Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011

Vergelijkbare documenten
Bouwproductie 15 procent lager in komende twee jaar

Crisis en herstel in de bouwsector

TNO Bouwprognoses SAMENVATTING op basis van de CPB decemberraming 2011

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2012

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid

Bouwprognoses Bouwkennis Businessclub 2 november 2017 Dr Walter J.J. Manshanden Olaf Koops

Verschuiving van grootschalige nieuwbouw in buitengebied naar kleinschalige (her-) bouw in bestaande situatie;

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid

Trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche

Monitor Bouwketen. Voorjaar Marien Vrolijk

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2016

Volumeontwikkeling van de toegevoegde waarde in de bouw en het overige bedrijfsleven in (jaar-op-jaarmutaties in procenten)

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2018

Monitor Bouwketen. Daan Holtackers

Monitor Bouwketen. Najaar Marien Vrolijk

Monitor Bouwketen. Najaar Jerzy Straatmeijer

Monitor Bouwketen. Daan Holtackers

bouw sectormonitor november 2011

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie krimpt 4,5 procent in eerste kwartaal 2009

M Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2010 en 2011

Samenvatting UWV Arbeidsmarktprognose Met een doorkijk naar 2018

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral opwaartse bijstelling overheidsconsumptie. Kwartaal-op-kwartaalgroei 0,6 procent

economisch instituut voor de bouw trends en ontwikkelingen in de afbouwbranche

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 2,9 procent in Economische groei vierde kwartaal 2,7 procent

Overheid en economie

Bouwproductie & prognoses. BouwKennis BusinessClub Jacco Ridderhof - 4 maart 2015

Kennissessie Marktkansen 2011 en verder start om uur

Marktstudie AFNL. Vooruitzichten : samenvatting

Macro-economische Ontwikkelingen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Voorjaarsprognoses : Europees herstel houdt aan ondanks nieuwe risico's

Macro-economische Ontwikkelingen

4.1 Ontwikkeling van de bouwmarkt

Marktontwikkelingen varkenssector

Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2010 en 2011

Zzp er: werknemer nieuwe stijl

Persconferentie: De Nederlandse conjunctuur in 2008, d.d. 13 februari 2009.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei valt terug

Vooruitzichten voor de bouw in Nederland en Europa

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Visie op de Nederlandse economie in 2014

2009 uitzonderlijk slecht economisch jaar voor Nederland

Minder starters in 2016

Bouwproductie pas in 2017 naar nieuwe top

Winstgroei en buffers ondersteunen investerings herstel

Noord-Holland heeft hoogste startersquote

Monitor bouwketen. Voorjaar 2019

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie groeit 3,5 procent in Economische groei vierde kwartaal liefst 4,4 procent

De bouw in Vier kwantitatieve scenario s

Monitor Bouwketen. Daan Holtackers Ad Grootenboer

Visie op Architecten- en Ingenieursbureaus Update 2014

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 0,7 procent gekrompen

jul/09 mei/09 jun/09 sep/09 sep/08 jan/09 feb/09 mrt/09 jun/09 aug/09 sep/09 aug/09

Persbericht. Economie groeit niet in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Net geen recessie.

Woningmarkt en bouwproductie in de nieuwe kabinetsperiode

Regionaal-Economische Barometer

Woningmarkt landelijk 2018 (KW3)

Datum : 2 april 2002 Aan : De Minister van Economische Zaken

Toekomstperspectieven sloop- en asbestverwijderingsbranche

CPB Achtergronddocument

De Amsterdamse woningmarkt: voorzichtige stabilisatie

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

Dienstensector houdt vertrouwen

Monitor Bouwketen. Voorjaar 2017

Monitor Bouwketen. Daan Holtackers

CPB Notitie. Economierapportage maart De wereldeconomie. Datum : 27 maart 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken

Flashraming CBS: export zorgt voor economische groei

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2012 en 2013

Persbericht. Economie verder gekrompen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Uitvoer blijft groeien. Minder investeringen

Datum : 3 juli 2003 Aan : De Minister van Economische Zaken

HAAGSE MONITOR RECESSIECIJFERS januari 2010

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Conjunctuur - nulgroei in 2015

Beweging op de woningmarkt:

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Meer doden onder fietsers, minder onder motorrijders. Meeste verkeersdoden onder twintigers

Hoofdstuk 14 Conjunctuur

Koopsom per maand, Nederland

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Bijna 30% van de starters stopt na het eerste jaar Met name cafetaria s en restaurants worden na één jaar weer opgeheven

Seizoeninvloeden in de WW

Tweede Kamer der Staten-Generaal

bouw sectormonitor maart 2012

Aantal werklozen in december toegenomen

Prinsjesdag Stand van zaken MKB. Rabobank Nederland, september 2014

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economie 1,1 procent gekrompen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Werkloosheid in juli verder gedaald

Sprekende Cijfers Woningmarkten. Rogier Weck Researcher

Persbericht. Economie groeit 0,9 procent in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Kwartaal-op-kwartaalgroei aangetrokken

Het auteursrecht voor de inhoud berust geheel bij de Stichting Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid. Overnemen van de inhoud (of delen

Barneveld en de Recessie

Pas na 2011 herstelt de bouwproductie

Crisismonitor Drechtsteden

KWARTAALMONITOR JULI Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

Macro-economische Ontwikkelingen

Transcriptie:

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011

Het auteursrecht voor de inhoud berust geheel bij de Stichting Economisch Instituut voor de Bouw. Overnemen van de inhoud (of delen daarvan) is uitsluitend toegestaan met schriftelijke toestemming van het EIB. Het is geoorloofd gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen en dergelijke, mits daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld. Januari 2011

Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011

Inhoudsopgave Algemeen beeld 7 Samenvatting 11 1 Inleiding 27 1.1 Algemeen 27 1.2 Achtergronden 29 1.3 Indeling van het rapport 33 2 Woningbouw 35 2.1 Algemeen beeld 35 2.2 Recente ontwikkelingen op de woningmarkt 37 2.3 Doorwerking naar de bouwproductie 39 2.4 Nieuwbouw van woningen 40 2.5 Herstel en verbouw 46 2.6 Demografie en woningbehoefte 46 2.7 Regionale verdeling 47 3 Utiliteitsbouw 51 3.1 Algemeen beeld 51 3.2 Gebouwtypen 54 3.3 Gemiddeld bouwvolume per vergunning en m 2 63 3.4 Regionale verdeling 65 4 Onderhoud van gebouwen 67 4.1 Algemeen beeld 67 4.2 De onderhoudsmarkt in detail 67 4.3 De onderhoudsmarkt op korte en middellange termijn 71 4.4 De onderhoudsmarkt per provincie 73 5 Grond-, water- en wegenbouw 75 5.1 Algemeen beeld 75 5.2 Ontwikkelingen in de gww 77 5.3 Rijk 79 5.4 Lagere overheden 84 5.5 Bedrijven 88 5.6 Onderhoud 90 5.7 Regionale gww-productie 92 5.8 Deelmarkten 93 6 Werkgelegenheid 95 6.1 Werkgelegenheidsontwikkeling 2009-2010 95 6.2 Werkgelegenheid in 2011-2016 97 6.3 Werkgelegenheid in sectoren van de bouw 99 EIB-publicaties 101 5

