingsactiviteiten kiezen Samen met de betrokken collega's, activiteitenbegeleiding, de bewoner en de familie maak je nu een begeleidingsplan voor de eerst komende week. Het plan moet bestaan uit vier onderdelen: - beschrijf drie momenten met verschillende plezierige activiteiten (indien opgesplitst in stappen, de eerste stap), verspreid over de week. Geef aan wie de activiteiten met de bewoner gaat uitvoeren;; - beschrijf een aantal dingen waaraan iemand plezier beleeft en die op de verschillende zorgmomenten in te voeren zijn: onder begeleiding een wandeling maken, een bewoner helpen zich mooi te maken;; - beschrijf wat je doet om piekersituaties te voorkomen;; - beschrijf wat je doet als iemand toch piekert. Je kunt het plan invullen op het Plezierige-en-Plan. Het plan voeg je vervolgens toe aan het zorgdossier. C. Uitvoeren van begeleiding. De bewoner begeleiden Jijzelf, betrokken collega's, activiteitenbegeleiders en de familie gaan nu het Plezierige- en-plan gebruiken om de bewoner te begeleiden. Hierbij is het belangrijk dat de beschreven begeleiding op een belevingsgerichte manier gegeven wordt. Verplaats je in de bewoner en probeer rekening te houden met zijn achtergrond en gevoelens. Benadruk het belang van de belevingsgerichte werkhouding ook bij de familie, activiteitenbegeleiding en andere bij de bewoner betrokken collega's. D. Evalueren van zorg Het begeleidingsproces evalueren, zowel tussentijds als achteraf Op het moment dat iemand een onderdeel van het begeleidingsplan gebruikt, observeert diegene wat de reactie van de cliënt is. Hij noteert dit op het Plezierige-en-Plan in het zorgdossier. Dit kan een andere verzorgende zijn, een helpende, maar ook de familie, activiteitenbegeleider of bijvoorbeeld een fysiotherapeut. Je houdt per dag bij wat de algemene reactie van de cliënt in relatie tot de geformuleerde begeleidingsdoelen is. Ook dit wordt per dag op het formulier bijgehouden. Na een week evalueer je het Plezierige-en-Plan. Je doet dit in overleg met de betrokken collega's, andere betrokken disciplines, de familie en de bewoner. Het plan wordt op twee punten beoordeeld: 1) het effect van het plan in zijn geheel. Dit gebeurt aan de hand van de geformuleerde begeleidingsdoelen 2) het effect van onderdelen van het plan. Hierna stel je een nieuw plan voor de komende week op. Hiervoor wordt de zorgcyclus van de Plezierige-en-Methode opnieuw doorlopen. Kortweg houdt dit in dat de onderdelen waar de bewoner slecht op reageerde aangepast of vervangen moeten worden. Onderdelen waar de bewoner goed op reageerde kun je weer in het plan opnemen. Als de bewoner goed reageerde op de eerste stap van een activiteit, dan

kun je overwegen of je de volgende stap in het plan opneemt of nog een keer dezelfde stap herhaalt. Schrijf het plan op een nieuw formulier. Wanneer je uiteindelijk een plan hebt waar de bewoner goed op reageert en zijn depressieve klachten zijn afgenomen, dan blijf je volgens dit plan werken. Bijlage: Formulier Plezierige-en-Plan Naam bewoner:. Naam begeleider :. Plan nr..., Week.. (maandag..... t/m zondag.....) 1. Informatie over de bewoner: (vroegere hobby's, interesses, beroep, omgang met moeilijke situaties) 2.( Depressieve) klachten: 3. Begeleidingsdoel(en): 4. Plezierige activiteiten: 5. en bij piekeren/tobben: a. Voorkomen (wat te doen om het piekeren/tobben te voorkomen) b. Begeleiden (wat te doen als de cliënt toch piekert/tobt) (De onderwerpen uit het Plezierige-en-Plan kunnen ook worden geïntegreerd in het bestaande zorgdossier)

