Advies. Conceptnota Clean power for transport. Brussel, 26 oktober 2015

Vergelijkbare documenten
Welkom. Wase Klimaattop. Laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen

De auto van de toekomst is voor vandaag

3. Hoeveel tankstations in Vlaanderen beschikken thans over een vergunning voor CNG-levering? Graag een overzicht per provincie.

nr. 394 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 22 september 2017 aan BART TOMMELEIN Actieplan Clean Power for Transport - Elektrische auto s

Elektrisch rijden begint. met de uitrol van elektrische laadpalen

college van burgemeester en schepenen Zitting van 19 augustus 2016

Alternatieve brandstoffen en tunnelveiligheid

nr. 102 van MATTHIAS DIEPENDAELE datum: 21 december 2016 aan BART TOMMELEIN Vergroening wagenpark - Stand van zaken

Advies. Proefproject LZV s. Brussel, 24 juni Mobiliteitsraad

Milieuvriendelijke voertuigtechnologieën

Met de betrachting de vergroeningseffecten van de hervormde BIV te monitoren, wens ik volgende vragen te stellen.

Advies. Voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting Brussel, 23 oktober 2015

AFID workshop. Nienke Smeets, Gerben Passier, 21 maart 2019

Duurzame mobiliteit: praktrijkcase

Voorontwerp van decreet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord betreffende de financiering van de strategische spoorweginfrastructuren

Advies (BRUGEL-ADVIES )

Duurzame dienstmobiliteit. Geert Biesemans directeur voertuigencentrum

VMx studiedag mobiliteit. Een toekomst voor elektrische mobiliteit in Vlaanderen

Inleiding. Voor bedrijven. Inleiding. Voor bedrijven. Voor bedrijven. Financiële stimulansen voor bedrijven en lokale overheden

Oproep naar fleet owners

TAXI S. voor duurzame mobiliteit. De taxisector vandaag en morgen. Pierre Steenberghen, G.T.L. Conferentie E-taxi, Antwerpen 14 november2016

UNIFORME LAADSTEKKER VOOR PUBLIEKE OPLAADINFRASTRUCTUUR ELEKTRISCHE VOERTUIGEN

Milieuvriendelijke voertuigtechnologieën

We lenen de aarde van onze kinderen.

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing. Niet van toepassing.

Elektrisch rijden in de praktijk

Doelstelling 5: duurzaam en efficiënt verplaatsings en vervoersgedrag

Duurzaam vervoer, gewoon doen! Els de Wit Ministerie I&M

VR DOC.0977/2BIS

BRANDSTOFFEN WEGVERKEER

b) wat leert dit cijfermateriaal ons over het vergroeningspotentieel/de vergroeningsmogelijkheden van deze voertuigcategorie?

Stad Gent en OCMW Gent gaan voor minder, efficiëntere en duurzamere dienstverplaatsingen

LEZ.. is less het moet met minder

Fleetclub van 100. Welkom

Cruciaal voor behalen doelen Brandstofvisie

PRESENTATIE studiedag Leefmilieu Brussel Maandag 8 juni, Vlootbeheer en elektrische mobiliteit bij Stad Gent

Exemplarité en gestion de la flotte dans le cadre du plan de déplacements d entreprise PART 2. Voorbeeldgedrag vlootbeheer in het bedrijfsvervoerplan

EEN ELEKTRISCHE WAG E N? D E P R O S,

Milieuvriendelijke voertuigen in de provincie Antwerpen

Advies. Over de conceptnota Vlaams strategisch spoorbeleid. Brussel, 20 juli VHC_ADV_ _Vlaamse_spoorstrategie

Vervoerregio s in het Vlaamse mobiliteitsbeleid

Voorontwerp van decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting

ELEKTRISCH AUTODELEN VOOR GEMEENTEN

Samenvatting van de studie uitgevoerd door CO 2 logic in opdracht van de MIVB

De beleidsnota Omgeving

nr. 123 van BJÖRN RZOSKA datum: 22 januari 2015 aan ANNEMIE TURTELBOOM Hervorming verkeersbelastingen - Stand van zaken - LPG-voertuigen

Beleid rond het verduurzamen van de vloot in Gent

Toelichting energie- en klimaatactieplan Ranst

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van projecten ter uitvoering van het actieplan Clean power for transport

Exemplarité en gestion de la flotte dans le cadre du plan de déplacements d entreprise PART 2. Voorbeeldgedrag vlootbeheer in het bedrijfsvervoerplan

STARTDOCUMENT. 1. De kracht van samenwerking. 2. Waarom een NWP

Olympus Proeftuin elektrische voertuigen

Laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen

DE MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING & DE VLAAMSE MINISTER VAN ONDERWIJS & DE VLAAMSE MINISTER VAN BEGROTING, FINANCIËN EN ENERGIE

Eco-Mobility 13/10/2016. Lode De Kesel, directeur Techniek

Uitdagingen voor het mobiliteitsbeleid in Vlaanderen

Het regionaal mobiliteitsplan

Advies. Brussel, 20 september MORA_ADV_ _LZVs Mobiliteitsraad

KLIMAATRONDETAFEL Mobiliteit, Logistiek en Voertuigen Fact & Figures. Tania Van Mierlo Afd. Lucht, Hinder, Risicobeheer, Milieu & Gezondheid

De overheid als launching customer

München. Gewestelijk mobilteitsplan -Dec. 2017

Reguleringsimpactanalyse voor Pendelfonds: ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering

DUURZAME MOBILITEIT IN TERMEN VAN CO2

Smart Charging Trend Monitor. Jaargang 1, uitgave 3 maart 2017

INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE. Studie in opdracht van Fevia

VLAAMS PARLEMENT RESOLUTIE. betreffende de verzoening van de behoeften aan energie en aan zuivere lucht in onze maatschappij

Concordantietabel B. januari Vlaamse omzettingsmaatregel

Lage-emissie zones in België. What s next?

AUTODELEN IN GEMEENTE SCHOTEN. Schepen Erik Block 10 nov. 2016

Inspiratie- en referentieprojecten ontwerpopdracht transporttechniek-ecostad

PAKKET ENERGIE-UNIE BIJLAGE STAPPENPLAN VOOR DE ENERGIE-UNIE. bij de

De tweede doelstelling van de CPT Roadshow is het informeren van het publiek :

Knelpunt 1: Elektrisch rijden wordt fiscaal zwaarder belast dan rijden op fossiele brandstoffen

VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

LNG en Scheepvaart. Martin Quispel. Zwijndrecht 24 februari 2017

KLIMAATRONDETAFEL Mobiliteit, Logistiek en Voertuigen Fact& Figures

Vervoer in de wet EED. Wm (2%) Zorgplicht: voorkom de negatieve milieueffecten van vervoer van goederen en personen van en naar de inrichting

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de werking van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen

Vervoerregio Limburg Vervoerregioraad Hoe gaat Limburg aan de slag?

Transitie circulaire economie en stad in een ruimtelijke/stedenbouwkundige context

Welkom. Elektrische Voertuigen in Actie. Praktijkdag Nieuwe Mobiliteit Provinciehuis Boeverbos, Brugge 11 September 2012

Draagvlak voor aanpassingen van de verkeersbelasting in Vlaanderen/België?