6

Algemeen beeld De Nederlandse bouw heeft twee historisch gezien zeer zware jaren achter de rug. De productie is in deze periode cumulatief met 15% teruggelopen, er zijn ruim 2.000 bouwbedrijven failliet gegaan en de werkgelegenheid is stevig teruggelopen. De productieontwikkeling sluit goed aan bij de ramingen die het EIB vanaf het voorjaar van 2009 heeft opgesteld. Vorig jaar is de raming bij de verwachtingen wel in positieve zin aangepast en werd rekening gehouden met een volumeverlies van 7½% in 2010. In de loop van het jaar werd echter al snel duidelijk dat de eerdere ramingen die rekening hielden met ongeveer 10% krimp dichter bij de realiteit lagen. Het is nog te vroeg om vast te stellen of de effecten van de maatregelen zijn overschat of dat de onderliggende trend toch nog negatiever was dan verondersteld. Tegen de achtergrond van de productieontwikkeling is de daling van de totale werkgelegenheid met naar verwachting ruim 40.000 arbeidsjaren iets gematigder uitgevallen dan verwacht. Meest opvallend is hier echter de relatief beperkte daling van de werkgelegenheid onder werknemers. Op basis van voorlopige cijfers komt het verlies van werkgelegenheid onder werknemers in 2009 en 2010 tezamen uit op 20.000 arbeidsjaren in de totale bouwnijverheid. Het werkgelegenheidsverlies lijkt dan ook relatief sterk te zijn neergeslagen in de flexibele schil van zzp ers en nog meer van uitzendkrachten. De schaarse cijfers over de ontwikkeling van het arbeidsvolume van zelfstandigen maakt dat het beeld over 2010 echter nog steeds deels op schattingen moet worden gebaseerd, zodat voorzichtigheid is geboden bij het trekken van definitieve conclusies op dit punt. De vooruitzichten voor de korte termijn stemmen tot enig optimisme. Na twee jaar van malaise, lijkt de bodem namelijk eindelijk bereikt voor de Nederlandse bouw. Waaruit kunnen we afleiden dat de bodem is bereikt? Ten eerste is de seizoensgecorrigeerde productie van de totale bouwnijverheid in het derde kwartaal van 2010 gestabiliseerd. Dat is voor het eerst na zes kwartalen van krimp. Ook voorlopende indicatoren wijzen in de richting van herstel. Dit is het duidelijkst zichtbaar bij de woningmarkt. De orderportefeuilles bij de architecten zitten al twee achtereenvolgende kwartalen in de lift, de orderportefeuilles bij de bouwbedrijven trekken recent licht aan, de woningbouwvergunningen vanuit marktpartijen trekken aan en de woningverkopen zijn ook duidelijk gestegen in het afgelopen jaar. Voor 2011 wordt dan ook weer groei voorzien van de woningbouwproductie. De nieuwbouw van woningen kan met 5% groeien en de groei van herstel en verbouw blijft hier maar weinig bij achter. Het herstel op de renovatiemarkt wordt daarbij ondersteund door de verlaging van de btw die het kabinet heeft doorgevoerd. In aantallen kan het aantal opleveringen ook weer toenemen: van 56.000 nieuwe woningen vorig jaar naar 64.000 in 2011. Het cijfer van 2010 wordt echter door statistische vertekening neerwaarts beïnvloed. Gecorrigeerd voor registratie-effecten zou het aantal opgeleverde woningen in 2010 zijn uitgekomen op ongeveer 62.000, zodat de groei naar 64.000 woningen in 2011 als een bescheiden herstel moet worden opgevat. Dit is in het algemeen het beeld van de woningmarkt in 2011: een beweging in de goede richting, maar 7

vanaf een zeer laag niveau. De woningproductie is in 2011 dan ook nog onvoldoende om aan de demografisch bepaalde uitbreidingsvraag te voldoen. De markt zal dan geleidelijk verkrappen, wat de prijzen op de markt kan ondersteunen. Op middellange termijn kan de woningbouwproductie weer de aansluiting vinden bij de meer trendmatige vraag en in de periode 2012-2015 kan de productie zelfs tijdelijk wat hogere groeicijfers bereiken als gevolg van inhaalvraag. Het gaat hier om de vraaguitval tijdens de crisis, die in deze jaren alsnog gerealiseerd wordt. De groei wordt aan de andere kant gedrukt door twee factoren. De eerste is de in de tijd afnemende groei van het aantal huishoudens als gevolg van demografische factoren. De tweede factor is de teruglopende investeringscapaciteit van de corporaties. In feite is het ambitieniveau dat de corporaties hebben ontwikkeld in de jaren voor de crisis, op termijn niet goed vol te houden. De bedrijfseconomische verliezen die worden geleden op nieuwbouw van sociale huurwoningen zijn groot en het beleid van inflatievolgend huurbeleid biedt hiervoor geen tegenwicht. De corporaties zullen hun inspanningen dan ook moeten temporiseren en het verloop van de vergunningverlening in 2010 biedt een duidelijke aanwijzing dat dit proces inmiddels is ingezet. Ook op middellange termijn is in de ramingen rekening gehouden met een productieniveau vanuit de corporaties dat niet meer terugkeert op het niveau van voor de crisis. Bij de utiliteitsbouw is het beeld ongunstiger dan bij de woningbouw. In 2011 daalt de productie naar verwachting nog eens met 2½%, nadat de productie al met bijna een kwart is gedaald tijdens de crisisjaren. In de utiliteitsbouw is het vooral de kantorensector waar de problemen groot zijn en de komende jaren de groei blijven drukken. We zullen eerst een periode van herstructurering en sloop tegemoet gaan alvorens de markt weer meer in evenwicht komt. Ook daarna moet echter rekening worden gehouden met het ontstaan van een vervangingsmarkt, nu de werkgelegenheidsmotor op termijn niet meer de rol kan spelen die het in de afgelopen twee decennia speelde. Groeipotentieel is er wel bij de overige gebouwen voor de markt en bij de zorg, zodat de totale utiliteitsbouw op middellange termijn toch nog een beheerste groei kan realiseren. Het productieniveau in de utiliteitssector blijft daarbij ook in 2016 echter nog duidelijk achter bij het niveau dat voor de crisis werd gerealiseerd. De grond-, water- en wegenbouwsector heeft na een stevige groei in 2009 een duidelijke terugslag moeten verwerken in 2010. Toch kan worden geconstateerd dat deze sector, zoals verwacht, goeddeels ongeschonden door de crisis is gekomen. Negatieve uitzondering op het algemene beeld is het werk in samenhang met locatieontwikkeling. De komende jaren wordt in dit segment echter weer stevige groei verwacht, in samenhang met de opleving op vooral de woningmarkt. Hierbuiten zal het beeld weinig dynamisch zijn, maar een stabilisatie vanuit een goed productieniveau is geen slecht resultaat. De bouwarbeidsmarkt volgt de ontwikkelingen vanuit de productie altijd met zekere vertraging. In 2011 zal de groei zich vertalen in productiviteitsherstel en in 2012 zal de groei nog relatief sterk geconcentreerd zijn bij flexibele vormen van arbeid. In de periode daarna zal de werkgelegenheid van werknemers weer behoorlijk kunnen groeien en zullen discussies over voldoende opleiden en tekorten in de personeelsvoorziening weer kunnen gaan spelen. 8

