Monitor Experimenten Ambulante Jeugdzorg zonder indicatie Prestatiemeting Experimenten In 2011 wordt in de regio Noordwest Veluwe en in Nijmegen/Wijchen een pilot gestart met de inzet van vormen van ambulante jeugdzorg zonder indicatie. De werkwijze die binnen de pilots wordt ontwikkeld ( het mogelijk maken dat provinciaal gefinancierde jeugdhulp zonder indicatiebesluit wordt geleverd ) is onderdeel van het afsprakenkader 2010-2011 tussen Rijk en provincies. Met deze pilot wil de provincie stimuleren dat er samenhang komt tussen ambulante jeugdzorg en lichtere vormen van pedagogische begeleiding. Dat moet leiden tot een laagdrempelig, intersectoraal ambulant zorgaanbod op het raakvlak van lokale en provinciale jeugdzorg. Dat aanbod op haar beurt moet ertoe leiden dat het beroep op geïndiceerde jeugdzorg wordt verminderd. De pilot moet best practices opleveren waar andere regio s hun voordeel mee kunnen doen. De prestatiemeting van de experimenten valt globaal uiteen in twee onderdelen: - Monitor o.b.v. vastgestelde indicatoren ( de cijfers ). - Procesevaluatie De gegevens die verzameld worden bij de evaluatie geven een beeld, maar dat is op zich niet voldoende. Aan de uitvoering van de monitor zal een procesevaluatie worden gekoppeld. Het gaat niet alleen om kwantitatieve, maar ook om kwalitatieve gegevens. Interviews met belangrijke sleutelfiguren in de pilotregio s leveren waardevolle informatie op die niet met cijfers zijn te achterhalen. De procesevaluatie is relevant om te beoordelen hoe de uitvoering verloopt en voor het onderbouwen en leren van uitkomsten van de experimenten. Resultaten van de procesevaluatie moeten o.a. aanbevelingen opleveren voor gewenste verbeteringen in de processen (efficiënte(re) inrichting). De resultaten van de procesevaluatie geven in samenhang met de cijfers zicht op het verloop van de pilot, richting voor specifieke bijstelling op regionaal/lokaal niveau en mede richting aan het provinciale besluit rondom voortgang en verbreding van de pilots. De opbouw van de monitor ziet er als volgt uit: onderdelen Activiteiten Doel 1. Monitor o.b.v. vastgestelde indicatoren 1 januari 2011 (nulmeting) 1 juli 2011 (meting 1) 1 januari 2012 (meting 2) Kwantitatieve informatie over resultaten Experimenten Tussentijds bijsturen 1a. Cliënttevredenheid Meting d.m.v. korte Zicht op tevredenheid van cliënten door nieuwe (indicator 11) vragenlijst 2. Procesevaluatie tussenmeting: ervaringen en werkwijze 1 ste helft 2011 Eindmeting: ervaringen en werkwijze eind 2011 werkwijze (o.a. snelheid en kwaliteit) Kwalitatieve informatie over verloop experimenten Geeft (in samenhang met de cijfers): - richting aan specifieke bijstelling op regionaal en lokaal niveau - mede richting aan provinciale besluit rondom voortgang en verbreding pilots. Verwachtingen resultaten Met de uitvoering van het gehele afsprakenkader wordt beoogd een trendbreuk te bewerkstelligen in vraag naar zwaardere vormen van jeugdzorg. De experimenten kunnen daaraan een bijdrage leveren. Van belang is dat verwachtingen ten aanzien van de resultaten/effecten van de experimenten realistisch worden neergezet en gecommuniceerd.