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn;

VR DOC.0312/2

Hernieuwbare energie in Brussel

Advies. Conceptnota tripartite overlegstructuur voor het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid. Brussel, 26 mei 2015

Voorontwerp van decreet houdende wijziging van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd

Duurzame mobiliteit op maat

Minder emissies, betere bereikbaarheid. Haags Milieucentrum, 26 februari 2013 Huib van Essen, manager Verkeer, CE Delft

Ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen over het mobiliteitsbeleid, de openbare werken en het vervoer en het

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn; BESLUIT:

Cijfers Elektrisch Vervoer

Advies. Omzetting EU-richtlijn hernieuwbare energie. Brussel, SERV, 26 januari 2011 Brussel, Minaraad, 3 februari 2011

rten u are bu efb le

nr. 203 van JORIS VANDENBROUCKE datum: 17 februari 2016 aan GEERT BOURGEOIS Conceptnota Visie Stand van zaken

Hoe gaan we Slim en Schoon door de Stad? Stimuleren en faciliteren vanuit de overheid

E-car sharing in Zuid - Limburg

FORCMS event Infosessie vraag & antwoord. Tom Bastiaensen

DE ROL VAN GAS EN GASINFRASTRUCTUUR IN EEN DUURZAME LEEFOMGEVING. Samen naar een duurzame, betrouwbare en competitieve energiemix

Introductie. Duurzame stedelijke distributie. Goevaers Consultancy. België 16 februari 2013

Transcriptie:

Advies Conceptnota Clean power for transport Brussel, 26 oktober 2015 20151026 Advies MORA+SERV Clean Power for Transport Mobiliteitsraad Vlaanderen Wetstraat 34-36, 1040 Brussel T +32 2 209 01 11 info@mobiliteitsraad.be www.mobiliteitsraad.be

Adviesvraag: Conceptnota Clean power for transport Adviesvrager: Annemie Turtelboom - Vlaams minister van Begroting, Financiën en Energie Ontvangst adviesvraag: 22 september 2015 Adviestermijn: 30 dagen Goedkeuring MORA-raad: 23 oktober 2015 Goedkeuring SERV-raad: 26 oktober 2015 2

Inhoud Krachtlijnen... 4 Situering... 6 1 Vlaams beleidskader... 6 2 Conceptnota Clean power for transport... 7 2.1 Uitdagingen en doelstelling... 7 2.2 Proces en methodologie... 8 2.2.1 Vlaams niveau... 9 2.2.2 Federaal niveau... 9 Benchmark: Vlaanderen, België en EU... 10 Advies... 15 1 Katalysator voor koolstofarme mobiliteit... 15 2 Einddoel communiceren... 16 3 Focus op prioritaire doelgroepen... 16 4 Locaties laad- en tankinfrastructuur... 18 5 Transparante monitoring als basis voor beleid... 19 6 Aandacht voor goederenvervoer... 20 3

Krachtlijnen De conceptnota Clean power for transport vormt een eerste stap naar een Vlaamse invulling van de gelijknamige Europese richtlijn die in november 2014 werd goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad. Deze richtlijn legt de lidstaten de verplichting op om tegen 18 november 2016 nationale beleidskaders in te dienen voor de ondersteuning van de marktontwikkeling van alternatieve milieuvriendelijke brandstoffen en de uitrol van de bijhorende infrastructuur. De primaire scope van dit actieplan is 2020. De inhoud van de conceptnota sluit aan bij eerder geformuleerde beleidsdoelstellingen van de Vlaamse regering. Onder meer in de beleidsnota Energie van Vlaams minister Annemie Turtelboom en de beleidsnota Mobiliteit en Openbare Werken van Vlaams minister Ben Weyts wordt de doelstelling vooropgesteld om het Vlaamse wagenpark te vergroenen aan de hand van specifieke maatregelen. Ook in de transversale beleidsnota Visie 2050 en de Septemberverklaring 2015 van Vlaams minister-president Geert Bourgeois komt deze doelstelling aan bod. De conceptnota vertrekt van een aantal knelpunten in Vlaanderen en vertaalt de Europese richtlijn naar de Vlaamse realiteit. De nota focust op elektriciteit, CNG/LNG en waterstof als milieuvriendelijke brandstoffen en definieert thematische werkgroepen die de uitvoering van het actieplan moeten begeleiden. De MORA en SERV beklemtoonden reeds in meerdere adviezen het belang van een evolutie naar een duurzamer en groener voertuigenpark in Vlaanderen. De raden vinden het positief dat ze vroeg in het beleidsproces betrokken worden en zien dit als een meerwaarde om alle partijen betrokken te krijgen. De raden menen dat de vooropgestelde doelstellingen realistisch zijn en verwelkomen het initiatief van de Vlaamse overheid om op korte termijn acties te nemen. Het advies somt enkele aandachtspunten op om mee te nemen in de verdere ontwikkeling van een Vlaams en Belgisch beleidskader inzake Clean power for transport. De Vlaamse Regering en de sociale partners formuleerden in het verleden reeds meerdere doelstellingen ter verduurzaming van mobiliteit. De MORA en SERV zijn ervan overtuigd dat het CPT-actieprogramma een belangrijke katalysator kan zijn om de omschakeling naar een koolstofarme mobiliteit te maken. De raden suggereren om bij de invulling van toekomstige proefprojecten eveneens een koppeling te maken met een milieuvriendelijk voertuigenpark. Voorbeelden zijn de geplande proefprojecten rond basisbereikbaarheid en regelluwe zones, stadsdistributie en zelfrijdende auto s. Volgens de raden moet de Vlaamse overheid zijn ambitie om te komen tot een koolstofarm en duurzaam voertuigenpark duidelijk communiceren aan de gebruikers. De werkgroep communicatie, vermeld in de conceptnota, kan hier volgens de MORA en SERV een belangrijke rol spelen door het samenbrengen van de betrokken stakeholders uit de publieke en private sector. 4

De raden menen dat één van de eerste stappen in het verdere proces een duidelijke keuze voor een aantal prioritaire gebruikersgroepen moet zijn. Volgens de MORA en SERV bieden gerichte acties voor nichevloten, bedrijfswagens, bedrijfsvloten en de lokale en Vlaamse overheden de beste mogelijkheden om zowel korte- als langetermijnwinsten inzake milieuvriendelijke brandstoffen en laad- en tankinfrastructuur te realiseren. De keuzes om op bepaalde plaatsen laad- en tankinfrastructuur te voorzien, moeten volgens de raden in belangrijke mate overeenstemmen met de keuzes voor bepaalde gebruikersgroepen en met het streven naar het maximale aantal duurzame en schone voertuigkilometers. Daarbij moet gelet worden op de limieten van het concept paal volgt wagen, de nood aan slim/snel laden en slimme elektriciteitsnetten op publieke en semipublieke plaatsen en de nood aan laad- en tankinfrastructuur op werklocaties en bedrijventerreinen. De MORA en SERV adviseren eveneens om te focussen op het voorzien van meer laad- en tankinfrastructuur op overheidsdomeinen en multimodale knooppunten. Voor de MORA en SERV is het noodzakelijk dat het beleid ter vergroening van het voertuigenpark gebaseerd is op een transparante nulmeting en monitoring zodat alle stakeholders, ook na 2020, de vooruitgang inzake de vergroening van het Vlaamse voertuigenpark kunnen inschatten. Dit kan een dynamiek geven aan het totale project. De raden vragen om zo snel mogelijk de in de conceptnota vermelde dringende acties te identificeren, in overeenstemming met beschikbare budgetten en timing. Hoewel goederenvervoer niet gedetailleerd wordt opgenomen in de voorliggende conceptnota menen de raden dat er in het Vlaamse beleid voldoende aandacht moet gaan naar de vergroeningsmogelijkheden op vlak van binnenvaart en wegvervoer van goederen. Voor binnenvaart zien de MORA en SERV onder meer walstroom en LNG als valabele alternatieven voor klassieke fossiele brandstoffen. Ook de vergroening van het wegvervoer van goederen is volgens de raden gebaat bij een gerichte focus van de Vlaamse overheid. De MORA en SERV verwijzen daartoe onder andere naar het in 2014 opgestarte project Powering Logistics 2020. De raden menen dat de resultaten en eindbeschouwingen van dit project een waardevolle opstap kunnen zijn om verder te werken aan de vergroening van het logistieke wegvervoer in Vlaanderen en adviseren om hier uitgebreid over te communiceren met de betrokken stakeholders. 5