Vanuit het overheidsbeleid is een aantal crisismaatregelen genomen om de terugval voor de bouwsector te beperken. Wij hebben in een vroeg stadium aandacht gevraagd voor garanties voor woningbouwprojecten en voor een btw-verlaging op groot onderhoud. De steun voor nieuwbouwprojecten is er gekomen, maar niet via het instrument van de garantie. Voor de btw-verlaging leek lange tijd geen steun, maar deze is er uiteindelijk dan toch gekomen. Dit is een goede maatregel, waarvan het wenselijk zou kunnen zijn deze nog enigszins te verlengen tot bijvoorbeeld eind 2011. Daarmee is de tijd van crisismaatregelen dan waarschijnlijk wel voorbij. Belangrijk is nu het structurele overheidsbeleid in de komende jaren. Ten eerste zijn er de ombuigingen. Die raken de bouwsector uiteraard in ongunstige zin. Dit loopt via de koopkracht van de burgers en via de directe budgetten van met name de lagere overheden. Het beeld voor de koopkracht is dan wel niet gunstig, maar het kabinetsbeleid zou nog wel neerkomen op koopkrachtbehoud voor de werkende bevolking. De budgetten van de lagere overheden baren meer zorg. Vooral de utiliteitssector zal last hebben van de bezuinigingen. Van sporthallen tot bibliotheken en van gebouwen voor de cultuursector tot stadsdeelkantoren zal het mes er ongetwijfeld in gaan. Naast overheidsbeleid dat groeiherstel in de weg zit, kan de overheid ook beleid voeren dat de groeidynamiek van de Nederlands bouw versterkt. Zonder uitputtend te zijn, kunnen vier kansen worden genoemd die geen beslag op publieke middelen leggen. De eerste kans ligt bij de hypotheekmarkt. De renteopslagen zijn hier ongebruikelijk hoog en de condities voor de omvang van de hypotheekverstrekking zijn onnodig restrictief. Het heeft er alle schijn van dat de paniek rond de kredietcrisis het inhoudelijk zicht op verschillende type risico s heeft vertroebeld. De risico s op de Nederlandse hypotheekmarkt zijn bijzonder klein. Zelfs tijdens de grote recessie van 2009 beliep het aantal gedwongen verkopen niet meer dan 2.250 woningen, op een totaal aantal woninghypotheken van enkele miljoenen. Inmiddels is het aantal gedwongen verkopen zelfs al weer dalende. De overheid heeft de sleutel in handen om de concurrentie op de hypotheekmarkt weer op gang te brengen en onnodige restricties voor kopers op de markt uit de weg te ruimen. De effecten van lagere rentes en ruimere kredietmogelijkheden op de hypotheekmarkt zijn van groot gewicht voor de vraag op de woningmarkt. De tweede kans ligt bij de organisatie van de herstructurering van de kantorenvoorraad. Nieuw aantrekkelijk marktaanbod mogelijk blijven maken, coördineren en faciliteren van de herstructurering op goede locaties en sloop afdwingen bij de uitzichtloze leegstand. De derde kans ligt bij het wegonderhoud van de gemeenten. Het is al lange tijd bekend dat een betere spreiding van het wegonderhoud gedurende het jaar aanzienlijke kostenbesparingen kan opleveren. Dat voorkomt snijden in de kwaliteit van onderhoud en levert budgettaire winst die (elders) in investeringen kan worden omgezet. Tenslotte liggen kansen bij een rationelere benadering van ruimtelijke ordening en regelgeving. De stapeling van eisen, wensen en procedures heeft een situatie doen ontstaan, waarbij de kosten in veel gevallen niet meer in een 9

gezonde relatie staan tot de maatschappelijke voordelen die ermee worden bereikt. Nu de financiële nood aan de man komt, is er meer kans dat hier nu meters kunnen worden gemaakt. Kortom, een overheid die de dynamiek van de Nederlandse bouwsector wil versterken heeft mogelijkheden genoeg en de maatregelen hoeven bovendien geen wissel te trekken op de overheidsbudgetten. 10

Samenvatting De bouwproductie in het afgelopen jaar Nadat de wereldwijde recessie in het derde kwartaal van 2008 intrad en halverwege 2009 het dieptepunt werd bereikt, was afgelopen jaar vooral het jaar van herstel van de economie. De Nederlandse economie groeide met naar verwachting 1¾%. De bouwproductie bleef aanvankelijk nog overeind, maar gedurende 2009 kreeg de bouw steeds sterker te maken met vraaguitval als gevolg van de recessie. De trage reactie van de bouwproductie is gebruikelijk in perioden met conjuncturele schommelingen. Weliswaar daalde de vraag naar woningen en bedrijfsgebouwen vrij abrupt, maar door de lange doorlooptijden en voorraad aan gestarte projecten kreeg de bouw gaandeweg het jaar meer met productiedalingen te maken. In 2010 werd de bouw nog sterker geraakt, terwijl de economie in Nederland al een herstel liet zien (zie figuur 1). Het overige bedrijfsleven toonde in het eerste kwartaal van 2010 voor het eerst weer een voorzichtige groei, die zich in het tweede kwartaal stevig versterkte. De bouw liet in het eerste kwartaal juist een forse daling van de toegevoegde waarde zien van maar liefst 16% ten opzichte van het eerste kwartaal in 2009. Ook in het tweede en derde kwartaal daalde de toegevoegde waarde met respectievelijk 10% en 8%. Eind 2010 lijkt de productie te zijn gestabiliseerd. De bouwproductie daalde in 2010 met 10% naar een niveau van 54,1 miljard (in prijzen 2009), waarbij alle onderdelen van de bouw door een daling werden getroffen. Vanaf een topniveau in 2008 daalde de bouwproductie in 2009 en 2010 in totaal met ruim 15%. Het sterkst werd de nieuwbouw getroffen. De nieuwbouwproductie van woningen daalde in deze periode in totaal met ruim 25% en die van utiliteitsgebouwen met bijna 25%. Ook de herstel- en verbouwactiviteiten daalden in beide jaren stevig: in de woning- en utiliteitsbouw daalden deze activiteiten met rond de 15%. Het onderhoud, dat doorgaans een gematigde trendmatige groei toont, kromp licht. Het is de b&u, die het sterkst door de recessie is getroffen. De gww-productie daalde in de gehele periode, na aanvankelijk een groei in 2009, met ongeveer 2½%. De versnelling en intensivering van projecten in opdracht van het Rijk konden niet voorkomen dat de gww-productie daalde, met name door de lagere nieuwbouwactiviteiten in de b&u. De bouw in 2011 In navolging van het herstel van de Nederlandse economie zal de bouw in 2011 licht herstellen. De totale bouwproductie groeit in 2011 naar verwachting met 1%. Deze groei wordt voornamelijk gedragen door het herstel in de woningbouw. Ook het onderhoud van gebouwen neemt in 2011 weer toe. In de utiliteitsbouw en de gww zal het herstel pas gedurende het jaar aanvangen, waardoor over het gehele jaar gemeten nog wel sprake is van een daling van de productie. In tabel 1 worden de belangrijkste uitkomsten van de ramingen samengevat. 11

Figuur 1 Volumeontwikkeling van de toegevoegde waarde in de bouw en het overige bedrijfsleven in 2008-2010, in procenten Bron: CBS, EIB Verschillende indicatoren wijzen op een herstel vanaf begin 2011 van de woningbouw. De woningbouwproductie neemt in 2011 met 5% toe. Dit geldt zowel voor de nieuwbouw als voor de herstel en verbouw. Het aantal voltooide woningen neemt naar verwachting toe van 56.000 woningen in 2010 tot 64.000 woningen in 2011. Een groot deel van deze toename bestaat uit een administratieve verschuiving. In het kader van de woningbouwafspraken 2005-2010 zijn BLS-subsidies toegekend aan regio s voor nieuw te bouwen woningen, die uiterlijk in 2009 moesten zijn gereed gemeld. Dit zorgde voor een hoog aantal gereedmeldingen eind 2009 en een terugval in gereedmeldingen in het begin van 2010. Gecorrigeerd voor deze verschuiving neemt het aantal voltooide woningen in 2011 toe met 2.000, wat meer in lijn ligt met het productiebeeld. In de utiliteitsbouw zwakt de productiedaling sterk af. Aanvankelijk neemt de productie nog verder af, maar gedurende 2011 zal ook hier herstel optreden. Opdrachtgevers in de bedrijvensector zullen eerst hun afzetverlies willen terugwinnen en de winstmarges verbeteren alvorens zij tot nieuwe investeringen in bedrijfsgebouwen besluiten. De totale utiliteitsbouwproductie neemt met 2½% af, waarbij de nieuwbouw iets sterker daalt dan de herstel en verbouw. De groei van het onderhoud van gebouwen trekt weer aan met 1½%. Het onderhoud van woningen blijft ondanks de tijdelijke btw-verlaging voor werkzaamheden beperkt tot 1%. Het onderhoud van utiliteitsgebouwen groeit met 2%. Voor beide categorieën ligt de groei onder de gebruikelijke structurele groei van het onderhoud. 12