enmethode Praktische voorbereiding Ondersteunend aan de competenties De student kan een weekplan maken met geschikte activiteiten voor een groepje psychogeriatrische/ psychiatrische zorgvragers Zorgvragers die kunnen deelnemen aan activiteiten Schrijf een reflectieverslag aan de hand van de reflectie vragen C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen R. Op de behoeften en verwachtingen van de klant richten Kies minimaal vier psychogeriatrische zorgvragers uit je BPV (doe dit in overleg met je werkbegeleider) Inventariseer welke wensen /behoeften aan activiteiten deze personen hebben. Werk drie activiteiten, die je met dit groepje zorgvragers wekelijks kunt uitvoeren, uit in een weekprogramma voor je afdeling. Werkwijze - Kies de vier zorgvragers uit die je bij deze activiteit wil betrekken. - Denk na over de manier waarop je kunt inventariseren welke wensen of behoeften deze 4 zorgvragers hebben. - Als je een manier verzonnen hebt, ga dan over tot actie en inventariseer de wensen en behoeften tot activiteiten bij je zorgvragers. - Kies uit de inventarisatie 3 activiteiten die je verder gaat uitwerken. Motiveer waarom je deze activiteiten kiest. - Maak een planning van deze activiteiten verspreid over een week. Motiveer je planning. - Noteer nu wat en wie je nodig hebt per activiteit. Dus bijvoorbeeld: in welke ruimte, wat heb je ervoor nodig aan materiaal en middelen, hoeveel begeleiding heb je nodig, wat is het doel, hoe evalueer je activiteiten? - Voer nu één en/of meerdere activiteiten met deze groep zorgvragers uit. Reflectie - Beantwoord de vragen en motiveer steeds je antwoord: Heb je de wensen en behoeften aan activiteiten van de zorgvragers kunnen inventariseren? - Wat vond je daar moeilijk of makkelijk aan? - Kon je drie activiteiten uit de inventarisatie halen die nu op de weekplanning komen te staan? Wat heb je bij die keuze laten meewegen? - Heb je goed ingeschat wat en wie je nodig hebt per activiteit? - Heb je 1 of meerdere activiteiten kunnen uitvoeren? Geef aan wat de reden is dat het gelukt is of niet gelukt is deze activiteiten uit te voeren. - Welke feedback kun je jezelf geven voor het uitvoeren van de activiteit(en)? Vraag ook om feedback bij je werkbegeleider. Noteer deze feedback. - Welke leerdoelen kun je voor jezelf hieruit noteren? Bekijk daarbij ook de competenties. Geef per competentie aan of je deze beheerst of niet. - Hoe ga je deze leerdoelen bereiken?

Adviezen aanpassing leefwijze Theorie Competentie De student kan adviezen geven bij gezondheidsproblemen. Boek: voorlichting, advies en instructie Thema 4 Tertiaire preventie toepassen Hoofdstuk 4 Reacties op gezondheidsproblemen Door samen met de werkgroepstudentes de evaluatie, die aan het eind van de opdracht in het boek staan, te gaan doen. Vraag eventueel hulp aan de docent. M. Analyseren 1 Maak uit bovenstaand hoofdstuk de samenwerkingsopdracht Variatie: Werk de vragen individueel uit en laat het rollenspel weg. Voor de evaluatie bespreek je met een mede leerling je antwoorden op de vragen. Kies zelf een gezondheidsprobleem waarover je advies wilt geven. Vul zelf het lijstje uit de samenwerkingsopdracht aan. Geef een presentatie over de antwoorden op de vragen in plaats van het rollenspel. Voer een discussie over de antwoorden die je gegeven hebt op de vragen. Maak een folder over het gezondheidsprobleem en de adviezen die jij geeft. 2 De zorgvrager die je in de eerste activiteit hebt beschreven verkeert in de terminale fase. Hij/zij heeft moeite zijn/haar leefwijze daarop aan te passen. Hij/zij blijft opstandig en zegt tegen zijn/haar dochter dat zij niet meer hoeft langs te komen. Ook verwijt hij/zij dat de dochter nooit tijd had voor een goed gesprek. De zorgvrager zit veel op zijn kamer. Jij gaat met hem/haar een gesprek aan over de laatste levensfase. Wat zijn professionele aandachtspunten die je in het gesprek moet hanteren? De dochter komt nog wel op bezoek maar is niet welkom bij haar vader/moeder. Je komt haar op de gang tegen en vraagt hoe het met haar gaat. Ze voelt zich neerslachtig en heeft het gevoel machteloos te zijn. Je nodigt haar uit voor een gesprek. Wat zijn de professionele aandachtspunten die je in het gesprek moet hanteren?