Situering Op 22 september 2015 ontvingen de MORA en de SERV een adviesvraag van Vlaams minister van Begroting, Financiën en Energie mevrouw Annemie Turtelboom over de conceptnota Clean power for transport. Deze conceptnota vormt een eerste stap naar een Vlaamse invulling van de gelijknamige Europese richtlijn 1. De richtlijn werd in november 2014 goedgekeurd door het Europees Parlement en de Raad en legt de lidstaten de verplichting op om nationale beleidskaders te maken voor de ondersteuning van de marktontwikkeling van alternatieve milieuvriendelijke brandstoffen en de uitrol van de bijhorende infrastructuur tegen 2020 en daarna. De richtlijn specifieert alternatieve brandstoffen als Liquefied Petroleum Gas (LPG), aardgas (Liquefied Natural Gas (LNG)), Compressed Natural Gas (CNG), Gas to Liquid (GTL), elektriciteit, vloeibare biobrandstoffen en waterstof. Uiterlijk tegen 18 november 2016 moet de Europese Commissie in kennis gesteld worden van deze nationale beleidskaders. 1 Vlaams beleidskader Zowel in de beleidsnota Energie (2014-2019) van Vlaams minister Turtelboom, de beleidsnota Mobiliteit en Openbare Werken (2014-2019) van Vlaams minister Weyts als in de transversale beleidsnota Visie 2050 en de Septemberverklaring 2015 van Vlaams minister-president Bourgeois wordt de doelstelling vooropgesteld om het Vlaamse wagenpark te vergroenen. Beleidsnota Energie (2014-2019) De beleidsnota Energie vermeldt het [meewerken] aan het opstellen en opvolgen van een actieplan dat de uitrol van elektrische voertuigen stimuleert. Daarnaast stelt minister Turtelboom dat voertuigen die gebruik maken van milieuvriendelijke brandstoffen de toekomst zijn en dus wil ze inzetten op een een structurele verankering van de nodige energieinfrastructuur die hierin kan ondersteunen. Beleidsnota Mobiliteit en Openbare Werken (2014-2019) In de beleidsnota Mobiliteit en Openbare Werken stelt minister Weyts dat ook hij wil inzetten op milieuvriendelijke branstoffen voor voertuigen en de bijhorende infrastructuur. Hij verwijst eveneens naar de desbetreffende Europese richtlijn. De omzetting van de EU-richtlijn is volgens minister Weyts immers een mogelijkheid om de olieafhankelijkheid in Vlaanderen gradueel te verminderen en de marktontwikkeling van alternatieve brandstoffen te stimuleren. Ook stelt de minister te willen bijdragen aan de uitrol van elektrische laadinfrastructuur op openbaar domein, zoals op gewestelijke carpoolparkings en P+R s. Bij de toewijzing van nieuwe concessies voor nevenbedrijven 2 zullen ook laadpalen voorzien worden. Om tot het nodige nationale beleidskader mét doelstellingen en targets- te komen stelt hij een nauwe samenwerking met de verschillende beleidsniveaus en administraties voor. Ook een 1 2 Richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. Nevenbedrijven: bedrijven die langs de autosnelweg gelegen zijn. 6

coördinatie van de nationale beleidskaders op Benelux-niveau kan volgens de minister het rendement en de efficiëntie van deze plannen verhogen en tot schaalvoordelen leiden. Septemberverklaring 2015 In de Septemberverklaring 2015 benadrukte Vlaams minister-president Geert Bourgeois nogmaals het belang van een groenere mobiliteit en de bijhorende uitrol van laad- en tankinfrastructuur voor milieuvriendelijke brandstoffen. Ook een vergroening van de Vlaamse verkeersbelasting en stimulansen voor zuiver-elektrische en waterstofaangedreven wagens worden vooropgesteld. Visie 2050 In de transversale beleidsnota van de Vlaamse regering, Visie 2050, worden doelstellingen geformuleerd om in 2050 te komen tot een koolstofarme samenleving en een vlot en veilig mobiliteitssysteem. De Vlaamse regering wil het energieverbruik in de transportsector beperken door de energieefficiëntie van gemotoriseerd vervoer te verhogen en door alternatieve, hernieuwbare en minder milieubelastende brandstoffen en aandrijfsystemen te promoten. 2 Conceptnota Clean power for transport De conceptnota Clean power for Transport van Vlaams Minister van Energie Turtelboom die nu voorligt voor advies, focust op volgende alternatieve aandrijfsystemen: elektriciteit, waterstof, LNG en CNG. In dit hoofdstuk duiden we kort de geschetste uitdagingen en het vooropgestelde proces en methodologie die aan bod komen in de Vlaamse conceptnota Clean power for transport. 2.1 Uitdagingen en doelstelling In mei 2015 maakte de Vlaamse regering een evaluatie van het Vlaamse beleid en de situatie inzake milieuvriendelijke energie voor voertuigen en de bijhorende laadinfrastructuur. Aan de hand van een overzicht van een aantal recente proefprojecten en bestaande (Vlaamse en federale) maatregelen worden verschillende knelpunten geïdentificeerd in de conceptnota die voorligt voor advies: de afwezigheid van een geformaliseerde overlegstructuur of beleidstekst een te hoge aankoopprijs van voertuigen te weinig toegankelijke laadpalen/cng-tankinstallaties en te weinig info over laadpalen het gebrek aan interoperabiliteit op vlak van laadinfrastructuur het te weinig benutten van het potentieel van specifieke vloten en de vloot van de overheden misverstanden door een gebrek aan kennis beperkte incentives bij het gebruik van elektrische voertuigen beperkt aanbod walstroomposten en beperkte interoperabiliteit 7