Voor de gww wordt in 2011 een daling van de productie van zowel de nieuwbouw als het onderhoud met 1% verwacht. Weliswaar trekt de nieuwbouwproductie vanuit de b&u weer aan, maar de slechte budgettaire vooruitzichten van vooral gemeenten zullen leiden tot een sterke terughoudendheid met investeren. Het zijn de gemeenten die in 2011 hun gww-investeringen sterk terugschroeven, terwijl het Rijk en in beperkte mate de bedrijven hun investeringen juist laten toenemen. Tabel 1 Bouwproductie 1 per sector, 2009-2016 Miljoen Jaarlijkse veranderingen 3 (%) 2009 2 2010 3 2010 2011 2012 2016 4 Woningbouw - nieuwbouw 13.271 11.075-16½ 5 7½ 3 - herstel en verbouw 7.073 6.575-7 5 3½ 2½ Utiliteitsbouw - nieuwbouw 9.437 7.825-17 -2½ 2½ 2 - herstel en verbouw 4.753 4.400-7½ -2 2 2 Onderhoud gebouwen 9.199 9.100-1 1½ 2 2 Gww - nieuwbouw 7.797 7.125-8½ -1 1 1½ - onderhoud 5.949 5.650-5 -1 0 ½ Externe onderaanneming 2.581 2.350-9 2 3½ 2½ Totaal bouw 60.060 54.100-10 1 3½ 2 1 Exclusief interne leveringen, machines, overige investeringen, saldo uitvoer diensten en handelsmarges; basis Nationale rekeningen; bedragen in prijzen 2009, excl. btw 2 EIB-bewerking van voorlopige CBS-cijfers 3 Raming 4 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016 Bron: CBS, EIB De bouw in 2012 Het herstel van de bouw zal in 2012 aan kracht winnen en over de gehele linie doorzetten. De totale bouwproductie groeit in 2012 met 3½%. De nieuwbouw van woningen neemt met 7½% toe, waarbij het aantal voltooide woningen oploopt tot 68.000. De herstel en verbouw van woningen blijft met 3½% in groei achter bij de nieuwbouw. Dit is deels het gevolg van het aflopen 13

van de tijdelijke verlaging van het btw-tarief op bouwwerkzaamheden aan bestaande woningen, die vooral een opstuwend effect had op de productie in 2011. Ook in de utiliteitsbouw is in 2012 sprake van herstel met een groei van 2½%. Deze groei is in lijn met de economische groei bescheiden en wordt bovendien geremd door de overcapaciteit op de kantorenmarkt en de druk op de budgetsectoren om te bezuinigen. Het onderhoud aan woningen en utiliteitsgebouwen loopt iets op tot gemiddeld 2%. De gww-productie zal in 2012 een zeer bescheiden groei van een ½% laten zien. Zowel bij bedrijven als lagere overheden nemen de gww-investeringen weer toe, terwijl de investeringen van het Rijk door het aflopen van de stimuleringsmaatregelen juist teruglopen. Bij de gemeenten worden de ontwikkelingen enerzijds bepaald door meer activiteit bij het bouw- en woonrijp maken van nieuwbouwlocaties en anderzijds door verdergaande bezuinigingen. Het onderhoud in de gww stabiliseert in 2012. Vooruitzichten voor de periode 2013-2016 Na 2012 zal het herstel zich in alle onderdelen van de bouw doorzetten. In de periode 2013-2016 zal de bouwproductie terugkeren naar de meer gebruikelijke niveaus die passen bij de demografische ontwikkeling. Aanvankelijk zal ook een deel van de vraaguitval in de jaren 2009 en 2010 worden ingehaald, waarna aan het eind van de periode door het wegvallen van deze extra vraag de bouwproductie licht zal krimpen. De woningbouw toont op middellange termijn nog steeds de meeste dynamiek. De nieuwbouwproductie van woningen neemt met gemiddelde 3% toe. Het aantal voltooide woningen loopt geleidelijk op tot 75.000 woningen in 2015, om hierna weer af te nemen. Hiermee is de achterstand ten opzichte van de trendmatige uitbreidings- en vervangingsvraag ingelopen. De herstel en verbouw van woningen neemt in deze periode met gemiddeld 2½% toe. De utiliteitsbouw laat in deze periode gemiddeld slechts een voor een herstelperiode bescheiden groei zien. Zowel de nieuwbouw als de herstel en verbouw van utiliteitsgebouwen groeien gemiddeld met 2%. Het zijn vooral de marktsectoren en de zorg die meer in gebouwen investeren. De vraag vanuit budgetsectoren neemt als totaal op middellange termijn af onder invloed van de bezuinigingen bij het Rijk en andere overheden. Bij het onderhoud van gebouwen is sprake van een terugkeer naar de trendmatige ontwikkeling. De gww groeit op middellange termijn met gemiddeld 1% per jaar. De nieuwbouw ontwikkelt zich iets gunstiger dan het onderhoud. De belangrijkste bijdrage aan de groei wordt geleverd door de lagere overheden en bedrijven. De opdrachten van het Rijk nemen met gemiddeld 1% per jaar af. In de periode 2013-2016 zal de totale bouwproductie met gemiddeld 2% groeien en hiermee zal in 2016 naar verwachting een productieniveau worden bereikt van 61,5 miljard. Daarmee ligt de productie in 2016 dan nog wel 2,3 miljard onder het niveau van het topjaar 2008. Het is vooral de utiliteitsbouw die hier met bijna 15% onder blijft. De productiecijfers voor de verschillende jaren zijn in niveaus (in constante prijzen) weergegeven in tabel 2. 14

Orderportefeuilles in de bouw De maandelijkse conjunctuurenquête die het EIB onder bouwbedrijven uitvoert, liet in september 2008 een historisch nog niet eerder vertoonde scherpe daling zien in de orderportefeuilles van zowel de woning- als de utiliteitsbouw. Deze daling zette zich hierna voort tot begin 2010. In februari bereikten de orderportefeuilles in de woningbouw het dieptepunt met een daling van 3,6 maanden ten opzichte van augustus 2008 ofwel een daling van bijna 40%. De orderportefeuille in de utiliteitsbouw bereikte een maand later het dieptepunt met een daling van 3 maanden ofwel ruim 35%.Vanaf het dieptepunt tot aan november 2010 zijn de orderportefeuilles in de woningbouw bescheiden toegenomen met 0,4 maanden, terwijl die van de utiliteitsbouw na een aanvankelijke opleving weer op dit niveau terugveerde. De orderportefeuilles van de gww laten een veel geringere terugloop zien dan die in de b&u. De gerealiseerde productiestijging in 2009 en productiedaling in 2010 vertaalden zich echter niet in een vergelijkbare ontwikkeling van de orderportefeuilles in de gww. Vooruitzichten voor de woningbouw In de jaren 2009 en 2010 werd de woningbouw bepaald door de sterke conjuncturele invloed van de recessie. De structurele uitbreidings- en vervangingsbehoefte speelde op dat moment een ondergeschikte rol. Door inkomens- en baanonzekerheid, hogere hypotheekrentes, anticipatie-effecten op huizenprijsdalingen en kredietbeperkingen is de vraag op de koopmarkt sterk teruggelopen. Hierin was de woningmarkt niet uniek, dergelijke grote vraaguitval deed zich ook voor bij andere grote consumptieve bestedingen (denk bijvoorbeeld aan de automarkt). Met de vraaguitval namen de besparingen van huishoudens sterk toe. Zoals doorgaans na een periode met conjuncturele neergang zal ook de woningbouw met het aantrekken van de arbeidsmarkt weer terugkeren naar 15

Tabel 2 Bouwproductie 1 per sector, 2010-2016, mln euro, prijzen 2009 2010 2011 2012 2016 Woningbouw - nieuwbouw 11.075 11.625 12.675 14.275 - herstel en verbouw 6.575 6.900 7.150 7.900 Utiliteitsbouw - nieuwbouw 7.825 7.625 7.825 8.475 - herstel en verbouw 4.400 4.300 4.375 4.725 Onderhoud gebouwen 9.100 9.225 9.400 10.275 Gww - nieuwbouw 7.125 7.050 7.125 7.550 - onderhoud 5.650 5.600 5.600 5.725 Externe onderaanneming 2.350 2.400 2.475 2.725 Totaal bouw 54.100 54.725 56.625 61.650 1 Exclusief interne leveringen, machines, overige investeringen, saldo uitvoer diensten en handelsmarges; basis Nationale rekeningen; bedragen in prijzen 2009, excl. btw Bron: EIB de gebruikelijke niveaus die passen bij de demografische ontwikkeling, waarbij eerst de groei zal worden versterkt door inhaalvraag vanuit uitgestelde bestedingen (ontsparen). In 2010 nam de woningbouwproductie naar verwachting af met 13%, nadat in 2009 deze al met 11½ daalde. De woningbouwproductie kwam in 2010 volgens de meest recente inzichten uit op 17,7 miljard, 23% onder het niveau van 2008. Bij de nieuwbouw was de totale krimp met 27% het sterkst, maar ook de herstel en verbouw werd met een daling van 15% hard getroffen. Het aandeel van de woningbouw in de totale bouwproductie kwam in 2010 uit op 32%. Op basis van voorlopige cijfers zijn er in 2010 naar verwachting 56.000 woningen opgeleverd. Deze terugval in opleveringen is niet geheel toe te schrijven aan minder woningbouwproductie. Het aantal woningen dat in de laatste maanden in 2009 werd gereedgemeld lag 10.000 boven het verwachte aantal voltooide woningen, terwijl in de eerst maanden van 2010 juist sprake was een uitzonderlijk laag aantal gereedmeldingen. Deze ongebruikelijke cijfers laten zich goed verklaren door een inhaalslag en versnellingslag bij de administratieve gereedmelding van de woningen. Bij de woningbouwafspraken 2005-2009 zijn de BLS-subsidies gekoppeld aan de gereedmelding van voltooide woningen. Het recht op de subsidie vervalt als een woning niet voor 2010 is gereed gemeld. 16