Andere hulpverleningsmogelijkheden Theorie Competenties De student weet welke andere hulpverleners er zijn en wat ze te bieden hebben door het maken van een sociale kaart. boek Voorlichting, advies en instructie Thema 4 Tertiaire preventie toepassen Hoofdstuk 6 Andere hulpverleningsmogelijkheden Door middel van de antwoordmodellen. M. Analyseren Lees het aangegeven hoofdstuk en maak de vragen bij Praktijk en de kennisopdrachten

Begeleiden bij contacten in de groep Theorie Competentie De student kan factoren noemen die van belang zijn bij het begeleiden van een oudere zorgvrager bij het leggen, onderhouden en afbouwen van zijn contacten in een groep Bijlage groepsprocessen Vergelijk je antwoorden in een groepje van maximaal vier medestudenten Vul eventueel je antwoorden aan. Raadpleeg de docent bij onduidelijkheden. M. Analyseren Beantwoord onderstaande vragen met behulp van de bijlage groepsprocessen 1. Sommige geriatrische zorgvragers vinden het fijn om in een woongroep te gaan wonen. Welke redenen zouden zijn hiervoor kunnen aangeven? 2. Andere geriatrische zorgvragers vinden het vreselijk om in een groep te gaan wonen. Wat kan hiervan de reden zijn? 3. Hoe kun je als verzorgende hiervoor zorgen dat groepsprocessen een positief effect hebben op het welzijn van de geriatrische zorgvrager? 4. Hoe kom je erachter of de zorgvragers de groepsactiviteiten als prettig hebben ervaren? 5. Maak twee lijstjes: een van dingen die je liever alleen doet en een van dingen die je liever in groepsverband doet. 6. Noem twee positieve en twee negatieve kenmerken van het leven in een groep. 7. Geef aan welke informatie jij in ieder geval moet hebben van een zorgvrager om hem te kunnen begeleiden bij het aangaan en onderhouden van contacten in een groep. 8. Beargumenteer waarom je het wel of niet eens bent met de volgende stelling: Een oudere zorgvrager moet een deel van zijn identiteit inleveren als hij gaat leven in een woongroep.

Betekenis van preventie en GVO Theorie Competentie De student geeft de betekenis aan van preventie en GVO Boek: Voorlichting, advies en instructie Thema 1 hoofdstuk 1 met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. Maak uit Thema 1 De betekenis van preventie en gezondheidsvoorlichting: Praktijk 1 van hoofdstuk 1. Praktijk 2 van hoofdstuk 1. De kennisopdrachten van hoofdstuk 1

Contact maken Theorie Competentie De student is in staat contact te maken met een ander, waarbij de student zich aansluit op het contactniveau van de ander Studieboek De zorgverlening afstemmen en evalueren thema 4 Een functionele samenwerkingsrelatie met een zorgvrager en zijn naasten Hoofdstuk 1 Contact maken met de zorgvrager Bespreek de oefeningen na met je medestudenten en met je docent aan de hand van de evaluatievragen. D. Aandacht en begrip tonen, Door middel van 3 verschillende oefeningen ervaar je hoe je contact maakt met anderen en hoe je je aansluit op het niveau van de ander. Je maakt van iedere oefening verslag en bespreekt deze na met je partner. Benodigdheden: Blinddoek, klaslokaal, allerlei materiaal;; tasjes, lippenstift, pennen, sjaals, pen en papier, meerdere kleurpotloden of markers, mede leerlingen Oefening 1 Bij deze fase bied je de zorgvrager situaties aan waarin hij wordt uitgelokt tot het maken van contact. De 2 deelnemers op de gang, waarvan er een geblinddoekt is, worden in de klas uitgenodigd. Degene die kan kijken, leidt de geblinddoekte deelnemer voorzichtig langs de voelroute. Je doet dit door achter hem aan te gaan staan en met beide handen op de schouders de geblinddoekte collega voorzichtig te sturen. Hierbij zeg je wanneer hij moet lopen of stilstaan. Bij een stukje materiaal blijf je staan. De geblinddoekte deelnemer pakt het materiaal op. Tast het goed af en vertelt of het materiaal hard of zacht is, of dat het warm of koud aanvoelt, welke vorm het heeft en waarvan het gemaakt is. Hij vertelt niet wat het is. Oefening 2 In deze fase leert de zorgvrager de mensen en dingen te plaatsen die hem omringen. Iedereen gaat ontspannen zitten, en doet zijn ogen dicht. Dan luister je naar alle geluiden die er om je heen te horen zijn. De leider laat af en toe wat geluiden horen. Denk maar aan een voetstap, de schuivende gordijnen of met een lepeltje in een kopje roeren. De leider probeert ook een geluid te vinden dat (bijna) niemand herkent. Oefening 3 In deze fase ontwikkelt je voorstellings-, en invoelingsvermogen zich. Schrijf een kort verhaaltje over iets wat je hebt meegemaakt. Daarin moeten situaties zitten die bij jou emoties hebben opgeroepen, zoals iets grappigs, iets droevigs of iets spannends. Schrijf het verhaal in de tegenwoordige tijd, alsof het nu op dit moment gebeurt. Je mag geen emoties beschrijven, maar alleen de gebeurtenis. Na 5 minuten ruil je van schrijfblok. Je leest het verhaaltje van je partner een keer aandachtig door. Pak daarna een aantal kleurpotloden of markers waarvan je de kleur vindt passen bij de emoties die in je opkomen wanneer je jezelf verplaatst in de persoon over wie het verhaal gaat. Geef de zinnen die je leest de kleur die volgens jou bij deze emoties passen. Schrijf onderaan je blad welke emotie bij welke kleur hoort. vragen: Oefening 1. Op welke manier zorgde de begeleider voor een veilige situatie waarin de geblinddoekte deelnemer de begeleider duidelijk verteld wat zij voelde en waarom lukte dat wel of niet? Welke andere ervaringen heeft de geblinddoekte deelnemer? Welke andere ervaringen heeft de begeleider? 1

