Natuurlijke selectie Versie 2008 Vragen bij COO Belangrijke begrippen 1................... is de bijdrage per individu van een genotype aan het aantal individuen in de volgende generatie. 2. De.................. heeft de waarde één min................... 3. Levenskans en aantal eieren zijn................... 4................... leidt tot verhoging van de frequentie van het genotype met de hoogste................... 5. Onafhankelijke combinatie van gameten met verschillende allelen leidt tot................... 6. De overleving over een jaar geeft voor een langlevend organisme de.................. voor dat jaar. 7. Zonder selectie blijft in een grote populatie de.................. over de generaties constant. 8. Fitness-verschillen leiden binnen één generatie tot verandering in...................
Fitness-componenten 9. Geef in het schema aan op welke overgangen in de sexuele levenscyclus de volgende vijf constateringen van toepassing zijn (tussen haakjes staat de naam van de bijbehorende fitness-component): Sommige partnercombinaties krijgen meer nakomelingen dan andere. (fecunditeit) Sommige individuen produceren meer gameten dan andere individuen. (fertiliteit) "Sommige gameten zijn succesvoller." (gametic selection) "Sommige individuen overleven beter dan andere." (viability) "Sommige partners kiezen andere partners dan andere, of krijgen / veroveren / verwerven meer partners dan andere." (sexual selection)
Fitness en partiële fitness 10. Bij het twee-stippig lieveheersbeestje Adalia bipunctata komen twee vormen voor. Rode en zwarte lieveheersbeestjes werden gemonsterd voor en na de winter. VulDit leverde de volgende gegevens in voor de overleving in de winter: Winter-overleving Adalia bipunctata Vorm voor na % overleving Zwart Rood Totaal Treedt gedurende de winter selectie op, en zoja, ten gunste van welk fenotype? 11. Bereken de relatieve partiële fitness van de kevers: Zwart: Rood: 12. Je kunt het volgende constateren: - er is een verschil in eigenschap (zwart of rood) en - hieraan is een verschil in fitness gerelateerd. Waarom fitness gerelateerd is aan verschil in fenotype, is niet onmiddellijk te zeggen. Dat vereist nader onderzoek naar het oorzakelijk verband tussen fenotype en fitness. Er is hier mogelijk sprake van evolutie door natuurlijke selectie. Wat moet je nog meer weten om te kunnen stellen dat er hier sprake is van evolutie door natuurlijke selectie? 13. Geef van de volgende vier uitspraken aan of je op grond van deze gegevens dit verwacht waar te nemen in de loop van de generaties. "Het allel voor rood neemt in frequentie toe. "De koude-resistentie van zwart zal door selectie op kleur toenemen." "De polymorfie is stabiel en blijft gehandhaafd." "Selectie op kleur leidt tot een steeds hogere overlevingskans van rood."
14. Monstering leverde gegevens voor de voortplanting in de zomer. Vul deze hier in: Voortplanting Adalia bipunctata Vorm voorjaar najaar % toename Zwart Rood Totaal Bereken de relatieve partiële fitness van de kevers: Zwart: Rood: 15. Monstering leverde de absolute en relatieve partiële fitness op voor beide vormen gedurende de winter en de zomer. Vul deze hieronder in: Fitness Adalia bipunctata partiële fitness relatieve partiële fitness vorm winter zomer winter zomer zwart rood Bereken de fitness van rode en zwarte Adalia's over het hele jaar. Zwart: Rood: 16. Bereken de relatieve fitness van rode en zwarte Adalia's over het hele jaar. Zwart: Rood: 17. Geef van de volgende vier uitspraken aan of je op grond van deze gegevens dit verwacht waar te nemen in de loop van de generaties. "Het allel voor rood neemt in frequentie toe." "Er kunnen de volgende vijf jaar andere fitnessen waargenomen worden." "De polymorfie is stabiel en blijft gehandhaafd." "De fitness van een Adalia genotype (RR, Rr, rr) is onafhankelijk van het milieu."