Hiervan ging een prikkel uit om administraties op te schonen. Gecorrigeerd voor deze administratieve vertekening zouden in 2009 en 2010 respectievelijk 72.000 en 62.000 woningen zijn gereed gemeld. Dit gecorrigeerde aantal gereedmeldingen past beter bij de ontwikkeling van de productie zoals gerapporteerd door het CBS. De overheid heeft een aantal maatregelen genomen om de woningbouw te stimuleren. Het is op dit moment echter niet goed aan te geven welke impuls deze maatregelen voor de woningbouw hebben opgeleverd. In de loop van dit jaar moet hier meer duidelijkheid over gegeven kunnen worden. Het EIB zal medio dit jaar een studie hier naar afronden. Het dieptepunt in de afgegeven vergunningen lijkt in de eerste helft van 2010 te zijn bereikt. Inmiddels stijgen de vergunningen voor bouwers voor de markt vanaf medio 2010 op maand op maand basis. Op jaarbasis is nog altijd sprake van een daling. Met 62.000 komt het aantal afgegeven bouwvergunningen in 2010 naar verwachting ruim 10.000 woningen lager uit dan in 2009. De sterkste daling deed zich voor bij corporaties. Naast het herstel van de vergunningen in de tweede helft van 2010 voor het marktsegment zijn ook andere tekenen zichtbaar die wijzen op een spoedig aantreden van herstel van de woningbouw. De orderportefeuilles van bouwbedrijven zijn al langere tijd stabiel en lopen recent zelfs iets op. Andere voorlopende indicatoren als de opdrachten aan architecten en het aantal verkopen van nieuwbouwwoningen tonen al enige tijd groei. Ook mag worden verwacht dat de lage rente op de kapitaalmarkt verder zal doorwerken in lagere hypotheekrentes. De dreiging van een beperking van de hypotheekrenteaftrek lijkt door het huidige kabinet in ieder geval tijdelijk te zijn weggenomen. Het gebruikelijke herstel na een periode van conjuncturele productiedaling zal dan ook snel zijn intrede doen. In 2011 neemt het aantal afgegeven bouwvergunningen toe tot 74.000. Het zijn vooral de woningen in opdracht van bouwers voor de markt die aantrekken met het vraagherstel op de woningmarkt. Het aantal vergunningen in opdracht van corporaties blijft hierbij achter omdat de budgetten van corporaties onder druk staan, met name vanwege het inflatievolgend huurbeleid en de boveninflatoire bouwkostenstijging in de afgelopen jaren. Als gevolg hiervan stijgen vooral de vergunningen voor koopwoningen. Onder invloed van de aantrekkende consumentenvraag en inhaalvraag neemt in 2012 het aantal vergunningen verder toe tot 81.000 woningen. Op middellange termijn (2013-2016) daalt het aantal bouwvergunningen na een piek in 2013. Dit komt door het wegvallen van de tijdelijke inhaalvraag en de in de tijd afnemende uitbreidingsbehoefte. Met het aantrekken van het aantal verleende vergunningen is in 2011 en 2012 sprake van een dynamisch herstel van de woningbouwproductie. De sterke toename in afgegeven bouwvergunningen vertaalt zich pas na verloop van tijd door in de nieuwbouwproductie, vanwege de lange doorlooptijd van bouwprojecten. De nieuwbouwproductie neemt in 2011 met 5% en in 2012 met 7½% toe. Op middellange termijn, als de inhaalvraag is weggeëbd, is de groei met gemiddeld 3% gematigder. Het aantal voltooide woningen loopt geleidelijk op van 64.000 in 2011 tot 75.000 in 2015, waarna dit aantal terugzakt tot 73.000 in 2016. Het herstel is sterker voor de bouwers van de markt, omdat daar de inhaalvraag groter is. Dit levert door de hogere bouwkosten per woning in opdracht van de bouwers voor de markt een extra bijdrage aan de productiegroei in deze jaren. In 2016 komt het productievolume in de nieuwbouw uit op 17

14,1 miljard (prijzen 2009), en ligt hiermee vlak onder het niveau van 2008 (zie figuur 2). Bij de herstel en verbouw van woningen spelen dezelfde ontwikkelingen een rol als bij de nieuwbouwproductie, maar het effect hiervan is gematigder. Nadat in 2010 de tijdelijke verlaging van het btw-tarief al een positieve impuls gaf aan de productie, zal de maatregel nog een sterkere impuls in 2011 opleveren. De productie van herstel en verbouw neemt in 2011 met 5% toe, maar door het aflopen van de btw-maatregel blijft de groei in 2012 beperkt tot 3½%. In de periode 2013-2016 trekt de groei van de herstel- en verbouwproductie aan met gemiddeld 2½% per jaar. Figuur 2 Woningbouwproductie, 1999-2016 1, mld euro, prijzen 2009 1 Nationale rekeningen, 2010 t/m 2016 zijn ramingen Bron: CBS, EIB Vooruitzichten voor de utiliteitsbouw Net als de woningbouw werd ook de utiliteitsbouw sterk getroffen door de vraaguitval als gevolg van de wereldwijde conjuncturele neergang. In het begin van 2009 was er nog sprake van veel bedrijvigheid, maar dit werd spoedig anders. Onder invloed van de slechte afzetperspectieven, minder personeel en lagere winstmarges namen de investeringen in bedrijfsgebouwen in rap tempo af. In 2010 versnelde de productiedaling in de utiliteitsbouw tot 14%. De nieuwbouw werd als vanouds het sterkst getroffen en daalde in 2010 met 17%. Alleen de zorggebouwen en de categorie overige gebouwen toonde dat jaar nog een 18

lichte groei. Alle andere gebouwtypen 1 (bedrijfsruimten, logistieke gebouwen, kantoren, winkels en agrarische gebouwen) namen in 2010 af. Bij de herstel en verbouw van bedrijfsgebouwen was de daling beperkt tot 7½%. In 2011 vlakt de productiedaling sterk af, maar zowel de nieuwbouw als de herstel en verbouw zal met rond de 2% nog verder dalen. Alleen de nieuwbouw van kantoren neemt in 2011 onder invloed van de grote overaanbod aan kantoorruimte nog scherper af. Wel is het de verwachting dat met uitzondering van de kantoren gedurende dit jaar het dieptepunt wordt bereikt, waarna ook hier na een totale krimp in drie jaar tijd van de utiliteitsbouwproductie het herstel zal intreden. In lijn met de economie groeit met enige vertraging de utiliteitsbouw vanaf 2012 met een gemiddelde rond de 2% per jaar. Het zijn vooral logistieke gebouwen en bedrijfsruimten die in 2012 sterk groeien. Winkels, agrarische- en onderwijsgebouwen blijven ook in 2012 op het dieptepunt steken. Na 2012 tonen zorggebouwen, bedrijfsruimten en logistieke gebouwen een beperkte doch gestadige groei. De kantorenproductie blijft vanwege de grote overcapaciteit nog jarenlang op een laag niveau, terwijl de productie van overige gebouwen ten behoeve van budgetsectoren op middellange termijn afneemt onder invloed van de bezuinigingen bij het Rijk en andere overheden. Figuur 3 Nieuwbouwproductie utiliteitsgebouwen naar gebouwtype 1, 2008-2016, mln euro, prijzen 2009 1 Op basis van de voortgangstatistieken, 2010 t/m 2016 zijn ramingen Bron: CBS, EIB 1 Voorheen werden in de verwachtingen de nieuwbouwinvesteringen in utiliteitsgebouwen nader onderverdeeld naar sectoren. Gekozen is om voortaan de investeringen nader onder te verdelen naar gebouwtypen (bedrijfsruimten, kantoren, winkels, agrarische gebouwen, logistieke gebouwen, zorggebouwen en overige gebouwen). 19