Oefening 2. De leider vraagt aan de groep reacties. Wat heb je gehoord? Wie of wat maakte dat geluid? Wat was je ervaring bij bekende geluiden? Hoe was je ervaring bij onbekende geluiden? Oefening 3. Vertel je partner welke gevoelens jij had bij het lezen van zijn verhaal. In hoeverre vindt je partner dat je een goede voorstelling van zaken hebt gemaakt? Herkent jouw partner haar gevoelens in de kleur van de emotie die jij bij haar zinnen hebt geplaatst? Beantwoordt dezelfde vragen opnieuw voor jouw eigen verhaal. Je kunt blog 48 lezen op de site van www.compasionforcare.com Echte veiligheid is je bereidheid om niet weg te lopen van jezelf. Pema Chödrön http://www.compassionforcare.com/wp-content/uploads/blog-48-schaduw.pdf 2

De zes denkhoeden van Bono Theorie Ondersteuning voor de competentie De student kan met een groep een besluit nemen volgens de stappen van de denkhoeden van Bono Bijlage de zes denkhoeden van Bono theorie Nabespreken opdracht met medestudenten en invullen reflectievragen C. Begeleiden M. Analyseren R. Op de behoeften en verwachtingen van de "klant" richten U. Omgaan met verandering en aanpassen Formeer een groepje van minimaal zes personen. Zorg dat je theorie gelezen hebt of dat je een workshop hebt gehad over dit onderwerp. Bedenk een onderwerp waarover een besluit genomen moet worden. Maak zo nodig een keuze uit onderstaande onderwerpen - Het aanstellen van een klassenvertegenwoordiger in je groep - Het invoeren van de ja- cultuur op je werk - Het instellen van een happy- hour in de klas voor elke schoolvakantie - Het invoeren van dagelijkse evaluatie over de werksfeer in de BPV Kies een voorzitter uit die het proces bewaakt en de reactie van de deelnemers n.a.v. de denkstappen volgt: 1. De witte denkhoed opzetten: met zijn allen op zoek gaan naar feiten en cijfers. 2. De rode hoed opzetten: laat men de intuïtie spreken, en verzamelt men de emoties die leven rond het onderwerp. 3. De gele denkhoed opzetten: voordelen bedenken. 4. De zwarte denkhoed opzetten: nadelen, risico s en gevaren. 5. De groene denkhoed opzetten: van alternatieven en ideeën, 6. De blauwe denkhoed opzetten: van planning en processtappen. Kom met elkaar tot een besluitvorming over het gekozen onderwerp volgens deze stappen. De opdracht mag maximaal 20 minuten duren. Reflectievragen Let op: Deze vragen beantwoorden met ja/nee en licht je antwoord toe. 1. Is de opdracht binnen de voorgeschreven tijd uitgevoerd? 2. Is er een besluit genomen aan de hand van de denkstappen? 3. Heeft de voorzitter de taken volgens plan uitgevoerd? 4. Wat vond je van deze vergadermethode? 5. Voor welke overlegsituaties op je werk vind je deze methode bruikbaar? Noem er twee en motiveer je keuzes.

