Ledenbrief Postactieven 2010-2 Utrecht, september 2010 Onrust onder de gepensioneerde leden Enkele jaren geen verhogingen meer en misschien pensioenverlaging. Bovendien is de koopkrachtdaling voor de postactieven fors ingezet en zal nog verder toenemen. Reden genoeg voor de redactie om dagelijks bestuurder Ton Rolvink te interviewen. Hij reageerde op een drietal prangende vragen. 1. Wat kunnen we van de AOb verwachten om de positie van de uitkeringsgerechtigden te verbeteren? Voornamelijk zijn de activiteiten bestuurlijk van aard. Binnen ACOP-verband (Algemene Centrale van Overheidspersoneel, die ook zitting heeft in het ABP-bestuur) en ook binnen de FNV worden voorstellen besproken richting politiek om problemen op te lossen. Door steun te zoeken bij andere bonden kan meer druk uitgeoefend worden. Opereer je alleen als AOb dan is je onderhandelingspositie te zwak. De FNV is nu bezig met vaststellen van de inkomensnota 2011. Daarin geven we aan te moeten werken aan positieverbetering. Het gaat daarbij om een totaalbenadering. Inzet is een totaal aantal maatregelen ten aanzien van bezuinigingen, waaronder ook ziektekosten, in breed verband naar voren te brengen. Speerpunt is koopkrachtbehoud voor gepensioneerde en uitkeringsgerechtigden. Een van die maatregelen zou kunnen zijn de AOW te koppelen aan de verdiende lonen in plaats van aan de cao-lonen, zoals in het akkoord van de Stichting van de Arbeid is opgenomen. Helaas werkt een behoorlijk nadelige omgevingsfactor tegen: in breder verband gezien denkt de (rechtse) politiek, maar ook vooraanstaande economen, dat de gepensioneerden het goed hebben. En dat het bij hen wel een onsje minder mag. Verder moeten wij als AOb binnen de FNV rekening houden met het hoge basissalaris van onze leden. En ook aan met de gemiddeld hoge pensioenen. Daar komen leden van veel andere FNV-bonden vaak niet aan toe. Zaak is in onderhandelingen scherp te letten op de belangen van onze leden. Daarbij steeds goed argumenteren en dat is moeilijk. Wel is het zo dat we als AOb van onze leden mogen vragen de sterkste schouders de zwaarste lasten te dragen, dat geldt overigens niet alleen voor de postactieve leden. Maar het moet wel in evenwicht zijn. Het beleid van het bestuur wordt overigens vastgesteld in de Algemene Vergadering van de AOb. Daarin zijn de postactieven kijkend naar de samenstelling van de leden van de AV - behoorlijk vertegenwoordigd. Staken kunnen de gepensioneerden niet. Voor het uitoefenen van macht zijn zij afhankelijk van de steun van de werkenden. Als die zich niet kunnen vinden in de problemen van de gepensioneerden krijg je een disbalans. Áls er acties uit voortkomen zijn dat vaak symbolische acties waar stoom wordt afgeblazen, en zo n actie wil ik niet op gang brengen, maar wel een die er toe doet. 2. In de media stellen twee vicevoorzitters van het ABP dat verlaging van de pensioenen dreigt, wat grote commotie zal veroorzaken. Wat zou het ABP-bestuur moeten doen om die dreigende pensioenverlaging te voorkomen en welke invloed kan de AOb daarop uitoefenen?