De totale utiliteitsbouw komt in 2016 uit op een productievolume van 13,2 miljard (prijzen 2009), waarmee het 10% onder het niveau van het topjaar 2008 blijft steken (zie figuur 4). Figuur 4 Utiliteitsbouwproductie, 1999-2016 1, mld euro, prijzen 2009 1 Nationale rekeningen, 2010 t/m 2016 zijn ramingen Bron: CBS, EIB Vooruitzichten voor het onderhoud van gebouwen Het onderhoud van gebouwen is met 17% het kleinste onderdeel van de bouwproductie dat in deze publicatie wordt beschreven. Het zijn vooral de kleine en middelgrote bedrijven die op de onderhoudsmarkt actief zijn. Door de gestaag groeiende gebouwenvoorraad neemt de behoefte aan onderhoud al maar toe, en vormt vanwege de terugkerende aard van het werk ook een markt met beheerste groei. Door de recessie zijn de onderhoudsuitgaven tijdelijk onder druk komen te staan. In 2009 namen de onderhoudsuitgaven niet langer meer toe en in 2010 daalde het productievolume van het onderhoud van gebouwen met 1%. Deels geholpen door de tijdelijke verlaging van de btw voor bouwwerkzaamheden aan woningen ouder dan twee jaar, een maatregel die loopt van 1 oktober 2010 tot 1 juli 2011, trekt het onderhoud van gebouwen in 2011 weer aan. Het onderhoud van woningen neemt dan weer toe met 1%, en die van utiliteitsgebouwen zelfs met 2%. In 2012 neemt het onderhoud van woningen en utiliteitsgebouwen toe met respectievelijk 1½% en 2½%. De groei van het onderhoud van woningen wordt in dat jaar wel enigszins geremd door het wegvallen van 20

het btw-effect. Op middellange termijn zal eerst nog sprake zijn van extra vraag vanwege het inhalen van uitgesteld onderhoud dat in de afgelopen jaren is ontstaan, waarna het onderhoud terugkeert naar het trendmatig groeipad van 1½% voor woningen en 2½% voor utiliteitsgebouwen. In 2016 komt het totale productievolume van het onderhoud van gebouwen uit op 10,3 miljard (prijzen 2009), wat 1,1 miljard hoger is dan het productieniveau in 2008 (zie figuur 5). Figuur 5 Onderhoud en investeringen in de b&u, 2006-2016 Bron: CBS, EIB Vooruitzichten voor de gww De gww laat ondanks de sterke conjuncturele neergang een veel minder scherpe ontwikkeling van de productie zien. Terwijl bij de conjuncturele neergang aan het begin van deze eeuw de gww-productie fors terugliep is dit nu niet het geval. Terwijl de b&u-productie in 2009 met ongeveer 10% terugliep nam de gww-productie zelfs nog toe met 3%. Deze stijging kwam vooral door meer productie voor lagere overheden. Een daling van de gww kon niet lang uitblijven, en in 2010 nam de gww-productie dan ook af met 7%. Deze daling had naast de mindere vraag naar het bouw- en woonrijpmaken van bouwterreinen voor de b&u ook andere oorzaken. Vanuit het Rijk was sprake van een groei van 2½% mede als gevolg van het stimuleringspakket gericht op de infrastructuur. De positieve bijdrage van het Rijk aan de groei kon niet voorkomen dat de productie sterk kromp. Bezuinigingen bij de lagere overheden vanwege minder inkomsten uit het Gemeentefonds en bouwgrondexploitatie, 21

minder investeringen van bedrijven en de langdurige winterperiode zetten de gww-productie voor lagere overheden verder onder druk. Het onderhoud daalde iets minder dan nieuwbouw en herstel. In 2011 neemt de gww-productie met 1% af. Dit geldt zowel voor de nieuwbouw en herstel als voor het onderhoud. De opdrachten voor het Rijk en in beperkte mate bedrijven groeien naar verwachting, maar de gww-investeringen door de lagere overheden nemen met 3% verder af. In 2012 keert het beeld en laat de gww-productie een bescheiden groei zien van een ½%. De impulsen vanuit het Rijk vallen dan weg, en ook de budgetten van de lagere overheden laten weinig ruimte voor extra uitgaven, maar door het aantrekken van de nieuwbouwproductie in de b&u en de investeringen van bedrijven neemt de nieuwbouw en herstel in de gww toe met 1%. In de periode 2013-2016 groeit de nieuwbouw en herstel verder met gemiddeld 1½% per jaar. De opdrachten voor het Rijk nemen op middellange termijn af, maar de productie voor lagere overheden en bedrijven trekt nog wel verder aan. Het gww-onderhoud stabiliseert zich vanaf 2012 vrijwel op het niveau van 2011. Op middellange termijn neemt het onderhoud toe met een krappe ½%. Dit hangt samen met de teruglopende budgetten op de Rijksbegroting in combinatie met een licht verbeterende financiële positie van gemeenten. Het totale gww-productieniveau bedraagt aan het eind van deze jaren zo n 13,3 miljard (prijzen 2009) en ligt hiermee vrijwel weer op het niveau van voor de crisis (2008). Figuur 6 Gww-productie 1, 1999-2016, mld euro, prijzen 2009 Bron: CBS, EIB 22

Tabel 3 Regionale verdeling van de totale bouwproductie, 2009-2011, prijzen 2009 Niveau in mln euro Mutaties (%) 2009 1 2010 2 2011 2 2010 2 2011 2 Noord Groningen 1.933 1.660 1.700-14 2½ Friesland 2.162 1.760 1.810-18½ 3 Drenthe 1.507 1.310 1.265-13 -3½ Oost Overijssel 3.821 3.620 3.625-5½ 0 Flevoland 1.304 1.250 1.245-4 -½ Gelderland 7.825 7.025 7.110-10 1 West Utrecht 4.228 4.070 4.210-3½ 3½ Noord-Holland 8.445 7.625 7.965-9½ 4½ Zuid-Holland 14.306 13.155 12.995-8 -1 Zuid Zeeland 1.613 1.450 1.465-10 1 Noord-Brabant 9.225 7.975 8.155-13½ 2½ Limburg 3.691 3.200 3.180-13½ -½ Nederland 60.060 54.100 54.725-10 1 1 Voorlopige cijfers 2 Raming Bron: EIB De bouw regionaal Tabel 3 geeft een samenvatting van de verdeling van de totale bouwproductie over de provincies voor de periode 2009-2011. In de afzonderlijke hoofdstukken wordt de verdeling van respectievelijk de woningbouw, de utiliteitsbouw, onderhoud gebouwen en de gww-productie gegeven. Overigens zijn de regionale ontwikkelingen met meer dan de gebruikelijke onzekerheden omgeven. De gepresenteerde regionale verdeling van de totale bouwproductie is vooral gebaseerd op informatie uit voortgangsstatistieken en vergunningverleningen. Regio s hebben specifieke kenmerken. Voorbeelden daarvan zijn de bevolkingsomvang en opbouw, de samenstelling van de werkgelegenheid en de samenstelling van de gebouwenvoorraad. Op grond daarvan kennen ze een eigen ontwikkeling, die gevolgen heeft voor de bouwinspanningen. Bovendien kunnen door de overheid bepaalde ontwikkelingen wenselijk worden geacht, 23