Vergaderrollen/ Denkhoeden van Edward de Bono Stroef verlopende besluitvorming in vergaderingen is voor de voorzitter ervan vaak schipperen tussen twee uitersten. De ene mogelijkheid is snel een besluit doordrukken, dat geeft tijdswinst voor de korte termijn. Maar als de groep het besluit niet draagt, wreekt zich dat achteraf. De bijbehorende acties blijken dan niet van de grond te komen. Het alternatief lijkt praten tot er consensus is bereikt. Afgezien van het feit dat dit veel tijd kost (en dus duur is) heeft het nog een nadeel. Want om tot consensus te komen wil iedereen een vinger in de pap hebben. Met als resultaat een compromis dat in de praktijk niet werkt. Een belangrijke achterliggende oorzaak van de stroef verlopende besluitvorming is het niet echt naar elkaar willen luisteren. Vaak komen deelnemers al met een mening over een probleem naar de bijeenkomst toe. Het denken in de vergadering richt zich dan vooral op het bewijzen van het eigen gelijk en andermans ongelijk. Dit gehakketak gaat meestal gepaard met herhaling van zetten en natuurlijk veel frustraties. De oplossingsgerichtheid en de sfeer worden er zeker niet door bevorderd. Door te werken met de denkhoeden van de Bono blijkt dat het ook anders kan. De denkhoeden zijn als het ware richtingaanwijzers voor het denkproces. Zo kunnen de leden van een vergadergroep de witte denkhoed opzetten en met zijn allen op zoek gaan naar feiten en cijfers. Daarna zet men de rode hoed op, en laat men de intuïtie spreken, en verzamelt men de emoties die leven rond het onderwerp. De derde richting die de groep uitdenkt is die van voordelen ( gele denkhoed). Deze richting wordt gevolgd door de zwarte denkhoed van nadelen, risico s en gevaren. Tot slot is er nog de groene denkhoed van alternatieven en ideeën, en de blauwe van planning en processtappen. Door zo te werken wordt het probleem vanuit allerlei invalshoeken bekeken en in kaart gebracht. Dat geeft een basis voor kwalitatief goede besluitvorming. Bovendien wordt het onproductieve stelling denken vervangen door samen denken. Dat betekent minder gehakketak, en een plezieriger verloop van de vergadering. Illustratief is hierbij het volgende citaat van de Bono: if you never change your mind, why have one? Dit vergt wel een andere instelling van vergaderaars. Een basaal uitgangspunt is dat iedereen gelijk heeft, maar dat de situaties waarin verschillen. Een voorbeeld: als ik een bal zonder kracht loslaat uit mijn handen valt hij omlaag. Dat is waar in de sportzaal. Maar bevind ik mij op de bodem van een zwembad, dan beweegt de bal omhoog. In plaats van te argumenteren is het dus beter te zoeken naar condities waarin een bepaalde stelling geldt. Zo laat je de ander in zijn waarde en kun je gemakkelijk op elkaars ideeën voortbouwen. Natuurlijk is het in de praktijk zo dat de een beter is in groene hoed denken en een ander weer beter is in zwarte hoed denken. Dat is prima. Geen van deze hoeden is beter dan de ander. Waar het om gaat is dat de hoeden als aanvullend van elkaar worden gezien, en niet als strijdig met elkaar. De communicatie verloopt soepel als iedereen regelmatig wisselt van hoed.

De denkhoedenmethode werkt niet goed als er sprake is van strijdige belangen. Als men in onderhandelingen het achterste van de tong niet wil tonen, is het niet erg zinvol om deze methode in te zetten. In de meeste vergaderingen van teams en afdelingen is het wel een heel bruikbaar hulpmiddel. De kracht van de denkhoedenmethode zit hem vooral in de eenvoud. Teams kunnen er zelf mee aan de slag, en daarmee onderscheidt dit concept zich van veel andere teamrolbenaderingen. Deze hebben natuurlijk ook hun toegevoegde waarde, maar vereisen vaak een teamcoach om ermee te kunnen werken. De denkhoedenmethode is daarop een uitzondering. De associatie van de verschillende kleuren met de denkpatronen maken het geheel gemakkelijk uit te leggen en te onthouden. Kleur van de denkhoed associatie denkpatroon Wit Maagdelijk wit objectiviteit Je bent objectief. Je denkt vanuit feiten, aantallen, bedragen, procenten. Rood Praten vanuit het hart Je benadert zaken intuïtief. Je gaat uit van gevoelens, emoties. Zwart Negatief oordeel Je kiest voor de kritische, negatieve benadering. Je komt met bezwaren, beperkingen of negatieve verwachtingen. Geel Zonneschijn Ondernemerschap is je uitgangspunt. Je kijkt naar (winst)kansen, naar mogelijkheden. Groen Vruchtbaar Creativiteit is je basis. Je komt met nieuwe ideeën, onverwachte oplossingen. Blauw Koel en onder controle Je kiest voor afstandelijkheid. Je bekijkt ideeën vanuit een theoretisch kader, filosofisch.