Onderdeel 1: Monitor - de indicatoren Om de resultaten binnen de pilots te meten wil de provincie zicht op de volgende onderdelen: 1. in de voorwaardensfeer gaat het erom dat de pilot zich richt op de juiste doelgroep? 2. heeft de pilot geleid tot de ontwikkeling van vernieuwend, laagdrempelig en intersectoraal aanbod? 3. en leidt dat tot vermindering van het beroep op (zwaardere vormen van) geïndiceerde jeugdzorg (in eerste instantie vermindering van de groei en in tweede instantie mogelijk vermindering van de vraag)? 1.1. Voorstel indicatoren en relatie CJG-monitor Bij de keuze van de indicatoren wordt rekening gehouden met het volgende. Er wordt al veel informatie verzameld. Het verdient voorkeur om zoveel mogelijk aan te sluiten bij wat al verzameld wordt; specifiek via de CJG-monitor en bij de zorgaanbieders en Bureau Jeugdzorg. Het aantal indicatoren moet bovendien niet te groot zijn, omdat het beroep op het verzamelen en genereren van informatie dan te groot wordt. Het is de kunst om met beperkt aantal indicatoren een scherp beeld te schetsen. De provinciale werkgroep Monitor Experimenten heeft een voorstel voor indicatoren opgesteld, waarbij ook de wensen vanuit de twee regio s zijn meegenomen. In onderstaand overzicht zijn de indicatoren gerangschikt in een tabel. Per indicator zijn de aspecten beschikbaarheid, bron en frequentie kort beschreven. Indicator Beschikbaarheid Bron Frequentie Overige opmerkingen onderdeel 1: Juist gebruik 1. Gebruik ambulante trajecten (zonder indicatie) vanuit voorveld 1 (hoeveel van de afgesproken zorgtrajecten zijn ingezet?) Nieuw (kan via Initi8) Onderdeel 2: Resultaten lokaal niveau (concreet in te vullen door regio via CJG-monitor) 2. Netwerk van samenwerkende organisaties/samenwerkingsafspraken Extra: Aselecte steekproef door BJz: juist gebruik? Nieuw CJG-monitor Spectrum (jaarlijks) uit basisset indicatoren CJG van Deloitte. 3. Zorgcoördinatie Nieuw CJG-monitor Spectrum (jaarlijks) uit basisset indicatoren CJG van Deloitte; 4. aantal door BJz geaccepteerde cliënten in relatie tot aantal terugverwezen cliënten Bestaand BJzG (LRF 2011) geen 5. Beschrijving nieuw lokaal aanbod (nieuw, laagdrempelig, intersectoraal). Nieuw pilotregio s - Toets op aanbod? Onderdeel 3: Beperking beroep op jeugdzorg 6a. omvang cliënten gemeentelijk domein 6b: omvang cliënten provinciaal domein (naar zwaarste zorgvorm). Bestaand, deels nieuw Pilotgemeenten (kan via Initi8) varieert 7. aantal nieuwe meldingen voor geïndiceerde jeugdzorg (JHV) 8. aantal meldingen (bij ZA s/bjz) vanuit het voorveld waar eerder (binnen het kader vd pilot) ambulante Gemeentelijke cijfers zijn niet beschikbaar in unieke cliënten. Uitvoerende partij bekijkt wat wel mogelijk is met de beschikbare cijfers. Bestaand BJzG (LRF 2011) beschikbaar Geen Nieuw CJG Geen nulmeting beschikbaar. 1 In RNV is een aanmeldingsformulier Jeugdhulp zonder indicatie ontwikkeld door betrokkenen. Het voornemen is om hiervan gebruik te maken. 2
hulp is gestart Onderdeel 4: Randvoorwaarden provincie 9. Aantal jeugdigen op de wachtlijst Bestaand (wachttijden) bij Gelderse ZA s/ beroep op zorgaanbod (vraag) (via Initi8) 10. Toestroom (gebruik/wachtlijst) bij AMW en SMW Bestaand Pilotgemeenten in te vullen door regio s 11. Cliënttevredenheid Nieuw kan via casusregisseur/zat. na afloop traject Beschikbaar per ZA en per gemeente (regionale gegevens niet uitgesplitst naar wachttijd) uitwerking op pag. 4 Mogelijk kan de uitvoerende partij op basis van hun expertise extra (dus aanvullend op de opgegeven indicatoren zoals opgenomen in overzicht) alternatieve gegevens presenteren waarmee de inhoud van de monitor aan kwaliteit kan winnen. Voorwaarde