Figuur 7 Totale krimp van de bouwproductie in de jaren 2009 en 2010 naar provincie, in procenten Bron: CBS, EIB die gevolgen hebben voor de gebouwde omgeving in een bepaalde regio. Via het ruimtelijk ordeningsbeleid, het verkeers- en vervoersbeleid en het regionaal economisch beleid draagt de overheid bij aan de randvoorwaarden waarbinnen de bouwproductie gerealiseerd kan worden. De meeste provincies ontwikkelen zich binnen een redelijke bandbreedte rondom de landelijke groei. Het beeld wordt in grote lijnen bepaald door de fasering van de effecten van de afzonderlijke bouwsectoren (zie de regionale verdeling in de afzonderlijke hoofdstukken). De verschillen in ontwikkelingen worden vooral veroorzaakt door de woning- en utiliteitsbouw. De verschillen bij het onderhoud en de gww zijn relatief beperkt. Opvallend is het beeld van de drie noordelijke provincies, waarbij in 2010 de bouwproductie scherper daalde, maar ook het herstel in 2011 sterker is. In Utrecht is de ontwikkeling van de bouwproductie in 2010 en 2011 relatief stabiel. Figuur 7 geeft de regionale spreiding weer van de totale krimp van de bouwproductie in de jaren 2009 en 2010. In de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland, Flevoland en Drenthe was de daling het grootst, terwijl de krimp in de provincies Groningen en Noord-Brabant relatief beperkt bleef. 24

Tabel 4 Werkgelegenheid in de bouw, 2009-2016, arbeidsjaren Dzd arbeidsjaren Jaarlijkse veranderingen 1 (%) 2009 2010 1 2010 2011 2012 2016 2 Werknemers 367 354-3½ -1½ ½ ½ Zelfstandigen 94 85-10 0 7½ 1½ Totaal bouwnijverheid 461 439-5 -1½ 1½ 1 Detachering/ uitzend 17 10-41 23 18 6 Totaal bouw 478 449-6 -1 2 1 gerelateerd 1 Raming 2 Gemiddelde jaarlijkse mutatie in de periode 2013-2016 Bron: CBS, EIB De arbeidsmarkt in de bouw De arbeidsmarkt in de bouw kenmerkt zich door een kern van vast personeel met een flexibele schil van zelfstandigen zonder personeel (zzp), uitzendkrachten en gedetacheerd personeel. De werkgelegenheid in de bouw is in navolging van de bouwproductie de afgelopen twee jaar scherp gedaald. Een deel van het productieverlies is opgevangen door een verlaging van de arbeidsproductiviteit. Ook is een aanzienlijk deel opgevangen door de flexibele schil van zzp ers, uitzendkrachten en gedetacheerd personeel, waardoor het verlies van werknemers in de bouw werd beperkt. De vraag naar hun diensten vanuit hoofdaannemers is sterk conjunctuurgevoelig. Op de inhuur van de flexibele schil kan sneller, eenvoudiger en goedkoper worden bezuinigd dan op het eigen personeel. Deze flexibele schil heeft in het afgelopen decennium sterk aan belang gewonnen en bedroeg in 2008 20% van de totale bouwgerelateerde werkgelegenheid, waardoor het verlies aan werknemers in relatie tot eerdere perioden met productieterugval relatief beperkt bleef. Nadat de aan de bouw gerelateerde werkgelegenheid al in 2009 met 2,4% terugliep, zakte de werkgelegenheid in 2010 naar verwachting verder weg met 6% (zie tabel 4). Het totale werkgelegenheidsverlies in beide jaren bedroeg 41.000 arbeidsjaren, waarvan 31.000 in de bouwnijverheid en 10.000 in de detachering- en uitzendbranche. Bij werknemers ging het om een verlies van 20.000 arbeidsjaren tegen 11.000 bij zelfstandigen. De schaarse cijfers over de ontwikkeling van het arbeidsvolume van zelfstandigen maakt het beeld over 2010 nog onzeker. De grootste klappen vielen in de deelsectoren b&u en overig. In de gww liep de werkgelegenheid in 2009 nog op, waardoor de werkgelegen- 25

heid hier in beide jaren in totaal met 4.000 arbeidsjaren terugliep. In 2011 zal met het aantrekken van de bouwproductie de werkgelegenheid in de bouwnijverheid stabiliseren. Als gebruikelijk bij een productieherstel zal in 2011 de werkgelegenheid van werknemers eerst nog iets teruglopen. Het zijn vooral het gedetacheerd personeel en de uitzendkrachten die als eerste van het herstel profiteren. Bedrijven zullen eerst deze flexibele schil benutten alvorens zij de verplichtingen van eigen personeel aan gaan. Ook in 2012 neemt de inzet van de flexibele schil weer sterk toe maar vlakt op middellange termijn af, waardoor het aantal arbeidsjaren van gedetacheerd personeel en uitzendkrachten 10% onder die van 2008 blijft steken. Voor de zelfstandigen zal pas in 2012 een verbetering van hun arbeidsmarktpositie optreden en zal hun werkgelegenheid met 6 duizend arbeidsjaren toenemen. Onzekerheid bestaat over de mate waarin ontslagen werknemers hun heil (moeten) gaan zoeken als toetredende zzp ers. Meer zzp ers betekent gemiddeld een lagere omzet per zzp er. In 2012 neemt de werkgelegenheid van werknemers voor het eerst weer bescheiden toe. Na 2012 zal de historische trend naar relatief meer zzp ers doorzetten, waardoor de groei met 1½% iets sterker is dan die bij de werknemers. Onzekerheden De ramingen zijn met meer dan gebruikelijke onzekerheid omgeven. Uitgangspunt voor de ramingen is het meest recente economische beeld voor Nederland van het CPB. Het herstel in 2011 en de daaropvolgende jaren is met onzekerheid omgeven. De grootste onzekerheid betreft de kracht van het herstel. Grote eurolanden als Duitsland en Frankrijk laten een krachtig herstel zien, maar de dreiging komt vooral van de financiële onrust in het eurogebied door de crisis rond de staatschuld van Griekenland en Ierland, die zich kan uitbreiden naar andere Europese landen. Ook is het mogelijk dat het vertrouwen van huishoudens met het aantrekken van de arbeidsmarkt herstelt, en dat hun bestedingen weer terugkeren naar gebruikelijke niveaus en zelfs gaan ontsparen. Dit zal het herstel versterken. Deze ontwikkelingen kunnen het economisch beeld voor Nederland veranderen en daarmee ook het beeld voor de bouwnijverheid. Naast onzekerheden ten aanzien van de algemene economische uitgangspunten spelen voor de bouwnijverheid ook specifieke onzekerheden een rol bij de ramingen. Zo zijn de beleidsmaatregelen van de overheid om de bouwproductie te stimuleren bij de ramingen meegenomen, maar de doorwerking van de maatregelen is met onzekerheid omgeven. Wel geldt voor belangrijke categorieën van de bouwproductie dat er van veel voorlopige indicatoren gebruik kan worden gemaakt. Orderportefeuilles, vergunningen en vastgestelde overheidsbudgetten bieden belangrijke informatie voor de toekomst. Op middellange termijn bestaat er onzekerheid in welke mate de voorgenomen bezuinigingen bij het Rijk en andere overheden doorwerken in de bouwgerelateerde investeringen. 26