Doelgericht observeren Theorie Competentie De student kan bewust en doelgericht observeren. Boek Voorlichting, advies en instructie Thema 3 Secundaire preventie toepassen Hoofdstuk 1 Observeren van gezondheidsproblemen Evalueer met behulp van de evaluatiepunten. J. Formuleren en rapporteren Je gaat samen 3 medestudenten bewust en doelgericht observeren. Dit doe je met behulp van onderstaande punten. Voorbereiding Bespreek van te voren: Wie jullie gaan observeren. Wat jullie gaan observeren. Of het om een lichamelijk verschijnsel gaat of om een bepaald gedrag. Waarom jullie gaan observeren. Welk doel jullie hebben om te observeren. Wanneer, hoe lang en waar jullie gaan observeren. Op welke manier jullie gaan observeren. Welke hulpmiddelen jullie gebruiken bij de observatie (maken jullie van te voren een lijst met observatiepunten of letten jullie gewoon op). Bespreek met de docent jullie voorbereiding. Uitvoering Geef uitvoering aan jullie plan om te observeren op het moment en de manier zoals afgesproken. Product: 1. Wat is jullie conclusie naar aanleiding van jullie observatie? 2. Komt jullie conclusie overeen met wat jullie van te voren gedacht hadden? 3. Wat is het verschil tussen bewust/doelgericht observeren in vergelijking met als jullie onder dezelfde omstandigheden gewoon op dezelfde plaats aanwezig waren. Proces: 1. Hoe is de samenwerking verlopen tijdens deze opdracht? 2. Kwamen jullie observaties met elkaar overeen? Met andere woorden: waren jullie observaties steeds hetzelfde of zaten daar ook verschillen in. Afronding: Maak een observatieverslag van 2 A4-tjes waarin de voorbereiding, uitvoering en evaluatie (product en proces) beschreven staan. 1

Eerste indruk Theorie Competentie De student kan onderscheid maken tussen objectieve en subjectieve observatie. Boek Voorlichting, advies en instructie Thema 3 Secundaire preventie toepassen Hoofdstuk 1 Observeren van gezondheidsproblemen. Bespreek de opdracht na met je medeleerlingen en vervolgens met je docent. K. Vakdeskundigheid toepassen Door middel van een oefening kom je erachter hoe je een ander, zowel objectief als subjectief, observeert. Werkwijze: Iedere deelnemer komt om de beurt binnen, maar mag helemaal niets zeggen. De deelnemer gaat staan, lopen of iets doen, dat mag zij/hij zelf bepalen. Andere deelnemers observeren op: Objectieve kenmerken Subjectieve kenmerken Beschrijf wat je geobserveerd hebt met behulp van onderstaande tabel. Objectief Subjectief

Folder maken Theorie Competentie De student kan informatie geven over de begrippen veiligheid en hygiëne. Boek: Voorlichting, advies en instructie thema 2 Primaire preventie toepassen hoofdstuk 2 veiligheid en hygiëne Door samen met de werkgroepdeelnemers de evaluatie, die aan het eind van de opdracht in het boek staan, te gaan doen. Vraag eventueel hulp aan de docent. I. Presenteren, L. Materialen en middelen inzetten Maak uit Thema 2 Primaire preventie toepassen, Hoofdstuk 2 Veiligheid en hygiëne: - De samenwerkingsopdracht

Geïndiceerde en niet geïndiceerde symptomen Theorie Competentie De student kan een onderscheid maken tussen geïndiceerde symptomen en niet geïndiceerde symptomen. Boek Voorlichting, advies en instructie Thema 3 secundaire preventie toepassen Hoofdstuk 1 Observeren van gezondheidsproblemen : zie boek. K. Vakdeskundigheid toepassen Maak uit het boek Voorlichting, advies en instructie, Thema 3 secundaire preventie toepassen, Hoofdstuk 1 Observeren van gezondheidsproblemen: de samenwerkingsopdracht.