Het is verstandig van een pensioenfonds om te stellen dat onder de huidige regelgeving verlaging van pensioenen tot de mogelijkheden hoort. Er is een oplossing maar die moet politiek gedekt zijn. Juist die huidige regelgeving zorgt voor een groot probleem. Het ABP is nog nooit zo rijk geweest als op dit moment. Maar de rekenrente is momenteel dramatisch laag: 2,85%. Dat betekent dat je - na berekening - op een dekkingsgraad van 94,5 uitkomt. En dat is net boven de toegestane grenswaarde. Bij verdere daling van die rente zit je in de problemen. ABP, en ook de vakbonden hebben gezegd dat moet anders. In het kader van het sociaal akkoord, het STAR-akkoord, staat dat bij uitvoering we opnieuw met de minister van Sociale Zaken moeten praten hoe het nieuwe financiële toetsingskader er uit moet zien. Wij blijven stellen dat de regels gewijzigd moeten worden. De vraag is nu of we dit moeten laten vergezellen van een activiteit waarbij leden betrokken zijn. Als we werkelijk goede argumenten hebben zouden we daaraan kunnen denken. Politiek Den Haag wil vooralsnog niet onze argumenten onderschrijven. Een van de bekende problemen is dat we met z n allen langer blijven leven. Ook moet je afwegen wanneer pensioenverlaging in beeld zou komen. Daarover wordt binnen het ABP nagedacht hoe te handelen. Eind derde kwartaal worden veel zaken duidelijker. Doorrekenen van de gevolgen van de AOW-verhoging naar 66 en 67 jaar is nodig. In de sfeer van vermogen en van verplichtingen moet dat doorwerken. Dat kan meewerken aan de verbetering van de dekkingsgraad. Vervolgens hebben wij in de AV besloten dat er een koppeling van de AOW-leeftijd en de aanvullende pensioenleeftijd moet komen, wat ten voordele is van de gepensioneerden. Het hoofdbestuur gaat met dergelijke besluiten binnen allerlei organen hard aan het werk. De FNV en ook wij stellen dat in onze nota de rekenrente op basis van een meerjaren-gemiddelde wordt vastgesteld. Pensioenfondsen zijn langetermijnbeleg-gers. Waarom dan ook niet de rente op basis van lange termijn vaststellen? Ook binnen de OESO (Internationale Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) wordt de vraag gesteld waarom wij deze renteberekening toepassen, terwijl dat verder in heel pensioenland niet plaatsvindt. Wij gebruiken het meest ongunstige systeem en dat moet anders. Helaas bepaalt de politiek deze structuur. En dat is bij velen onbekend. Het is de taak van het hoofdbestuur om te proberen hierop invloed uit te oefenen. Basis daarbij is de door het hoofdbestuur opgestelde pensioennota die in de AV is vastgesteld. Daarin is het probleem van de rekenrente uitgebreid weergegeven. 3. Ook de werkende leden worden getroffen door de situatie waarin het pensioenfonds verkeert en de koopkrachtdaling die bij de gepensioneerden door allerlei maatregelen al is ingezet. Wachten we nu tot de pensioenbom barst of gaan we met de AOb (in FNVverband) actie voeren? Zodra pensioenen gekort gaan worden treft dat ook werkenden in de pensioenopbouw. Er is een brede doorwerking maar de gepensioneerden merken het direct. Helaas letten de werkenden er niet veel op hoe hun pensioenaanspraken eruit zien. Dat zou anders moeten. Onder andere via internet verschaft het ABP (www.abp.nl) veel informatie, overigens ook voor gepensioneerden van groot belang. Publieksacties zijn nog niet in beeld. Dat moet vooral in FNV-verband besproken worden. De grote pensioenfondsen hebben al via grote advertenties duidelijk gemaakt hoe zij opereren. Tenslotte het volgende: de AOb werkt in zo breed mogelijk verband aan positieverbetering van de leden. En gaat daarbij uit van een totaalaanpak van de
problemen, van werkenden én gepensioneerden. Je kan niet bij een van de partijen de rekening presenteren. Nog even een paar gegevens die uit ABP bronnen afkomstig zijn: De omvang van pensioenen bestaat voor 11% uit premie die werkenden hebben ingelegd; voor 22% uit aandeel werkgevers; voor 67% uit beleggingsopbrengsten. Het rendement van beleggingen van afgelopen jaar van het ABP bedraagt 10% (!). Het vermogen van het ABP is nog nooit zo groot geweest als op dit moment. Een oplossing van de pensioenproblemen is niet uit te gaan van een steeds wisselende dagrente, maar een meerjarenrente te hanteren om de dekkingsgraad te bepalen. Vooralsnog wil de huidige regering (minister Donner) daar niets van weten. Wil Conradi, Henk Grönloh Starre