is dat de aanvullende gegevens eenvoudig beschikbaar zijn. 1.2 Drie metingen Aan de start van de pilot wordt op de onderscheiden onderdelen een nulmeting uitgevoerd. Het gaat dan om de beschrijving van de huidige stand van zaken. De veronderstelling is dat deze als gevolg van de inspanningen vanuit de pilots veranderen. De nulmeting bevat tevens een analyse van de cliëntstromen (bij voorkeur: periode 2008-2010) om ontwikkelingen in historisch perspectief te plaatsen. Meting 1 en meting 2 zijn halverwege 2011 respectievelijk eind 2011 voorzien. metingen peildata oplevering 1. nulmeting 1 januari 2011 eind maart 2011 2. meting 1 1 juli 2011 eind augustus 2011 3. meting 2 1 januari 2012 eind maart 2012 Verwachtingen resultaten Belangrijk is om de verwachtingen van de cijfermatige resultaten in relatie tot de looptijd van de pilot te beschouwen. De pilot in de regio Noord Veluwe is op 1 januari 2011 gestart; de gemeenten Nijmegen en Wijchen starten per april 2011. In hoeverre zullen er al verschuivingen in de cliëntstromen zichtbaar zijn gedurende de pilotperiode? En in hoeverre zal er bijvoorbeeld al sprake zijn van ontwikkeling van vernieuwend, intersectoraal en laagdrempelig aanbod? In de eerste meting zal het accent vooral liggen op kwalitatieve resulaten (procesevaluatie). 1.3 Uitvoeren aselecte steekproef rond juist gebruik Bij het gebruik van de ambulante trajecten (indicator 1) wordt getoetst of het om terecht gebruik gaat. Medewerkers van Bureau Jeugdzorg wordt gevraagd een (aselecte) steekproef uit te voeren om te bezien of de juiste doelgroep wordt bereikt met de experimenten. Voorkomen moet worden dat de verkeerde doelgroep gebruik maakt van het ambulante aanbod. Met een relatief lichte doelgroep wordt onvoldoende duidelijk wat de bijdrage vanuit het voorveld (ambulant en sluitend netwerk) kan zijn om de instroom in de geïndiceerde jeugdzorg te verminderen. BJz geeft geen indicatie,maar is wel betrokken bij de instroom van jeugdigen die in het kader van de pilot hulp ontvangen ( door tussenkomst van bureau jeugdzorg ). BJz zet m.n. in op kennisoverdracht/ deskundigheidsbevordering. Het uitvoeren van een steekproef om te toetsen of de juiste doelgroep gebruik maakt van de ambulante trajecten is van belang zowel vanuit 3
oogpunt van beheersbaarheid als vanuit kwaliteitsborging (het analyseren van knelpunten, leren). Omvang van steekproef Voor de regio Noord Veluwe zijn 100 trajecten Jeugdhulp afgesproken. In Nijmegen en Wijchen gaat het om 115 trajecten op jaarbasis (90 trajecten tot eind 2011). Betrokken partijen in de regio maken afspraken over de concrete uitwerking van de uitvoering van een valide steekproef (omvang en werkwijze). Indicator: Cliënttevredenheid Voor het meten van de cliënttevredenheid bij de cliënten van de provinciale jeugdzorg gaat de provincie uit van bestaande afspraken over de prestatie-indicatoren met de zorgaanbieders. De cliëntgroep die in de pilot wordt bediend moet in de registratie wel afgescheiden kunnen worden van de andere cliënten. Nb: In RNV is een aanmeldingsformulier Jeugdhulp zonder indicatie ontwikkeld door betrokkenen. Het voornemen is om hiervan gebruik te maken. Vanuit de twee pilotregio s is er behoefte aan het meten van de cliënttevredenheid vanuit perspectief pilotgemeente op basis van een korte vragenlijst. Meting van cliënttevredenheid vanuit perspectief pilotgemeente Pilotspecifieke items 1. Ik heb snel hulp gekregen voor mijn problemen 2. Ik heb voldoende hulp gekregen en vond dit ook de juiste hulp 3. De hulp betrof niet alleen mij, maar mijn hele gezin. 