Werkblad bij het gedicht Ik en jij Ik en jij Ik en jij is veel: is glaasje voller, volst. is schuilen in t holst. is kleuren van de dag. is wimpel en is vlag. Jij en ik is heus geen twee. jij en ik is meer, is meest, jij en ik is feest. Mary Heyema, uit: Er zit een feest in mij, Querido 2012 Wat heb je nodig? het voorbeeldgedicht dit werkblad pen en papier Aan de slag Opdracht 1 Het gedicht Lees het gedicht rustig voor jezelf.
Opdracht 2 Bespreken De ik en jij in dit gedicht vinden elkaar heel erg leuk en bijzonder. Hoe merk je dat? Verzamel zo veel mogelijk voorbeelden. Opdracht 3 Opzoeken Zoek in het woordenboek welke woorden nog meer horen bij de uitdrukking in het holst De dichter liet deze woorden weg om haar gedicht zo kort en compact mogelijk te maken. Wijs een andere plek in het gedicht aan waar de dichter ook zo weinig woorden gebruikt. Opdracht 4 Stukje taal Je hebt veel, je hebt meer en je hebt meest. Dat is steeds iets meer. Net als in groot, groter, grootst. Het lijkt wel of de dichter probeert te vertellen hoeveel de twee personen in het gedicht om elkaar geven. En dat dat eigenlijk nóg meer is. Net als in het prentenboek Raad eens hoeveel ik van je hou: Ik hou van jou tot aan de maan. Nee, nog meer: tot aan de maan en terug. Verzin een andere uitdrukking waarin wordt aangegeven hoeveel de een om de ander geeft. Afwerking Schrijf of typ het gedicht over. Kies een lettertype dat precies het feestelijke van het gedicht uitdrukt. Worden je letters klein of juist groot? Staan ze recht of schuin? Zet je naam eronder.
Werkblad bij het gedicht Kniekousenthee Kniekousenthee Mijn oma breit coltruien voor haar giraf en als ik mijn hoofd stoot dan rolt ie er af. Mijn broer schudt kroketten met friet uit zijn mouw. Mijn poes kan kats praten en denkt in het mauws. Mijn buurmeisje maakt van kniekousen thee. Ik vis met mijn hengel zoute drop uit de zee. Mijn kanarie heeft krullen, mijn goudvis is blond. Bij ons staan de meubels op het plafond. Mijn moeder is sterk, ze buigt bruggen recht. Zo kan ik wel doorgaan, maar geloof je dit echt? Mary Heylema, uit: De Dromenjager, De Vier Windstreken.
Wat heb je nodig? het voorbeeldgedicht dit werkblad pen, papier en kleurpotloden Aan de slag Opdracht 1 Het gedicht Lees het gedicht rustig voor jezelf. Opdracht 2 Bespreken Welke woorden zie je staan die niet in een woordenboek zullen voorkomen? Wat betekenen ze volgens jou? (kniekousenthee, kats en mauws) Opdracht 3 Waar of niet? In het gedicht staan dingen en situaties die in het echt niet kunnen. De dichter houdt de lezer als het ware voor de gek. Welk van de genoemde voorbeelden vind jij het meest onwaarschijnlijk? Kun je uiteggen waarom? Opdracht 4 Doen Werk in tweetallen. Ieder leest om de beurt twee zinnen voor. Stel je voor dat je de ander dit wilt laten geloven. Hoe klinkt je stem dan? Hoe ziet je gezicht eruit? Welke gebaren maak je? Bij elk volgend stukje probeer je nóg meer de ander te overtuigen. Opdracht 5 Verder verzinnen Bedenk minimaal twee dingen die jij zogenaamd kunt. Schrijf ze op. Afwerking Kies twee achtereenvolgende zinnen uit het gedicht die jou het meeste aanspreken. Schrijf (of typ) deze boven aan een leeg vel. Welke plaatjes zie je er in gedachten bij? Teken dit eronder. Alle vellen van opdracht 4 en 5 kunnen bij elkaar op een zogenaamde Wijsmaakmuur gehangen worden.