De Vlaamse regering wil deze punten remediëren door, overeenkomstig de bepalingen van de Europese richtlijn Clean power for transport (CPT), samen met de andere gewesten bij te dragen aan een nationaal beleidskader voor de marktontwikkeling van milieuvriendelijke brandstoffen voor voertuigen en de bijhorende infrastructuur. Volgens de Europese richtlijn moeten deze beleidskaders een aantal cruciale elementen bevatten: een beoordeling van de huidige stand van zaken en een plan voor de toekomstige ontwikkeling van de markt voor milieuvriendelijke energie/brandstoffen voor de vervoerssector; nationale streefcijfers en doelen voor de uitrol van infrastructuur voor milieuvriendelijke energie/brandstof (in functie van het beoogde voertuigenpark); maatregelen die ervoor moeten zorgen dat de nationale streefcijfers en doelen in het nationale beleidskader worden verwezenlijkt; aanwijzing van gebieden en netwerken die, afhankelijk van wat de markt nodig heeft, worden uitgerust met publieke oplaadpunten voor elektrische voertuigen; aanwijzing van gebieden die, afhankelijk van wat de markt nodig heeft, worden uitgerust met tankpunten voor CNG. Bijkomend legt de richtlijn ook op om een passend aantal publiek toegankelijke laadpunten en tankpunten (voertuigen op CNG) te voorzien in stedelijke, randstedelijke en andere dicht bevolkte gebieden. De Vlaamse conceptnota legt de focus op de gebruikers, en meer specifiek op vierwielers. Naast de gewone consument verwijst de nota ook kort naar maatregelen voor typische voertuigvloten zoals taxi s, bussen, koerierdiensten, etc. De nota legt daarom de nadruk op het optimaliseren van informatie, visibiliteit en gebruiksgemak van CP-technologieën binnen deze toepassingen. Bij het uitwerken van het beleid en de uitvoering van de conceptnota en het latere actieplan moet de samenwerking tussen overheid, bedrijven en gebruikers centraal staan. Doelstelling De voorliggende conceptnota is een eerste stap om het aandeel van 7,5% BEV-voertuigen 3 en 5% CNG-voertuigen in de nieuwverkoop in Vlaanderen tegen 2020 te behalen. Men gaat er immers van uit dat bij nieuw verkochte wagens het aandeel elektrische wagens jaarlijks met 1,5% stijgt. Wanneer deze targets gehaald worden zullen er in 2020 60.500 elektrische, 13.600 hybride wagens en 7400 laadpunten zijn en 41.000 CNG-voertuigen en 300 CNG-tankstations.. 2.2 Proces en methodologie In dit hoofdstuk duiden we de te zetten stappen op Vlaams en federaal niveau zoals gedetailleerd in de conceptnota van minister Turtelboom. 3 HEV: hybride elektrisch voertuig, PHEV: plug-in hybride elektrisch voertuig, CNG: compressed natural gas, LPG: liquefied petroleum gas, BEV: batterij elektrisch voertuig. 8

2.2.1 Vlaams niveau De conceptnota vermeldt dat Vlaanderen met haar CPT-actieplan op een ambitieuze en realistische manier invulling wil geven aan de EU-richtlijn. De regering stelt dat de vooropgestelde doelstellingen enkel kunnen bereikt worden door een autonome ontwikkeling van de markt in combinatie met een mix van stimulerende en begeleidende maatregelen vanwege de overheid. In de conceptnota wordt gewezen op de krappe tijdslimiet en daarom wil men een sterk signaal geven en de meest dringende acties reeds voor de Europese deadline voorbereiden en uitrollen. Daarnaast wordt er een specifieke structuur opgezet om de uitvoering van de nota en de doorbraak naar een milieuvriendelijk wagenpark optimaal te coördineren. Een Vlaams CPTteam wordt opgericht met daarin een rol voor de Vlaamse overheid (domeinen energie, leefmilieu, Mobiliteit en Openbare Werken, economie, innovatie, financiën, bestuurszaken) en andere actoren (lokale overheden, bedrijven, ). Het CPT-team wordt gecoördineerd door het departement Leefmilieu, Natuur en Energie. De verdere uitwerking en uitvoering wordt gebundeld in werkpakketten die worden besproken door werkgroepen. Naast de algemene werkgroep coördinatie, die de opmaak van het Vlaams Actieplan CPT en de inbreng in het Belgisch beleidskader zal monitoren, zijn er nog tien thematische werkgroepen 4. Deze werkgroepen hebben in de conceptnota een aantal algemene acties toegewezen gekregen. 2.2.2 Federaal niveau Ook met het federaal niveau is overleg rond CPT noodzakelijk. Binnen de ENOVER 5 -Transport werkgroep wordt overlegd tussen de 3 gewesten en de federale overheid over het op te stellen nationale beleidskader dat op 18 november 2016 moet worden ingediend bij de Europese Commissie. De leden van deze werkgroep hebben afgesproken om de eigen onderdelen van het plan afzonderlijk uit te werken en ze vervolgens samen te voegen. Eind november 2015 moet een eerste ontwerp van beleidskader worden uitgewisseld tussen de verschillende gewesten. Aan de hand van de 3 gewestelijke kaders moet een nationaal kader ontstaan. Een tweede versie wordt gepland voor mei 2016 en eind september 2016 volgen de gevalideerde eindteksten. 4 5 Deze werkgroepen zijn: infrastructuur, financiën, regelgeving, communicatie, lokale overheden, energie, onderzoek, Vlaamse overheid, nichevloten en easy mobility incentives ENOVER: de overleggroep tussen Staat en Gewesten voor energie, samengesteld uit deskundigen uit de betrokken administraties en kabinetten. 9

Benchmark: Vlaanderen, België en EU In dit onderdeel lijst het secretariaat van de raden een aantal kerncijfers op van de huidige voertuigvloot in Vlaanderen en België die op milieuvriendelijke energie/brandstoffen rijden en van de bestaande infrastructuur. Gezien er zo goed als geen aparte cijfers over het Vlaams gewest worden bijgehouden, worden waar nodig de Belgische cijfers vermeld. Deze gegevens en de vooropgestelde doelstellingen van de conceptnota worden vervolgens vergeleken met de stand van zaken en de beoogde doelstellingen van enkele Europese landen. Stand van zaken Vlaanderen en België Aantal ingeschreven elektrische voertuigen De precieze cijfers met betrekking tot het aantal elektrische voertuigen verschillen lichtelijk naargelang de bron. In december 2014 waren er in het totaal 3715 elektrische en plug-in hybride voertuigen geregistreerd in België. 6 Gekeken naar het aandeel van elektrische en plug-in hybride voertuigen in de totale verkoop in 2014 komen we uit op een aandeel van 0,44% eind 2014. 7 Aantal ingeschreven CNG-voertuigen In België waren er in juni 2014 1033 CNG-voertuigen ingeschreven, wat overeenkomt met 0,02% van het toenmalige voertuigenpark. 8 Laad- en tankinfrastructuur Eind 2014 waren er in België bij benadering 1481 publiek toegankelijke laadpunten (1160 bij bedrijven 321 op openbaar domein) en 2201 privélaadpunten (1249 residentieel 952 bij bedrijven). 9 In oktober 2015 waren er 36 CNG-tankstations, waarvan 34 in Vlaanderen. 10 Busvervoer Momenteel zijn er in Vlaanderen 3 elektrische bussen (Brugge) en 5 waterstofbussen (Antwerpen). 6 7 8 9 10 Bron: Eindrapport Vlaamse Proeftuin Elektrische Voertuigen Bron: http://www.febiac.be, via http://ev-sales.blogspot.be/search?q=belgium&updated-max=2015-03- 25T20:12:00Z&max-results=20&start=12&by-date=true Bron: NGVA Europe, http://www.ngvaeurope.eu/downloads/statistics/20141007/europe/2_european-ngvshares-in-total-vehicle-market.xlsx Bron: Mededeling aan de Vlaamse Regering. Betreft: evaluatie Vlaams beleid clean power for transport (mei 2015) Bron: http://cngeurope.com/countries/belgium/ 10