Absolute en relatieve fitness 18. Malaria is één van de ernstigste ziekten van de mensheid: miljoenen mensen lijden aan malaria, en de ziekte is bijna niet te genezen. Malaria wordt over gebracht door muggen. Deze werden bestreden met insecticiden. De populatie muggen werd echter resistent voor insecticide: er bleek geselecteerd te zijn voor resistente muggen. Insecticide resistentie erft monogeen over: één locus (gen) geeft resistentie tegen één insecticide. Het allel voor resistent geeft men aan met R, het allel voor gevoelig met r. Zet in deze tabel de relatieve fitness van de homozygoot resistente muggen (RR) ten opzichte van de homozygoot gevoelige (rr), voor verschillende insecticiden. Fitness malaria-mug Anophelus culefacies, genotype RR ten opzichte van rr Soort Anopheles A. culefacies Insecticide DDT Dieldrin Relatieve fitness met insecticide zonder insecticide Stel dat de fitness van het gevoelige genotype is als in de volgende tabel: genotype met zonder Dieldrin insecticide rr 10 100 RR Bereken de twee fitnesses voor RR van Dieldrin en vul ze hierboven in. 19. In welk milieu is het aantal nakomelingen van rr het hoogst? 20. In welk milieu is het aantal nakomelingen van RR het hoogst? 21. In welk milieu is het relatieve aantal nakomelingen van rr ten opzichte van RR het hoogst? 22. In welk milieu is het relatieve aantal nakomelingen van RR ten opzichte van rr het hoogst? 23. Wat gebeurt er met de gemiddelde relatieve fitness in de populatie bij spuiten? 24. Voor spuiten bevat een muggenpopulatie zeker een miljoen muggen. Wat zal het genotype van de grote meerderheid van de muggen zijn? 25. Een muggenpopulatie bevat zeker een miljoen muggen. Er is resistentie tegen insecticiden opgetreden. Was er voor het spuiten met insecticiden variatie in de populatie?
. 26. Wat gebeurt er tijdens de bestrijding van muggen met gif? 27. Wat gebeurt er met de frequentie resistente muggen als je stopt met spuiten? 28. Welk genotype neemt sneller toe? Allelfrequenties 29. Stel je een populatie voor van asexuele organismen. Hun leven begint als jong organisme. Ze groeien uit tot volwassen organismen, die nakomelingen produceren. Hieruit groeien weer nieuwe individuen. In een populatie van asexuele organismen komen twee typen voor. Deze typen kunnen verschillen in twee fitness-componenten (vul deze in): v = viability (overleving van jong individu tot adult) F = fecunditeit (aantal geproduceerde nakomelingen) Type 1 Type 2 beginaantal 250 250 v aantal adulten F aantal nakomelingen W w W = absolute fitness w = relatieve fitness Vul in de tabel hierboven het aantal adulten in. 30. Vul in de tabel hierboven het aantal nakomelingen in. 31. Vul in de tabel hierboven de abolute fitness voor beiden in. 32. Vul in de tabel hierboven de relatieve fitness in van beiden ten opzichte van elkaar.
33. Stel je een populatie voor van sexuele organismen. Hun leven begint als zygote. Ze groeien uit tot volwassenen, die gameten produceren. Deze versmelten tot zygoten, waaruit weer nieuwe individuen groeien. In een populatie van sexuele organismen komen drie genotypen voor. Deze typen kunnen verschillen in twee fitness-componenten (vul deze in): v = viability (overleving van zygote tot volwassene) F = fecunditeit (aantal geproduceerde gameten) sexueel organisme type AA type Aa type aa aantal zygoten 250 250 250 v aantal adulten F aantal gameten W (absolute fitness) W (relatieve fitness) frequentie in f 0 frequentie in f 1 W = absolute fitness w = relatieve fitness Vul in de tabel hierboven het aantal adulten in. 34. Vul in de tabel hierboven het aantal gameten in. 35. Vul in de tabel hierboven de absolute fitness in. 36. Vul in de tabel hierboven de relatieve fitness in van de genotypen ten opzichte van elkaar. 37. Wat is de allelfrequentie van allel A voor selectie? 38. Wat is de uiteindelijke allelfrequentie van allel A na selectie? 39. Vul in de tabel hierboven de genotype-frequentie in voor en na selectie.
40. In een populatie van sexuele organismen komen drie genotypen voor. De fitnessen van deze genotypen zijn: sexueel organisme type AA type Aa type aa W (absolute fitness) W AA W Aa W aa De allelfrequentie van A in generatie 0 is p; die van a is q (1-p). Door selectie verandert de allelfrequentie. Deze kan veranderen tot: - alleen allel A over is (p=1) - alleen allel a over is (q=1) - een stabiele evenwichtsfrequentie waarin beide allelen samen voortbestaan. Wat is de eindsituatie als W AA > W Aa > W aa W AA > W Aa = W aa W AA = W Aa > W aa W AA < W Aa < W aa W AA < W Aa = W aa W AA = W Aa < W aa W AA < W Aa > W aa