Werkblad bij het gedicht Puzzeltaal Puzzeltaal Eerst wist ik niet dat ze me vanaf straten, stegen, stoepen kunnen roepen. Maar dat doen ze, op ramen, bus en borden lokken ze met puzzeltaal. Mijn ogen flitsen heen en weer, schrokken alle tekens op. En ik wil letters, meer, meer, meer! Mary Heylema uit: Plint-poëzietijdschrift Dichter, jaargang 1, nr. 2 Aan de slag Opdracht 1 Het gedicht Lees het gedicht rustig voor jezelf. Opdracht 2 Bespreken Kun je je nog herinneren dat je leerde lezen? Je kon het net en wilde alle woorden ontcijferen. Op het potje jam, de krant, overal. Welke woorden leerde je als eerste? Opdracht 3 Collage Verzamel woorden die je buiten op straat in reclames, op etalages tegenkomt. Schrijf ze kriskras door elkaar op je blad. Varieer in kleur en grootte. Zorg dat elk woord je als het ware toeschreeuwt Lees mij!. Geeft het de titel Puzzeltaal.
Opdracht 4 Doen Knip vijf (grote) letters uit een tijdschrift of krant. Zorg dat je zowel klinkers als medeklinkers hebt. Leg ze voor je op tafel. Welk woord kun je ermee maken? Zie je er nog eentje? Wat is het langste woord dat lukt en ook echt bestaat? Maak zo veel mogelijk combinaties en schrijf deze op een lijstje onder elkaar. Afwerking Pak een vel mooi papier en schrijf het gedicht over. Zet je naam eronder.
Werkblad bij het gedicht Regenbuienbloem Regenbuienbloem Ik ben een regenbuienbloem, mijn vader plukt me van de straat. hij is mega donderwolkenkwaad door de moddertranen op mijn broek en alle schone sokken zoek. in de wasmasjien met mij. 30 graden, zo voorbij. opgevouwen lig ik voor het raam ik damp een wolkje op het glas ik schrijf mijn naam en: help! ik was een hond, wie laat me uit!? wie redt mij uit de nood? ik wil zwemmen in de goot. zonder regen droog ik uit, krijg ik gaatjes in mijn huid. tring gaat de telefoon mijn vader luistert, knikt en praat hij let niet langer meer op mij door die mobiele kletserij. en boven op mijn schone kop zet ik mijn regenfeestgezicht. deurtje dicht en deurtje open,
gaan mijn benen met mij lopen. gaan ze met me aan de haal naar een volgend nat verhaal. Aan de slag Opdracht 1 Het gedicht Lees het gedicht eerst zacht in jezelf. Lees het daarna hardop voor. Opdracht 2 Plaatjes in je hoofd Werk in tweetallen. De een leest het voor, de ander luistert met gesloten ogen. Wat zie je allemaal voor je? Dan wissel je van rol. Zien jullie dezelfde plaatjes? Opdracht 3 Goed lezen De ik in het gedicht vindt het heerlijk om in de regen buiten te spelen. In welke stukjes uit het gedicht lees je dat terug? Opdracht 4 Doen en kiezen De ik heeft een regenfeestgezicht, zo dol is-ie op dit weer. Wat is jouw favoriete weer om buiten te spelen? Wat voor soort gezicht hoort daarbij? Teken jouw gezicht en het woord dat daarbij hoort. Afwerking Hoorspel Werk in groepjes van vier. Drie personen tikken met pen of potlood op hun bank en zorgen voor het geluid van regen. Het springen in een plas kan worden nagedaan door het klappen in een gestrekte hand. De vierde persoon leest het gedicht voor, terwijl de regenbui losbarst. Zorg dat alles goed te horen is.