Genetische afwijking Theorie Competenties De student kan voorlichting en advies geven, afgestemd op de zorgvrager met een verstandelijke beperking en zijn familie. Boek het verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking thema 3 Contextgebonden zorgverlening, hoofdstuk 4 De zorgvrager met een genetische afwijking Vergelijk met een medestudent de antwoorden. C. Begeleiden, D. Aandacht en begrip tonen, I. Presenteren L. Materialen en middelen inzetten Maak uit het boek het verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking thema 3 Contextgebonden zorgverlening, hoofdstuk 4 De zorgvrager met een genetische afwijking : - Praktijk 1 en 2 - Competentie Opdracht

Gevolgen gezondheidsproblemen De student kan negatieve effecten van gezondheidsproblemen benoemen. De student kan maatregelen bedenken om de negatieve effecten te beïnvloeden. Theorie Boek: Voorlichting, advies en instructie Thema 4 Hoofdstuk 2 Door samen met de werkgroepstudentes de evaluatie, die aan het eind van de opdracht in het boek staat. Vraag eventueel hulp aan de docent. Competenties I. Presenteren Doe de samenwerkingsopdracht uit het boek preventie en GVO Variatie: Bespreek met 3 a 4 personen een bestaande situatie uit je leven of omgeving waarin gezondheidsproblemen naar voren kwamen. Je kunt het lijstje uit de samenwerkingsopdracht aanvullen met gezondheidsproblemen die je zelf hebt meegemaakt of interessant vindt om te onderzoeken. Bijvoorbeeld een gebroken been, het hebben van migraine enz.

Gevolgen van hospitalisering beperken Theorie Competenties De student kan benoemen hoe de gevolgen van hospitalisering beperkt kunnen worden. Studieboek Voorlichting, advies en instructie Thema 4 tertiaire preventie toepassen Hoofdstuk 3 Gevolgen van hospitalisering beperken Maak voor het nakijken van de opdrachten gebruik van de antwoordmodellen. M. Analyseren Lees het aangegeven hoofdstuk en maak de vragen bij Praktijk en de kennisopdrachten

Gezondheidsproblemen bespreken Theorie Competentie De student kan gezondheidsproblemen bespreken met de zorgvrager. Boek Voorlichting, advies en instructie Thema 3 secundaire preventie toepassen hoofdstuk 3 Gezondheidsproblemen bespreken met behulp van antwoordmodel. K. Vakdeskundigheid toepassen Lees de aangegeven hoofdstukken en maak de vragen bij Praktijk en de kennisopdrachten

Gezondheidsvoorlichting Theorie Competentie De student kan aangeven wat wordt verstaan onder gezondheidsvoorlichting. Boek: Voorlichting, advies en instructie Thema 2 Primaire preventie toepassen H1 Gezondheidsvoorlichting met behulp van antwoordmodel. Vraag zo nodig verduidelijking aan de docent. Maak uit Thema 2 Primaire preventie toepassen, H1 Gezondheidsvoorlichting: Praktijk 1 Kennisopdrachten

Gezondheidsvoorlichting Theorie Competentie De student kan vertellen wat er wordt bedoeld met gezondheidsvoorlichting geven aan een zorgvrager. Boek: Voorlichting, advies en instructie Thema 2 Primaire preventie toepassen Hoofdstuk 1 gezondheidsvoorlichting Met de werkbegeleider met behulp van de evaluatie vragen I. Presenteren, L. Materialen en middelen inzetten Je leest het zorgplan van een zorgvrager en overlegt met je werkbegeleider waarover jij aan deze zorgvrager GVO zou kunnen geven. (je hoeft het nog niet uit te voeren) Werkwijze: Je kiest in overleg met je begeleider een zorgvrager uit;; Je neemt het zorgplan van die zorgvrager door;; Je schrijft 3 zorgproblemen van deze zorgvrager op;; Je kiest met je begeleider een zorgprobleem uit;; Schrijf in het kort op wat je aan de zorgvrager wil vertellen. vragen: Geef een omschrijving welke voorlichting er gegeven zou kunnen worden aan de zorgvrager. Waarom kies je voor dit onderwerp bij deze zorgvrager? Wanneer is het een goed moment om voorlichting te geven? Bij deze zorgvager in deze situatie. Welke factoren zullen bijdagen dat de voorlichting aan deze zorgvrager gemakkelijk zal verlopen? Welke factoren zullen bijdagen dat de voorlichting aan deze zorgvrager moeilijk zal verlopen? Denk je dat je zou durven om zelf voorlichting aan deze zorgvrager te geven? Motiveer je antwoord.

