6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod Opgave 1 a Noem vier factoren die bij een gegeven prijsniveau tot een verandering van de Effectieve Vraag kunnen leiden. b Met welke (macro-economische) instrumenten zou de overheid de bestedingen kunnen proberen te vergroten? c Noem twee hoofdoorzaken van inflatie. Opgave 2 De geaggregeerde vraag (GV) en het korte termijn geaggregeerde aanbod (KTGA) van een economie kunnen worden afgebeeld in een grafiek met op de horizontale as het reëel nationaal product en op de verticale as het algemeen prijspeil. a Verklaar het dalende verloop van de geaggregeerde vraagcurve (GV). b Verklaar het stijgende verloop van de korte termijn geaggregeerde aanbodcurve (KTGA). c Verklaar waarom de KTGA-curve steeds steiler gaat verlopen naarmate het nationaal inkomen groter wordt. d Wat zijn de gevolgen voor de GV-curve en de ontwikkeling van de economie, als de bestedingen toenemen onder invloed van een belastingverlaging? e Wat zijn de gevolgen van een stijging van de prijzen van productiefactoren voor de KTGA-curve en de ontwikkeling van de economie? Opgave 3 Voor een open economie geldt het volgende model: EV = C + I + O + Ex Im EV = effectieve vraag (volume) C = 0,5(Y B) C = consumptie (volume); B = belasting (volume) I = 100 I = investeringen (volume) O = 70 O = overheidsbestedingen (volume) B = 120 B = belasting (volume) Ex = 250 80 P Ex = export (volume) Im = 0,4 Y + 10 P Im = import (volume) Y = EV Y = reëel nationaal inkomen (d.w.z. in constante prijzen) a Beredeneer het verband tussen export, import en algemeen prijspeil. b Stel dat voor P = 1. Teken in een figuur de effectieve vraag als functie van het nationaal inkomen en bepaal de evenwichtswaarde van het nationaal inkomen. c Stel dat het algemeen prijspeil stijgt tot P = 2. Teken in uw figuur onder b. de nieuwe effectieve vraagcurve en bepaal wederom de evenwichtswaarde van Y. Macro-economie en stabilisatiepolitiek Opgaven 1
d Teken op basis van uw antwoorden onder b en c in een aparte figuur het (lineaire) verband tussen P en Y. e Het gevonden verband tussen P en Y de geaggregeerde vraagcurve kan desgewenst ook rechtstreeks worden verkregen door de algemene oplossing van het model te berekenen. Ga dit na. Opgave 4 De vraagzijde van een economie is als volgt beschreven: EV = C + I + O EV = effectieve vraag (volume) C = 0,8Y 100P C = consumptie (volume) I = 100 I = investeringen (volume) O = 400 O = overheidsbestedingen (volume) Y = EV Y = reëel nationaal inkomen De resulterende GV-curve is hieronder getekend, samen met een KTGA-curve die de aanbodkant van de economie beschrijft. a Verklaar het negatieve verband tussen de consumptie en het algemeen prijspeil P. b Het verband tussen de werkgelegenheid in personen (L) en het reëel nationaal inkomen (Y) luidt: L = 4000Y. Gesteld dat men de werkgelegenheid wil optrekken tot 6 miljoen personen door verhoging van de overheidsbestedingen (O), met hoeveel moet Y dan stijgen? wat is het bijbehorende prijspeil? met hoeveel moet O dan stijgen? c Teken de nieuwe GV-curve die een zodanige Y oplevert dat L gelijk is aan 6 miljoen. 2 Macro-economie en stabilisatiepolitiek Opgaven
d Geef ten aanzien van door u onder b berekende verhoging van de overheidsbestedingen aan wat het verschil is tussen het simpele en het uiteindelijke multipliereffect. Opgave 5 De geldmarkt van een economie wordt beschreven door: MV = 50P 5r MA = 25 MV = gevraagde hoeveelheid geld MA = aangeboden hoeveelheid geld r = rentestand (in %) a Teken de geldvraag en het geldaanbod in figuur 1, als bekend is dat voor het algemeen prijspeil geldt: P = 1. Wat is de rentestand in de economie? Figuur 1 De vraagzijde van de economie wordt beschreven door: EV = C + I + O EV = effectieve vraag (reëel) C = 0,6Y + 20 C = particuliere consumptie (reëel) I = 80 10r I = particuliere investeringen (reëel) O = 50 O = overheidsbestedingen (reëel) Y = EV Y = nationaal inkomen (reëel) b Teken de effectieve-vraaglijn in figuur 2 en bepaal de bijbehorende evenwichtswaarde van het nationaal inkomen. Tot slot wordt de interactie tussen geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod beschreven. Uit bovenstaande vergelijkingen voor de geldmarkt en de vraagzijde van de economie kan de geaggregeerde vraagcurve (GV) worden afgeleid. Deze luidt: Y = 500 250P Verder geldt voor de korte termijn geaggregeerde aanbodcurve (KTGA): Y = 250P c Teken de GV- en KTGA-curven in figuur 3 en ga na dat de economie in een macroeconomisch evenwicht op korte termijn verkeert. Macro-economie en stabilisatiepolitiek Opgaven 3
Figuur 2 Figuur 3 Stel nu dat voor het potentieel nationaal inkomen geldt: Y* = 300, en dat de centrale bank besluit de economie te stimuleren via een vergroting van het geldaanbod met 10. d Bepaal in figuur 1 het effect van deze vergroting van het geldaanbod op de rentestand, ceteris paribus. e Welke gevolgen heeft de rentedaling onder d. voor de investeringen? Breng de toename van de effectieve vraag tot uitdrukking in figuur 2. f Beredeneer dat de toename van de effectieve vraag onder e in figuur 3 tot een verschuiving van de GV-curve naar rechts leidt. Met welk bedrag? g Leg uit dat de doelstelling van prijsstabiliteit in gevaar komt. h Bij welke waarde van het algemeen prijspeil treedt opnieuw een macro-economisch evenwicht op korte termijn in? 4 Macro-economie en stabilisatiepolitiek Opgaven
Hoe hoog zijn dan de rentestand, de omvang van de investeringen en het reëel nationaal inkomen? i Kan in deze economie met monetaire politiek volledige werkgelegenheid worden bereikt? Macro-economie en stabilisatiepolitiek Opgaven 5