Schrijven 4 Een uitgeschreven toespraak is een handig hulpmiddel bij presentaties en een probaat middel tegen spreekangst. Maar zo n toespraak moet wel natuurlijk klinken en de relatie met het publiek mag niet in het geding komen. Hoe schrijft u zo n toespraak? De volgende bladzijden geven uitsluitsel. OPZET VAN EEN SPEECH 22 4.1 Opzet van een speech 4.2 Zinsbouw 4.3 Woordkeus 4.4 Opening 4.5 Afsluiting 4.1 Opzet van een speech Begin met een beeld te vormen van uw luisteraars hun achtergrond en verwachtingen en ga na wat uw centrale boodschap moet zijn. Schrijven vanuit een vraag werkt beter. Probeer uw toespraak of presentatie te zien als een antwoord op een vraag. Maak eerst een lijstje met ideeën aan de hand van trefwoorden. Probeer vervolgens een globale inhoudsopgave op te stellen. Schrijf de argumenten op waarmee u denkt uw publiek te overtuigen. Geef deze argumenten een centrale plaats in uw presentatie.
Zorg voor een begin waarmee u de luisteraars in de goede stemming brengt. Een verwijzing naar de gezamenlijk situatie, de actualiteit of een anekdote kan daarvoor handig zijn. Uw publiek luistert beter als het weet wat er gaat komen. Geef dus in het begin een globale schets van de inhoud. Houd bij het maken van een opzet de retorische indeling in uw achterhoofd: 1 Exordium, interesse wekken en publiek gunstig stemmen; 2 Narratio, uw onderwerp uiteen zetten en plaatsen; 3 Argumentatio, de verdediging van uw standpunt; 4 Peroratio, samenvatting en uitsmijter. Uw publiek kan uw toespraak niet nog eens rustig nalezen. Zorg daarom voor voldoende herhalingen en samenvattingen. ZINSBOUW Bouw voldoende mogelijkheid in voor improvisaties en aanpassingen. Zorg ervoor dat uw geschreven tekst geen keurslijf wordt. 4.2 Zinsbouw Houd het kort. Gebruik niet meer woorden dan u nodig hebt. 23 Zorg voor zinnen die goed zijn uit te spreken. Vermijd lange zinnen; houd een maximum aan van 30 woorden. Het komt het ritme van uw toespraak ten goede, als een lange zin wordt gevolgd door één of meer kortere. De luisteraar moet de boodschap in één keer begrijpen. Als u een zin ingewikkeld vindt, herschrijf hem dan.
Een toespraak moet natuurlijk klinken. Schrijf dus niets op, wat u niet op dezelfde manier zou zeggen. Zorg voor actief taalgebruik en vermijd het gebruik van de lijdende vorm ( worden ). Gebruik werkwoorden actief en vermijd naamwoordstijl (niet Het organiseren gebeurt door mij, maar ik organiseer ). Zet de kern van de zin voorop; schrijf geen zinnen met een lange aanloop. WOORDKEUS Spreek uw publiek aan met u maar niet te vaak. Gebruik af en toe rechtstreekse vragen om uw luisteraars bij de toespraak te betrekken. Kleine versprekingen, onderbrekingen en dergelijke, maken een natuurlijke indruk. 4.3 Woordkeus 24 Gebruik zo veel mogelijk woorden die in de spreektaal voorkomen. Dus niet thans, heden en vanwege, maar nu, vandaag en daarom. Lees uw toespraak van te voren een paar keer hardop voor en verander woorden die onnatuurlijk klinken. Probeer een positieve toonzetting te hanteren en zet liever de oplossing dan het probleem centraal. Denk aan het verschil tussen een halfvol en een halfleeg glas. Spreek uw publiek van tijd tot tijd aan en betrek ze bij de toespraak.