boekhoudregels zorgen voor pensioenproblemen Duidelijk is dat een paar kleine pensioenfondsen in zwaar weer verkeren. Maar het beeld dat nu door minister Donner en De Nederlandsche Bank (DNB) wordt geschetst, neigt naar paniekzaaierij. Dat zegt FNV-vicevoorzitter Peter Gortzak. Korting van pensioenen is een uiterste middel, dat alleen nodig is als de pensioenfondsen door de DNB daartoe gedwongen worden, omdat met starre boekhoudregels de pensioenfondsen de das wordt omgedaan. Er zullen snel alternatieve rekenmethoden ontwikkeld moeten worden die een reëler beeld van de dekkingsgraad geven. Dan is het ook niet nodig om draconische ingrepen te doen, zoals korting van de pensioenen, terwijl de pensioenfondsen rijker zijn dan ooit. Daarnaast moet het pensioensysteem schokbestendiger worden gemaakt, om zulke situaties voor de toekomst te voorkomen. Henk Grönloh De dekkingsgraad van het ABP is een voorwerp van aanhoudende zorg of die steeds maar lage rente Hoe zit dat nu precies met die dekkingsgraad? Waarom is daar nu zoveel om te doen? Wat zegt de dekkingsgraad nu precies? Waarom wordt daar zoveel waarde aan gehecht? Per 31 juli 2010 was de dekkingsgraad van het ABP 98%. Dat is de verhouding tussen de waarde van het bezit van het ABP en de contante waarde van de verplichtingen van het ABP. Het bezit van het ABP is het totale bedrag aan belegde pensioenpremies. Door de crisis was dat gedaald, maar in de loop van de afgelopen tijd is dat bedrag weer hersteld. In de eerste helft van 2010 is dat bedrag van 208 miljard naar 218 miljard gestegen. Hoe komt het dan dat de dekkingsgraad nog steeds zo laag is? De belangrijkste reden daarvoor zit in de berekening van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. Als je van een bedrag de contante waarde uit wil rekenen, dan moet je daarvoor een rentepercentage gebruiken. De keus van dat rentepercentage is cruciaal. Pensioenfondsen moeten volgens de huidige regels de dagrente gebruiken.
Iedereen weet dat die rente op dit moment erg laag is en sterk kan wisselen. In de meest simpele formulevorm weergegeven is de berekening als volgt: Bedrag (1+i)n In deze formule is i het rentepercentage. 2% is een percentage van 0,02, 4% is 0,04 enzovoort. De n staat voor het aantal periodes waarover contant gemaakt wordt. Gaat het om jaren dan is het bij 2 jaar 2, bij 10 jaar 10, enzovoort. Als er contant gemaakt wordt tegen 2% over een periode van 10 jaar dan deel je door 1,21899442. Doe je dat nu tegen 5% over 10 jaar dan deel je door 1,62889463. Dat je bij gebruik van 5% een lagere uitkomst krijgt dan bij 2% is duidelijk, want je deelt door een groter getal. Het probleem is nu de dagrente waartegen pensioenfondsen, dus ook het ABP, hun verplichtingen contant moeten maken. Het gaat immers over lang, heel lang lopende verplichtingen. Voor een nu 20-jarige, worden verplichtingen opgebouwd voor over 45 (47) jaar. Is dan de dagrente het juiste percentage? Blijft de rente zo laag? Veel deskundigen verwachten dat binnen 1 of 2 jaar de rente zal stijgen. Daarbij hoort o.a. Sweder van Wijnbergen, hoogleraar in Amsterdam en voormalig secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken. Ter illustratie van de gevolgen van een hogere rente voor een dekkingsgraad het volgende overzicht. In de tabel staat een rekenvoorbeeld. Hierbij wordt uitgegaan van een gemiddeld fonds met 150 aan verplichtingen en een looptijd van 15 jaar. Rente Beleggingen Contante waarde Dekkingsgraad verplichtingen 1% 100 129,2 77,4% 2% 100 111,5 89,7% 3% 100 96,3 103,8% 4% 100 83,3 120,0% 5% 100 72,2 138,5% 6% 100 62,6 159,7% De contante waarde van de verplichtingen is het bedrag dat je nu op een rekening moet zetten om over 15 jaar het benodigde bedrag te hebben. Dus als je bij 1% rente over 15 jaar 150 wilt hebben, dan moet je nu 129,2 vastzetten. Het gehanteerde rentepercentage beïnvloedt de uitkomst van de dekkingsgraad. Er wordt daarom op aangedrongen de te hanteren rentevoet te wijzigen en daar een langjarig gemiddelde van te maken. Het in de Volkskrant verschenen artikel van Dick
Sluimers, bestuursvoorzitter van het APG, komt ook tot de conclusie dat er een andere vaststelling van de te hanteren rentevoet moet komen. Ik hoop dat met dit stukje duidelijker is geworden hoe dat nu met de dekkingsgraad zit en wat de invloed van de rentevoet is op de dekkingsgraad. Aad van Wamelen Eindredactie ledenbrief Wil Conradi