Groep begeleiden met spel Theorie Competentie De student benoemt en motiveert een spel die de fictieve groep bewoners zal stimuleren in de ontwikkeling. Boek Verzorgen van mensen met een verstandelijke beperking Controleer jezelf door jouw bevindingen met die van een medestudent te vergelijken. C. Begeleiden D. Aandacht en begrip tonen Benoem welk spel de onderstaande fictieve groep zal stimuleren in de ontwikkeling. Werkwijze -Lees de gegevens van de groep door. -Bepaal daarna welk spel je de groep zou aanbieden en geef daarbij de motivatie. Voorbeeld: Ik ga met deze groep ballonnen opblazen en met hen de ballonnen rond tikken in een kleine ruimte. Elke keer als zij een tik geven stimuleer ik hen tot het maken van een geluid. Motivatie: Motorische ontwikkeling: het prikkelt het willen bewegen van de zorgvragers zodat zij de spieren gebruiken. Sociale ontwikkeling: door samen de bewegingen te maken wordt contact gemaakt. Emotionele ontwikkeling: de bewegingen maken de zorgvragers blij. Communicatieve ontwikkeling: door het eigen geluid te horen leren zij dit kennen en leren dat dit effect heeft op anderen. -Beantwoord daarna de vragen die onder de bewoners groep staan. Bewoners: Klaas: Hij is 42 jaar, heeft een verstandelijke beperking die valt in de lichaamsgebonden ervaringsfase. Hij zit in een rolstoel en moet overal bij geholpen worden. Hij houdt er van om aangeraakt te worden. Hij vindt lichamelijke aanraking zo fijn dat hij er erg om gaat lachen. Hij heeft geen tanden en een gebit kan hij niet inhouden. Daardoor eet hij niet erg goed en is hij mager. Hij vindt in bad gaan geweldig fijn. Loes: Loes is 23 jaar, heeft een verstandelijke beperking die valt in de associatieve fase. Zij heeft epilepsie en vaak last van absence aanvallen. Zij kan ineens stil vallen en gaan staren. Loes kan een beetje zingen en klappen en zelfstandig lopen. Zij houdt ervan om op het schoolbord te krassen met een groot krijt. Ze loopt graag hand in hand. Bert: Hij is 33 jaar en valt ook in de associatieve fase. Hij heeft een lichamelijk beperking omdat zijn linker lichaamshelft niet goed is gegroeid. Hij kan lopen met aangepaste schoenen. Bert kan kleine woordjes spreken en vraagt graag om koffie en koek. Verder is hij dol op knuffelen. Hij pakt iedereen vast en wil graag over zijn bol geaaid worden.

Jacqueline: Zij is 30 jaar en heeft een verstandelijke beperking die valt in de structurerende fase. Zij kan korte zinnen spreken en loopt rond over de afdeling. Zij houdt er niet van om aangeraakt worden. Daardoor is wassen en aankleden voor haar geen feest. Soms reageert zij agressief omdat ze te veel geprikkeld wordt door geluiden. Aan tafel eten is daardoor niet mogelijk. Zij gaat wel graag met een begeleider naar de stad om kleren te kopen. Ze houdt ook erg van muziek. Gijs: Zij is 44 jaar en heeft een verstandelijke beperking dit valt in de associatieve fase. Zij heeft het syndroom van Prader willie. Zij eet alles wat los en vast zit op. Zo heeft zij een keer blokjes uit de blokkendoos opgegeten. Ook als zij naar buiten gaat eet zij gras. Zij kan niet praten, maar maakt nonverbaal duidelijk wat er met haar aan de hand is. Vragen 1 Wat heb je nodig om deze activiteit te organiseren? 2 Wie heb je nodig om deze activiteit te doen? Denk hierbij aan het behalen van je doelstellingen en veiligheid van bewoners. 3 In welke ruimte ga je deze activiteit organiseren? Wat moet je doen om deze ruimte tot je beschikking te krijgen? Reflectie Bespreek met medestudenten wat je hebt verzonnen voor deze groep en de motivatie. Laat een andere student kijken of je aan alles hebt gedacht om deze activiteit te organiseren.