De Lijn heeft geen concrete plannen voor het in exploitatie nemen van nieuwe elektrische of waterstofbussen tegen 2020. Wel werkt De Lijn momenteel, op basis van haar ervaringen met de elektrische en waterstofbussen, aan een conceptuele studie over de mogelijkheden met elektrische en waterstofbussen in een concrete exploitatie (i.e. in functie van de werkelijke prestaties, de beschikbare of noodzakelijke infrastructuur en de lijnvoering). Op basis van de besluiten uit deze conceptuele studie kunnen evenwel concrete voorstellen volgen voor het in bedrijf brengen van nieuwe elektrische of waterstofbussen in de toekomst. Elektrische gedeelde modi Vandaag bieden Cambio, Zencar en Partago samen een 60-tal elektrische deelauto s aan. Op een totaal van 1.600 gedeelde wagens in België is dit een kleine fractie. 11 Europese benchmark Elektrische personenvoertuigen Frankrijk Tussen 2010 en 2014 zijn in Frankrijk 43.605 volledig elektrische auto s geregistreerd, waarvan 15.789 bestelwagens. Ook zijn er tussen 2005 en 2014 46.590 plug-in hybride wagens geregistreerd. Het marktaandeel van elektrische wagens ten overstaan van de totale inschrijvingen in 2014 in Frankrijk bedroeg 0,70%. Dit percentage omvat enkel volledig elektrische voertuigen. 12 In 2009 heeft het Franse ministerie voor Ecologie, Duurzame Ontwikkeling, Transport en Huisvesting enkele doelen gesteld voor elektrische wagens op Franse wegen: 450.000 tegen 2015, 2 miljoen tegen 2020 en 4 miljoen tegen 2025. De doelstelling voor 2015 is dus niet gerealiseerd. 13 Wat betreft laadinfrastructuur plant de Franse Regering zeven miljoen plaatsen voor publieke oplaadpunten tegen 2030. Laadpalen worden verplicht op publieke parkeerplaatsen, aan stations, luchthavens en winkelcentra. 14 Nederland Eind 2014 waren er in Nederland 46.111 elektrische en hybride voertuigen 15 en momenteel staan er net geen 6.000 laadpalen in de openbare ruimte. Via de Green Deal (overeenkomst met de Rijksoverheid) kan dit met ca. 8.000 laadpalen worden uitgebreid. Het marktaandeel van elektrische wagens ten overstaan van de totale inschrijvingen in 2014 in Nederland bedroeg 3,86%. Dit percentage omvat elektrische en plug-in hybride voertuigen. 16 11 12 13 14 15 16 Bron: Persbericht: Subsidieer elektrische auto s slim, http://www.autodelen.net/p_618.htm Bron: http://www.hybridcars.com/top-6-plug-in-vehicle-adopting-countries-2014/ Bron: Lucchese, P. (2012), Rechargeable vehicles infrastructure development policy: French case, Background paper for the IFP/IEA/ITF Workshop on Developing infrastructure for alternative transport fuels and powertrains to 2020/2030/2050: A cross country assessment of early stages of implementation, OESO, Parijjs, November 2013 Bron: Ministère de l'écologie, du Développement Durable et de l'énergie (2014), http://www.developpementdurable.gouv.fr/le-renforcement-de-l.html Bron: http://www.rvo.nl/sites/default/files/2015/01/special%20analyse%20over%202014.pdf Bron: http://www.hybridcars.com/top-6-plug-in-vehicle-adopting-countries-2014/ 11

Nederland mikt in 2020 op 200.000 elektrische auto s (met een uitstoot van maximaal 50 g/km CO2) in 2020. Dit zou overeenkomen met 15-20 PJ (petajoule) energiebesparing in 2020 ten opzichte van de referentie 2012 en 17% CO2 reductie in 2030 ten opzichte van 1990. 17 Duitsland In december 2014 reden er 25.205 elektrische wagens rond. Het grootste deel van deze plug-in elektrische wagens zijn geregistreerd door zakelijke klanten. In December 2013 waren bijvoorbeeld maar 3.098 wagens, op een toenmalig totaal van 12.156 wagens, geregistreerd door privépersonen. Het marktaandeel van elektrische wagens ten overstaan van de totale inschrijvingen in 2014 in Duitsland bedroeg 0,43%. Dit percentage omvat elektrische en plug-in hybride voertuigen. 18 In mei 2010 stelde de Duitse regering als doel om tegen 2020 1 miljoen elektrische voertuigen op de Duitse wegen te hebben. 19 Er zijn geen rechtstreekse aankoopsubsidies voor elektrische voertuigen, behalve een tien jaar durende vrijstelling van autobelasting vanaf de datum van registratie. 20 Noorwegen In september 2015 waren er 74.282 plug-in elektrische voertuigen geregistreerd in Noorwegen. 66.276 hiervan zijn volledig elektrische passagiers- en bestelwagens, en 8.006 plug-in hybrides. 21 Het oorspronkelijke doel van de Noorse regering was 50.000 volledig elektrische voertuigen tegen 2018, een doelstelling die ze reeds in april 2015 bereikten. 22 Het marktaandeel van elektrische wagens ten overstaan van de totale inschrijvingen in 2014 in Noorwegen bedroeg 13,84%. Dit percentage omvat elektrische en plug-in hybride personenwagens. 23 Laadpunten voor elektrische voertuigen: Europees overzicht Tabel 1 bevat een overzicht van het aantal aansluitingen en oplaadpunten voor elektrische voertuigen in de buurlanden en Noorwegen. 17 18 19 20 21 22 23 Bron: SER (2013), Energieakkoord voor duurzame groei en Het Energieakkoord: wat gaat het betekenen? Bron: http://www.best-selling-cars.com/germany/2014-germany-total-number-electric-cars/ Bron: http://www.dw.com/en/berlin-plugs-in-electric-mobility-strategy/a-5533192 Bron: http://www.acea.be/uploads/publications/electric_vehicles_overview_2015.pdf Bron: http://www.gronnbil.no/statistikk/ Bron: http://www.hybridcars.com/norway-celebrates-50000th-plug-in-car-sold-will-ev-incentives-continue/ Bron: http://www.best-selling-cars.com/germany/2014-germany-total-number-electric-cars/ 12

Tabel 1: Aansluitingen en oplaadpunten voor elektrische voertuigen bij benadering (2015) 24 Land Aansluitingen Aansluitingen per 1000 inwoners Laadpunten België 1.722 0,157 618 0,056 Nederland 10.170 0,598 5.776 0,340 Duitsland 11.218 0,138 3.953 0,049 Frankrijk 21.898 0,348 4.959 0,079 Noorwegen 7.292 1,402 1.746 0,336 CNG-voertuigen: overzicht 25 Laadpunten per 1000 inwoners Frankrijk: 13.550, wat overeenkomt met een aandeel van 0,04% van het totale voertuigenpark in september 2014. Nederland: 7.573, wat overeenkomt met een aandeel van 0,09% van het totale voertuigenpark in mei 2014. Duitsland: 98.172, wat overeenkomt met een aandeel van 0,20% van het totale voertuigenpark in mei 2014. Noorwegen: 667, wat overeenkomt met een aandeel van 0,02% van het totale voertuigenpark in juni 2014. CNG-tankstations: overzicht 26 Frankrijk: 44 CNG-tankstations (januari 2015) Nederland: 130 CNG-tankstations (januari 2015) Duitsland: 921 CNG-tankstations (januari 2015) Noorwegen: 18 CNG-tankstations (januari 2015) Elektrische bussen in Europa Een enquête van UITP 27 in het kader van het 3iBS-project 28 bij 70 operatoren in 24 Europese landen heeft uitgewezen dat 1% van hun 70.000 bussen elektrisch aangedreven zijn. 41,5% van de respondenten plant om in de toekomst meer in te zetten op elektriciteit als aandrijfsysteem. Bijna de helft van deze groep wil inzetten op meer volledig elektrisch busvervoer. 29 Onderstaand enkele voorbeelden van elektrische bussen in gebruik op verschillende Europese locaties: 24 25 26 27 28 29 Primaire bron: http://www.chargemap.com, oktober 2015 Bron: NGVA Europe, http://www.ngvaeurope.eu/downloads/statistics/20141007/europe/2_european-ngvshares-in-total-vehicle-market.xlsx Bron: http://www.cngeurope.com/countries/ International Association of Public Transport The intelligent, innovative, integrated Bus Systems project Bron: http://www.3ibs.eu/uploads/fichiers/actualites/plaquette-3ibs-survey-web.pdf 13