4. Er is goed met mij/mijn gezin overlegd over het inzetten van de hulp en de hulp zelf. 5. Ik kan nu verder zonder zorg (zo niet, ik heb nog aanvullende ondersteuning of hulp nodig) Indien van toepassing 6. Ik ben tevreden over hoe de verschillende hulpverleners voor mij /mijn gezin hebben samengewerkt. 7. De casusregisseur was betrokken en stemde goed af met mij en de andere hulpverleners. 8. De gemeentelijke coördinator van het CJG is erbij betrokken geweest en heeft mij goed geholpen. 9. Er is mij een traject voor Eigen Kracht/Familienetwerkberaad of andersoortige hulpverleningsinterventies inclusief vrijwilligersinzet aangeboden. Nadere uitwerking Voorgesteld wordt de nadere operationalisatie van de vragenlijst te laten uitwerken door het uitvoerende bureau van de monitor. Ook de verwerking van de gegevens kan bij het bureau worden ondergebracht. Degenen die de vragenlijst gaat afnemen (casusregisseur danwel ZATvoorzitter of andere betrokkenen) moeten nog aanvullende werkinstructies krijgen. Onderdeel 2: Procesevaluatie Aan de uitvoering van de monitor zal een procesevaluatie gekoppeld worden. De procesevaluatie kijkt naar het verloop van de uitvoering van het plan van aanpak en is van belang voor het onderbouwen en leren van de uitkomsten van de experimenten. De procesevaluatie zal o.a. antwoord moeten geven in hoeverre de verwachtingen rondom kwaliteit, snelheid, samenwerking en tevredenheid van de cliënt zijn uitgekomen. 4
De vragen van de procesevaluatie zijn gerelateerd aan de onderscheiden onderdelen van de monitor (zie pagina 2). Hoe verloopt de samenwerking? Hebben de verschillende partijen de taken uitgevoerd zoals afgesproken? Wat zijn eventuele geconstateerde wijzigingen en redenen daarvoor? Wat zijn succesfactoren danwel belemmeringen bij het ontwikkelen van nieuw ambulant aanbod? Welke factoren hebben bijgedragen aan welk resultaat: op gebied van aansluiting tussen gemeentelijk voorveld en geïndiceerde jeugdzorg en m.b.t. minder beroep op (zwaardere) jeugdzorg en beroep op voorliggend veld. Wat zijn redenen wel/niet behalen van resultaten? Is veiligheid van het kind gewaarborgd en op welke wijze vindt dat plaats? Hebben er nog veranderingen plaatsgevonden in de werkwijze en waarom? Algemeen: noem 3 zaken die beter gaan ten gevolge van de pilot en zaken die nog verbeterd kunnen worden. Welke wijzigingen in plan van aanpak zijn noodzakelijk? De voorzet voor de procesevaluatie is besproken met vertegenwoordigers van de pilotregio s. Procedure is om deze nader te laten operationaliseren (methodisch) door de uitvoerende partij van de procesevaluatie. Aan de uitvoerende partij wordt gevraagd een plan van aanpak op te stellen, met daarbij de gewenste onderdelen en vragen vanuit zowel de pilotregio s als de provincie. Resultaten van de procesevaluatie moeten aanbevelingen opleveren voor een gewenste verbeteringen in de processen (efficiënte(re) inrichting) en richting geven aan besluit voortgang en verbreding van de pilot. Onderdeel financiële component in de procesevaluatie Op verzoek van pilotregio wordt het kostenaspect meegenomen in de monitor. Ook vanuit de provincie is behoefte om de financiële component in beeld te brengen (o.a. toetsen van aannames van besparingen (in tijd/geld) bij betrokken partijen door andere inrichting van processen). Het uitvoerende bureau wordt gevraagd vanuit hun expertise een concreet voorstel uit te werken hoe e.e.a. gemeten kan worden. Twee metingen Er zijn twee metingen voorzien. De eindmeting (eindevaluatie inclusief het cijfermatige onderdeel) komt april 2012 beschikbaar. metingen peildata oplevering 1. procesevaluatie ervaringen en werkwijze september 2011 tussenmeting Q1 en Q2 2011 2. procesevaluatie eindmeting ervaringen en werkwijze eind 2011 april 2012 5