1 Inleiding 1.1 Algemeen De Verwachtingen bouwproductie en werkgelegenheid 2011 biedt bouwbedrijven en andere partijen in de bouwkolom inzicht in het herstel van de productie en werkgelegenheid van de bouwsector in de periode 2011 2016 na twee jaren van productieterugval. Algemene en gespecialiseerde bouwbedrijven, projectontwikkelaars, toeleveranciers, financiers en overheden kunnen hiermee hun bedrijfsvoering en strategische beslissingen op de sterk veranderende ontwikkelingen aanpassen. In dit rapport wordt voor de verschillende deelmarkten binnen de bouw gedetailleerd ingegaan op de vooruitzichten op de korte en de middellange termijn. Het gaat daarbij om combinaties van soorten werk en types bouwproduct. De volgende hoofdcategorieën worden onderscheiden: nieuwbouw van woningen; herstel en verbouw van woningen; onderhoud van woningen; nieuwbouw van utiliteitsgebouwen; herstel en verbouw van utiliteitsgebouwen; onderhoud van utiliteitsgebouwen; investeringen in infrastructuur; onderhoud van infrastructuur; externe onderaanneming. Het begrip bouwproductie In dit rapport wordt de ontwikkeling van de binnenlandse bouwproductie beschreven. Met bouwproductie wordt bedoeld de productie van bedrijven uit de bedrijfstak bouwnijverheid en bouwinstallatiebedrijven. Dit is bedrijfstak 45 (F) uit de Standaard Bedrijfsindeling 1993 (SBI 93) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. 1 Deze bedrijfstak bestaat uit de volgende onderdelen: bouwrijp maken; burgerlijke en utiliteitsbouw (b&u), algemeen en gespecialiseerd; grond-, water- en wegenbouw (gww of infrastructurele bouw), algemeen en gespecialiseerd; bouwinstallatie (loodgieters, werktuigbouwkundige installateurs, elektrainstallateurs); afbouw (schilders, stukadoors, wand- en vloerafwerking, aftimmeren); verhuur van bouwmachines met personeel. 1 In de nieuwe bedrijfsindeling van het CBS (SBI 2008) valt ook de productie van projectontwikkelaars onder de bedrijfstak Bouwnijverheid. In deze publicatie wordt de productie van projectontwikkelaars buiten beschouwing gelaten. 27

Het productiebegrip is gedefinieerd als de bruto toegevoegde waarde van de bedrijven (lonen, winsten, afschrijvingen) plus het verbruik van materialen en materieel. Het gaat hier om het bedrijfstakconcept. In deze definitie blijven zwartwerk, doe-het-zelfwerk en bouwkundige werkzaamheden van niet-bouwbedrijven (zoals bijvoorbeeld onderhoudsdiensten van woningcorporaties) buiten beschouwing. Dit in tegenstelling tot het brancheconcept, waarin dergelijke werkzaamheden wel zijn opgenomen. Cijfers die zijn gebaseerd op het laatstgenoemde concept, komen aanzienlijk hoger uit. Het EIB gebruikt branchecijfers bijvoorbeeld voor de vergelijking met de bouwproductie in andere landen. 2 Alle productiebedragen zijn genoteerd in vaste prijzen van 2009, het meest recente realisatiejaar van de CBS Nationale rekeningen statistieken. De ontwikkelingen en de prognoses hebben betrekking op het volume van de productie. Als bijvoorbeeld een groei wordt geraamd van 3% is daar niet de bouwkostenstijging bij inbegrepen. Als deze 2% bedraagt, komt de omzetgroei dus globaal uit op 5%. Figuur 1.1 De bouwproductie naar sector, procentuele verdeling, 2009 Bron: CBS Verhoudingen In figuur 1.1 is aangegeven hoe de totale bouwproductie over de verschillende onderdelen van de bouwproductie in 2009 was verdeeld. Hierbij zijn voor de 2 Zie Euroconstruct, The Construction Market in Europe, Budapest, december 2010. 28

investeringen in woningen, utiliteitsgebouwen en gww-werken de nieuwbouwen herstel- en verbouwactiviteiten samengenomen. De investeringen zijn goed voor ruim 70% van de bouwproductie. Het onderhoud neemt een kwart voor zijn rekening. De restpost externe onderaanneming bestaat uit werkzaamheden van bouw- en bouwinstallatiebedrijven die in onderaanneming zijn uitgevoerd voor partijen buiten de bouw. Het gaat daarbij vooral om werk voor projectontwikkelaars die zelf als hoofdaannemer van werken optreden. Binnen deze hoofdcategorieën worden weer deelmarkten onderscheiden die afzonderlijk voor de ramingen worden onderscheiden. Het gaat hierbij om deelmarkten naar het soort bouwproduct (bijvoorbeeld koop- of huurwoningen, agrarische gebouwen, kantoren) of naar het soort opdrachtgever (bijvoorbeeld rijk of gemeenten, privaat of publiek). 1.2 Achtergronden Conjunctuur De ontwikkeling van de bouw kent een duidelijke samenhang met de conjunctuur. Als indicator voor de conjunctuur geldt de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). Het zijn vooral de nieuwbouw en, in mindere mate, de herstel- en verbouwactiviteiten in de b&u die zeer conjunctuurgevoelig zijn. De gww-productie en het onderhoud van gebouwen zijn minder conjunctuurgevoelig. Figuur 1.2 De ontwikkeling van de economie, de bedrijfsinvesteringen en de bouwproductie, 2002-2010, jaarlijkse mutaties in procenten Bron: CBS, CPB, EIB 29

Nadat de wereldwijde recessie in het derde kwartaal van 2008 intrad en halverwege 2009 het dieptepunt werd bereikt, was afgelopen jaar vooral het jaar van herstel van de wereldeconomie. Na een krimp van 3,9% in 2009 groeide de Nederlandse economie in 2010 naar verwachting van het Centraal Planbureau met 1¾%. 3 Forse wereldwijde ingrepen in de financiële sector, internationaal gecoördineerde herstelpakketten en het laten werken van automatische stabilisatoren maakten dit herstel mogelijk. Net als ons omringende landen zette in Nederland het herstel zich in het derde kwartaal van 2009 in. De Nederlandse economie realiseerde in het derde kwartaal van 2010 een groei van 1,8% ten opzichte van het derde kwartaal in 2009. Weliswaar was in het derde kwartaal sprake van een lichte daling ten opzichte van het voorafgaande kwartaal, maar dit kwam vooral doordat de voorraden nauwelijks verder zijn aangevuld en er minder gas werd uitgevoerd. De consumptie van huishoudens en de investeringen in woningen droegen niet bij aan deze groei. Door de inkomensonzekerheid stellen huishoudens grote bestedingen uit en zijn meer gaan sparen. De groei werd vooral gerealiseerd door meer uitvoer, waar vooral de industrie van profiteerde. Voor komend jaar verwacht het CPB dat de Nederlandse economie met 1½% verder zal groeien. Dit herstel is in het licht van de grote terugval in 2009 bescheiden. Ondanks de aantrekkende arbeidsmarkt gaat het CPB er van uit dat de gezinnen ook in 2011 blijven sparen, mede om het vermogensverlies van de afgelopen jaren enigszins op te vangen. Door bezuinigingen en het aflopen van het stimuleringspakket zullen in 2011 de overheidsbestedingen niet aan de groei bijdragen. De werkgelegenheid groeit in 2011 met ¾%, waardoor de werkloosheid licht kan teruglopen tot gemiddeld 5%. Op middellange termijn verwacht het CPB ook geen duidelijk herstel, maar blijft de groei steken op gemiddeld 1½% per jaar. De bouw in Europa De bouw is een vooral op de binnenlandse vraag georiënteerde bedrijfstak met beperkte grensoverschrijdende activiteiten. Dit betekent niet dat de ontwikkelingen in de door ons omringende landen zonder betekenis zijn voor de Nederlandse bouw. Toeleveranciers van een aantal bouwmaterialen opereren wel op Europese schaal, waardoor afzetontwikkelingen in andere Europese landen ook gevolgen kunnen hebben voor die in Nederland. Ook zijn de grote bouwconcerns in ons land internationaal georiënteerd; grofweg een derde van hun concernomzet wordt behaald in het buitenland. 4 Dit levert vooral werk op voor lokale buitenlandse onderaannemers en/of werkmaatschappijen. Een deel van de buitenlandse omzet heeft betrekking op werk in Duitsland of België binnen een betrekkelijk korte afstand van de eigen vestiging. Voor bedrijven uit de grensstreken biedt het bouwen over de grens een serieus alternatief. In figuur 1.3 zijn de vooruitzichten voor de verschillende onderdelen van de bouwmarkt in de andere landen van het Euroconstructgebied 5 samengevat. 3 Zie CPB, Decemberraming 2010, CPB-nieuwsbrief 2010/4. 4 In 2009 kwam 35% van de omzet van grote Nederlandse bouwconcerns uit het buitenland. (Bouwconcerns in beeld 2009-2010, EIB: Amsterdam). 5 Het Euroconstructgebied omvat: Oostenrijk, België, Tsjechië, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Hongarije, Ierland, Italië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Slowakije, Spanje, Zweden, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. 30