In maart 2015 kondigde Transport for London aan dat een zuid-londense busroute tegen het einde van 2015 zal bediend worden door in het totaal 9 volledig elektrische bussen. Daarnaast hebben busbouwers BYD en ADL een contract getekend om 51 elektrische bussen te leveren voor lijnen 507 en 521 in de Britse hoofdstad. De autoriteiten en operatoren plannen om tegen 2020 300 elektrische bussen in gebruik te hebben, naast 1700 hybride bussen tegen 2016. 30 In Zweden heeft Västtrafik 10 elektrische bussen in gebruik op lijn 55 in Göteborg. 31 In Spanje gebruikt de Empresa Municipal de Transportes de Madrid 20 volledig elektrische bussen. 32 Op het Nederlandse eiland Schiermonnikoog bedient een vloot van 6 elektrische bussen sinds 2015 het volledige eiland. 33 30 31 32 33 Bron: http://insideevs.com/byd-scores-europes-largest-electric-bus-fleet-order/ Bron: http://news.volvogroup.com/2015/06/15/electric-bus-route-55-launched-in-gothenburg/ Bron: http://www.noticiasdeautobus.es/2008/06/18/el-ayuntamiento-refuerza-la-escuadra-de-la-emt-con-210- nuevos-autobuses/ Bron: http://www.byd.com/na/news/news-157.html 14

Advies De MORA en SERV beklemtoonden reeds in meerdere adviezen het belang van een evolutie naar een duurzamer en groener voertuigenpark in Vlaanderen. De raden vinden het positief dat ze met de voor advies voorliggende conceptnota vroeg in het beleidsproces betrokken worden en zien dit als een mogelijkheid om de slaagkansen van de vergroening van de Vlaamse voertuigenvloot mee te helpen faciliteren. De raden menen dat de doelstellingen vooropgesteld in de conceptnota realistisch zijn en verwelkomen het initiatief van de Vlaamse overheid om op korte termijn acties te nemen. De conceptnota geeft aan dat er voor Vlaanderen nog veel werk is. De MORA en SERV focussen in dit advies op het vooropgestelde maatregelenpakket en hanteren daarbij een technologieneutrale visie. Daarom somt het onderstaande advies enkele aandachtspunten op om mee te nemen in de ontwikkeling van een Vlaams en een Belgisch beleidskader inzake Clean power for transport. 1 Katalysator voor koolstofarme mobiliteit De Vlaamse Regering en het maatschappelijke middenveld formuleerden reeds meerdere doelstellingen ter verduurzaming van mobiliteit. Voorbeelden zijn: De doelstellingen van het Pact 2020 34 De vooropgestelde strategische en operationele doelstellingen in het ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen inzake verbeterde milieu- en energieprestaties van voer- en vaartuigen Het Vlaamse Klimaatbeleidsplan Beleidsplan Ruimte Vlaanderen Het Europese Energiekader 2020 35 De Europese Strategie Luchtkwaliteit en het Europese Klimaatpakket 2030 De MORA en SERV zijn ervan overtuigd dat het CPT actieprogramma een belangrijke katalysator kan zijn om de doelstellingen zoals geformuleerd in bovenstaande plannen mee te helpen realiseren. Daarom is het belangrijk om bij de verdere uitwerking van bovenvermelde beleidsplannen de concrete doelstellingen van het actieplan CPT telkens mee te nemen. 34 35 Pact 2020: In 2020 heeft Vlaanderen een verkeers- en vervoerssysteem dat tot de performantste van Europa behoort. Hiervoor wordt co-modaliteit, ondersteund door een gericht locatiebeleid en door het STOP-principe als hoeksteen van het Vlaamse mobiliteitsbeleid toegepast. [ ] Het aantal afgelegde km per persoon in het woonwerkverkeer per auto wordt drastisch verlaagd. [ ] Tegen 2020 zullen bovendien 40% van de woonwerkverplaatsingen gebeuren enerzijds door collectief vervoer, waaronder het openbaar vervoer en anderzijds te voet of per fiets. Europees Energiekader 2020: 20% hernieuwbare energie tegen 2020,inclusief 10% hernieuwbare energie in de transportsector. België moeten tegen 2020 13% van haar energieverbruik uit hernieuwbare energiebronnen halen. 15

De raden suggereren om een koppeling te maken met mogelijke projecten die het actieplan kunnen versterken, zoals de geplande regionale proeftuinen rond basisbereikbaarheid en regelluwe zones 36, proefprojecten stadsdistributie en proefprojecten rond zelfrijdende auto s. 2 Einddoel communiceren Het is voor de MORA en SERV cruciaal dat de Vlaamse overheid zijn ambitie om te komen tot een groen en duurzaam voertuigenpark duidelijk communiceert aan de gebruikers. De overheid moet eveneens inzetten op duidelijke communicatie naar alle betrokken stakeholders over de acties die ze wil ondernemen. De werkgroep communicatie kan hier volgens de raden een belangrijke rol spelen door het samenbrengen van de betrokken stakeholders uit de publieke en private sector. Het betrekken van deze actoren creëert een win-winsituatie voor alle betrokken stakeholders. Niet enkel de overheid heeft een rol te spelen in deze communicatie. Ook intermediairen, belangen- en gebruikersgroepen en industriële spelers moeten zich achter deze overkoepelende doelstelling scharen en hierover communiceren. Het OESO-rapport Developing Infrastructure for Alternative Transport Fuels and Power-trains to 2020/2030/2050 37 uit 2013 wijst bijvoorbeeld op het belang van gezamenlijke communicatie van overheden en de industriële sector. Langetermijnstrategieën, bijvoorbeeld in de vorm van gedetailleerde road maps die gezamenlijk door deze actoren worden vormgegeven, kunnen bijdragen aan het overtuigen van gebruikers en andere betrokken actoren dat zowel de publieke als de private sector toegewijd zijn aan deze onderneming (Stevens & Schieb, 2013). 3 Focus op prioritaire doelgroepen De MORA en SERV menen dat één van de eerste stappen in het verdere proces een duidelijke keuze voor een aantal prioritaire gebruikersgroepen moet zijn. Gerichte acties voor nichevloten, bedrijfswagens, bedrijfsvloten en de lokale en Vlaamse overheden bieden volgens de raden de beste mogelijkheden om zowel korte- als langetermijnwinsten inzake milieuvriendelijke brandstoffen en laad- en tankinfrastructuur te realiseren. Hieronder een overzicht van de prioritaire doelgroepen voor de MORA en SERV: Nichevloten De raden hechen veel belang aan een gerichte ondersteuning van de verduurzaming van nichevloten. De conceptnota noemt onder meer taxi s, koerierdiensten, autodeelprojecten, dienstvoertuigen en thuiszorg. De focus dient hierbij volgens de MORA en SERV te liggen op verstedelijkte gebieden om zo tot maximale milieuwinsten te komen. Autodeelprojecten hebben volgens de MORA en SERV een zeer groot vergroeningspotentieel. Momenteel zijn er amper elektrische deelwagens in gebruik in 36 37 Beleidsbrief Mobiliteit en Openbare Werken 2015-2016: De verschuiving naar basisbereikbaarheid maakt aanpassingen aan de wetgeving omtrent de organisatie van het openbaar vervoer noodzakelijk. Deze aangepaste regelgeving wordt voorbereid. Tegelijk onderzoek ik de mogelijkheid om met regelluwe zones een kader te scheppen voor een aantal regionale proefprojecten. OESO-rapport: http://www.oecd.org/futures/synthesisreport.pdf 16