Gebruik zo veel mogelijk concrete woorden en vermijd abstracties als structuur, informatiestromen of deregulering. Vermijd modieus taalgebruik (inkomensplaatje, automatiseringsgebeuren). Gebruik alleen jargon als uw publiek uit vakgenoten bestaat. Leg een nieuw begrip uit als u niet weet of uw publiek dit begrip kent. Zorg voor voldoende variatie in uw woordkeus. Gebruik een synoniemenwoordenboek of de thesaurus van uw tekstverwerker. Spreken in beelden (metaforen, vergelijkingen, analogieën) zorgt voor verlevendiging. OPENING 4.4 Opening Begin uw speech en presentatie met een korte stilte, waarbij u zelfverzekerd het publiek aankijkt. Als u in feite erg nerveus bent, tel dan in stilte tot vijf en suggereer op die manier dat u onverstoorbaar bent. Vermijd zenuwachtig gegiechel en verontschuldigingen. Maak geen zelfrelativerende opmerkingen die de indruk wekken dat de spreekgelegenheid, uw boodschap, uw publiek of uzelf eigenlijk niet erg belangrijk zijn. 25 De opening dient om aandacht te trekken en goodwill te creëren. Een opvallende opening moet relevant zijn. Anders wacht het publiek op een ontknoping. Maak daarom duidelijk wat het verband is met de rest van de uiteenzetting.
Vijf strategieën om te openen: 1 Begin met een beeld dat een duidelijke emotie oproept. 2 Vertel een anekdote of verhaaltje. 3 Spreek het publiek rechtstreeks aan. 4 Begin met iets schokkends. 5 Open met een paradox of een raadsel. Openingen die het moeten hebben van het effect, moeten nauwkeurig worden geformuleerd en grondig worden ingestudeerd. Citaten moeten daarom wellicht in spreektaal worden omgezet. AFSLUITING Leg uit hoe uw opmerkelijke begin een inleiding vormt op het onderwerp waarover u het wil hebben. Leg uit wat u in de uiteenzetting gaat zeggen en doen, zodat het publiek weet waaraan het zich kan verwachten. Als u opent met een vraag aan het publiek, zorg dan dat u op elk mogelijk antwoord zo kunt reageren dat uw doel ermee gediend is. Houd er altijd rekening mee dat de zaal niet noodzakelijk zo reageert als u had voorspeld of gehoopt. 4.5 Afsluiting 26 Zorg ervoor dat uw toespraak niet als een nachtkaars uitdooft. Bereid uw publiek voor op de naderende afronding; dit vergroot de aandacht. Wat het laatste gezegd wordt, wordt vaak het beste onthouden. Vat daarom aan het slot of direct vóór het slot de hoofdpunten van uw betoog kort samen. Houd het kort. Als u aankondigt af te sluiten, sluit dan ook af. Vermijd het Beethoven-einde en het Heintje Davidseffect.
Een afsluiting kunt u verlevendigen door gebruik te maken van een anekdote of een citaat. Deze afsluiting is onder meer handig bij gelegenheidstoespraken, lezingen, tafelspeeches en verenigingstoespraken. Bij feestelijke toespraken in de persoonlijke sfeer (bijvoorbeeld huwelijkstoespraken, afscheidstoespraken en toespraken bij verjaardagen) is het zinvol om af te sluiten met een heilwens. Deze heilwens kan vergezeld gaan van een toost. Als u uw publiek ter afsluiting iets mee wilt geven om over na te denken, kunt u afsluiten met een metafoor of met een paradox. Ook kunt u kiezen voor een filosofische afsluiting. Bij betogende toespraken is het belangrijk dat de inhoud centraal blijft staan. U kunt in zo n geval afsluiten met een conclusie of met een samenvatting van uw betoog. Ook herhaling is bij een dergelijke afsluiting een goed middel. AFSLUITING Bij openingstoespraken is het een goed idee om te eindigen met een blik op de toekomst. Als u in een toespraak én de belangrijkste punten wilt terughalen én met vuurwerk wilt afsluiten, kunt u kiezen voor een dubbele afsluiting. U geeft dan eerst een samenvatting, en gebruikt een citaat, een anekdote of een pakkende uitspraak voor het eigenlijke slot. 27