Vlaanderen. Volgens de raden zijn er vandaag reeds mogelijkheden voor de omschakeling naar elektriciteit voor deelwagens: deze hebben momenteel al specifieke parkeerplaatsen maar zijn echter zelden voorzien van laadinfrastructuur. In de buurlanden, waar soortgelijke infrastructuur vaak wel voorzien is bij autodeelparkings, kiezen private spelers vaak voor elektrische autodeelvloten. Volgens de raden moet de werkgroep nichevloten absoluut inzetten op het vergroeningspotentieel van dit groeiend wagenpark. Internationaal worden volop elektrische bussen geïntroduceerd omwille van hun aanzienlijke bijdrage aan een betere leefomgeving in verstedelijkte gebieden. Toch vermeldt de conceptnota geen specifieke CPT-doelstellingen voor De Lijn, hoewel De Lijn zelf de toekomst koolstofneutraal ziet. Momenteel rijden er 3 elektrische bussen in Brugge en 5 waterstofbussen in Antwerpen maar heeft de Lijn geen concrete plannen voor het in exploitatie nemen van nieuwe elektrische of waterstofbussen tegen 2020. Rekening houdend met de internationale ambities om vaker te kiezen voor volledig elektrische bussen tegen 2020 vinden de MORA en SERV dat Vlaanderen meer moet inzetten op deze milieuvriendelijke vervoerswijze. Daarom menen de raden dat de nieuwe beheersovereenkomst van De Lijn hierover normen moet bevatten. Projecten rond milieuvriendelijke stadsdistributie kunnen mee bijdragen aan de vergroening van nichevloten. Het verminderen van het aandeel vervuilende leveringsvoertuigen kan zeker in verstedelijkte gebieden grote winsten teweegbrengen op vlak van geluidsoverlast en luchtverontreiniging. De MORA en SERV denken dat de Vlaamse overheid deze gebruikersgroep aanzienlijk kan vergroten door specifieke incentives, financieel maar zeker ook niet-financieel. Bedrijfswagens De Vlaamse overheid moet volgens de MORA en SERV focussen op de gebruikersgroepen waar een quick win kan gerealiseerd worden. Zakelijke rijders zijn een zeer belangrijke doelgroep om op korte termijn over te schakelen op elektrische wagens. Deze wagens zitten mee in de bedrijfsvoering, doen meer dan 20.000 km per jaar en worden vaak gewisseld. In Nederland is de doorbraak van elektrische voertuigen bijvoorbeeld in grote mate te danken aan de fiscale incentives die werden voorzien voor deze doelgroep. Bedrijfsvloten De raden menen dat ook bedrijfsvloten een groot vergroeningspotentieel hebben. Echter zijn er een aantal aanzienlijke vaak financiële hindernissen om deze omschakeling te maken 38. Onder meer de procedure voor de ecologiepremie werkt op dit moment afremmend voor sommige KMO s. Volgens de MORA en SERV zou een duidelijk en administratief eenvoudig premiestelsel, uitgetekend door de werkgroepen regelgeving en financiën, deze gebruikersgroep sneller doen kiezen voor milieuvriendelijke brandstoffen. Vlaamse overheid De MORA en SERV zien een onbenut potentieel bij het wagenpark van de Vlaamse overheid. Momenteel zijn er 6 (PH)EV-voertuigen en 2 CNG-wagens op een totaal van 4000 voertuigen 39. 38 39 Voorbeeld: de meerkost van een LNG-trekker ten overstaan van een dieseltrekker bedraagt al snel 35.000 euro. Mededeling aan de Vlaamse Regering. Betreft: evaluatie Vlaams beleid clean power for transport (mei 2015) 17

In de omzendbrief dienstvoertuigen uit juni 2013 wordt vooropgesteld dat 5% van de nieuwe voertuigen van de Vlaamse overheid elektrische of plug-in hybride voertuigen moeten zijn. De raden menen dat leading by example in deze materie een belangrijk element is. Naast hogere ambities voor de overheidsvloot moet er voldoende aandacht gaan naar de installatie van tank- en laadinfrastructuur op overheidsdomeinen en het inschakelen van de overheidsvloot in een gedeeld wagenpark dat toegankelijk is voor burgers. Een ambitieus actieplan voor de Vlaamse overheid, al dan niet geïntegreerd in het algemene actieplan Clean power for transport is voor de raden van cruciaal belang. Lokale overheden Lokale overheden moeten volgens de conceptnota op termijn een aparte startgids/handboek krijgen voor de verduurzaming van hun voertuigenvloot en de installatie van laad- en tankinfrastructuur op hun grondgebied. De ontwikkeling van dit handboek zal mee gestuurd worden door het EVORA-platform, dat een code publiek laden heeft ontwikkeld. De MORA en SERV menen dat de werkgroep lokale overheden ten gronde moet onderzoeken of overheden hun lokale milieuvriendelijke vloten op een eenvoudige wijze kunnen inschakelen in een gedeeld wagenpark dat toegankelijk is voor burgers. Zo kunnen burgers kennismaken met milieuvriendelijke voertuigen en de bijhorende laad- en tankinfrastructuur, vergroot de zichtbaarheid van deze voertuigen in de gemeente en kan de afschrijftermijn van deze investering gevoelig verminderen. In verschillende gemeenten kunnen inwoners op deze manier reeds elektrisch en niet-elektrisch autodelen. 40 4 Locaties laad- en tankinfrastructuur De keuzes om op bepaalde plaatsen laad- en tankinfrastructuur te voorzien, moet volgens de MORA en SERV in belangrijke mate overeenstemmen met de keuze voor nichevloten, bedrijfswagens, bedrijfsvloten en overheidsvloten en met het streven naar het maximale aantal duurzame en schone voertuigkilometers. Het concept paal volgt wagen, waarbij iemand de nodige infrastructuur kan aanvragen waar deze nodig is, is volgens de raden vooral nuttig in verstedelijkte gebieden voor mensen die niet over een garage beschikken die kan functioneren als laadpunt. Wanneer tank- en laadinfrastructuur op plaatsen wordt gezet waar een grote doelgroep aanwezig is, daalt de kostprijs voor de gebruikers en de private actoren die deze infrastructuur voorzien. Daarom moet de werkgroep infrastructuur bij het beslissen over laad- en tanklocaties de cost of ownership mee in rekening nemen die verschillend is voor verschillende soorten gebruikers. Het opladen van elektrische voertuigen gebeurt in de toekomst het best op strategische locaties waar men slim en snel kan laden, gekoppeld aan de uitbouw van slimme elektriciteitsnetten. De MORA en SERV menen dat hierbij rekening moet worden gehouden met de toekomstige generatie BEV s met een grotere reikwijdte en dus een ander laadgedrag tot gevolg, bijvoorbeeld snel in plaats van traag laden op publieke domeinen. 40 Schelle, Deinze, Bilzen, Schoten, Diksmuide, De Panne. De gemeente Edegem stelt zelfs een elektrisch voertuig ter beschikking. 18

Onder meer voor bedrijfswagens en milieuvriendelijke stadsdistributie is er volgens de raden absoluut nood aan meer laad- en tankinfrastructuur op werklocaties en bedrijventerreinen. Van 2009 tot 2011 liep een call voor een ecologiepremie voor het plaatsen van laadpalen. Een deel van de voorziene projecten loopt nog tot 2015, een ander deel tot 2016. Het is nog niet duidelijk welk aandeel er tegen het einde van de voorziene periode geplaatst zal zijn, onder meer omwille van de nog beperkte vraag naar publieke en semipublieke laadinfrastructuur. De MORA en SERV menen dat een goede combinatie van financiële en niet-financiële incentives kan zorgen voor snelle investeringen in infrastructuur op deze plaatsen. Investeringen in laad- en tankinfrastructuur op publieke domeinen van de Vlaamse, provinciale en lokale overheden, zoals stelplaatsen van De Lijn, kunnen volgens de MORA en SERV eveneens snelle winsten opleveren. In de beleidsnota van minister van Mobiliteit Ben Weyts staat dat laadinfrastructuur zal voorzien worden bij het uitschrijven van nieuwe concessies voor onder meer snelwegparkings ( nevenbedrijven ), wat zowel voor zakelijke rijders als particulieren nuttig is. Het stimuleren van de huidige concessiehouders om laadpalen te voorzien op hun in concessie gegeven domein moet onderzocht worden. De raden menen echter dat deze maatregel breder kan worden toegepast. Naast snelweg- en P+R-parkings kunnen ook nieuw opgerichte bedrijvenparken, sportstadia, detailhandelszones aangemoedigd worden om laadinfrastructuur te voorzien. Ten slotte zijn volgens de MORA en SERV ook multimodale knooppunten belangrijke infrastructuurlocaties. Op deze manier kan de Vlaamse overheid mensen in weinig verstedelijkte gebieden aanmoedigen om bijvoorbeeld voortrajecten van 10 à 15 km met milieuvriendelijke voertuigen af te leggen en de rest van hun traject met de trein of een andere vorm van openbaar vervoer. 5 Transparante monitoring als basis voor beleid Voor de MORA en SERV is het noodzakelijk dat het beleid ter vergroening van het voertuigenpark gebaseerd is op een transparante nulmeting en monitoring zodat alle stakeholders, ook na 2020, de vooruitgang inzake de vergroening van het Vlaamse voertuigenpark kunnen inschatten. Dit kan een dynamiek geven aan het totale project. De samenstelling van de in de conceptnota opgenomen werkgroepen verdient volgens de raden voldoende aandacht. Hoe zullen deze verschillende werkgroepen worden samengesteld? Zowel industriële spelers als het maatschappelijke- en mobiliteitsmiddenveld zijn vragende partij om betrokken te worden. In de conceptnota worden tegen 2020 een aantal numerieke doelstellingen geformuleerd. De conceptnota stelt dat de voorziene acties tussen 2015 en 2020 zullen zorgen voor een vliegwieleffect. De conceptnota stelt: In een ideale situatie versterken zij op termijn mekaar zodat door het nodige volume een mature markt ontstaat. Voor de raden is het onduidelijk waarom op basis van deze numerieke doelstellingen precies in 2020 een mature markt voor milieuvriendelijke brandstoffen en voertuigen zal ontstaan zijn. Meer uitleg bij de becijferde en voorgestelde doelstellingen is gewenst. Daarnaast vragen de MORA en SERV om zo snel mogelijk de in de conceptnota vermelde dringende acties te identificeren, in overeenstemming met beschikbare budgetten en timing. 19

Voor de kortetermijnacties is het cruciaal om snel een zicht te krijgen op de beoogde maatregelen en doelstellingen. 6 Aandacht voor goederenvervoer De Europese richtlijn Clean power for transport vermeldt bepaalde opportuniteiten voor de vergroening van goederenvervoer. In de Vlaamse conceptnota worden deze grotendeels achterwege gelaten. De MORA en SERV begrijpen dat het Vlaamse actieplan gebaat is bij specifieke keuzes maar meent dat er in het Vlaamse beleid voldoende aandacht moet gaan naar de vergroeningsmogelijkheden op vlak van binnenvaart en wegvervoer van goederen. Binnenvaart Hoewel de Europese richtlijn walstroom voor de binnenvaart vermeldt als ideaal alternatief voor fossiele brandstoffen en de lidstaten, valt deze gebruikersgroep in de conceptnota onder de noemer nichevloten. De acties die bij deze werkgroep beschreven worden, zijn evenwel heel divers. De MORA en SERV stellen voor om binnenvaart onder te brengen bij een aparte werkgroep zodat een aantal faciliterende maatregelen voor deze groep spoedig en efficiënt geïmplementeerd kunnen worden. Naast een focus op walstroom biedt ook LNG vergroeningsmogelijkheden voor de scheepvaart. Volgens de raden kan het uittekenen van een Vlaams wettelijk kader op korte termijn het gebruik van LNG voor de scheepvaart faciliteren. Een duidelijk wetgevend kader kan immers de noodzakelijke zekerheid creëren en de ontwikkeling van de markt stimuleren. Wegvervoer Het toepassingsgebied van het advies van de raden slaat bewust niet op zware vrachtwagens omdat zij geconfronteerd worden met andere wetmatigheden ten overstaan van andere gebruikersgroepen. Wel rondt het Vlaams Instituut voor de Logistiek (VIL) momenteel een project af waarin zij de mogelijkheden voor de vergroening van wegvervoer van goederen in de praktijk heeft onderzocht. Dit project werd uitgevoerd in samenwerking met twaalf bedrijven en de steden Gent en Antwerpen. Met het project Powering Logistics 2020, opgestart in 2014, maakt het Vlaams Instituut voor de Logistiek duidelijk welke alternatieve brandstoffen binnen de sector van het goederenvervoer over de weg economisch en operationeel verantwoord inzetbaar zijn en onder welke randvoorwaarden. De uitgevoerde acties in dit project waren onder meer analyses per type brandstof gekoppeld aan specifieke transporttoepassingen, de ontwikkeling van een vernieuwd rekenmodel waarmee concrete businesscases werden onderzocht en het in de praktijk testen van een aantal alternatief aangedreven vrachtwagens in relevante toepassingsgebieden. De MORA en SERV menen dat de resultaten en eindbeschouwingen van dit project een waardevolle opstap kunnen zijn om verder te werken aan de vergroening van het logistieke wegvervoer in Vlaanderen en adviseren om hier uitgebreid over te communiceren met de betrokken stakeholders. 20